SUBJUNTIVO 1. Beantwoord de volgende vragen (op je eigen blad) 1. Hoe vorm je de subjuntivo? 2. Welke personen hebben dezelfde uitgang? 3. Is deze vorm goed? puedamos? 4. Welke schrijfverandering krijgen werkwoorden op: a. car > b. zar > c. gar > 5. Wat is de 1e persoon Subjuntivo van a. Estar b. Haber c. Ir d. Saber e. Ser f. Dar 2. Geef de subjuntivo vorm in de aangegeven personen: A. Yo + Nos 1. hablar 2. estudiar 3. leer 4. comer 5. beber 6. trabajar 7. limpiar 8. escribir 9. recibir 10. vender B. Tú + vos. 1. empezar 2. salir 3. decir 4. hacer 5. oír 6. encontrar 7. venir 8. poder 9. conocer 10. vivir C. Ud-ellos 1. ir 2. ser 3. estar 4. llegar 5. jugar 6. recoger 7. pedir 8. saber 9. traducir 10. aparcar 3. Gebruik van de subjuntivo: Als er in de hoofdzin een soort wil/gebod staat, gebruik je in de bijzin een subjuntivo. Geef de vertaling van onderstaande werkwoorden: bijv. aconsejar= aanraden... 1. desear 2. decir 3. exigir 4. impedir 5. dejar/permitir 6. pedir/suplicar/rogar 7. prohibir 8. querer 9. mandar/ordenar/obligar 10. recomendar
4. Maak (volgens het voorbeeld) de volgende zinnen: voorbeeld: comprar el cuadro ik wil, dat... usted compre el cuadro- Zet het tweede deel dus in het Spaans. 1. Alquilar el piso Jij wilt dat jullie 2. Quedarse en casa Zij willen dat hij 3. Pasar por Sevilla Ik wil dat u (mv) 4. Cerrar la ventana Jullie willen dat wij 5. Poder ir al cine U wil dat ik 6. Esperar a Paco Zij willen dat ik 7. Llamar al jefe Ik wil dat jullie 8. Escribir una carta Zij wil dat wij 9. Empezar a tiempo Jij wilt dat hij 10. Tocar el piano Jullie willen dat ik 5. a. Ook zinnen met een gevoel in de hoofdzin krijgen een subjuntivo en de bijzin: Zet het werkwoord in de juiste persoonsvorm in de subjuntivo: 1. Me gusta que (hij komt) a las cuatro. 2. Me alegro de que no (het regent) hoy. 3. Qué pena que Juan (heeft) mucho dolor. 4. Es terrible que (jullie schreeuwen) tanto. 5. Me sorprende que (is) buen tiempo. b. En ná bepaalde voegwoorden komt er ook een subjuntivo: Geef de vertaling van onderstaande woorden: 1. para que 2. de modo que 3. antes de que 4. sin que 5. después de que 6. Zie tekeningen 1 t/m 16 op volgende bladen. a. Vertaal de zinnen onder de tekeningen. b. Geef steeds aan wát de subjuntivo is.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
11. 12. 13. 14. 15. 16. Als je klaar bent met het eerste deel van 6, beantwoord dan de volgende vragen: Wat is in het Spaans: 1. bevelen 2. verzoeken 3. aanraden 4. verhinderen 5. verbieden
7. Als de bijzin een voorwaarde inhoudt, krijg je daar ook een subjuntivo. Maak deze (lastige,dus denkwerk) oefening af volgens het voorbeeld: a. Buscamos una casa. La casa debe estar cerca del centro (= moet zijn) b. Buscamos una casa que esté cerca del centro. 1. Se busca ingeniero de telecomunicaciones. Debe saber hablar inglés. 2. Quiere vivir en una gran ciudad. La ciudad debe tener un buen aeropuerto. 3. Necesitamos una secretaria. Debe trabajar eficazmente. 4. Aconséjeme un perfume. El perfume no debe ser muy fuerte. 5. Ellos buscan un abogado. El abogado debe defender bien a sus clientes. 6. Solicitaré una beca. La beca debe permitirme vivir sin problemas. 7. Deseamos un coche. El coche no debe gastar mucha gasolina. 8. Recomiéndame unas revistas. Las revistas deben ser interesantes. 9. Quiero un jersey. El jersey debe ir con esta falda. 10. Esta empresa necesita empleados. Estos empleados deben estar dispuestos a viajar continuamente. 8. Natuurlijk heeft het onzekere zoals es posible ook de subjuntivo. Maak zelf de zinnen (als het voorbeeld) af. Let op: het is vraag + antwoord.(let op ww!) Voorbeeld: Se siente discriminado en la sociedad? Es posible Es posible que se sienta discriminado. 1. Hará mañana buen tiempo? Es posible 2. Acertaremos las quinielas? 3. Viajará usted el mes próximo? 4. Terminará Carlos la tesis el año que viene? 5. Os casaréis pronto? 6. Podrás venir mañana? 7. Resolverás pronto el problema? 8. Nos volveremos a ver? 9. Encontrará Pedro el camino? 10. Se divertirán ellos in la fiesta? 9. Goed lezen en beantwoord de vragen 1 + 2. 9.1 1. Wat wenst Juan zijn vrienden? 2. Heeft hij al lang niet geschreven? 3. Wat is de hoofdreden dat hij schrijft? 4. Waar moet het hotel liggen? 5. Is de prijs van het hotel belangrijk? 6. Waarom moet Juan een tijd naar het buitenland? 7. Vond Juan het idee om in het buitenland te werken prettig? 8. Waar is Juan blij om?
9.2 Haal alle subjuntivovormen eruit (nummer de regel) en zeg waarom je een subjuntivo moet gebruiken. Voorbeeld: regel 1: estéis espero que (ik hoop dat...) enz.
10. Kijk naar het voorbeeld. Begin alle zinnen met de ontkennende vorm van querer (maar let op de juiste persoon!) Dus: Mijn ouders willen niet dat ik... enz. (maar dan in het Spaans natuurlijk). 1. Mi madre no quiere que yo lo visite ahora. 2. invitar a Ana (mijn ouders /ik ) 3. llamar a los Gómez (Tania /jullie ) 4. comer las gambas (ik / zij (mv) ) 5. escribir la carta (Paco.../ jullie ) 6. beber vino (zij /hij ) 7. contar el chiste verde (wij.../jullie...) 8. darle un beso (ik.../hij...) 9. ir al cine (zij.../wij...) 10. salir con nosotros (jullie.../wij...) 11. ponerse el vestido/traje nuevo (ik.../jij...) 12. traer las fotos (zij (mv).../ik...) 11. Kies uit de volgende woorden en vul ze op de juiste plaats in: Volver Tomar fotos Ir a la playa Ver la película Estar en la terraza. 1. Marina, te recomiendo que. Es muy buena. 2. Qué agradable su visita, señora Domínguez! Espero que usted pronto. 3. Niños, no quiero que con las bicicletas. 4. El médico me aconseja que a tomar el sol. 5. Creo que es una zona militar. Por eso no permiten que los turistas. Begin zo: Ik zoek een huis dat modern is... dat een garage heeft... dat geschikt is voor vier personen. Enz. 12 Wanneer (als)... + toekomst (straks, later, zometeen) subjuntivo. Wat zou de vertaling zijn...: Paco: Als ik (later) groot ben, ga ik met je trouwen. Paca: Als ik (straks) naar huis ga, vertel ik het mijn moeder. Paco: Als je vader (straks) thuiskomt, moet je me opbellen. Paca: Als ik 20 jaar ben wil ík misschien niet met jóu trouwen.