Datum: 5 apr. 2015 (wk 14) 09:30 Kompas Votum / zegengroet Sela "Onze hulp en onze verwachting" Openingslied GKB 99 : "U zij de glorie" wet cf. NCC Lied na de wet Sela "Wees bij ons" Gebed om opening Gods Woord Kinderlied Elly en Rikkert "Hij is opgestaan" 1e schriftlezing Johannes 20 : 19-23 Lied na de schriftlezing 1 GKB 64 "Vrede zij u." 2e schriftlezing Johannes 20 : 21-31 Lied na de schriftlezing 2 Psalm 2 : 3 en 4 Tekst Johannes 20 : 29 Preek Amenlied na de Preek GKB 95 "Daar juicht een toon" Collecten Gebed over Preek en Voorbeden Slotzang Zegen: o.m. voor André Bosman Opwekking 710 Zegenlied Intro: Niet zien en toch geloven Niet zien en toch geloven. Hoe is dat voor je? In ons dagelijks leven kunnen we genoeg voorbeelden verzinnen, die duidelijk maken dat dit niet zo gemakkelijk is. - Je hebt een boswandeling gemaakt, in je eentje, en op een open plek in het bos zag je wel 20 reeën bij elkaar. Als je thuiskomt en het verhaal enthousiast vertelt, zegt je broer: weet je het wel zeker? Waren het er wel echt twintig? - Je hebt een karper van 75 centimeter gevangen, en je dat weet je zeker. Je hebt hem nagemeten. Maar helaas, je was je iphone vergeten. Geen bewijs, en dus ook weinig geloof. - Een nieuwe werkgever belooft je een vet salaris en prachtige carrièrekansen. Een spaarpolis belooft gouden bergen, na 20 jaar. Hoe geloofwaardig is dat? Eerst zien en dan geloven, denk je dan. En anders je vrouw wel. En dan het verhaal van Pasen... Een dode, die opstaat uit het graf? En dat geloof jij zomaar? Een ongelofelijk verhaal Het paasevangelie vertelt een ongelofelijk verhaal. Ongelofelijk mooi, dat zeker. Maar ook nauwelijks te geloven. 1 / 5
En, dat geldt niet alleen voor ons, die tweeduizend jaar later leven. Het geldt ook voor de mansen die er toen zelf bij waren. Lees de vier evangeliën er maar eens op na. Je komt voortdurend ongelovigen tegen. Mensen die niet kunnen geloven wat ze anderen horen vertellen. En daarbij kun je dan het volgende patroon ontdekken: Iemand krijgt te horen dat Jezus is opgestaan. De allereerste mensen horen het van een engel, een hemelse boodschapper. In enkele gevallen leidt dat getuigenis tot geloof. De vrouwen bijvoorbeeld, die geloven het blijde nieuws. En wanneer ze het nieuws hebben geloofd, en op weg gaan om aan anderen te vertellen, komen ze onderweg Jezus zelf tegen. Die verschijning is dus niet de bron van hun geloof, maar de bevestiging. Maar, wanneer ze het verhaal vervolgens gaan doorvertellen, worden ze niet geloofd. De eerste Paasdag is vol ongeloof en wantrouwen. Gesloten harten en gesloten deuren, Angst overheerst. Dat is de realiteit. Maar we zien gelukkig ook iets anders. We zien dat Jezus dit ongeloof ook persoonlijk doorbreekt. Daar waar de menselijke verhalen niet worden geloofd, en waar mensen niet zelfstandig tot geloof komen, daar verschijnt hij zelf in hun midden. Ook dan ontstaat er een herkenbaar patroon. Als hij verschijnt, stelt hij het gebrek aan geloof steeds aan de orde. Confronterend. Hij verwijt de apostelen hun hardnekkig ongeloof, hij verwijt de Emmausgangers hun gebrek aan inzicht. Maar hij levert ook het tastbare bewijs dat hij leeft en dat hij het echt zelf is, die weer terug is gekomen uit de dood. Waar zij leven in angst, zorg en wantrouwen, brengt de opgestane Jezus vrede. "Vrede zij u." En dan zie je naast geloof ook steeds de grote blijdschap komen. Blijde vrouwen, opgetogen Emmausgangers, en hier in Johannes 20 blijde apostelen. Blij omdat ze de Heer zien. Het verhaal is ongelofelijk, maar waar! De Heer is echt opgestaan, en dat is ongelofelijk goed nieuws. moet worden verteld En dit goede nieuws moet de wijde wereld in Het ongelofelijke verhaal moet worden verteld Ook dat hoort bij Pasen. Mensen die het goede nieuws hebben gehoord moeten het vertellen. Ze moeten hun angst overwinnen, en door het ongeloof van anderen heen breken. Zoals de Vader mij gezonden heeft zo zend ik jullie uit. En hun eigen wantrouwen en ongeloof mag voor de leerlingen dan een waarschuwing zijn. Zoals zij Maria van Magdala en de andere vrouwen niet geloofd hebben, zo zullen zo ook zelf niet gemakkelijk gehoor vinden. Hoe zal dit ooit lukken? Dat lukt omdat de apostelen niet hun op eigen kracht hoeven te vertrouwen, maar op de kracht van hun zender. Dat ze door Jezus gezonden worden en door hem geholpen zullen worden, dat onderstreept Jezus door op hen te blazen. Hij is dood geweest, maar hij leeft. Zoals eens de eerste Adam door de adem van God tot leven werd gewekt, zo heeft God zijn Zoon tot leven gewekt. Die levendmakende adem stelt Jezus ter beschikking van zijn 2 / 5
apostelen. Jullie waren dood en ten dode opgeschreven in je ongeloof, maar mijn Geest brengt jullie opnieuw tot leven. En dat leven moeten jullie doorgeven aan alle mensen. Uit andere beschrijvingen van deze opdracht leren we, dat dit doorgeven van het eeuwige leven, gebeurt via de weg van de verkondiging van het evangelie. Het goede nieuws moet worden doorgegeven, en zo ook de vergeving van de zonden en het eeuwig leven. Dat is een pittige opdracht en een zware verantwoordelijkheid. Want waar het evangelie wordt genegeerd, of niet aangenomen, blijft vergeving uit. En, met het goede nieuws, wordt ook deze zendingsopdracht doorgegeven, steeds opnieuw. Wie het goede nieuws hoort, en gelooft in de opgestane Jezus, krijgt ook zelf de opdracht, en de kracht, om het goede nieuws te verspreiden. Want het verhaal van de opstanding moet worden verteld aan mensen die er zelf niet bij zijn geweest Het moet worden verteld, aan mensen die er zelf niet bij zijn geweest. Een van de mensen die er niet bij is geweest, is Thomas. Een van de twaalf. De bijbel vertelt niet waarom Thomas op die eerste zondagavond ontbrak in de samenkomst. Kennelijk doet dat er niet toe. Wat er wel toe doet is dit: hij was er niet en heeft daardoor iets heel belangrijks gemist. Hij heeft Jezus niet gezien, en daardoor ook het prachtige moment van herkenning, van blijdschap, het zendingsbevel, het teken van de Geest. Dat heeft hij allemaal gemist. Maar de andere apostelen nemen hun opdracht serieus en doen precies wat Jezus hen had opgedragen. Ze vertellen het goede nieuws, aan Thomas, die er niet bij is geweest. En, waar lopen ze tegenaan? Jawel: ongeloof, wantrouwen. Het bekende patroon. En Thomas legt er nog een schepje bovenop: "Jullie zeggen dat je Jezus hebt gezien, dat hij zijn lidtekens aan jullie heeft getoond? Nou dat is mooi voor jullie, maar voor mij is het niet genoeg. Ik kan het verhaal alleen geloven wanneer ik mijn handen op die lidtekens mag leggen, ze met hij eigen handen mag aanraken." Wat moet je met zo'n dwarsligger? En waarom kennen wij dit verhaal nu nog steeds? Wees er maar blij om, dat ook dit verhaal in de bijbel staat. Omdat we daardoor een paar heel belangrijke dingen leren: In de eerste plaats dat ook de allereerste apostelen, aangeraakt door de Geest van Jezus zelf, te maken hadden met ongeloof. Ook bij hen ging het niet vanzelf. Maar er is een nog subtielere reden, en daarom vertelt Johannes dit verhaal. Hij schrijft zijn evangelie lang na Jezus leven. In een tijd dat er werd getwijfeld aan het lichamelijke bestaan van Jezus. Veel mensen wilden liever geloven dat Jezus een soort schijnlichaam had gehad, dat hij nooit een echt mens was geweest met alles erop en er aan. En dan herinnert hij zich het verhaal van Thomas, die Jezus ook echt wilde aanraken. Hij wilde met zijn handen voelen dat ook de opgestane Jezus een echt mens was met echte lidtekens, afkomstig van echte vleeswonden. En ook Thomas komt Jezus tegemoet. Op de tweede zondagavond komt Jezus weer naar zijn volgelingen. En hij blijkt exact te weten wat Thomas heeft gezegd! Dat alleen al was een overtuigende aanwijzing. Dat kon Jezus vroeger ook al! Toen hij zijn eerste leerlingen riep. 3 / 5
En vervolgens krijgt Thomas het bevel om zijn handen uit zijn mouwen te steken: híer met die vingers van jou, ráák mijn handen aan, ráák mijn zijde aan, en wees niet langer ongelovig. Thomas is overtuigd door wat hij hoort en ziet en voelt. En ook hij roept vol blijdschap uit: Mijn Heer en mijn God. Jezus stelt vast dat Thomas is gaan geloven, door wat hij heeft gezien. En dan komt die prachtige uitspraak van Jezus: Gelukkig zij die niet zien en toch geloven. Een bemoedigende uitspraak voor al die mensen die nog zouden komen, generatie op generatie. Al die mensen die er niet bij zijn geweest. maar er wel bij mogen horen Die er niet bij zijn geweest, maar die er wel bij mogen horen. Zo zitten wij hier in de kerk, en horen het paasevangelie. Het evangelie van de opstanding, en de uitnodiging van Jezus, de opgestane. Om te geloven in hem, ook al hebben we hem nooit gezien. En zo het leven te krijgen in zijn naam. Het eeuwige leven, dat hij kan en mag uitdelen. Jezus is niet bezig gebleven, met hoogst persoonlijk te verschijnen aan mensen die twijfelden, of mensen die niets in hem zagen. Maar, we hebben nog steeds het verhaal, van de mensen die er zelf bij zijn geweest. Rond het jaar 100 na Christus was er waarschijnlijk maar een ooggetuige meer in leven, de stokoude apostel Johannes. Zo ontzettend oud, dat het verhaal de ronde deed, dat hij nooit zou sterven. Deze Johannes is het, deze allerlaatste nog levende ooggetuige van Jezus, die dit evangelie heeft geschreven. En als hij bijna klaar is met schrijven, legt hij uit waarom hij het gedaan heeft. Welk doel hem voor ogen stond. Een kleine selectie van zeven tekenen, die Jezus voor zijn leerlingen gedaan heeft. Jezus heeft nog veel meer wonderen en tekenen gedaan. Maar deze bloemlezing, deze greatest hits, zijn bedoeld om je diep te raken. Om je ervan te overtuigen dat Jezus werkelijk de zoon van God is, de Messias, de zaligmaker. Ook jouw zaligmaker. Ook jij mag er bij horen. Dat is een boodschap die je niet voor kennisgeving aanneemt, maar een boodschap die je tot leven wil wekken. Leven door zijn naam. Want nu de Heer is opgestaan, nu breekt het nieuwe leven aan Een leven door zijn dood bereid, een leven tot in eeuwigheid. Amen Verwerkingsvragen Algemeen: Ga eens voor jezelf na, en deel dat vervolgens met elkaar: - Wat was er in de preek, nieuw of verrassend voor me? - Wat sprak me aan, waar werd ik blij, of juist niet blij van, wat ontroerde me? - Geeft de preek aanleiding tot goede voornemens, nieuwe plannen? Zet de preek je in beweging? 4 / 5
Vertellen over het goede nieuws - Ga eens na wanneer je voor het laatst het goede nieuws van Jezus' opstanding met iemand hebt gedeeld. - Wanneer in de groep blijkt dat er van dat "doorvertellen" in de praktijk weinig terecht komt: ga eens na wat je tegenhoudt. En bedenk wat je nodig zou hebben om wat vaker over Jezus en zijn opstanding te vertellen. Persoon of begrip Jezus is een persoon van vlees en bloed, een levend mens geweest. En... hij is dat nog steeds. Hij leeft! - Sta je daar vaak bij stil? - Is Jezus voor jou een levende persoon, met wie je dagelijks omgaat en contact hebt? Of is hij meer een begrip uit de geloofsleer (b.v. middelaar, borg, een persoon uit de drieeenheid, het Woord dat vleesgeworden is enz.) 5 / 5