De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: een relativering van de belangen van het donorkind

Vergelijkbare documenten
Weten van wie je afstamt

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Reglement Stichting donorgegevens kunstmatige

Anonieme spermadonatie

Afstammingsinformatie

De spermadonor en zijn recht op omgang met het kind In hoeverre dient de spermadonor een recht op omgang te hebben, mede gelet op het belang van het

De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: eliminatie van een probleem, maar dilemma s blijven

4 nov nov mei april juni 2004

Maart 2012 N. Leeuwrik

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Advies. Anoniem donorschap Het recht van het kind om zijn ouders te kennen. datum volgnr /5

Professionals in een veranderend veld. Monique Mochtar Gynaecoloog Voortplantingsgeneeskunde Voorzitter van de SIG Gameetdonatie

6.2. Spreekbeurt door een scholier 3576 woorden 10 december keer beoordeeld. Nederlands. Spermadonatie

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

Jaarverslag Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting 2007

RESULTATEN VRAGENLIJST ROZE OUDERSCHAP

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Embryodonatie: Informatie voor wensouders

Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeente Weert. Datum: 27 juni Rapportnummer: 2013/073

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Pleidooi voor een tweesporensysteem bij eicel- of spermadonatie.

Inhoud. Privacyreglement Roebia Zorg. Boek 4. Bijlagen

De belangen van het kind bezien vanuit het verdragsrecht.

Spermadonor in beeld. Marja Visser Counselor

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Gelet op de artikelen 3.1 en 3.2 van de Wet basisregistratie personen wordt op dit verzoek als volgt besloten.

Spermadonor en zijn rechten. De rechtspositie van de spermadonor, juridisch(e) ouder(s) en het kind

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Kennedy Van der Laan. Dhr. R. Paping. H.H. de Vries. Nederlandse Woonbond / Privacy. 6 maart /HVR/792435

Privacy reglement kinderopvang Opgesteld volgens de Wet Bescherming Persoonsgegevens (W.B.P.)

5. Betrokkene: degene op wie de Persoonsgegevens betrekking hebben, in het algemeen de patiënt. Artikel 3 Wijze van verkrijging van de gegevens

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit tot openbaarmaking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

31 mei 2012 z

de minister van Economische Zaken, de heer mr L.J. Brinkhorst Postbus EC Den Haag Ministeriële regeling afsluitingen

Regeling ter bescherming van klokkenluiders bij de Universiteit Maastricht (klokkenluidersregeling)

Privacyreglement Spoor 3 BV. Artikel 1. Begripsbepalingen. Voor zover niet uitdrukkelijk anders blijkt, wordt in dit reglement verstaan onder:

: Gerard Spong : 4 juni Wijziging verzekeringswet

ECLI:NL:RVS:2017:1318

Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Dik-Faber (CU) over de situatie van donorkinderen (2019Z04104).

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

In hoeverre waarborgt het wetsvoorstel het recht van het kind op kennis van afstammingsgegevens dat voortvloeit uit artikel 7 IVRK?

Volksgezondheidswetgeving GENEESKUNDIGE BEHANDELINGSOVEREENKOMST

Nieuwe gezinsvormen in een juridisch kader

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX7183

Ons kenmerk z Contactpersoon

Slechts doneren of ook familierechtelijk integreren?

Privacybescherming bij het verwerken van cliëntgegevens Prof.mr.dr. M.A.J.M. Buijsen

Statusvoorlichting: het geven van informatie over de afstamming van het kind

Persoonsgegevens Alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon.

8.50 Privacyreglement

Privacyreglement Huisartsenpraktijken te Groenlo en Beltrum

Privacyreglement. Voorwoord Privacybepalingen Begripsbepalingen Toepassingsgebied... 3

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

Ethische aspecten van medisch geassisteerde voortplanting en het welzijn van het kind

Zorgverzekeraars Nederland Definitieve bevindingen Ambtshalve onderzoek aangaande toepassing Controle op Verzekering van VECOZO B.V.

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

Hoe zit het met mijn privacy?

Nederlands Instituut van Psychologen inzagerecht testgegevens

PRAKTIJK MANAGER. Mr Jolanda J.A. van Boven. VAN BOVEN Juridisch Adviesbureau Arnhem

ARTIKEL 3 Totstandkoming van de behandelingsovereenkomst

Gastouderbureau Alles Kids Zoetermeer Privacyreglement

239. Duomoederschap anno 2014

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Privacyreglement. WerkPro privacyreglement pagina: 1 van 5 Versiedatum: Eigenaar: Bedrijfsjurist

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

BEWERKERSOVEREENKOMST

Rubriek Onderwerp Nummer Datum document KWALITEIT - BELEID Privacybeleid

SCHOTELANTENNES. Wettelijk kader

Eerste Kamer der Staten-Generaal

OUDERS IN JEUGDBESCHERMINGSPROCEDURES RECHTSBIJSTAND IN HET LICHT VAN EHRM-JURISPRUDENTIE

1.1 Persoonsgegevens Elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Wet meldplicht datalekken

Privacyreglement. Stichting Rapucation Postbus NL Amsterdam

Klokkenluidersregeling Regeling en procedure inzake het melden van vermeende ernstige misstanden.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Afstammingsinformatie: een recht?

Privacy Statement. Toepasselijkheid. Algemeen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Beroepsgeheim en Huiselijk Geweld

WMO algemene voorwaarden Versie 07-17

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Klachtenprocedure Internet

2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan:

g) Daar waar de patiënt zichzelf niet kan vertegenwoordigen, treedt de wettelijke vertegenwoordiger in zijn of haar plaats.

Verwerkersovereenkomst AVG

Besluit tot openbaarmaking

Protocol Huisbezoek 2015

Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)

Overzicht van roze ouderschapsvormen Gezag en juridisch ouderschap

MEMORIE VAN TOELICHTING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBDHA:2013:16806

Privacyreglement KOM Kinderopvang

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: een relativering van de belangen van het donorkind Conceptartikel Tijdschrift voor Gezondheidsrecht Anne Rietveld Studentnummer: 346837 Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 1

FORUM De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: een relativering van de belangen van het donorkind Anne Rietveld 1 1. INLEIDING Sinds de inwerkingtreding van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (hierna: Wet DG), staan de belangen van het donorkind centraal. 2 De wetgever heeft met deze wet beantwoord aan het verlangen van voorstanders van afschaffing van de donoranonimiteit: een kind moet weten van wie hij afstamt en de belangen van donoren en wensouders dienen daaraan in beginsel ondergeschikt te zijn. 3 Voor de invoering van de Wet DG stond de anonimiteit van de donor voorop en hadden de ouders de mogelijkheid om te kiezen voor een niet-anonieme of anonieme donor. 4 Nu ligt deze keuzevrijheid bij het minderjarige donorkind. Zowel door de wetgever als in de literatuur is in beperkte mate aandacht besteed aan de belangen van de wensouders. Lange tijd werd niet openlijk gesproken met het donorkind over de wijze van zijn verwekking. 5 De wetgever heeft met de Wet DG openheid bij de wensouders naar hun donorkinderen toe willen stimuleren, door de donoranominiteit af te schaffen. Ouders kunnen tot de mededeling van de kunstmatige donorbevruchting niet worden gedwongen, maar dit lijkt wel het uitgangspunt van de wetgever te zijn geweest door de afschaffing van de anonieme donor. 6 In deze bijdrage ga ik nader in op de belangen van het donorkind op de inzage van de identiteitsgegevens van de donor enerzijds en de belangen van de juridische ouders anderzijds, waarbij ook de keuze tussen een anonieme en niet-anonieme donor centraal staat. Want weegt het recht op kennisname van het kind met betrekking tot de identiteitsgegevens van de donor zwaarder dan het belang van de juridische ouders om dit recht te beperken? In dit artikel wordt beoogd de belangen van het donorkind bij het recht op afstammingsgegevens te relativeren. Na een bespreking van de achtergrond van de Wet DG, sta ik stil bij de belangen van de ouders. Aansluitend behandel ik de belangen van het kind bij kunstmatige donorbevruchting en sluit ik af met enkele conclusies. 2. DE WET DG Dilemma s Wanneer bij paren of een individu sprake is van onvruchtbaarheid of het risico op het doorgeven van een erfelijke aandoening aan het nageslacht, dan bestaat de mogelijkheid tot geassisteerde voortplanting met gedoneerde geslachtscellen: de kunstmatige donorbevruchting. 7 De wetgever heeft met de Wet DG de nadruk willen leggen op het recht op afstammingsgegevens van het kind dat verwekt is via tussenkomst van een donor. 8 Daarom heeft de wetgever donorkinderen, indien zij weten dat ze via een kunstmatige bevruchting verwekt zijn, de mogelijkheid gegeven contact te leggen met hun donor. De ratio hiervan is dat het kind niet om zijn of haar bestaan heeft gevraagd en heeft ten opzichte van de ouders geen keuzevrijheid. De wensouders hebben vrijwillig een verantwoordelijkheid genomen die hen hiertoe verplicht. 9 De komst van de Wet DG heeft voor dilemma s gezorgd: ten eerste is met deze wet de keuze mogelijkheid voor een anonieme donor opgeheven. De verantwoordelijkheid lag bij de wensouders 10 om te beslissen of zij hun kind de mogelijkheid wilden geven de donor te leren kennen. Deze verantwoordelijkheid ligt nu bij het kind, indien het kind weet dat het via medewerking van een donor is ontstaan. De Wet DG stelt kinderen die ontstaan zijn door kunstmatige donorbevruchting in staat te achterhalen wie hun donor is geweest, zodra zij de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. 11 De donor mag het verzoek tot verkrijging van 1 Anne Rietveld is masterstudent Recht van de Gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. 2 Janssens 2005, p. 399. 3 Handelingen I 2001/02, 25, p. 1280 1285. 4 De zogeheten A- en B-donoren, zie hiervoor: Janssens 2005, p. 399. 5 Ploem & Dondorp 2013, p. 434. 6 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 208. 7 Ploem & Dondorp 2013, p. 434 en zie ook art. 1 lid 1 sub c Wet DG. 8 Handelingen I 2001/02, 25, p. 1280 1285. 9 Handelingen I 2001/02, 25, p. 1280 1285 en zie Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 210. 10 De juridische ouders op grond BW 1. 11 Janssens 2005, p. 399 en zie hiervoor ook art. 3 lid 2 Wet DG. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 2

zijn identiteitsgegevens weigeren, maar moet aantonen dat sprake is van zwaarwegende belangen die prevaleren boven de gevolgen die het niet verstrekken van deze gegevens voor het kind zou hebben. 12 Daarnaast heeft het kind vanaf 12 jaar, dat weet of vermoedt dat het via kunstmatige donorbevruchting is verwekt, recht om de persoonlijke en fysieke kenmerken en sociale gegevens van de donor in te zien. 13 De wet maakt dus een onderscheid tussen medische gegevens, niet-persoonsidentificerende gegevens en de persoonsidentificerende gegevens van de donor. 14 Enerzijds wordt het belang van het kind bij het leren kennen van de donor door deze wet gewaarborgd, anderzijds worden de belangen van de wensouders bij de voortplantingsvrijheid beperkt, doordat de keuze tussen een anonieme en niet-anonieme donor niet meer mogelijk is. 15 Hiermee zou een ander (indirect) doel van de Wet DG worden verwezenlijkt: openheid over de afstamming door de ouders bevorderen. 16 De wet biedt hiervoor geen afzonderlijke instrumenten, omdat de wetgever stelt dat het tot de vrijheid van de ouders behoort om het kind omtrent zijn wijze van verwekken in te lichten. 17 Twee beginselen Aan de Wet DG liggen twee principes ten grondslag: respect voor de autonomie en niet-schaden. Het principe van respect voor de autonomie houdt in dat personen, in dit geval de donorkinderen, niet mogen worden belemmerd in de regie over hun eigen leven. Dit houdt ook de vrije toegang tot de kennis over zichzelf in. Echter, dit brengt een beperking van de autonomie van de wensouders met zich mee, omdat de reproductieve vrijheid wordt ingeperkt. 18 Het principe van niet-schaden ziet op de gebrekkige identiteitsvorming bij kinderen die niets van hun biologische afkomst weten. Daarentegen worden de wensouders geschaad in hun reproductieve vrijheid, maar worden ook geforceerd open te zijn over de kunstmatige bevruchting. Daarnaast sluit de Wet DG aan bij artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. De kern van artikel 7 IVRK is dat eenieder recht heeft om zijn biologische herkomst te kennen. 19 Dit houdt een positieve verplichting in voor de overheid: de overheid dient te zorgen voor een degelijke regeling voor de inzage in de afstammingsgegevens. 20 Een schending van het recht op privacy, neergelegd in artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet, kan worden gerechtvaardigd, zoals dit is beslist in verschillende (internationale) uitspraken. 21 Echter, deze artikelen dragen de overheid juist op zich te onthouden van inmenging in het privéleven: de negatieve verplichting. 22 Dit ligt ten grondslag aan zowel de belangen van het kind als aan de belangen van de wensouders. 3. BELANGEN TEN AANZIEN VAN DE OUDERS Geheimhouding De afschaffing van de anonimiteitswaarborg van de donor heeft een schending van de privacy van de ouders tot gevolg. 23 Ouders hebben sinds de Wet DG niet langer de zekerheid dat hun donorkind, wanneer zij het kind vertellen over de kunstmatige donorbevruchting, geen contact wil opzoeken met zijn donor. 24 Wanneer de ouders besluiten open te zijn over de wijze van verwekking naar hun donorkind, dan staat de Wet DG geheel in het belang van het kind. 25 Dit kan een bedreiging vormen voor de wensouders, omdat zij bang zijn dat het kind een emotionele band op zal bouwen met zijn donor. De angst om hun kind kwijt te raken speelt bij de wensouders een grote rol bij de keuze voor een anonieme donor. 26 Daarnaast hangt de keuze voor een anonieme donor ook samen met het niet informeren over de kunstmatige donorbevruchting. 27 Cultuur, onbekendheid van kunstmatige donorbevruchting in de omgeving en schaamte vanwege de onvruchtbaarheid van één van de wensouders zijn argumenten om het donorkind niet op de hoogte te stellen van zijn verwekking. 28 De huidige regelgeving biedt de wensouders geen enkele bescherming meer. Wanneer de ouders het kind wel op de hoogte stellen van zijn kunstmatige bevruchting, wordt voorkomen dat zij levenslang een geheim moeten bewaren en wordt het kind niet op latere leeftijd onverwachts met 12 Zie hiervoor art. 3 lid 2 Wet DG en zie ook Ploem & Dondorp 2013, p. 441. 13 Art. 3 lid 1 sub b Wet DG. 14 Besluit van 11 augustus 2003, houdende bepaling van de gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 3, achtste lid, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Besluit donorgegevens kunstmatige bevruchting). 15 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 210. 16 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 216. 17 Kamerstukken II 1992/93, 23 207, nr 3, p. 10 en zie ook: Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 216. 18 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 209. 19 Ploem & Dondorp 2013, p. 435. 20 Fuchs 2002, p. 4. 21 Gaskin t. Verenigd Koninkrijk, EHRM 7 juli 1989, nr. 10454/83 en Zaak Mikulic t. Kroatie, EHRM 7 februari 2002, nr. 53176/99. 22 Fuchs 2002, p. 4. 23 Art. 8 EVRM en art. 10 Gw. 24 25 Janssens 2005, p. 403 en zie ook: Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 216. 26 De Nijs 2001, p. 12. 27 28 De Nijs 2001, p. 13. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 3

het nieuws geconfronteerd. Echter, uit onderzoek is gebleken dat een groot aantal wensouders toch zou kiezen voor een anonieme, ontraceerbare donor wanneer zij die keuze hebben. 29 Privacy en ouderlijke autonomie Andere bezwaren van voorstanders van de anonieme donor zien voornamelijk op de privacy en ouderlijke autonomie. Ouders en hun minderjarige kind hebben recht op een ongestoord gezinsleven. 30 De ouderlijke autonomie omvat de vrijheid van ouders om hun gezinsleven naar eigen zienswijzen in te richten; dit vloeit voort uit artikel 8 EVRM. Het probleem van de wensouders, de onvruchtbaarheid, moet worden opgelost tussen de donor en henzelf en deze belangen dienen dan ook zwaarder te wegen. 31 Voorts was ook de angst dat donoren door de afschaffing van de anonimiteitswaarborg zouden worden afgeschrikt waardoor er minder donoren beschikbaar zouden zijn. Hierdoor zou de keuzevrijheid van de wensouders worden beperkt, maar dit is tot op heden nog niet gebleken. 32 Echter, er zijn ook wensouders die op zoek zijn gegaan naar een donor in het buitenland, vanwege de wachttijden en de wettelijke anonimiteitswaarborg in andere landen. 33 Hieruit kan worden afgeleid dat er wensouders zijn die vinden dat de wetgever niet aan hun belangen tegemoet is gekomen. 34 Op de ouderlijke autonomie mag niet zomaar een inbreuk worden gemaakt, tenzij sprake is van een grove verwaarlozing of misbruik van de ouderlijke verantwoordelijkheid. 35 Voor de overheid geldt de plicht zich te onthouden van inmenging in het persoonlijke leven van haar burgers, tenzij dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 36 Aan het wettelijke vereiste is in dit geval wel voldaan, maar of de inmenging in de persoonlijke levenssfeer van wensouders door de overheid in het belang is van de wensouders zelf, daar kan geen sprake van zijn. Nature en nurture Er wordt een inbreuk gemaakt op de reproductieve vrijheid van de ouders doordat de overheid zich bemoeit met het leven van de betrokkenen, terwijl de overheid zich normaliter niet bemoeit met de voortplanting tussen twee mensen. De heer Kohnstamm (D66) wist dit bij de behandeling van de Wet DG doeltreffend te verwoorden: (...) Anders gezegd: vanwaar die haast verontwaardigd geponeerde zekerheid dat de overheid zich niet met de conceptie, zich niet met bewuste besluiten tussen twee mensen over voortplanting moet en mag bemoeien, terwijl als daar specifieke medische hulpmiddelen voor nodig zijn, KID, met een niet aanneembaar te maken zekerheid wordt gesteld dat diezelfde overheid plotseling wel degelijk gerechtigd is om in te grijpen? Is hier nu sprake van misbruik van wetgevende bevoegdheid? 37 Is het recht op inzage van de persoonsidentificerende gegevens van de donor wel echt in het belang van het kind? Is het aan de overheid om een dergelijk recht te stimuleren? In de hedendaagse maatschappij, met programma s als Spoorloos en DNA Onbekend, lijkt het voor een kind een verplichting te zijn om zijn biologische achtergrond te achter halen. En daarmee is de voorgestelde wettelijke ordening feitelijk bovenal door een bepaalde inkleuring van de heersende moraal geïndiceerd. Je hoort het te willen weten en het is daarom in het belang van het kind dat de anonimiteit van de spermadonor doorkruist moet kunnen worden. 38 De biologische achtergrond van het kind dient mijns inziens ondergeschikt te zijn aan de relatie met de sociale ouders. Beter bekend als het onderscheid tussen nature en nurture. Het kind wordt mijns inziens gevormd door de opvoeding van de juridische ouders en de genetische afstamming is voor de identiteitsvorming van het kind niet in dergelijke mate bepalend, dat alleen in het belang van het kind gehandeld zou moeten worden. 39 In de literatuur zijn naar aanleiding van de beperking van de reproductieve vrijheid in het belang van het kind twee argumenten naar voren gekomen. Het nonidentity argument ziet op het principe van niet schaden. Het komt erop neer dat een kind afkomstig van een niet-anonieme donor niet beter af hoeft te zijn dan wanneer het kind afkomstig is van een anonieme donor. 40 Een ander argument om van (hulp bij) voortplanting af te zien is wanneer getwijfeld wordt over de vraag of het kind een optimaal bestaan tegemoet gaat. 41 Het probleem met de bovenstaande 29 30 Op grond van art. 1:245 lid 1 jo. art. 1:247 lid 1 en 2 BW en zie ook: Bruning 2013, p. 104. 31 De Nijs 2001, p. 22. 32 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 221. 33 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 221. 34 35 Bruning 2013, p. 104. 36 Art. 8 lid 2 EVRM. 37 Aanhangsel Handelingen I 2001/02, 25. 38 Aanhangsel Handelingen I 2001/02, 25. 39 Ploem & Dondorp 2013, p. 443. 40 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 209. 41 Ploem & Dondorp 2013, p. 444. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 4

argumenten is dat het voor wensouders dan al heel snel niet mogelijk is om voort te planten, omdat het welzijn van het kind voorop staat: zowel bij anonieme als niet-anonieme donorbevruchting. 4. BELANGEN TEN AANZIEN VAN HET KIND Openheid naar donorkind Het kind heeft op grond van de Wet DG het recht om zijn biologische herkomst te kennen. 42 Het grootste belang van het donorkind is gelegen in de opheffing van de anonimiteitswaarborg. Een donorkind, dat op de hoogte is van zijn verwekking, kan verschillende redenen hebben om de identiteit van zijn donor te achterhalen. Hierbij kan worden gedacht aan medische redenen, zoals het risico op erfelijke ziekten, maar ook incestgevaar is een reden voor het donorkind om behoefte te hebben aan inzage in zijn biologische afkomst. 43 Echter, voor deze gegevens is kennis van de donoridentiteit niet nodig voor het kind: de medische gegevens van de donor worden verstrekt aan de huisarts van het donorkind. 44 Met de opheffing van de anonimiteitswaarborg wordt bij de wensouders de verantwoordelijkheid gelegd om open te zijn over de kunstmatige bevruchting naar hun kind toe. 45 Openheid naar het donorkind verdient ook de voorkeur, zodat het kind er niet toevallig achter kan komen, maar ook om niet levenslang een geheim te moeten bewaren. 46 Er wordt gesteld dat geheimhouding schadelijk kan zijn voor (de ontwikkeling van) het kind, maar uit onderzoek is gebleken dat het even goed gaat met de kinderen die wel zijn ingelicht over de kunstmatige donorbevruchting als met de kinderen die er niet over zijn geïnformeerd. 47 Maar openheid naar het donorkind toe is evenmin schadelijk, mits het kind daarover zorgvuldig wordt ingelicht. 48 Er valt te verdedigen dat ouders jegens hun donorkind daarom prima facie de morele verplichting hebben om het kind te vertellen hoe het is ontstaan. Naast gezondheids- en erfelijkheidsrisico s die door geheimhouding niet aan het licht komen, bestaat er ook de kans op emotionele schade die bij het kind kan optreden wanneer het op latere leeftijd onverhoeds wordt geconfronteerd met zijn biologische herkomst. 49 Echter, prima facie houdt in dat de verplichting niet absoluut is en wanneer de ouders een zwaarwegender belang bij geheimhouding hebben, ligt deze afweging nog altijd bij hen. 50 De wetgever heeft de verantwoordelijkheid over openheid bij de ouders zelf gelaten en als openheid over de kunstmatige donorbevruchting de doelstelling was geweest van de Wet DG dan had de wetgever daartoe bepalingen of instrumenten moeten bieden. Identiteitsvorming Het grootste belang van het kind bij het contact leggen met zijn donor is de identiteitsvorming. In de literatuur en de rechtspraak wordt betoogd dat het recht op inzage van de donorgegevens van het kind een algemeen persoonlijkheidsrecht 51 is en prevaleert boven de rechten en vrijheden van de wensouders. 52 Aan de belangen van de ouder wordt minder gewicht toegekend, ter meer omdat zij mede verantwoordelijkheid draagt voor het bestaan van dat kind. 53 Opgroeien zonder dat het donorkind weet van wie hij afstamt kan een verstoring van de identiteitsvorming met zich mee brengen: het niet weten kan leiden tot machteloosheid. 54 Dit argument is niet gebaseerd op empirische evidentie. 55 Uit onderzoek naar via anonieme donatie ontstane gezinnen waarin kinderen al op jonge leeftijd over hun ontstaansgeschiedenis werden ingelicht, blijkt dat sommige (niet alle) kinderen wel nieuwsgierig zijn naar de donor, maar niet dat ze grote problemen ondervinden als gevolg van het feit dat ze de donor niet kennen. 56 Het is dus niet bewezen dat deze kinderen een verhoogde kans hebben om ernstige psychosociale schade op te lopen. 57 Daarnaast moet een zestienjarig donorkind zelf, gewekt door nieuwsgierigheid, een keuze maken tussen wel of geen contact leggen met zijn donor. Het is niet vanzelfsprekend dat een donorkind zijn donor wil leren kennen. Wellicht heeft het donorkind een goede relatie met zijn juridische ouders en bevindt het zich in een goede omgeving. Het minderjarige kind zal een afweging moeten maken, wanneer het vanaf zijn zestiende levensjaar contact op mag zoeken met zijn 42 Ploem & Dondorp 2013, p. 435 en zie ook: artikel 7 van het Verdrag inzake de rechten van het kind. 43 De Nijs 2001, p. 15. 44 Zie hiervoor art. 3 lid 1 sub a Wet DG. 45 Janssens 2005, p. 401. 46 Janssens 2005, p. 402. 47 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 213. 48 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 213. 49 Ploem & Dondorp 2013, p. 443 en zie ook: Kremer & Leenen 1991, p. 1477. 50 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 217. 51 HR 15 april 1994 r.o. 3.4.3., NJ 1994, 608 (Valkenhorstarrest) en zie ook: Ploem & Dondorp 2013, p. 437. 52 HR 15 april 1994, NJ 1994, 608 (Valkenhorstarrest). 53 HR 15 april 1994 r.o. 3.4.3., NJ 1994, 608 (Valkenhorstarrest) en zie ook: Ploem & Dondorp 2013, p. 437. 54 Janssens 2005, p. 399. 55 Ploem & Dondorp 2013, p. 443. 56 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 210. 57 Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012, p. 210. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 5

donor. 58 Het contact met zijn donor kan de thuissituatie verstoren, maar het kind kan wel zien van wie het afstamt en is daardoor wellicht beter in staat een evenwichtig leven op te bouwen. 59 Beperking rechten donorkind De wet speelt in op een maatschappelijke beeldvorming die niet in het belang van elk donorkind hoeft te zijn. 60 Inzage in de persoonlijke identiteitsgegevens van de donor of contact met de donor kan acceptatie en gemoedrust bij het donorkind teweeg brengen, maar het kan ook leiden tot een emotionele belemmering, omdat het donorkind sociale druk ervaart. 61 Daarbij staat een minderjarig kind onder het gezag van zijn juridische ouders en de vraag die bij mij opkomt is of het respect voor de autonomie van het kind in bepaalde omstandigheden niet moet worden beperkt. De ouders handelen tot en met het 18 e levensjaar in naam en in het belang van hun donorkind. 62 Een donorkind dat nog niet zelfstandig de afweging kan maken tussen wel of geen contact met de donor, omdat het daardoor bijvoorbeeld onzeker van wordt, is een reden om de leeftijdsbepaling neergelegd in artikel 2 lid 2 Wet DG te verhogen naar 18 jaar. Ook emotionele verwarring kan aanleiding zijn om contact met de donor te beperken. Daarnaast is een ontmoeting met de donor niet per se in het belang van de ontwikkeling van het donorkind en het is aan de ouders om deze belangenafweging te maken. In de Wet DG is het belang van de ouders buiten beschouwing gelaten en kunnen zelfs geen bezwaar indienen wanneer zij contact met de donor niet in het belang van hun kind achten. Mijns inziens dient de ouderlijke autonomie gerespecteerd te worden, tenzij er zwaarwegende belangen zijn om dit recht op zij te zetten. 5. AFSLUITEND In deze bijdrage heb ik getracht de belangen van het donorkind ten opzichte van zijn juridische ouders te relativeren. In de Wet DG staan de belangen van het donorkind centraal en de belangen van zowel de donor als de wensouders zijn daaraan in beginsel ondergeschikt. De belangen van de wensouders komen in de Wet DG niet aan de orde en de dilemma s die daaruit voortvloeien hangen samen met de afschaffing van de donoranominiteit. De ratio achter de donoranominiteit is dat wensouders de kunstmatige bevruchting liever geheim houden vanwege uiteenlopende redenen. De openheid die de Wet DG wil bereiken levert voor zowel de wensouders als het donorkind een schending van de ouderlijke autonomie op. Het minderjarige donorkind wordt aan een belangenafweging onderworpen, terwijl het in zijn levensfase of omstandigheid er nog helemaal niet aan toe is. De ouders worden gestoord in hun gezinsleven door overheidsbemoeienis. Het recht op privacy van de wensouders wordt ten onrechte opzij gezet door het recht op afstammingsgegevens. Voor de identiteitsontwikkeling van het donorkind is inzage in de persoonsidentificerende donorgegevens mijns inziens niet van groot belang. De omgeving waarin het donorkind opgroeit is daarentegen belangrijker. Ik pleit voor een herziening van de Wet DG waarin de keuze voor een anonieme donor weer beschikbaar wordt. Wensouders die een anonieme donor willen, moeten momenteel de nationale wetgeving omzeilen en naar het buitenland gaan voor een behandeling. Dat zal niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever. Daarnaast zou een bepaling omtrent het ouderlijk gezag in de Wet DG moeten worden opgenomen. Het minderjarige kind staat onder het gezag van zijn ouders en sommige kinderen zijn op hun zestiende nog niet toe aan een belangenafweging tussen enerzijds de ontmoeting met de donor en anderzijds de angst dat hierdoor de relatie met zijn juridische ouders zal worden beïnvloed. Een oplossing zou zijn om het kind vanaf zijn 18 e levensjaar in te lichten omtrent zijn verwekking, zodat het kind zijn beslissingen zelf kan nemen. Ter afsluiting nog het volgende. In deze bijdrage is vanwege de omvang geen aandacht besteed aan de belangen van de donor, maar deze dienen zeker in een volgende bijdrage bekeken te worden. Ook de belangen van de donor zijn ondergeschikt aan die van het kind. Voorts is in dit artikel geen aandacht besteed aan gedwongen openheid, ter meer ik dat in strijd acht met de ouderlijke autonomie en het zelfbeschikkingsrecht. 58 Janssens e.a. 2005, p. 1414. 59 De Nijs 2001, p. 25. 60 Janssens e.a. 2005, p. 1415. 61 Janssens e.a. 2005, p. 1414. 62 Art. 1:245 jo. art. 1:247 jo. art. 1:233 BW. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 6

LITERATUURLIJST Bruning 2013 M.R. Bruning, Zorg om het kind. Bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2013, afl. 2, p. 102 122. Fuchs 2002 I. Fuchs, Regels voor de bewaring, het beheer en de verstrekking van gegevens van donoren bij kunstmatige bevruchting: wetsvoorstel 23 207 en de waarborg van rechten en belangen van betrokken partijen (afstudeerscriptie Nederlands recht Erasmus Universiteit Rotterdam), 2002. Janssens 2005 P.M.W. Janssens, De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: eliminatie van een probleem, maar dilemma s blijven, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2005, afl. 5, p. 399 403. Janssens e.a. 2005 P.M.W. Janssens, G.A.J. Dunselman, A.H.M. Simons en M.D. Kloosterman, Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting: inhoud en gevolgen, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2005, nr. 149, p. 1412 1416. Kremer & Leenen 1991 J. Kremer & H.J.J. Leenen, De anonimiteit van de donor bij kunstmatige inseminatie met donorsperma in historisch perspectief, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1991, nr. 33, p. 1476 1478. De Nijs 2001 E.A.C.M. de Nijs, K.I.D. en de rechten van de KIDS: Wetsvoorstel Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting (doctoraalscriptie Privaatrecht Erasmus Universiteit Rotterdam), 2001. Ploem & Dondorp 2013 M.C. Ploem & W.J. Dondorp, Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting: van geslotenheid naar openheid, Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2013, afl. 37 (5), p. 434 448. RAPPORTEN Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting 2012 H.B. Winter e.a., Evaluatie Embryowet en Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting, Den Haag: ZonMw 2012. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht 2-2015 7