doelstellingen en termijnen worden uiteengezet zodat belanghebbenden uit de ICT-sector en lidstaten sneller vooruitgang boeken.

Vergelijkbare documenten
Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman * Europa

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.E. Brinkman en mr. W. Wolbers * Europa

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman * Europa. Nederland

Pagina 1/9. Besluit. 1 Inleiding. 2 Wettelijk kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Pagina 1/9. Besluit. 1 Inleiding. 2 Wettelijk kader

Regels omtrent de instelling van de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)

1 Inleiding Leeswijzer Wettelijke basis van dit besluit Context van dit besluit Inhoudelijke context

ONTWERP-METHODEBESLUIT

Wet- en regelgeving. mr.drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman * Europa

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. I. Juridisch kader

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Essent Netwerk B.V.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 40a van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Inleiding ADVIES. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Juridisch kader

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman * Nederland. Europa

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman * Europa. Nederland

het klimaat- en energiepakket heeft het Europees Parlement de Europese Commissie stelt de Europese Commissie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Juridisch kader

Stand van zaken splitsing energiebedrijven het groepsverbod nader beschouwd

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 81c, eerste lid van de Gaswet.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet- en regelgeving. Tijdschrift voor ENERGIERECHT. Nr. 3/4 - oktober 2009

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman *

BESLUIT. Met deze beslissing op bezwaar heeft de Raad zijn primaire besluit van 21 december 2007, met kenmerk /1, herroepen.

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. Essent Retail Energie b.v.

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.E. Brinkman en mr. W. Wolbers * Europa. Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. I. Inleiding II. Feiten. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. DELTA Comfort B.V.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Verloop van de procedure

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Intergas Netbeheer B.V.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

Dienst uitvoering en toezicht Energie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1 Juridisch kader BESLUIT

Nadere Notitie Burgerrechtenvereniging Vrijbit voor procedure UTR 16/3326 WBP V97 (zitting ).

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

Vertrouwelijk. Besluit. Net op Zee II. Ons kenmerk : ACM/UIT/ Zaaknummer : ACM/18/ Datum : 31 januari 2019

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

In artikel 8 vervallen, onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b in een punt, de onderdelen c en d.

Pagina ONTWERPBESLUIT. Ontwerpbesluit. Ons kenmerk: ACM/DE/2014/ Zaaknummer:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Inleiding. Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt. Den Haag, 6 januari 2003

Pagina 1/10 ONTWERPBESLUIT. Ontwerpbesluit. Ons kenmerk: ACM/DE/2015/ Zaaknummer:

Pagina 1/5. Besluit vertrouwelijk. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure. 3 Juridisch kader

De Minister van Economische Zaken. Advies over de novelle behorende bij het wetvoorstel 31374

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

BESLUIT. Besluit van de Minister van Economische Zaken als bedoeld in artikel 95d van de

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 23 juni 2016 Betreft Mededinging en Duurzaamheid

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Nederlandse Mededingingsautoriteit

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

BESLUIT. Inleiding. Wettelijke context en gevolgde procedure. Dienst uitvoering en toezicht Energie

In onderstaand memo licht NBNL het onderwerp Toetsingskader begininkomsten onder de huidige wetgeving toe.

BESLUIT. Besluit inzake geschil als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998; Metrax N.V.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Dat hiertoe onder andere het operationeel windvermogen op zee wordt opgeschaald naar MW in 2023;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Nma. I. Aanvraag en procedure ENERGIEKAMER BES LU IT. van artikel 45, eerste lid, van de Gaswet aan Scholt Energy Control B.V.

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman * Europa

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

De Minister van Economische Zaken; In overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, Overwegende,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Pagina BESLUIT. Ons kenmerk: ACM/DE/2015/ Zaaknummer:

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. I. Aanvraag en procedure

Consultatieversie. Memorie van toelichting. Algemeen. 1. Inleiding

Wet- en regelgeving. mr. drs. J.E. Janssen en mr. M.E. Brinkman * Europa. Nederland

De Minister van Economische Zaken, Gelet op de artikelen 93, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 85, derde lid, van de Gaswet;

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

Transcriptie:

mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman * In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden. Europa Klimaat- en energiepakket Europese Commissie Nadat op 11 en 12 december 2008 overeenstemming was bereikt door de Europese Raad over het voorstel van de Europese Commissie (de Commissie ) van 23 januari 2008 voor een klimaat en energiepakket (zie NTE 2008, nr. 6) heeft de Commissie op 12 maart 2009 een mededeling gedaan inzake de inzet van informatie- en telecommunicatietechnologieën ( ICT ) voor het vergemakkelijken van de overgang naar een energie-efficiënte, koolstofarme economie (COM(2009)111 def.). Volgens de Commissie blijkt uit haar gegevens dat de nodige energiebesparingen niet snel genoeg worden gerealiseerd om één van de ambitieuze klimaatdoelen voor 2020 (i.e. 20% besparing op het primaire energieverbruik) te verwezenlijken. Naar het oordeel van de Commissie kan ICT een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de doelstellingen naast de bestaande maatregelen. De bijdrage van ICT is naar het oordeel van de Commissie tweeërlei. Ten eerste kan ICT voor een betere energieefficiëntie zorgen door de hoeveelheid energie te reduceren die nodig is om een bepaalde dienst te leveren. Ten tweede kan ICT een kwantitatieve basis leggen voor de ontwikkeling, uitvoering en beoordeling van energie-efficiënte strategieën. In de mededeling wordt een aantal maatregelen uiteengezet die gericht zijn op wat de ICT-sector zelf op korte termijn kan realiseren alsook op wat kan worden bereikt door het faciliterend vermogen van ICT in alle sectoren van de economie en elders in de samenleving volledig te benutten. De mededeling vormt de achtergrond voor een aanbeveling die de Commissie in de tweede helft van 2009 zal goedkeuren. In deze aanbeveling zullen taken, doelstellingen en termijnen worden uiteengezet zodat belanghebbenden uit de ICT-sector en lidstaten sneller vooruitgang boeken. Tweede strategische toetsing van het energiebeleid: een EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit Op 13 november 2008 is tegelijkertijd met de overkoepelende mededeling (COM(2008)781 def.) de Tweede strategische toetsing van het energiebeleid (Second Strategic Energy Review; hierna de SER2 ) het Groenboek Naar een Europees Energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening (COM(2008) 782 def.) aangekondigd (zie NTE 2008, nr. 6). Daarbij werden de lidstaten in de gelegenheid gesteld om tot 31 maart 2009 op het Groenboek te reageren. Bij brief van 20 februari 2009 heeft de Minister van Economische Zaken (de Minister ) het conceptantwoord op het Groenboek aan de Tweede Kamer aangeboden. Vervolgens zijn op 18 maart 2009 in de vaste commissie voor Economische Zaken aan de Minister vragen voorgelegd naar aanleiding van de brief van 20 februari inzake de reactie op het Groenboek. Bij brief van 27 maart 2009 heeft de Minister daarop geantwoord. Het verslag van het schriftelijk overleg is vastgesteld op 30 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 22 112, nr. 837). Op 16 februari 2009 heeft de Commissie het jaarlijkse werkplan voor 2009 met betrekking tot de subsidiëring voor trans-europese netwerken op het gebied van energie-infrastructuur vastgesteld (C(2009)868). Derde pakket wetgevingsvoorstellen Op 24 maart 2009 is bekendgemaakt middels een persbericht op de website van het Europese Parlement (www. europarl.europa.eu) dat Europese energiebedrijven hun transmissienetwerken niet volledig hoeven te splitsen van hun productie- en leveringsbedrijf, zoals dat in Nederland is bepaald voor transmissienetten (en distributienetten). Een meerderheid van het Europees Parlement heeft laten weten akkoord te gaan met de meeste softe vorm van regulering van de Europese elektriciteits- en gasmarkt, te weten de independent transmission operator-constructie, waarbij energiebedrijven juridisch eigenaar blijven van hun transmissienetwerk maar waarbij het transmissienetwerk onafhankelijk binnen de holding dient te opereren. Voor de desbetreffende bedrijven geldt dat ze geen enkele splitsingsverplichting krijgen opgelegd. Het Europees Parlement heeft daarmee haar eerder ingenomen standpunt van volledige eigendomssplitsing voor wat betreft de transmissienetwerken verlaten. Onderhandelaars van het Europees Parlement en de lidstaten hebben dat afgesproken in een informeel compromis. Het Europees Parlement heeft het compromis tijdens de officiële stemming op 21 april 2009 over het derde pakket wetgevingsvoorstellen formeel bekrachtigd (zie het persbericht van 22 april 2009 op http://ec. europa.eu/energy/index_en.htm). Nederland Wetgeving Verdragen inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten Nadat de Minister van Buitenlandse Zaken bij brief van 15 oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 742, nr. 1) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nieuw-Zeeland inzake het aanhouden van voorraden ruwe aardolie, aardolieproducten en onverwerkte oliën van 1 april 2008 ter goedkeuring had voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten- Generaal heeft de Staten-Generaal op * Jan Erik Janssen, Mabel Pigmans en Martha Brinkman zijn advocaat bij Stek te Amsterdam. De auteurs danken Ruben Elkerbout en Bas Veenendaal, respectievelijk advocaat en paralegal bij Stek, voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze rubriek. 40 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT Nr. 1 april/mei 2009

16 november 2008 aan dit verdrag haar goedkeuring verleend. Het Verdrag is vervolgens op 1 maart 2009 in werking getreden (Trb. 2009, 27). Eerder ondertekende Nederland al met onder meer Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland, de Republiek Slovenië en de Republiek Cyprus vergelijkbare verdragen (zie respectievelijk NTE 2006, nr. 2/3, NTE 2006, nr. 5, NTE 2006, nr. 6, NTE 2007, nr. 3, NTE 2008, nr. 1, NTE 2008, nr. 3 en NTE 2008, nr. 4/5). Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag (Kamerstukken II 2008/09, 31 479) Nadat de Minister op 16 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 349, nr. 5) had aangekondigd zo spoedig mogelijk een nota van wijziging met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel in te dienen in verband met de voorgenomen financiële maatregel die tijdige opsporing en winning van aardgas in specifieke marginale gasvelden offshore stimuleert en tot substantieel extra aardgaswinning en -baten leidt, heeft de Minister gelet op het feit dat de voorbereiding van deze nota nog enige tijd vergt besloten eerst de nota naar aanleiding van het verslag (nr. 5) uit te brengen. De nota naar aanleiding van het verslag is op 17 februari 2009 door de Tweede Kamer ontvangen. In de inleiding van de nota naar aanleiding van het verslag heeft de Minister opgemerkt dat bovengenoemd wetsvoorstel niet alle onderwerpen behandelt die op 28 mei 2008 in het Algemeen Overleg over de evaluatie van de Mijnbouwwet aan de orde zijn geweest. Gezien de behoefte aan een voorziening voor het stimuleren van een actieve benutting van vergunningen heeft de regering er voor gekozen de indiening van dit op zichzelf staande wetsvoorstel niet te laten ophouden door de afronding en de evaluatie en de uitwerking daarvan. Verder heeft de Minister aangegeven dat andere onderwerpen waarvoor aandacht is gevraagd in het Algemeen Overleg zijn of zullen worden opgepakt en uitgewerkt. De Minister verwacht in de loop van 2009 een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet bij de Tweede Kamer te kunnen indienen. De Minister heeft vervolgens op 4 mei 2009 de nota van wijziging (nr. 6) aan de Tweede kamer gezonden. Wet van 25 september 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Mijnbouwwet en de Gaswet in verband met de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op energieinfrastructuurprojecten (Kamerstukken I 2007/08, 31 326) Bovengenoemd wetsvoorstel is op 8 oktober 2008 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2008, 416). Bij Besluit van 14 februari 2009 (Stb. 2009, 76) is geregeld dat deze wet en het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energieinfrastructuurprojecten op 1 maart 2009 in werking is getreden. Voor de bespreking van het wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 1. Voorzienings- en leveringszekerheid (Kamerstukken II 2008/09, 29 023) Nadat de Tweede Kamer op 3 december 2008 de ministeriële regeling Betere benutting transportcapaciteit (zie NTE 2008, nr. 6) heeft gestuit, is tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie van Economische Zaken op 7 april 2009 de stuiting van deze ministeriële regeling opgeheven. Deze ministeriële regeling is op 20 mei 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 92) en op 22 mei 2009 in werking getreden. Stimulering duurzame energieproductie (Kamerstukken II 2008/09, 31 239) Op 17 maart 2009 is het Besluit houdende wijziging van het Besluit stimulering duurzame energie productie vastgesteld (Stb. 2009, 142). Voor een beschrijving van bovengenoemd besluit en bijbehorende regelgeving wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 6. Tevens wordt verwezen naar de rubriek Actualiteiten en signaleringen van prof. mr. dr. M.M. Roggenkamp en mr. A.C. Paulusma voor een nadere uiteenzetting over dit onderwerp. Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers) (Kamerstukken I 2008/09, 31 374) Tijdens de plenaire vergadering van de Eerste Kamer op 31 maart 2009 is besloten de stemmingen over de wetsvoorstellen 31 374 en 31 320 van de agenda te halen en de beraadslaging over beide wetsvoorstellen met de Minister te heropenen op 7 april 2009. Per brief van 7 april (nr. P) heeft de Minister de Eerste Kamer vervolgens nader geïnformeerd over de toetsing van de slimme meter door het College bescherming persoonsgegevens ( CBP ) aan artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en het standpunt van de Europese Consumentenorganisatie ( Beuc ) over slimme meters. In haar brief geeft de Minister aan dat het CBP de slimme meter via de weg van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) aan artikel 8 EVRM toetst. Het CBP is bij haar eerder ingenomen standpunt gebleven dat bovengenoemd wetsvoorstel niet in strijd is met de Wbp en heeft geen aanleiding gezien tot het schrijven van een nieuwe brief aan de Minister. De Minister heeft de brief van het CBP van 27 juni 2008 bij haar brief gevoegd. Naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer heeft Beuc aan de Minister een brief gestuurd, waarin Beuc heeft aangegeven dat zij nog niet formeel haar standpunt over de slimme meter heeft gecommuniceerd en dat niet kan worden geconcludeerd dat Beuc voorstander is van een verplichte uitrol op nationaal of Europees niveau. De brief van Beuc wordt eveneens bijgevoegd bij de brief van de Minister van 7 april 2009. Verder heeft de Minister ook de brief van Netbeheer Nederland van 2 april 2009 bijgevoegd. In deze brief is Netbeheer Nederland ingegaan op het begrip reguliere vervanging en op de handhaving van de verplichting een slimme meter te accepteren. Eveneens op 7 april 2009 heeft de derde termijn van de behandeling van de wetsvoorstellen in de Eerste Kamer plaatsgevonden. Tijdens het debat heeft de Minister een novelle aangekondigd, waarin de sanctiebepalingen Nr. 1 april/mei 2009 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT 41

voor personen die weigeren om een slimme meter te ontvangen zullen worden geschrapt. De Minister heeft daarmee alsnog gekozen voor een uitrol van de slimme meter op basis van vrijwilligheid. Daarbij zullen netbeheerders evenwel verplicht zijn om slimme meters aan te bieden bij nieuwbouw, grootschalige renovatie en reguliere vervanging. De AMvB over de metereisen zal zoals gepland worden voorgehangen in Tweede en de Eerste Kamer. Over twee jaar waarin twee grondige evaluaties zullen plaatsvinden zal zoals gepland worden besloten over een eventuele intensivering van de uitrol. De novelle zal volgens de Minister betrekking hebben op zowel wetsvoorstel 31 374 als wetsvoorstel 31 320. De Minister heeft voorts aangegeven dat de rest van deze wetsvoorstellen na instemming van de Eerste Kamer gewoon doorgang zullen vinden. Dat betekent dat de metermarkt zal worden gereguleerd en dat het leveranciersmodel zal worden voorgeschoven. Formeel is nu de behandeling van beide wetsvoorstellen door de Eerste Kamer aangehouden in afwachting van de novelle. Over beide wetsvoorstellen zal pas worden besloten nadat de novelle na advies van de Raad van State is goedgekeurd door de Tweede Kamer. De Minister heeft voorts toegezegd dat zij de bepalingen ten aanzien van de vervaltermijn respectievelijk verjaringstermijn van vorderingen van netbeheerders zal corrigeren bij nota van wijziging op het wetsvoorstel Versterking Gasmarkt en Voorrang voor Duurzaam. Regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten) (Kamerstukken I 2008/09, 30 475) Bovengenoemde wet is reeds op 7 februari 2008 in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2008, 120) en vanaf 1 juli 2008 gefaseerd in werking getreden (Stb. 2008, 232) (zie hierover NTE 2008, nr. 2 en NTE 2008, nr. 3). Bij brief van 10 maart 2009 (nr. 35) heeft de Minister gereageerd op een verzoek van de agrarische sector om deze sector te ontheffen van de verplichting op grond van bovengenoemde wet om graafwerkzaamheden op locaties waar zich ondergrondse netten bevinden te melden voor zover het betreft de grondbewerking in de bovenste grondlaag (dat wil zeggen tot 50 cm diepte). In haar brief van 10 maart 2009 heeft de Minister bericht dat met de agrarische sector thans overleg wordt gevoerd met de intentie een eventueel disproportionele lastendruk te verminderen. De Minister heeft in deze brief ook aangegeven dat bovengenoemde wet geen mogelijkheid biedt voor ontheffing van de hiervoor omschreven meldingsplicht. Als compromis heeft de Minister aangegeven bereid te zijn bovengenoemde wet tot en met de zomer ten aanzien van de agrarische sector niet te handhaven. Dat betekent dat graafwerkzaamheden tot een diepte van 50 cm tot het einde van de zomer niet gemeld hoeven te worden. De eigen verantwoordelijkheid van agrariërs blijft daarbij onverminderd van belang. De Minister heeft in haar brief aangegeven dat zij verwacht dat na de zomer duidelijk zal zijn of en langs welke lijnen een structurele oplossing voor de korte en langere termijn gevonden kan worden. Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2008/09, 31 540) Bij brief van 16 maart 2009 (nr. 5) heeft de Minister de nota naar aanleiding van het verslag inzake bovengenoemd wetsvoorstel aangeboden (nr. 6) alsmede een nota van wijziging (nr. 7). De nota van wijziging voorziet in een aanvulling van de wettelijke bepaling op grond waarvan bepaalde categorieën van beheerders van ondergrondse netten kunnen worden vrijgesteld van de wettelijke registratie- en informatieverplichtingen (art. 49 lid 2). Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 4/5. De Minister geeft in haar brief aan dat niet valt uit te sluiten dat de beantwoording van de vragen van kamerlid Van der Vlies over de gevolgen van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten voor agrarische ondernemers (Kamerstukken II 2008/09, 30 475, nr. 35) zal nopen tot aanpassing van bovengenoemd wetsvoorstel. In dat geval ligt het volgens de Minister in de rede dat een tweede nota van wijziging wordt uitgebracht. Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie) (Kamerstukken I 2008/09, 31 320) Bovengenoemd wetsvoorstel wordt gezamenlijk met het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers hiervoor behandeld. De ontwikkelingen in de parlementaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel zijn gelijk. Ook voor dit wetsvoorstel geldt derhalve zoals hiervoor besproken dat de behandeling in de Eerste Kamer is aangehouden in afwachting van de door de Minister aangekondigde novelle. Gaswet en de Elektriciteitswet 1998 tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Kamerstukken II 2008/09, 31 904) Op 27 maart 2009 is bovengenoemd wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden (nr. 1). Het wetsvoorstel wijzigt 31 artikelen van de Gaswet en 25 artikelen van de Elektriciteitswet 1998 (de E-wet ) (nr. 2). Zoals beschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (nr. 3) vormen de drie centrale thema s van het energiebeleid betrouwbaar, betaalbaar en schoon de basis voor bovengenoemd wetsvoorstel. Zoals aangegeven in het persbericht van 27 maart 2009 dat is gepubliceerd op www.ez.nl zijn de belangrijkste onderwerpen van bovengenoemd wetsvoorstel: (i) voorrang voor duurzame elektriciteit op het net, (ii) de verbetering van de werking van de gasmarkt, (iii) meer zekerheid voor netbeheerders ten behoeve van uitbreidingsinvesteringen in het net en (iv) de uitbreiding van de bevoegdheden van de Nederlandse Mededingingsautoriteit ( NMa ). Met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit op het net zijn in het wetsvoorstel maatregelen opgenomen op basis waarvan netbeheerders worden verplicht om duurzaam opgewekte elektriciteit met voorrang over de netten te transporteren. Elektriciteit uit niet-duurzame bronnen moet voorrang verlenen en wordt daartoe bij congestie teruggeregeld. De toegang van 42 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT Nr. 1 april/mei 2009

duurzame elektriciteit tot het net moet altijd gewaarborgd zijn. Ook worden in dit verband maatregelen getroffen om samenwerking tussen de netbeheerders te verbeteren. Dit is een uitwerking van de brieven van de Minister van 20 december 2007 (Kamerstukken II 2007/ 08, 29 023, nr. 45), 7 mei 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 29 023, nr. 56) en 2 oktober 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 29 023, nr. 63) in reactie op de motie Ten Hoopen en Smeets (Kamerstukken II 2007/08, 31 200, nr. 24). Met betrekking tot de verbetering van de gasmarkt zijn in het wetsvoorstel maatregelen opgenomen teneinde één binnenlandse gasmarkt te creëren in plaats van de huidige deelmarkten voor hoogcalorisch en laagcalorisch gas. Ook worden wettelijke maatregelen getroffen die maken dat een koper van gas zelf kan bepalen wat hij met zijn gas doet; verbruiken of doorverkopen. Deze maatregelen hangen mede samen met de ambitie van het kabinet dat Nederland zich ontwikkelt tot de gasrotonde van Noordwest Europa. Het derde belangrijke onderwerp van het wetsvoorstel betreft een verbetering van de procedures rondom uitbreidingsinvesteringen van netbeheerders. De Minister zal verantwoordelijk worden voor de beoordeling van nut en noodzaak van investeringen van nationaal belang en de (andere) uitbreidingsinvesteringen van de landelijke netbeheerders. De overige uitbreidingsinvesteringen van regionale netbeheerders zullen door de NMa beoordeeld worden op nut en noodzaak. Voor alle investeringen geldt dat de Minister en de NMa elkaar wederzijds om advies kunnen vragen. De netbeheerder krijgt als nut en noodzaak van de investering zijn vastgesteld de zekerheid dat de investering zal worden doorberekend in zijn tarieven. Hiermee is invulling gegeven aan een voornemen dat is aangekondigd in de brief van de Minister van 29 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 023, nr. 37). Het vierde belangrijke onderwerp van het wetsvoorstel heeft betrekking op de bevoegdheden van de NMa. Het wetsvoorstel regelt in dat verband dat de NMa de bevoegdheid krijgt om aan het begin van een nieuwe reguleringsperiode de tarieven eenmalig bij te stellen naar een niveau dat overeenkomt met het efficiënte kostenniveau, met inachtneming van een redelijk rendement. De Minister moet evenwel toestemming geven voor het uitoefenen van deze bevoegdheid door de NMa. Het advies van de Raad van State van 6 februari 2009 en het nader rapport van 24 maart 2009 zijn opgenomen onder nr. 4. Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid) (Kamerstukken II 2008/09, 31 354) Nadat de Minister op 12 augustus 2008 de nota naar aanleiding van het verslag (nr. 6) met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel had gepubliceerd (zie NTE 2008, nr. 4/5) is tussen 25 november 2008 en 24 maart 2009 een groot aantal amendementen en moties met betrekking tot dit wetsvoorstel ingediend (nrs. 7 tot en met 39). Over de amendementen, de moties en het wetsvoorstel is op 17 maart 2009 in de Tweede Kamer gedebatteerd. Tijdens de stemming op 24 maart 2009 is het wetsvoorstel aangenomen. Voorts zijn aangenomen (i) het gewijzigd amendement dat ziet op het respecteren van de autonomie van decentrale overheden wanneer zij het algemeen belang behartigen (nr. 32), (ii) het gewijzigde procedurele amendement dat beoogt gemeenten, provincies en ondernemingen rechtszekerheid te bieden doordat de Minister (en niet de NMa) altijd nadere regels ter uitwerking van de open norm van artikel 25i en 25j stelt (nr. 33), (iii) het amendement dat de termijn verkort waarbinnen de evaluatie van de wet plaatsvindt (van 5 jaar naar 3 jaar), de geldingsduur van de wet inkort (van 7 jaar naar 5 jaar) en de invoeringstermijn van 3 jaar aanpast conform de meer gebruikelijke overgangstermijn van 2 jaar (nr. 38) en (iv) het gewijzigd amendement dat verduidelijkt dat het tijdstip genoemd in de laatste bijzin van artikel IV lid 2 betrekking heeft op het voorgenomen tijdstip van het vervallen van de wet (nr. 34). Tevens is op 24 maart 2009 een drietal moties aangenomen, te weten (i) de motie waarbij de regering wordt verzocht onderzoek te doen naar de omvang van oneerlijke concurrentie binnen het hoger onderwijs en de wenselijkheid om delen van het hoger onderwijs over te brengen onder het bovengenoemde wetsvoorstel (nr. 27), (ii) de motie waarin de regering wordt verzocht dat tarieven, belastingen en leges niet zullen stijgen ten gevolge van bovengenoemd wetsvoorstel (nr. 28) en (iii) de motie waarin de regering wordt verzocht kruisbestuiving tussen twee overheden ten nadele van het middenen kleinbedrijf te voorkomen door zorg te dragen voor verhoging van zowel kwalitatief als kwantitatief toezicht en handhaving van de NMa (nr. 30). Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verder verwezen naar NTE 2008, nr. 1. Wetsvoorstel Aanpassingswet vierde tranche Awb (Kamerstukken II 2007/ 08, 31 124) Bovengenoemd wetsvoorstel strekt tot de aanpassing van een groot aantal wetten aan de vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Awb), waaronder de E- wet en de Gaswet. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie hebben op 18 februari 2009 de derde nota van wijziging met betrekking tot het bovengenoemde wetsvoorstel vastgesteld (nr. 10). Het gewijzigd voorstel van wet is op 5 maart 2009 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer (nr. A). Het voorbereidend onderzoek door de vaste commissie voor Justitie heeft plaatsgevonden op 28 april 2009. De vaste commissie voor Justitie heeft op 12 mei 2009 het voorlopig verslag (nr. B) vastgesteld. Voor een samenvatting van bovengenoemd wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2007, nr. 5/6. Regelgeving Elektriciteit: wijziging met betrekking tot de invoering van een blindenergietarief voor aangeslotenen op het net invoeden (wijziging NetCode Elektriciteit, MeetCode Elektriciteit en TarievenCode Elektriciteit) De Raad van Bestuur van de NMa (de Raad ) heeft op 3 februari 2009 het Nr. 1 april/mei 2009 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT 43

besluit genomen tot wijziging van de NetCode Elektriciteit, de MeetCode Elektriciteit en de TarievenCode Elektriciteit inzake de verrekening van de uitwisseling van blindenenergie (besluit met kenmerk 102 867/23). Abusievelijk is in de kennisgeving van dit besluit in de Staatscourant van 5 februari 2009 (Stcrt. 2009, 1802) (zie NTE 2008, nr. 6) niet aangegeven dat het besluit tot stand is gekomen door middel van een openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Ter rectificatie is mededeling gedaan van deze omissie in de Staatscourant van 13 februari 2009 (Stcrt. 2009, 2332). Voor een samenvatting van het doel en de inhoud van de wijzigingen wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 4/5. Elektriciteit: wijziging inzake tariefdrager bij ontbreken gecontracteerd vermogen (wijziging TarievenCode Elektriciteit) De Raad heeft op 14 april 2009 een ontwerpbesluit tot wijziging van de TarievenCode Elektriciteit ter inzage gelegd (Stcrt. 2009, 70). Het ontwerpbesluit betreft het vaststellen van een tariefstructuur voor afnemers aangesloten op de netvlakken EHS (extra hoogspanning) en HS (hoogspanning) die geen transportvermogen hebben gecontracteerd. Aanleiding voor dit ontwerpbesluit vormen de beslissing op bezwaar tegen het besluit van de Raad van 31 januari 2007 tot onder meer vaststelling van de maximumtarieven voor TenneT voor het jaar 2007 voor het transport op extra hoogspanningsnetwerk (220/380 kv) (Besluit van de Raad van 6 november 2008 met kenmerk 102 699_1/37) en de beslissing op bezwaar tegen het besluit van de Raad van 21 december 2007 tot vaststelling van de maximumnettarieven elektriciteit voor het jaar 2008 voor aangeslotenen op HS-netten (Besluit van de Raad van 16 december 2008 met kenmerken 102 913_1/25, 102 913_2/24, 102 913_3/17, 102 913_4/7, 102 913_5/16 en 102 913_6/9). De Raad heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op de totstandkoming van het wijzigingsbesluit. Het ontwerpbesluit ligt tot en met 27 mei 2009 voor belanghebbenden ter inzage bij de Raad. Het ontwerpbesluit is tevens gepubliceerd op www.energie kamer.nl. Elektriciteit: wijziging Meetcode Elektriciteit en andere codes inzake diverse verbeterpunten in de Meetcode Elektriciteit, alsmede samenhangende wijzigingen Bij besluit van 24 februari 2009 (kenmerk 102 466/23) heeft de Raad op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders van 13 november 2006 (kenmerk 2006-3008) de tariefsstructuren en voorwaarden zoals bedoeld in artikel 27 en 31 E-wet gewijzigd. Met het besluit wordt beoogd de Meetcode Elektriciteit te verbeteren door het gebruik van andere (duidelijkere) begrippen, alsmede enkele daarmee samenhangende wijzigingen in de overige technische codes voor elektriciteit, de Informatiecode en de Tarievencode. Daarnaast wordt beoogd de Meetcode Elektriciteit beter te laten aansluiten bij de praktijk. Van het besluit is op 26 februari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 39). Elektriciteit: beslissing op bezwaar wijziging NetCode Elektriciteit i.v.m. spanningskwaliteitscriteria hoogspanningsnetten Bij besluit van 4 maart 2008 (kenmerk 102 376/22) (Stcrt. 2008, 48) heeft de Raad naar aanleiding van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders van 29 juni 2006 de NetCode Elektriciteit gewijzigd vastgesteld. Met het wijzigingsvoorstel gaven de gezamenlijke netbeheerders uitvoering aan het bepaalde bij artikel 3.3.5 NetCode Elektriciteit. Tegen het besluit van 4 maart 2008 zijn vervolgens bezwaren ingediend door VEMW en EnergieNed (destijds: Ephrin). In het kader van de bezwaarprocedure heeft op 26 augustus 2008 een hoorzitting plaatsgevonden ten kantore van de NMa. Tijdens de hoorzitting is gebleken dat bij VEMW, EnergieNed en de gezamenlijke netbeheerders de bereidheid bestond om nader overleg te voeren over het bezwaar van VEMW met betrekking tot de transiënte overspanningen, teneinde tot een gezamenlijke oplossing te komen. Met dat doel hebben op 16 september 2008 en 10 oktober 2008 bijkomsten ten kantore van de NMa plaatsgevonden. Deze bijeenkomsten hebben geleid tot een breed gedragen programma voor het registeren van transiënte overspanningen. Met behulp van dit meetprogramma dient een norm voor deze spanningen te worden ontwikkeld. Bij besluit van 17 maart 2009 (kenmerk 10 297_1/24) heeft de Raad gelet op de uitkomst van de hiervoor genoemde bijeenkomsten het besluit van 4 maart 2008 in zoverre herroepen dat de artikelen 3.3.3 en 3.3.6 van de NetCode Elektriciteit gewijzigd zijn vastgesteld en de artikelen 3.3.7 en 3.3.8 worden toegevoegd. Hierdoor is een meetprogramma voor transiënte overspanningen geïntroduceerd, teneinde een norm voor deze transiënte overspanningen te kunnen ontwikkelen. Gas: wijziging inzake kwaliteitsconversie (wijziging TarievenCode Gas en Transportvoorwaarden Gas-LNB) Op 7 april 2009 heeft de Raad op grond van artikel 12i, eerste lid, Gaswet een (uitvoerings)besluit genomen (kenmerk 103 208/1, gepubliceerd op www.energiekamer.nl). Dit besluit geeft uitvoering aan het besluit van de Raad van 17 december 2008 tot wijziging van de tariefstructuren en de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12a en 12b, eerste lid, van de Gaswet inzake kwaliteitsconversie (kenmerk 102646/ 17). Van bovengenoemd (uitvoerings)besluit is op 14 april 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 70). Elektriciteit en Gas: Besluit financieel beheer netbeheerder Met betrekking tot het Besluit financieel beheer netbeheerder heeft de Minister de Tweede Kamer bij brief van 12 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 30) bericht dat zij de motie van kamerlid Hessels (CDA) met betrekking tot de kredietwaardigheid van de netbeheerders (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 6) zal uitvoeren. De Minister heeft in haar brief aangegeven dat zij twee mogelijkheden ziet om de motie uit te voeren (zie NTE 2008, nr. 6 voor beschrijving van die mogelijkheden). In het Algemeen Overleg van 17 december 2008 waarvan het verslag is vastgesteld op 10 februari 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 44 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT Nr. 1 april/mei 2009

31 510, nr. 34) heeft de Minister aan de Tweede Kamer aangegeven dat zij 40% eigen vermogen van een netbeheerder als minimumbuffer beschouwt op het moment van splitsing en heeft zij toegezegd het Besluit financieel beheer netbeheerder dienovereenkomstig aan te passen. Tevens heeft zij tijdens het Algemeen Overleg toegezegd informatie te verschaffen over de huidige solvabiliteit van de vier grote energiebedrijven. Bij brief van 11 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 35) heeft de Minister aan haar toezegging voldaan en heeft zij de Tweede Kamer tevens over de stand van zaken met betrekking tot de aanpassing van het Besluit financieel beheer netbeheerder geïnformeerd. Bij Besluit van 13 maart 2009 tot wijziging van het Besluit financieel beheer netbeheerder ter versterking van de investeringsreserve na splitsing heeft de Minister vervolgens gevolg gegeven aan haar toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 17 december 2008 het Besluit financieel beheer netbeheerder aan te passen. Dit besluit is geplaatst in het Staatsblad van 26 maart 2009 (Stb. 2009, 141) en op 27 maart 2009 in werking getreden. Als gevolg van dit besluit dient een netbeheerder een minimumpercentage van 40% eigen vermogen aan te houden op het moment van splitsing. De Minister stelt dat het percentage na het moment van splitsing tot beneden de 40% kan worden bijgesteld, indien die verlaging volledig wordt veroorzaakt door de financiering van investeringen in het door de netbeheerder te beheren netwerk die na de splitsing noodzakelijk zijn. Deze verlaging kan echter niet zover gaan dat het eigen vermogen onder de grens van 30% uitkomt of niet langer wordt voldaan aan de door een erkend kredietbeoordelingsbureau toegekende kredietkwaliteitstrap investeringswaardig. De eis van 40/60 verdeling ten tijde van de splitsing is niet van toepassing op netbeheerders die op het moment van inwerking treden van bovengenoemd besluit reeds gesplitst waren. netbeheerders en de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders Gaswet ingetrokken. De reden voor de intrekking van de genoemde beleidsregels is dat de in de beleidsregels genoemde onderwerpen inmiddels worden geregeld door de E-wet (art. 10a lid 3 art. 16Aa en art. 18a) en de Gaswet (art. 3b lid 3, art. 7a en art. 10e) en het ter uitwerking daarvan genomen Besluit financieel beheer netbeheerder (Stb. 2008, 330) (zie hiervoor). Van dit besluit is op 2 maart 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 41). Het besluit is op 4 maart 2009 in werking getreden. Elektriciteit en Gas: intrekking van de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders en de Beleidsregels aanwijzing netbeheerders Gaswet Bij besluit van 17 februari 2009 heeft de Minister de Beleidsregels aanwijzing Nr. 1 april/mei 2009 Nederlands Tijdschrift voor ENERGIERECHT 45