gezondheid Leverbot is een groeiend probleem. Op steeds meer weilanden komt de besmetting voor. Dat is nu al te zien. Hoe? Door er op zoek te gaan naar slakken die essentieel zijn in de levenscyclus van de leverbotparasiet. Expert Lammert Moll weet precies waar hij moet kijken. Het Schaap ging met hem naar een doorsnee-schapenbedrijf. Op zoek naar leverbotslakken Twee percelen op dit bedrijf blijken besmet Lammert Moll heeft leverbotslakjes gevonden en stopt ze in een buisje. 22 HET SCHAAP MEI 2013
TEKST EN FOTO S: JACQUES ENGELEN Siebe Henstra op de percelen waar de ooien rond de lammertijd lopen. Op de voorgrond de percelen waar geen slakken werden gevonden. Die zaten wel op de percelen linksachter. Op de bodem van de greppel barst het van de leverbotslakken. Gehurkt zit hij aan de rand van een greppel. Af en toe pakt hij met zijn pincet iets uit de blubber en stopt dat in een glazen buisje. Lammert Moll, werkzaam bij de Gezondheidsdienst voor Dieren, doet dit werk al ruim dertig jaar. Hij is een expert als het gaat om de leverbotslak, want dat is wat hij uit de greppel oppakt. Slakje, beter gezegd. Het schelpdier is vijf millimeter klein. Je kunt het met het blote oog goed zien, maar dan moet je door de knieën. We zijn op het schapenbedrijf van Siebe Henstra en Durk Bruinsma in het Friese Tijnje. Samen houden ze zo n veertig schapen. Veel Texelaar, wit en blauw, maar ook invloed van de Suffolk en er is eens een Romanov doorheen gekruist. Vandaag gaat het niet om de schapen. Wel om de slakken in de greppels. Want bij een hoog aantal kan een fikse leverbotbesmetting ontstaan bij de schapen. Hoe meer slakken, hoe ernstiger die kan toeslaan. Henstra en Bruinsma werden er vijf jaar geleden mee geconfronteerd. Er gingen schapen dood. De dieren hadden bleke oogslijmvliezen en waren broodmager. Henstra, voormalig dierenarts, maakte één van de gestorven schapen open en zag dat de lever finaal was beschadigd. Leverbot. De kans dat we hier slakken vinden is dus groot. Groter dan bij een willekeurig ander bedrijf. Desondanks zal menig schapenhouder verrast zijn als hij op zoek gaat naar leverbotslakken. Want de leverbot breidt uit. Het klimaat verandert en de grondwaterstand wordt ten faveure van de natuur vaak verhoogd. SPEURTOCHT Op twee locaties hebben Henstra en Bruinsma graspercelen. Het grootste blok ligt bij de stal aan de rand van het dorp, tegen de nieuwbouw aan. Het tweede blok ligt zo n anderhalve kilometer verderop. Moll start zijn speurtocht bij de percelen naast de stal. Regenbroek en overlaarzen aan, zeefje in de hand en recht op het doel af: greppels. Dat is opvallend; je zou verwachten dat hij aan de slootkanten begint. Slakken zitten toch vooral in en bij sloten? Niet dus. Die biotoop is niet geschikt voor de leverbotslak, legt Moll uit. Te veel organisch materiaal, te zuur voor de slakken. Was er hier kleigrond, dan zou je ze wel bij de sloten vinden. Zeker op vertrapte kanten. ECHTE VEENGROND Het land bij de stal is veengrond. De vier percelen zijn gescheiden door sloten en overlangs zijn er greppels. Op de voorste twee percelen groeit veel pitrus. Het land ziet er echt uit als vochtige veengrond. Dat is het ook. Lopend langs de greppel veert het veen onder je laarzen mee. Afgelopen winter was het hier verschrikkelijk nat, zegt Henstra. De greppels geven op dit terrein de grootste trefkans. Daarin is de biotoop wel zeer geschikt voor de leverbotslak. Moll vindt geen enkele slak op het eerste perceel, pal naast de stal, daar waar volop pitrussen op het land staan. Hetzelfde op het kleinste veld vooraan: ook geen enkele leverbotslak. Heel anders is het op de twee achterste percelen. Ze ogen op afstand beter dan de voorste twee. Er groeien amper pitrussen en het lijkt alsof het land vlakker is. Alsof de greppels minder diep liggen. Moll speurt in die greppels en meteen is het raak. Tientallen leverbotslakken liggen duidelijk zichtbaar op de blubber. Als je eenmaal weet hoe ze eruitzien, kun je ze niet meer missen. Het barst ervan, op beide percelen. Het is duidelijk: hier kan zich een leverbotbesmetting in stand houden. Zeven jaar geleden hebben Henstra en Bruinsma mais op dit land laten zaaien. Twee jaar op het ene perceel, twee jaar op het andere. Daarna zijn er nieuwe greppels getrokken en Henstra denkt dat er toen iets fout is gegaan. De greppels voeren het water niet snel genoeg af. Het land is te vlak gemaakt, de bodem van de greppels is op het waterniveau van de sloten gekomen. De greppels dieper maken is zinloos, >> MEI 2013 HET SCHAAP 23
Op het oog is er niks aan de hand op perceel 4, maar dat is schijn. Er zijn volop leverbotslakken. De percelen 1 en 2 ogen door de vele pitrussen matig en nat. Toch leven er geen leverbotslakken. want dan stroomt er water uit de sloten het land op in plaats van andersom. Het land tussen de greppels had hoger moeten liggen, dan was de situatie beter geweest. De twee percelen zijn na de maisteelt te veel afgevlakt. Op de percelen bij de stal waar Moll geen enkel leverbotslak vond, zie je dat goed: het land kent hoge ruggen tussen de greppels. Waarschijnlijk is de grondsoort daar ook net wat zandiger en droger, waardoor de leverbotslak zich er niet thuis voelt. Onlangs zijn de greppels op de geïnfecteerde percelen uitgefreesd. Je kunt de wielsporen van de trekker links en rechts van de greppel nog zien. Zelfs in de sporen bevinden zich hier en daar slakken. MEST VERZAMELEN Voordat we naar de andere locatie rijden, verzamelt Moll mest voor onderzoek. Leverbotbestrijding begint al in het voorjaar, vertelt hij. Door te zorgen dat er geen leverboteitjes op het land worden gebracht, wordt de kans op een ernstige infectie in het najaar klein. Door mestonderzoek kun je dit controleren. Hij zoekt de uitwerpselen van de ooien. Daarin kunnen eitjes van de leverbot zitten. Niet in de mest van de lammeren. De leverbot moet twaalf weken in een schaap zitten voordat er eitjes in de mest komen. De lammeren zijn nog te jong. Met een lange plastic handschoen pakt hij plukjes mest van verse drollen en doet die in een plastic zakje. GEEN ENKELE SLAK We rijden naar de andere percelen. Hier zijn zes lange stroken land met opnieuw sloten en greppels. Het land is duidelijk minder nat. Moll loopt alles af, maar vindt geen enkele slak. De vier weides aan de ene kant van de weg zijn met zekerheid vrij. De twee aan de andere kant lijken riskant, want vlak erachter ligt nat natuurland. Moll vindt gelukkig ook op deze twee percelen geen slakken. Zou ik hier onder andere omstandigheden hebben gezocht, dan had ik een vraagteken bij deze twee percelen gezet. Puur op basis van de biotoop daar. Nu, in het voorjaar, kan ik in de onbegroeide vochtige De percelen 1 t/m 4 rond de schapenstal De percelen 6 t/m 10 anderhalve kilometer verderop 24 HET SCHAAP MEI 2013
Moll verzamelt mest van volwassen schapen om te onderzoeken of er leverboteieren inzitten. Twee soorten slakjes. Rechts is de leverbotslak. greppels de slakken erg goed zien. In de herfst is dit vaak minder, want dan is er meer begroeiing. Dit seizoen is een mooie tijd van het jaar om slakken te zoeken. Het speurwerk is klaar. De resultaten zijn duidelijk: op twee percelen erg veel slakken, de rest is vrij. Moll heeft een aantal slakken verzameld om straks onder de microscoop te bekijken of ze besmet zijn met leverbot, maar eerst krijgen Henstra en Bruinsma adviezen. BESMETTE PERCELEN MIJDEN Het belangrijkste advies is de percelen met slakken te mijden vanaf augustus tot april. Dan heb je veel besmettelijke cysten van de leverbot op het gras, zegt Moll. Maar Henstra zegt daarvoor weinig te voelen. Ik heb die grond gewoon nodig, reageert hij. Moll adviseert hem de schapen na weiden op dat land te behandelen. Laat in juni of juli bloed onderzoeken van je lammeren. Dan weet je of er een infectie heeft plaatsgevonden. Zonder infectie hoef je niet te behandelen. Laat dan het bloed van je lammeren in september nog een keer onderzoeken. De ooien hoef je niet te laten controleren. Die zijn al besmet geweest en blijven daardoor levens lang antistoffen in het bloed houden. Hij vertelt dat de twee percelen met slakken ervoor zorgen >> We behandelen als het nodig blijkt Siebe Henstra en Durk Bruinsma schrokken vijf jaar geleden toen hun schapen leverbot bleken te hebben. We hadden dat niet verwacht, zegt Henstra. De ouddierenarts kwam vrijwel nooit leverbot tegen in zijn praktijk en ook niet bij zijn eigen schapen. In de zeventiger jaren zijn er behandelcampagnes geweest, vooral bij koeien. Dat heeft een enorm onderdrukkend effect gehad. Door de ruilverkaveling later is ook nog eens het land veel beter ontwaterd. De leverbot was toen vertrokken. Maar hij is weer terug. Ik denk via het wild; reeën en hazen. Het land helemaal omwerken en betere greppels maken, zien de schapenhouders niet zitten. Dan moet het hele land op z n kop. Ik ga proberen of ik een paar eindbuizen die in de greppels uitkomen wat lager kan doen, zegt Henstra. Resteert dus vooral behandelen. Maar Henstra zegt dat hij altijd eerst onderzoek laat doen of behandelen wel nodig is. In het bloed kun je aan de titers zien of de dieren zijn besmet, zelfs al voordat de botten volwassen zijn. Ga je dan behandelen, dan ben je ze een slag voor. Eigenlijk doen we dus hetzelfde als lang geleden bij de koeien, zegt de gepensioneerde dierenarts. Flink behandelen. Het heeft al effect. We zien geen symptomen meer. SIEBE HENSTRA EN DURK BRUINSMA Woonplaats: Tijnje (Friesland) Schapen: ruim veertig aflammerde schapen MEI 2013 HET SCHAAP 25
De percelen 5 t/m 8 zijn vrij van leverbotslakken. De percelen 9 en 10 aan de andere kant van de weg zijn verdacht, want erachter is nat natuurland. Toch trof Moll geen enkele slak aan. dat de leverbotbesmetting op dit bedrijf in stand blijft. Het probleem is dat de schapen rond de lammertijd altijd weer op de risicopercelen komen. Daar raken ze besmet. Een jaar de twee percelen niet gebruiken en alleen maar maaien, zou dat de cyclus doorbreken? Nee, antwoordt Moll. Er blijft een infectie, onder andere doordat hazen ook gevoelig zijn voor leverbot. De besmetting wordt minimaal, maar als je het jaar erop er schapen zet, ontwikkelt die zich weer. Op dit bedrijf zul je moeten blijven controleren dat er weinig leverboteieren op het land komen. KAPOT DRUKKEN Na afloop rijden we naar het huisadres van Moll. Hij woont in Friesland, ver weg van de GD in Deventer waar hij in dienst is. Hij werkt veel op zijn kantoor thuis. Hij heeft er een microscoop staan. Het eerste buisje met slakken maakt hij open. Hij schudt ze op een petrischaaltje, spuit er water op, pakt er één voor één zo n tien op en legt die op een ander glazen schaaltje. Met een plat pincet drukt hij ze kapot. Dan kijkt hij door de microscoop naar de gekraakte slakken, stuk voor stuk. Je kunt de inhoud zien, zegt hij turend door de lens. Als er een infectie is, kun je de larven zien. Heel vaak zit er niks in. Op percelen met een ernstige besmetting is misschien vijf tot tien procent van de slakken geïnfecteerd. Vrij snel ziet hij besmettingen. In een van de slakken zitten zogeheten redies. In deze tussenfase van de leverbot zijn er doorzichtige worstvormige larven met erin enkele donkere vlekken: staartlarfjes, de volgende fase in het leven van een leverbot. Een trilstaartlarve ontwikkelt zich uit een eitje uit de mest van een schaap dat op het land is terechtgekomen. Die larve kan in een slak kruipen en er vervolgens Cyclus van leverbot Leverbot (Fasciola hepatica) veroorzaakt enorme schade bij schapen en koeien. In natte jaren kan deze parasiet flink toeslaan. Voor de ontwikkeling heeft de leverbot een tussengastheer nodig: de leverbotslak. De parasiet leeft in de lever en galgangen van het vee. Een volwassen leverbot produceert per dag vier- tot zevenduizend eitjes die via de mest op het land komen. Onder gunstige omstandigheden, onder meer een temperatuur van meer dan tien graden, komen de eitjes uit. Vervolgens moet de trilhaarlarve binnen 24 uur een leverbotslak zien te vinden, anders sterft de larve. De larve kan enkele meters afstand afleggen, maar dan moet de biotoop wel nat zijn. In de slak vermeerdert een trilhaarlarve zich tot 150 à 200 staartlarven. Dat proces duurt wel drie maanden. In nazomer en herfst komen de staartlarven uit de slak, hechten zich aan gras, verliezen hun staart en kapselen zich in tot besmettelijke cysten. Een schaap neemt ze op en al enkele uren later vormen zich in de dunne darm minuscuul kleine leverbotten die zich door de darmwand vreten en naar de lever gaan. Daar groeien ze uit tot volwassen botten en scheiden ze het heel jaar door eitjes uit. Leverbotten kunnen vele jaren in een schaap blijven leven. De leverbotslak (Galba truncatula) speelt dus een essentiële rol in het leven van een leverbot. De slak is de enige tussengastheer. Een geïnfecteerde slak gaat niet dood, maar kan zich niet meer voortplanten. Dat lijkt in het nadeel van de leverbot, want die heeft er belang bij dat er veel slakken zijn. Toch heeft de natuur een regeling getroffen, want de leverbot wil niet dat er een overmaat aan slakken is. Dan zou immers een gigantische leverbotinfectie bij het vee ontstaan dat daardoor massaal het loodje legt. Heel slim zorgt de leverbot ervoor dat er een niet te grote besmetting ontstaat. Zolang er nog herkauwers in leven blijven, kan de leverbot overleven. En dat allemaal door alleen geïnfecteerde slakjes het voortplanten onmogelijk te maken. De niet-geïnfecteerde slakken vermenigvuldigen zich wel. De slak kan ruim een jaar oud worden en in die tijd duizenden slakkeneitjes leggen. 26 HET SCHAAP MEI 2013
Verzamelde slakjes in een buisje Een stuk of tien slakken zijn apart gelegd en gespoeld. honderdvijftig tot tweehonderd staartlarfjes vormen die er na drie maanden weer uitkomen. Moll vult de formulieren in. Het bedrijf van Henstra en Bruinsma is besmet. Dat wist de deskundige al, hij is er vaker geweest. Nadat het bedrijf de eerste leverbotuitbraak had, heeft hij het opgenomen in zijn bestand met telbedrijven. In Nederland zijn er 35; Moll en enkele collega s bezoeken ze tijdens het weideseizoen elke drie à vier weken om er slakken op te sporen. Dat doen we voor de Werkgroep Leverbotprognose, legt hij uit. De tellingen geven een beeld van de ontwikkeling. Het is het heel belangrijk naar die slakken te zoeken, zodat we de ernst van de leverbotbesmetting in najaar en winter kunnen voorspellen. << Moll kraakt de slakken om zo onder de microscoop te zien of ze zijn geïnfecteerd met leverbot. Prognose per bedrijf is het mooist Ik rolde min of meer toevallig in het onderzoek naar leverbot. In 1981 begon ik bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. De Werkgroep Leverbotprognose bestond toen al twaalf jaar. Die werkgroep startte een project van drie jaar dat bestond uit intensief slakken tellen in relatie met de omstandigheden in greppels. Dat werk doe ik nog steeds. Dit werk interesseert me. Nu heb ik de kennis en de ervaring. Het werk wordt steeds belangrijker. Het gebruik van middelen zal steeds moeilijker worden door strengere regels en door toenemende resistentie. Preventie wordt belangrijker. In het begin brachten we prognoses uit voor het hele land. Later zijn we dat gaan regionaliseren. Het mooiste zou zijn om de prognose per bedrijf te maken. Met de gegevens van satellieten om vocht te bepalen, moet er meer mogelijk zijn. Toch denk ik dat je altijd wel naar slakken zult moeten kijken. LAMMERT MOLL Beroep: zoötechnisch specialist bij de GD, expert leverbot MEI 2013 HET SCHAAP 27