Bijlage 1. Hoogte van het levenslang bij vervroeging Ingeval van vervroeging van het levenslang wordt het conform lid 1 van artikel 6 berekende levenslang door het pensioenfonds op actuariële wijze verlaagd. In plaats van ingang op de 67-jarige leeftijd kan het levenslang maximaal 12 jaar eerder ingaan. De ruilvoeten hiervoor, alsmede de uitkomsten, staan in de volgende tabel. Nieuwe ingangsleeftijd Ruilvoet vóór vervroeging 55 jaar 0,488 1.000 488 56 jaar 0,514 1.000 514 57 jaar 0,543 1.000 543 58 jaar 0,574 1.000 574 59 jaar 0,607 1.000 607 60 jaar 0,643 1.000 643 61 jaar 0,683 1.000 683 62 jaar 0,726 1.000 726 63 jaar 0,772 1.000 772 64 jaar 0,822 1.000 822 65 jaar 0,877 1.000 877 66 jaar 0,936 1.000 936 67 jaar 1,000 1.000 1.000 na vervroeging De tabel geeft aan hoeveel direct ingaand levenslang op de vervroegde pensioeningangsdatum wordt verkregen door de vervroeging van 1.000,- opgebouwd levenslang (behorende bij een ingangsleeftijd van 67 jaar). De hoogte van het opgebouwde partnerpensioen wordt niet beïnvloed door de vervroegde pensioeningang. Als de gekozen pensioeningangsdatum op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende ruilvoeten geïnterpoleerd. De ruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
2. Hoogte van het levenslang bij uitstel Ingeval van uitstel van het levenslang wordt het conform lid 3 van artikel 6 berekende levenslang door het pensioenfonds op actuariële wijze verhoogd. In plaats van ingang op de 67-jarige leeftijd kan het maximaal 2 jaar worden uitgesteld. De ruilvoeten hiervoor, alsmede de uitkomsten, staan in de volgende tabel. Nieuwe ingangsleeftijd Ruilvoet vóór uitstel 67 jaar 1,000 1.000 1.000 68 jaar 1,071 1.000 1.071 69 jaar 1,151 1.000 1.151 na uitstel De tabel geeft aan hoeveel direct ingaand levenslang op de uitgestelde pensioeningangsdatum wordt verkregen door uitstel van 1.000,- opgebouwd levenslang (behorende bij een ingangsleeftijd van 67 jaar). De hoogte van het opgebouwde partnerpensioen wordt niet beïnvloed door de uitgestelde pensioeningang. Als de gekozen pensioeningangsdatum op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende ruilvoeten geïnterpoleerd. De ruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
3. Hoogte van het levenslang bij uitruil van partnerpensioen voor een toeslag op het levenslang Ingeval van uitruil van het partnerpensioen voor een toeslag op het levenslang wordt het levenslang conform artikel 8 verhoogd op basis van een op actuariële wijze vastgestelde uitruilvoet. De uitruilvoeten zijn hierbij gedefinieerd als percentage van het partnerpensioen. De uitruilvoeten hiervoor staan in de volgende tabel. Nieuwe ingangsleeftijd Uitruilvoet als % van het partnerpensioen Opgebouwd partnerpensioen vóór uitruil Toeslag op het na uitruil 55 jaar 16,5 1.000 165 56 jaar 17,3 1.000 173 57 jaar 18,2 1.000 182 58 jaar 19,1 1.000 191 59 jaar 20,0 1.000 200 60 jaar 21,0 1.000 210 61 jaar 22,1 1.000 221 62 jaar 23,2 1.000 232 63 jaar 24,3 1.000 243 64 jaar 25,5 1.000 255 65 jaar 26,8 1.000 268 66 jaar 28,1 1.000 281 67 jaar 29,5 1.000 295 De tabel geeft aan hoeveel direct ingaand levenslang op de (vervroegde) pensioeningangsdatum wordt verkregen door uitruil van 1.000,- opgebouwd partnerpensioen. Als de gekozen pensioeningangsdatum op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende uitruilvoeten geïnterpoleerd. De uitruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
4. Hoogte van het partnerpensioen bij uitruil van levenslang voor een toeslag op het partnerpensioen Ingeval van uitruil van het levenslange voor een toeslag op het partnerpensioen wordt het partnerpensioen conform artikel 8 verhoogd op basis van een op actuariële wijze vastgestelde uitruilvoet. De uitruilvoeten zijn hierbij gedefinieerd als percentage van het. De uitruilvoeten hiervoor staan in de volgende tabel. Uitruilleeftijd Uitruilvoet als % van het Opgebouwd vóór uitruil Toeslag op het partnerpensioen na uitruil 21 jaar 298,2 1.000 2.982 22 jaar 298,5 1.000 2.985 23 jaar 298,6 1.000 2.986 24 jaar 298,5 1.000 2.985 25 jaar 298,1 1.000 2.981 26 jaar 297,4 1.000 2.974 27 jaar 296,5 1.000 2.965 28 jaar 295,5 1.000 2.955 29 jaar 294,5 1.000 2.945 30 jaar 293,4 1.000 2.934 31 jaar 292,3 1.000 2.923 32 jaar 291,1 1.000 2.911 33 jaar 289,9 1.000 2.899 34 jaar 288,6 1.000 2.886 35 jaar 287,1 1.000 2.871 36 jaar 285,6 1.000 2.856 37 jaar 284,2 1.000 2.842 38 jaar 282,7 1.000 2.827 39 jaar 281,3 1.000 2.813 40 jaar 280,0 1.000 2.800 41 jaar 278,6 1.000 2.786 42 jaar 277,1 1.000 2.771 43 jaar 275,4 1.000 2.754 44 jaar 273,7 1.000 2.737 45 jaar 272,1 1.000 2.721 46 jaar 270,6 1.000 2.706 47 jaar 269,3 1.000 2.693 48 jaar 268,2 1.000 2.682 49 jaar 267,3 1.000 2.673 50 jaar 266,6 1.000 2.666 51 jaar 266,1 1.000 2.661 52 jaar 265,8 1.000 2.658 53 jaar 265,7 1.000 2.657
Uitruilleeftijd Uitruilvoet als % van het Opgebouwd vóór uitruil Toeslag op het partnerpensioen na uitruil 54 jaar 266,0 1.000 2.660 55 jaar 266,7 1.000 2.667 56 jaar 267,8 1.000 2.678 57 jaar 269,4 1.000 2.694 58 jaar 271,5 1.000 2.715 59 jaar 273,8 1.000 2.738 60 jaar 276,4 1.000 2.764 61 jaar 279,3 1.000 2.793 62 jaar 282,5 1.000 2.825 63 jaar 286,3 1.000 2.863 64 jaar 290,5 1.000 2.905 65 jaar 295,3 1.000 2.953 66 jaar 300,5 1.000 3.005 67 jaar 306,1 1.000 3.061 De tabel geeft aan hoeveel partnerpensioen op de uitruildatum wordt verkregen door uitruil van 1.000,- opgebouwd levenslang (behorende bij een ingangsleeftijd van 67 jaar). Als de uitruildatum op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende uitruilvoeten geïnterpoleerd. De uitruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
5. Hoog/laag-constructie bij het levenslang De deelnemer heeft conform lid 5 van artikel 6 het recht zijn ingaande levenslang om te zetten in een dat gedurende een door de deelnemer te bepalen periode, die uiterlijk eindigt op de 72-jarige leeftijd, hoger is dan het oorspronkelijke levenslang en in de periode daarna lager is dan het oorspronkelijke levenslang. Een en ander vindt plaats onder de voorwaarde dat de hoogste uitkering niet meer dan 33,33% hoger is dan de lagere uitkering. In de volgende twee tabellen is ervan uitgegaan dat de hoogste uitkering 33,33% hoger is dan de lagere uitkering. Omzettingsleeftijd 67 jaar Ruilvoet Ingangsleeftijd in vóór na 55 jaar 1,139 1.000 1.139 854 56 jaar 1,147 1.000 1.147 860 57 jaar 1,157 1.000 1.157 868 58 jaar 1,167 1.000 1.167 875 59 jaar 1,179 1.000 1.179 884 60 jaar 1,192 1.000 1.192 894 61 jaar 1,206 1.000 1.206 905 62 jaar 1,222 1.000 1.222 917 63 jaar 1,239 1.000 1.239 929 64 jaar 1,259 1.000 1.259 944 65 jaar 1,281 1.000 1.281 961 66 jaar 1,305 1.000 1.305 979 Omzettingsleeftijd 72 jaar Ruilvoet Ingangsleeftijd in vóór na 55 jaar 1,091 1.000 1.091 818 56 jaar 1,097 1.000 1.097 823 57 jaar 1,102 1.000 1.102 827 58 jaar 1,108 1.000 1.108 831 59 jaar 1,115 1.000 1.115 836 60 jaar 1,123 1.000 1.123 842 61 jaar 1,131 1.000 1.131 848 62 jaar 1,140 1.000 1.140 855 63 jaar 1,151 1.000 1.151 863 64 jaar 1,162 1.000 1.162 872 65 jaar 1,175 1.000 1.175 881 66 jaar 1,190 1.000 1.190 893 67 jaar 1,206 1.000 1.206 905 68 jaar 1,225 1.000 1.225 919 69 jaar 1,247 1.000 1.247 935
De ruilvoet geeft aan hoeveel verhoogd wordt verkregen door de uitruil van 1.000,- opgebouwd levenslang, uitgaande van de pensioeningangsdatum en de omzettingsleeftijd. Verder zijn alleen de ruilvoeten vermeld uitgaande van een periode waarin de hoogste uitkering wordt uitgekeerd tot de 67-jarige respectievelijk 72-jarige leeftijd. Als de gekozen pensioeningangsdatum en/of omzettingsleeftijd op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende ruilvoeten geïnterpoleerd. De ruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
6. Laag/hoog-constructie bij het levenslang De deelnemer heeft conform lid 6 van artikel 6 het recht zijn ingaande levenslang om te zetten in een dat gedurende een door de deelnemer te bepalen periode, die uiterlijk eindigt op de 72-jarige leeftijd, lager is dan het oorspronkelijke levenslang en in de periode daarna hoger is dan het oorspronkelijke levenslang. Een en ander vindt plaats onder de voorwaarde dat de hoogste uitkering niet meer dan 33,33% hoger is dan de lagere uitkering. In de volgende twee tabellen is ervan uitgegaan dat de hoogste uitkering 33,33% hoger is dan de lagere uitkering. Omzettingsleeftijd 67 jaar Ruilvoet Ingangsleeftijd in vóór na 55 jaar 0,860 1.000 860 1.147 56 jaar 0,854 1.000 854 1.139 57 jaar 0,847 1.000 847 1.129 58 jaar 0,840 1.000 840 1.120 59 jaar 0,832 1.000 832 1.109 60 jaar 0,823 1.000 823 1.097 61 jaar 0,815 1.000 815 1.087 62 jaar 0,805 1.000 805 1.073 63 jaar 0,795 1.000 795 1.060 64 jaar 0,785 1.000 785 1.047 65 jaar 0,774 1.000 774 1.032 66 jaar 0,762 1.000 762 1.016 Omzettingsleeftijd 72 jaar Ruilvoet Ingangsleeftijd in vóór na 55 jaar 0,900 1.000 900 1.200 56 jaar 0,895 1.000 895 1.193 57 jaar 0,890 1.000 890 1.187 58 jaar 0,885 1.000 885 1.180 59 jaar 0,879 1.000 879 1.172 60 jaar 0,873 1.000 873 1.164 61 jaar 0,866 1.000 866 1.155 62 jaar 0,859 1.000 859 1.145 63 jaar 0,851 1.000 851 1.135 64 jaar 0,843 1.000 843 1.124 65 jaar 0,834 1.000 834 1.112 66 jaar 0,825 1.000 825 1.100 67 jaar 0,814 1.000 814 1.085 68 jaar 0,803 1.000 803 1.071 69 jaar 0,791 1.000 791 1.055
De ruilvoet geeft aan hoeveel verlaagd wordt verkregen door de uitruil van 1.000,- opgebouwd levenslang, uitgaande van de pensioeningangsdatum en de omzettingsleeftijd. Verder zijn alleen de ruilvoeten vermeld uitgaande van een periode waarin de lagere uitkering wordt uitgekeerd tot de 67-jarige respectievelijk 72-jarige leeftijd. Als de gekozen pensioeningangsdatum en/of omzettingsleeftijd op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende ruilvoeten geïnterpoleerd. De ruilvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2018. Het bestuur van het
7. Afkoop pensioenaanspraken Het pensioenfonds en de gewezen deelnemer en de pensioengerechtigden hebben het recht tot afkoop van de pensioenaanspraken, indien het pensioen op het tijdstip van ingang lager is dan 458,06 bruto per jaar (bedrag 2014). Voor afkoop van uitgesteld levenslang, meeverzekerd niet ingegaan partnerpensioen en direct ingaand pensioen zijn de afkoopvoeten als volgt. Leeftijd Uitgesteld OP vanaf 67 Meeverzekerd NP Direct ingaand Direct ingaand nabestaandenpensioen 21 2,9297 0,9334 28,7533 29,0150 22 3,0492 0,9704 28,6416 28,9142 23 3,1733 1,0094 28,5246 28,8087 24 3,3020 1,0508 28,4020 28,6987 25 3,4355 1,0949 28,2732 28,5842 26 3,5737 1,1416 28,1380 28,4647 27 3,7170 1,1909 27,9965 28,3399 28 3,8654 1,2426 27,8486 28,2102 29 4,0191 1,2966 27,6942 28,0750 30 4,1782 1,3529 27,5333 27,9341 31 4,3428 1,4116 27,3653 27,7872 32 4,5129 1,4726 27,1904 27,6342 33 4,6887 1,5365 27,0077 27,4746 34 4,8702 1,6034 26,8167 27,3083 35 5,0575 1,6736 26,6171 27,1348 36 5,2507 1,7464 26,4092 26,9542 37 5,4500 1,8219 26,1927 26,7663 38 5,6551 1,9002 25,9674 26,5708 39 5,8662 1,9811 25,7331 26,3677 40 6,0832 2,0641 25,4900 26,1569 41 6,3057 2,1501 25,2369 25,9377 42 6,5335 2,2398 24,9730 25,7099 43 6,7664 2,3337 24,6974 25,4732 44 7,0046 2,4309 24,4106 25,2275 45 7,2481 2,5304 24,1134 24,9730 46 7,4967 2,6315 23,8061 24,7097 47 7,7500 2,7344 23,4885 24,4368 48 8,0090 2,8373 23,1619 24,1553 49 8,2745 2,9408 22,8254 23,8647 50 8,5465 3,0452 22,4783 23,5651 51 8,8256 3,1504 22,1206 23,2564 52 9,1119 3,2570 21,7512 22,9382 53 9,4078 3,3634 21,3716 22,6114 54 9,7153 3,4694 20,9818 22,2750 55 10,0351 3,5749 20,5812 21,9282 56 10,3689 3,6786 20,1712 21,5700 57 10,7178 3,7797 19,7522 21,2015 58 11,0826 3,8785 19,3232 20,8215 59 11,4622 3,9769 18,8819 20,4296 60 11,8568 4,0746 18,4286 20,0256
Leeftijd Uitgesteld OP vanaf 67 Meeverzekerd NP Direct ingaand Direct ingaand nabestaandenpensioen 61 12,2654 4,1712 17,9630 19,6094 62 12,6877 4,2659 17,4858 19,1810 63 13,1251 4,3552 17,0004 18,7401 64 13,5754 4,4391 16,5067 18,2882 65 14,0367 4,5161 16,0063 17,8247 66 14,5064 4,5863 15,4986 17,3492 67 14,9835 4,6503 14,9835 16,8630 68 14,4575 16,3645 69 13,9217 15,8538 70 13,3771 15,3295 71 12,8234 14,7930 72 12,2681 14,2468 73 11,7116 13,6946 74 11,1558 13,1367 75 10,6067 12,5757 76 10,0668 12,0122 77 9,5355 11,4459 78 9,0149 10,8780 79 8,5081 10,3102 80 8,0126 9,7463 81 7,5293 9,1895 82 7,0565 8,6412 83 6,5993 8,1057 84 6,1553 7,5825 85 5,7238 7,0712 86 5,3112 6,5741 87 4,9178 6,0963 88 4,5488 5,6390 89 4,2069 5,2075 90 3,8861 4,7984 91 3,5947 4,4143 92 3,3261 4,0543 93 3,0864 3,7222 94 2,8647 3,4138 95 2,6570 3,1172 96 2,4810 2,8529 97 2,3207 2,6095 98 2,1755 2,3878 99 2,0456 2,1943 100 1,9307 2,0336 Als de berekeningsdatum op een tussenliggende leeftijd ligt, dan wordt lineair tussen de omliggende afkoopvoeten geïnterpoleerd. De afkoopvoeten gelden uiterlijk tot 31 december 2014. Het bestuur van het pensioenfonds zal tenminste één keer per jaar de afkoopvoeten opnieuw vaststellen.