De onderwijsvisitatie Geografie

Vergelijkbare documenten
Het referentiekader van de visitatiecommissie Informatica-Toegepaste Informatica-Computerwetenschappen 2009

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

De onderwijsvisitatie Filmstudies en Visuele Cultuur

De onderwijsvisitatie Geschiedenis. Een evaluatie van de kwaliteit van de opleidingen in het domein Geschiedenis aan de Vlaamse universiteiten

De onderwijsvisitatie Diergeneeskunde en Laboratory Animal Science

HET REFERENTIEKADER VAN DE VISITATIECOMMISSIE MATERIAALKUNDE CHEMISCHE TECHNOLOGIE INLEIDING

De onderwijsvisitatie Onderwijswetenschappen

De onderwijsvisitatie Biochemie / Biotechnologie

De onderwijsvisitatie Kunstwetenschappen en Archeologie

Programma van toetsing

De onderwijsvisitatie Moraalwetenschappen

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

De onderwijsvisitatie Technology for Integrated Water Management

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

BA 1 NTC Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 vaktitel vakcode 7 collegewekeweken. tentamen. schriftelijk. schriftelijk. tentamen. tentamen.

Programma van toetsing

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

De onderwijsvisitatie Afrikaanse Talen en Culturen

De onderwijsvisitatie Politieke Wetenschappen

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

De onderwijsvisitatie Pedagogische Wetenschappen - Sociale en Culturele Agogiek

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

De onderwijsvisitatie Verkeerskunde. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Verkeerskunde aan de Universiteit Hasselt

Neerlandistiek CROHO 60849

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

De onderwijsvisitatie Bouwkunde/ Bachelor Ingenieurswetenschappen

De onderwijsvisitatie Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Master in het Sociaal werk

JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2. (her)toetsing Griekse grammatica en

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

De onderwijsvisitatie Musicologie

De onderwijsvisitatie master na master Geneeskunde

De onderwijsvisitatie Oost-Europese talen en culturen

De opleiding Master in de Internationale Betrekkingen en de Diplomatie van de Universiteit Antwerpen

De onderwijsvisitatie Flanders Business School

De onderwijsvisitatie Chemie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Chemie aan de Vlaamse universiteiten

De onderwijsvisitatie Geologie Geotechniek

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

Toetsplan Bacheloropleiding Informatiekunde

De onderwijsvisitatie Manama s Economische wetenschappen Toegepaste economische wetenschappen Handelsingenieur

Master in de Verpleegkunde en Vroedkunde

De onderwijsvisitatie Oosterse Studies

Onderwijs- en examenregeling

De onderwijsvisitatie Vergelijkende Cultuurwetenschappen

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement

Deel 1 Algemeen deel

De onderwijsvisitatie Godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

27 oktober Terugkomavond SLO-alumni

De onderwijsvisitatie Kerkelijk Recht

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Eindkwalificaties van de bacheloropleiding Geschiedenis

Indeling hoger onderwijs

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur d.d. 1 april Opleidingsraden. reglement

De onderwijsvisitatie Architectuur

Teamscan op accreditatiewaardigheid

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Onderwijs- en examenregeling

De onderwijsvisitatie Biologie

Certificaten Daltononderwijs KPZ Wenke Daltonconsultants

De onderwijsvisitatie Sociale en Culturele Antropologie

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009

Onderwijs- en examenregeling

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

De onderwijsvisitatie Economische Wetenschappen, Toegepaste Economische Wetenschappen, TEW Handelsingenieur en Zij-instroom EW TEW HI ZIJ (boek 1)

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

De onderwijsvisitatie specialistische geneeskunde

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

De onderwijsvisitatie Psychologie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Psychologie aan de Vlaamse universiteiten

Toetsplan Bachelor CIW

Juridische kennis en professionele vaardigheden

Deel B: Bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur voor het studiejaar Inhoud:

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

De onderwijsvisitatie Psychologie. Een evaluatie van de kwaliteit van de academische opleidingen Psychologie aan de Vlaamse universiteiten

Het hoger onderwijs verandert

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Het domeinspecifieke referentiekader professioneel gerichte bacheloropleiding Biomedische laboratoriumtechnologie

De onderwijsvisitatie Farmaceutische Wetenschappen

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING FFTR

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Context. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.

De onderwijsvisitatie Materiaalkunde Chemische Technologie

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Vragenlijst deelnemers Vlaams Lerend Netwerk STEM SO

Competentie-invullingsmatrix

Transcriptie:

De onderwijsvisitatie Geografie Een evaluatie van de kwaliteit van de bachelor- en masteropleidingen Geografie en Geomatica aan de Vlaamse Universiteiten www.vlir.be Brussel December 2009

V L I R Vlaamse Interuniversitaire Raad De onderwijsvisitatie Geografie Een evaluatie van de kwaliteit van de bachelor- en masteropleidingen Geografie en Geomatica aan de Vlaamse Universiteiten www.vlir.be Brussel December 2009

De onderwijsvisitatie Geografie Gedrukte exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het: VLIR-secretariaat, Ravensteingalerij 27, 1000 Brussel T +32 (0)2 792 55 00 F +32 (0)2 211 41 99 administratie@vlir.be www.vlir.be Het rapport is elektronisch beschikbaar op de webstek van de VLIR: www.vlir.be Wettelijk depot: D/2009/2939/7

Voorwoord van de voorzitter van de VLIR Dit rapport bevat de bevindingen van de visitatiecommissie die de academische opleidingen Geografie en Geomatica aan de Vlaamse universiteiten geëvalueerd heeft. De commissie heeft haar opdracht uitgevoerd tussen januari 2009 en januari 2010, met inbegrip van het bezoek aan de opleidingen. Dat initiatief kadert in de opdracht die de Vlaamse overheid gaf aan de Vlaamse universiteiten en aan de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) betreffende de externe kwaliteitszorg van het academisch onderwijs. De commissie heeft de visitatieprocedure gevolgd zoals die is vastgelegd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA (Brussel, september 2008). Naast relevante suggesties en aanbevelingen in het kader van de continue verbetering van het academisch onderwijs, formuleert de commissie een beoordeling en geeft zij een evaluatiescore aan de zes onderwerpen en onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Samen met de kwalitatieve beoordelingen vormen die scores in de opleidingsrapporten een belangrijk element ten behoeve van de accreditatiebesluiten van de NVAO. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleidingen en in het bijzonder gericht op de handhaving en verbetering van de kwaliteit ervan. Daarnaast beoogt het rapport ook de samenleving objectief in te lichten over de kwali teit van de geëvalueerde opleidingen. Daartoe zijn de visitatierapporten publiek gemaakt op de webstek van de VLIR (www.vlir.be). De lezer moet er rekening mee houden dat het visitatierapport een momentopname is en slechts één fase vertegenwoordigt in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Al na korte tijd kunnen de opleidingen immers grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mee in antwoord op de resultaten van interne onderwijs evaluaties door de universiteiten zelf of als reactie op aanbevelingen van de betrokken visitatiecommissie. Graag dank ik op de eerste plaats de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor de tijd die zij geïnvesteerd hebben in de visitatie van de opleidingen, maar ook voor de grote deskundigheid waarmee zij hun opdracht hebben uitgevoerd. Deze visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de universiteiten betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. Het is mijn hoop dat zij de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie mogen ervaren als een bevestiging van hun inspanningen en tevens een bijkomende stimulans vinden in de geformuleerde aanbevelingen ten einde de kwali teit van het academisch onderwijs verder te verbeteren en te versterken. Prof. dr. Alain Verschoren voorzitter VLIR

Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie geografie De eerste Onderwijsvisitatie Geografie, die in 2001 plaats vond en waarover in 2002 werd gerapporteerd, markeerde het startpunt van een nieuw systeem van externe kwaliteitszorg voor het academisch onderwijs in de geografie in Vlaanderen. Nieuw was de systematische evaluatie van de inhoud, het proces en de voorzieningen van het onderwijs. Nieuw was ook de afstemming tussen Vlaanderen en Nederland wat betreft de kwaliteitszorg in het universitaire onderwijs. De samenwerking komt onder meer tot uiting in de samenstelling van de visitatiecommissies, waarin zowel Vlaamse als Nederlandse hoogleraren zitting hebben, vaak aangevuld met enkele experts van buiten deze groepen. Deze Onderwijsvisitatie Geografie toont aan dat het universitaire onderwijs in beweging blijft. De, op basis van de Bolognaverklaring gestarte, geleidelijke invoering van het Bachelor-Master-stelsel speelde een belangrijke rol bij deze visitatie. De in juni 1999 in Bologna gemaakte afspraak tussen 29 Europese landen heeft tot doel te komen tot een gemeenschappelijk en open Europees hoger onderwijs met onderling vergelijkbare graden en erkende diploma s. De Nederlands-Vlaamse samenwerking werd hierdoor in een Europees kader geplaatst en de Nederlandse en Vlaamse universiteiten begonnen hervormingsprogramma s om in 2010 aan de Bologna-richtlijnen te kunnen voldoen. In 2010 zullen de eerste Vlaamse masterstudenten in de geografie afstuderen. Daarmee is het stelsel niet alleen ingevoerd, maar heeft het ook nog een volledige cyclus doorlopen binnen de afgesproken einddatum. Dat is een prestatie die genoemd mag worden. Een visitatiecommissie staat voor de taak zich in relatief korte tijd een totaalbeeld te vormen van een opleiding en daarop een beoordeling te baseren. De basis vormt een enorme hoeveelheid documentatie en uiteindelijk een toch maar beperkt aantal gesprekken. De gang van zaken en de uitkomst van de visitatie zijn gebonden aan uitgebreide en strakke richtlijnen van de VLIR. Bij tijd en wijle heeft de commissie die als knellend ervaren. Vooral met de te gebruiken indeling in, vaak overlappende en ongelijkwaardige, facetten en de wijze waarop de vierpuntsschaal van numerieke oordelen gehanteerd moet worden heeft de commissie geworsteld. Ook het (onvermijdbare) gegeven dat de bezoeken in de tijd toch nogal ver uiteen lagen was minder gelukkig. Ondanks dat het niet altijd gemakkelijk was, kijkt deze commissie terug op een voldoening gevende ervaring. De commissieleden hebben zelf veel geleerd en de sfeer tijdens de vergaderingen en bezoeken is steeds uitstekend geweest. Veel personen en instanties hebben bijgedragen aan het goede verloop van de visitatie. Het voorwoord is de geschikte plaats om hen te bedanken. Verreweg het meeste werk is verzet in de universiteiten, faculteiten, instituten en opleidingen die bij deze visitatie betrokken waren. Wij danken in de eerste plaats de lokale coördina

toren, die er voor gezorgd hebben dat de commissie haar werk goed gedocumenteerd en in een open sfeer en aangename omgeving heeft kunnen doen. En achter de coördinatoren staan natuurlijk de vele directeuren, coördinatoren, secretarissen, commissieleden en vertegenwoordigers studenten, docenten, bestuurders en onder steuners die zowel bij de voorbereidingen als tijdens de bezoeken de commissie van alle noodzakelijke informatie hebben voorzien. Vooral de openhartige gesprekken met de studenten hebben de commissie veel inzicht gegeven in de onder wijspraktijk. Zowel hun passie voor de geografie als hun kritische reflectie op de opleidingen gaven de commissie een evenwichtig beeld van de onderwijssituatie bij de Vlaamse academische geografie. De leden van de commissie kijken met veel voldoening terug op hun contacten met en bezoeken aan de opleidingen in Leuven, Brussel en Gent. Het gedeelde oogmerk van de commissieleden en de gevisiteerde opleidingen, werken aan kwaliteitsverbetering, leidde tot nuttige en positieve discussies. De commissie had haar werk niet kunnen doen en zeker niet met de wenselijke kwaliteit zonder de uitgebreide en uitstekende ondersteuning en begeleiding van de VLIR. Jasper Stockmans was het afgelopen jaar de steun en toeverlaat van de commissie. Het organisatie- en redactiewerk dat hij heeft verricht is geen sinecure en de commissie heeft er zeer van geprofiteerd. Ook de verzorging door de secretaris, in samenwerking met de opleidingen, van de hotelaccommodaties, het vervoer en de culinaire avondprogramma s waren van uitstekende kwaliteit en vergemakkelijkten en veraangenaamden onze taak. Tenslotte, maar zeker niet in de laatste plaats, wil ik mijn medecommissieleden heel nadrukkelijk danken voor al hun inspanningen. De Nederlandse, Vlaamse en Waalse hoogleraren en de beide Vlaamse studenten lieten zich snel en gemakkelijk tot een prima team smeden. Daardoor kon er doelmatig en prettig gewerkt worden en was het goed mogelijk om tot algemeen gedragen conclusies te komen. Het voorzitterschap is in zo n situatie geen lastige opgave. Ik hoop dat ook deze visitatie, net als de voorgaande, die ik in de rol van commissielid heb meegemaakt, een bijdrage levert aan de bewaking en verbetering van de kwaliteit van de opleidingen in de geografie en de geomatica in Vlaanderen. Het zijn opleidingen die terecht goed bekend staan en de afgestudeerde studenten vinden gemakkelijk een baan. Echter, alleen al de dynamiek van de maatschappij en het hoger onderwijs maakt dat allen zich continu zullen moeten inspannen bijdetijds en op niveau te blijven. Een externe visitatie is daarbij een nuttig instrument. Niet meer, maar ook niet minder. Prof. dr. Henk Ottens Voorzitter van de visitatiecommissie

Inhoud Voorwoord van de voorzitter van de VLIR 3 Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie 5 Deel 1 Algemeen deel 8 I. De onderwijsvisitatie Geografie 11 II. Het referentiekader 17 III. De opleidingen in vergelijkend perspectief 29 IV. Tabel met scores, onderwerpen en facetten 51 Deel 2 Opleidingsrapporten 54 I. Katholieke Universiteit Leuven 57 II. Vrije Universiteit Brussel 91 III. Katholieke Universiteit Leuven Vrije Universiteit Brussel 131 IV. Universiteit Gent 173 Bijlagen 230 Bijlage 1: Personalia van de leden van de commissie 232 Bijlage 2: De bezoekschema s 238

Deel 1 Algemeen deel

IDe onderwijsvisitatie Geografie Inleiding In dit rapport brengt de visitatiecommissie Geografie verslag uit van haar bevindingen over de bacheloropleiding Geografie (Katholieke Universiteit Leuven), de bacheloropleiding Geografie (Vrije Universiteit Brussel), de masteropleidingen Geografie /Geography (Katholieke Universiteit Leuven Vrije Universiteit Brussel), de bacheloropleiding Geografie en Geomatica (Universiteit Gent), de masteropleiding Geografie (Universiteit Gent) en de masteropleiding Geomatica en Landmeetkunde (Universiteit Gent), die zij in het voorjaar 2009, in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) heeft bezocht. Dit initiatief kadert in de werkzaamheden van de VLIR op het vlak van de externe kwaliteitszorg, waarmee de Vlaamse universiteiten gevolg geven aan de decretale verplichtingen terzake. 1 De betrokken opleidingen Ingevolge haar opdracht heeft de visitatiecommissie bezocht: -- op 25, 26 en 27 maart 2009: Katholieke Universiteit Leuven!!Bachelor Geografie!!Master Geografie/Master Geography (i.s.m. VUB) -- op 20 en 21 april 2009: Vrije Universiteit Brussel!!Bachelor Geografie!!Master Geografie/Master Geography (i.s.m. K.U.Leuven) -- op 18, 19 en 20 mei 2009: Universiteit Gent!!Bachelor Geografie en Geomatica!!Master Geografie!!Master Geomatica en Landmeetkunde De onderwijsvisitatie Geografie 11 Deel 1

De volgorde van de bezoeken is uitsluitend bepaald door overwegingen van pragmatisch-organisatorische aard. De commissie is er zich van bewust dat deze volgorde, zij het impliciet, een invloed kan hebben gehad op de visitatie. Ze heeft er evenwel zorgvuldig over gewaakt dat in alle opzichten vergelijkbare beoordelingen en adviezen tot stand kwamen. 2 De visitatiecommissie 2.1. Samenstelling De samenstelling van de visitatiecommissie Geografie werd op 11 december 2008 bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs. De visitatiecommissie werd vervolgens door de VLIR ingesteld bij besluit van 16 januari 2009. De visitatiecommissie werd aangevuld met een studentlid ten behoeve van het bezoek aan de Universiteit Gent. Deze aanvulling werd toegevoegd aan het instellingsbesluit op 25 februari 2009. De commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter -- Prof. dr. Henk Ottens, emeritus hoogleraar sociale geografie, Faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht; onderzoeksadviseur Planbureau voor de Leefomgeving. Vakdeskundige leden -- Prof. dr. Steven De Jong, hoogleraar fysische geografie, landdegradatie en remote sensing, Faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht. -- Prof. dr. Serge Schmitz, hoogleraar rurale, culturele en sociale geografie, Unité de Géographie économique et sociale Institut de Géographie, Université de Liège. -- Prof. dr. Menno-Jan Kraak, hoogleraar ITC, afdelingshoofd Geo-informatie ITC, Universiteit Utrecht. Onderwijskundig lid -- Prof. dr. Ann Verhetsel, hoogleraar economische geografie, Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen, Universiteit Antwerpen, geaggregeerde HSO in de geografie en ruimtelijke planning. Student-leden -- Mevr. Ann Vanclooster, student Geomatica en Landmeetkunde, Universiteit Gent. -- Mr. Ingmar Peeters, student Geografie, Katholieke Universiteit Leuven. 12 De onderwijsvisitatie Geografie Deel 1

De studentleden hebben niet deelgenomen aan het bezoek en de beoordeling van de eigen opleiding. Mevr. Ann Vanclooster heeft niet deelgenomen aan het bezoek aan en de beoordeling van de opleidingen ingericht door de Universiteit Gent. Mr. Ingmar Peeters heeft niet deelgenomen aan het bezoek aan en de beoordeling van de opleidingen ingericht door de Katholieke Universiteit Leuven en de Vrije Universiteit Brussel. Dhr. Jasper Stockmans, stafmedewerker van de Cel Kwaliteitszorg van de Vlaamse Interuniversitaire raad (VLIR), trad op als projectbegeleider voor de visitatie. Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden wordt verwezen naar Bijlage 1. 2.2. Taakomschrijving De opdracht aan de visitatiecommissie, die in het instellingsbesluit is omschreven, luidde als volgt: a. op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken, zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis; b. het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering; c. het beoordelen of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de beoordelingscriteria van het accreditatiekader en het geven van een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. 2.3. Werkwijze 2.3.1. Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de opleidingen gevraagd een uitgebreid zelfevaluatierapport op te stellen. De Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol 1 ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen t.o.v. de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid beschreven zijn. De zelfevaluatierapporten volgen het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader wordt aan de opleidingen ook gevraagd hun toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakte analyse op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast wordt een aantal verplichte bijlagen opgenomen, zoals een beschrijving van het programma, studenten- en personeelstabellen, cursusbeschrijvingen, examenvragen, enz. De commissie ontvangt deze zelfevaluatierapporten een aantal maanden voor de eigenlijke bezoeken, waar 1 Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA. Brussel, september 2008. (www.vlir.be) De onderwijsvisitatie Geografie 13 Deel 1

door zij voldoende gelegenheid krijgt deze documenten zorgvuldig te bestuderen en het eigenlijke bezoek grondig voor te bereiden. De commissieleden worden bovendien verzocht per opleiding een tweetal masterproeven te selecteren uit een lijst van recente masterproeven. De geselecteerde masterproeven worden eveneens een aantal weken voor het eigenlijke bezoek door de Cel Kwaliteitszorg aan de commissieleden bezorgd. Elk commissielid heeft bijgevolg minstens twee masterproeven grondig gelezen vooraleer het bezoek aan de opleiding plaatsvindt. De visitatiecommissie hield haar installatievergadering op 19 januari 2009. Op dit moment hadden de commissieleden het visitatieprotocol en de zelfevaluatierapporten reeds een aantal maanden in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op de af te leggen bezoeken. Verder heeft de commissie op deze vergadering een referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma van de bezoeken opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van de zelfevaluatierapporten. 2.3.2. Bezoek aan de instellingen De tweede bron van informatie wordt gevormd door de gesprekken die de commissie tijdens haar bezoek aan de organiserende instellingen heeft gevoerd met alle geledingen die zijn betrokken bij het onderwijs. Ook wordt aan de opleidingen gevraagd als een derde bron van informatie om een veelheid aan documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de commissie. Tijdens de bezoeken is voldoende tijd uitgetrokken om de commissie de gelegenheid te geven deze documenten grondig te bestuderen. De documenten die ter inzage van de commissie worden gelegd zijn: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad, opleidingscommissies, departementsraden), documenten die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs), documenten aangaande de proce dures van curriculumherzieningen, c.q. de omvorming naar de bachelor-master (bama)structuur, voorbeelden van informatieverstrekking aan kandidaat-studenten, etc. Bovendien worden nog enkele tientallen masterproeven ter inzage gelegd. Het programma voorziet naast gesprekken met de opleidingsverantwoordelijken, de studenten, de assistenten, de docenten en de facultaire en opleidingsgebonden beleidsmedewerkers steeds in een bezoek aan de faciliteiten (inclusief bibliotheek, practicalokalen, computerfaciliteiten), een gesprek met de afgestudeerden van de opleidingen en een spreekuur waarop de commissie bijkomend leden van de opleiding kan uitnodigen of waarop individuen op een vertrouwelijke wijze door de commissie kunnen worden gehoord. 14 De onderwijsvisitatie Geografie Deel 1

De gesprekken zijn verhelderend geweest en waren een goede aanvulling bij de lectuur van de zelfevaluatierapporten. Aan het einde van elk bezoek werden, na intern beraad van de visitatiecommissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleiding medegedeeld aan de hand van een presentatie door de voorzitter. 2.3.3. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien heeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in het kader van de NVAO accreditatie van de opleidingen, een beoordeling voldoende/onvoldoende toegekend aan de zes onderwerpen van het accreditatiekader, en een beoordeling excellent/goed/ voldoende/onvoldoende toegekend aan de samenstellende en onderliggende facetten van elk onderwerp. De opleidingsverantwoordelijken werden hierbij in de gelegenheid gesteld om op het concept deelrapport te reageren. De commissie heeft deze reacties voor zover zij zich er in kon vinden in het rapport verwerkt. 3 Korte terugblik op de visitatie De commissie heeft de haar toegekende opdracht met veel belangstelling uitgevoerd. De visitatie heeft de leden van de commissie niet alleen de kans geboden om het academisch onderwijs in de opleidingen in de Geografie in Vlaanderen van nader bij te bekijken, maar het was voor haar tevens een unieke gelegenheid om onder vakgenoten te reflecteren en te debatteren over de aard, de kwaliteit en de toekomst van dit onderwijs. De visitatie Geografie is uitgevoerd volgens het VLIR-VLHORA-visitatieprotocol dat is afgestemd op de accreditatievereisten. Het visitatierapport zal ook worden gehanteerd voor de accreditatieaanvraag van de betreffende opleidingen. De commissie is er zich van bewust dat de visitatie ook voor de opleidingen op een scharniermoment plaatsvond. De Bologna-verklaring die in 1999 werd ondertekend vormde de aanzet tot een fundamentele hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Het juridisch kader hiervoor wordt gevormd door het Decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, kortweg het Structuurdecreet genoemd. Op basis van dit decreet werden de bachelor opleidingen in Vlaanderen gradueel geïmplementeerd vanaf het academiejaar 2004 2005. De masteropleidingen werden gradueel ingevoerd vanaf 2007 2008. De onderwijsvisitatie Geografie 15 Deel 1

Ondanks de hervorming die op het moment van de visitatie in volle gang was, is de commissie van oordeel dat deze visitatie uitermate relevant en leerrijk was: door de vroegere situatie met de merites en tekorten in de respectieve opleidingen te beschrijven, kunnen de opleidingen hun plannen met betrekking tot de opleidingen in de nieuwe bachelor-masterstructuur waar nodig nog bijsturen. De commissie heeft tijdens de discussies steeds getracht om, vanuit een kritische ingesteldheid, op een constructieve wijze bij te dragen tot de toekomstige hervormingen. Ze heeft bij haar beoordeling de eigenheid van elke universiteit en elke opleiding in acht genomen en de oordelen en suggesties steeds gesitueerd binnen de context van de opleidingen. Met het voorliggend rapport hoopt de commissie dan ook een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het onderwijs in de Geografie in Vlaanderen. De commissie wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken faculteiten met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. Verder hoopt de visitatiecommissie dat voorliggend rapport in zijn geheel ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de eigenheid en de kwaliteit van de gevisiteerde opleidingen. Tot slot dankt de visitatiecommissie, de decanen, bestuurders, medewerkers, studenten en afgestudeerden van de betrokken opleidingen die door hun inspanningen tijdens de voorbereiding en de open dialoog tijdens de bezoeken hebben bijgedragen aan het welslagen van deze visitatie. 4 Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de visitatiecommissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleidingen heeft beoordeeld. In hoofdstuk III worden de gevisiteerde bachelor- en masteropleidingen in vergelijkend perspectief geplaatst en in hoofdstuk IV worden de toegekende scores in tabelvorm samengevat. In het tweede deel van het rapport brengt de commissie verslag uit over de verschillende opleidingen die zij heeft gevisiteerd. De aanbevelingen die de commissie doet ten aanzien van de afzonderlijke universiteiten worden in deze deelrapporten achteraan opgenomen. De deelrapporten werden geordend naar de chronologische volgorde van de bezoeken. 16 De onderwijsvisitatie Geografie Deel 1

II Het referentiekader van de visitatiecommissie Geografie Inleiding Voor het beoordelen van het onderwijs gaat de visitatiecommissie uit van een referentiekader ten aanzien van geformuleerde doelstellingen, omschreven eindtermen en vastgestelde kwaliteitseisen waaraan naar haar oordeel de gevisiteerde opleidingen dienen te voldoen. Het referentiekader is een maatstaf die de commissie in staat stelt een expliciete, systematische en transparante beoordeling van de opleidingen uit te voeren. Het referentiekader beschrijft in algemene termen de domeinspecifieke eisen waaraan de te visiteren opleidingen moeten voldoen. Het gaat om de academische bacheloropleiding Geografie, de academische bacheloropleiding Geografie en Geomatica, de academische masteropleiding Geografie en de academische masteropleiding Geomatica en Landmeetkunde. De eisen zijn vastgelegd in deel I (Doelstellingen en eindtermen). Daarnaast dient er ook voldoende inzicht te zijn in de algemeen onderwijskundige uitgangspunten en onderwijsorganisatorische eisen. Daarvoor baseert de commissie zich op de onderwijskundige en onderwijsorganisatorische richtlijnen die al voor andere opleidingen door de VLIR toegepast werden. Ze zijn weergegeven in deel II (Onderwijskundige en onderwijsorganisatorische richtlijnen). Bij het opstellen van het referentiekader heeft de commissie een aantal bronnen geraadpleegd. Uitgegaan is van de bij de VLIR-visitatie Geografie in 2001 en de QANU-visitatie 2007 Sociale Geografie, Planologie en Demografie in Nederland gehanteerde referentiekaders. Bij laatstgenoemde visitatie, waaraan diverse Vlaamse en Nederlandse hoogleraren deelnamen, is een op de Dublin descriptoren gebaseerde structurering van het kader opgesteld. Voorts zijn elementen uit de QANUvisitaties Geomatics en Aardwetenschappen, beide uit 2007, overgenomen, om het Het referentiekader 17 Deel 1

inhoudelijke domein van de gevisiteerde opleidingen te kunnen afdekken. Bovendien werden de doelstellingen en eindtermen die de opleidingen in de zelfevaluatierapporten voor hun eigen onderwijs hebben geformuleerd, evenals het Vlaamse Structuurdecreet (2003) en het toetsingskader van het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO), in overweging genomen. Het referentiekader werd vóór het bezoek, maar na het inleveren van de zelfevaluaties, voorgelegd aan de opleidingen. Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie wordt de mogelijkheid geboden om het referentiekader met de opleiding te bediscussiëren. 1 Doelstellingen en eindtermen 1.1. Algemene minimale doelstellingen (Dublin Descriptoren) Voor de omschrijving van de algemene (ook te interpreteren als minimale) doelstellingen van een academische bacheloropleiding en een academische masteropleiding, baseert de commissie zich op de ook in het Structuurdecreet ingeschreven vijf Dublin Descriptoren. Het gaat om de categorieën: (1) kennis en inzicht, (2) toepassen van kennis en inzicht, (3) oordeelsvorming, (4) communicatie en (5) leervaardigheden. In onderstaande tabel zijn deze nader omschreven: A. Kennis en inzicht B. Toepassing kennis en inzicht Kwalificatie bacheloropleiding Heeft aantoonbare kennis en inzicht van/ in een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet (secundair) onderwijs en dit wordt overtroffen; Functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van specifieke leermiddelen, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op verantwoorde wijze in de beroepsuitoefening toe te passen, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen in een breed georiënteerd vakgebied. Kwalificatie masteropleiding Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op het verworven niveau van de bachelor en die deze overtreffen of verdiepen, evenals een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een brede multidisciplinaire context die gerelateerd is aan het vakgebied; Is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. C. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en te interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van cultureel, sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met culturele, sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 18 Het referentiekader Deel 1

D. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten. Is in staat om conclusies, evenals de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. E. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. Bezit de leervaardigheden om zich verder zelfstandig te ontplooien en een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. 1.2. Domeinspecifieke eisen a. Vooraf De geografische wetenschappen houden zich bezig met het bestuderen van de aarde, als natuurwetenschappelijk verschijnsel en de wereld, als sociaalwetenschappelijk verschijnsel. De geografie onderscheidt zich van de zaakwetenschappen door een eigen beschouwingswijze. Het vakgebied vormt een brug tussen de natuur- en de sociale wetenschappen. Maar daarnaast hebben de deelgebieden sociale geografie en fysische geografie zich ook in belangrijke mate als afzonderlijke disciplines ontwikkeld. Zo zijn voor de sociale geografie wetenschappen als sociologie, economie en vaak ook geschiedenis en psychologie belangrijke verwante disciplines en maakt de fysische geografie deel uit van het domein van de aardwetenschappen. Ook de archeologie kan van belang zijn voor de geografie. In de geografische beschouwingswijze wordt meestal een drietal hoofdtradities onderscheiden: regionale geografie (de individuele of vergelijkende beschrijving en interpretatie van gebieden en plaatsen; de meer fysieke oriëntatie hierbinnen wordt ook landschapskunde genoemd), ruimtelijke analyse (het onderzoek naar de aard en dynamiek van sociaal-ruimtelijke en natuur-ruimtelijke vormen, patronen en gedrag en de verklaringen daarvoor), milieugeografie (de studie van de wederzijdse relaties tussen mens, samenleving en natuurlijk milieu en leefomgeving). Binnen en vanuit de sociale geografie en de fysische geografie heeft zich een groot aantal thematische deeldisciplines ontwikkeld, vaak op overgangsgebieden tussen de geografie en sociaal- en natuurwetenschappelijke disciplines. Voorbeelden zijn de biogeografie en de economische geografie. Methoden en technieken om geografische of geo-ruimtelijke informatie te verzamelen, verwerken (w.o. modelleren) en presenteren zijn al eeuwen van veel belang voor het geografisch onderwijs en onderzoek. Ze vormen een technisch-wetenschappelijke aanvulling op de geografie. Maar ook worden die methoden veel in de praktijk gebruikt. Hoewel geografie, cartografie en landmeetkunde eenzelfde wetenschappelijke oorsprong kennen zijn de technisch georiënteerde domeinen tot afzonderlijke wetenschappelijke disciplines uitgegroeid. De moderne informatie- en communicatietechnologie heeft een ware revolutie veroorzaakt op het gebied van geografische Het referentiekader 19 Deel 1

informatieverwerking. De ontwikkelingen op dit gebied (aardobservatie, GPS, geografische informatiesystemen (GIS), geo-visualisatie, gegevensinfrastructuren e.d.) worden tegenwoordig vaak aangeduid met de termen geo-informatiewetenschap of geomatica. Met name de cartografie en de landmeetkunde zijn daar voor de geografie belangrijke onderdelen van. Naast wetenschappelijk onderwijs en onderzoek vinden geografen en geomatici hun werkterrein vooral in het aardrijkskunde-onderwijs en bij gespecialiseerde beroepsopleidingen, maar vooral in de praktijk van ruimtelijke ordening, regionaaleconomische ontwikkeling, grond/terrein- en vastgoedontwikkeling/beheer, internationale ontwikkelingssamenwerking, bouw en huisvesting, verkeer en vervoer, civiele techniek, milieu-, natuur- en landschapsbeheer en in de nieuwe geo-informatiesector. Binnen de hiervoor geschetste wetenschappelijke domeinafbakeningen, expliciteert de visitatiecommissie de domeinspecifieke eisen voor de volgende Vlaamse opleidingen: a. De Bacheloropleiding in de Geografie b. De Bacheloropleiding in de Geografie en Geomatica c. De Masteropleiding in de Geografie d. De Masteropleiding in de Geomatica en Landmeetkunde De beschreven doelstellingen en competenties kunnen worden gezien als een operationalisering van de hiervoor vermelde Dublin Descriptoren. Eerst worden de eisen voor de afgestudeerden van elk van de opleidingen omschreven en daarna de daaruit voortvloeiende algemene eisen die aan de opleidingen gesteld moeten worden. b. Domeinspecifieke eisen Bachelor Geografie Wat mag van een afgestudeerde bachelor in de geografie verwacht worden? 1. Hij/zij heeft basiskennis over de aard, de geschiedenis en de voornaamste theore tische en methodologische grondslagen van het vak geografie en de plaats van de geografie binnen de gedrags- en maatschappijwetenschappen en de natuur- en technische wetenschappen. 2. Hij/zij heeft zich basiskennis over de wereld en de aarde eigen gemaakt. 3. Hij/zij beschikt op algemeen niveau over kennis, inzicht en (onderzoeks-/ontwerp-)vaardigheden die haar/hem in staat stellen om beroepen op het gebied van de geografie uit te oefenen op wetenschappelijk niveau, dan wel deel te nemen aan een relevante, gespecialiseerde wetenschappelijke vervolgopleiding, met name een verwante masteropleiding. 4. Hij/zij kan een zelfstandige bijdrage leveren aan het definiëren, analyseren en oplossen van vragen en problemen door middel van een wetenschappelijk onder zoek. 20 Het referentiekader Deel 1

5. Hij/zij is in staat om relevante gegevens op wetenschappelijk verantwoorde wijze te verzamelen, te bewerken, te interpreteren en er over te rapporteren gebaseerd op het afwegen van sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische aspecten. Basiskennis van geostatistiek, geografische informatiesystemen en aardobservatietechnieken is daarbij vereist. Hij/zij is in staat om haar/zijn kennis, inzicht en vaardigheden in groepsverband toe te passen in relevante beroepspraktijken en daarbij probleemoplossend te werk te gaan. 6. De hiervoor genoemde kennis en vaardigheden dienen in een afsluitend project van de opleiding gedemonstreerd en getoetst te zijn. 7. Hij/zij is in staat informatie, kennis, ideeën en oplossingen die voortkomen uit wetenschappelijke en professionele activiteiten op de betreffende vakgebieden over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. c. Domeinspecifieke eisen Bachelor Geografie en Geomatica Overeenkomstig de formuleringen voor geografie, met als toevoeging: 1. Hij/zij beschikt over een elementaire kennis over de geo-informatieketen. 2. Hij/zij is vertrouwd met het gebruiken van technische apparatuur voor de inwinning, verwerking en presentatie van geo-informatie. d. Domeinspecifieke eisen Master Geografie Wat mag van een afgestudeerde master in de geografie verwacht worden? 1. Hij/zij heeft goede kennis van de aard, de geschiedenis, de theorie en de methodologie van de geografie en de toepassing van de vakkennis in de praktijk. Het kunnen denken in tijdruimteperspectief en ruimtelijke schaalniveaus is daarbij essentieel. 2. Hij/zij heeft praktische kennis van en theoretisch inzicht in de diversiteit, complexiteit en dynamiek van maatschappelijke en natuurlijke structuren, processen en gedragingen en van hun interacties met ruimtelijke, regionale en omgevingsystemen en kan deze toepassen voor nieuwe vraagstukken zoals globalisering en klimaatverandering en in brede, vaak multidisciplinaire, contexten. 3. Hij/zij heeft het vermogen om de effecten van ruimtelijke ontwikkelingen en ingrepen te analyseren en evalueren. Daarbij moeten doelstellingen als ruimtelijke kwaliteit en duurzame ontwikkeling gehanteerd kunnen worden. Van belang daarbij is het kunnen integreren en synthetiseren, waarbij eveneens recht wordt gedaan aan regionale en ruimtelijke verscheidenheid en samenhang. De geografische kennis moet ingezet kunnen worden in de context van beleidsontwikkeling, beleidsevaluatie en/of educatie en voorlichting. 4. Hij/zij is in staat om in inter/multidisciplinair teamverband ook in onderzoekssituaties samen te werken en daarbinnen de bijdrage vanuit zijn eigen vakgebied te onderkennen en te vertalen naar andere disciplines. Daarbij wordt voldoende kennis van de relevante politiek/ambtelijke, institutioneel/ juridische, economisch/financiële en technische aspecten verondersteld. Het referentiekader 21 Deel 1

5. Hij/zij heeft een reeks onderzoeksmatige en praktische vaardigheden (presentatie, verslaggeving, werken in teamverband; kennis van moderne informatie en communicatietechnologie en relevante methoden en technieken voor onder zoek, ontwerp en beleid, in het bijzonder geografische informatietechnieken) verworven om adequaat in relevante maatschappelijke functies te kunnen optreden. 6. Hij/zij heeft zich verdiept en gespecialiseerd in één of enkele onderdelen van de geografie en de bijbehorende bij- en/of hulpvakken. 7. Hij/zij heeft geleerd om kennis en inzichten in woord en geschrift te kunnen communiceren met de doelgroep waarop deze zich richten. 8. Hij/zij heeft geleerd om zelfstandig problemen te herkennen, te definiëren, te analyseren, en op te lossen door middel van een zelfstandig een origineel geografisch onderzoek. 9. Hij/zij is in staat om na zijn/haar afstuderen de ontwikkelingen in het eigen vakgebied te volgen evenals nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en kan anticiperen op nieuwe, relevante trends en vraagstukken. 12. Hij/zij heeft een attitude ontwikkeld die het mogelijk maakt kritisch te reflecteren op het eigen wetenschappelijke handelen. 13. Hij/zij kan het maatschappelijk effect en de ethische en waardenconsequenties van wetenschapsbeoefening overzien en bijdragen aan het maatschappelijk debat. e. Domeinspecifieke eisen Master Geomatica en Landmeetkunde Overeenkomstig de formuleringen voor geografie, met als toevoeging: 1. Hij/zij heeft grondige kennis van de geo-informatieketen en de bij die keten gebruikte specialistische apparatuur voor de inwinning, verwerking en presentatie van informatie. 2. Hij/zij is in staat om campagnes voor gegevensinwinning op het terrein van de geo-informatie op te zetten en in de praktijk te organiseren. f. Algemene eisen aan de wetenschappelijke Geografie, Geografie en Geomatica en Geomatica en Landmeetkunde opleidingen Hierna worden kort de algemene eisen voor de opleidingen vermeld, zoals die voortkomen uit de hiervoor vermelde eisen die aan afgestudeerden worden gesteld. Deze eisen worden verder uitgewerkt in het tweede, onderwijskundige en organisatorische deel van het referentiekader. Wat mag van de bachelor- en masteropleidingen in de geografie, geomatica en landmeetkunde verwacht worden? 22 Het referentiekader Deel 1

Om goede afgestudeerden af te leveren die beschikken over de onder a. tot en met e. genoemde eindkwalificaties mag van de opleidingen verwacht worden dat zij: 1. studenten introduceren in de voornaamste historische en actuele inzichten en ontwikkelingen binnen het gehele veld van de geografie, de geomatica en de landmeetkunde (afhankelijk van de gekozen opleiding); 2. hen kennis laten maken met de voornaamste theoretische en methodologische grondslagen van deze disciplines; 3. studenten een stimulerende en doeltreffende leeromgeving bieden waaronder verstaan kan worden: mogelijkheden tot veldwerk/excursies/praktijkleersituaties, zelfwerkzaamheid, daarop aansluitende onderwijsvormen, aansprekend materiaal, gebruik van moderne ICT-voorzieningen en een activerende rol van de docent; 4. een helder beeld geven van de mogelijkheden tot vervolgopleiding en de latere beroepspraktijk; 5. bij een stage een duidelijk reglement bieden om wetenschappelijk karakter, niveau en begeleiding te waarborgen; 6. een adequaat systeem van studieloopbaanbegeleiding bieden; 7. studenten voldoende en relevante keuzemogelijkheden kunnen bieden bij de inrichting van hun studie, in het bijzonder waar het gaat om de overgang van bacheloropleiding naar masteropleiding; 8. als sluitstuk van de masterstudie van studenten vragen om zelfstandig een leeronderzoek met scriptie op te zetten en uit te voeren waarin hij/zij kan laten zien wat hij/zij aan kennis en vaardigheden heeft verworven en waarbij een adequate begeleiding van de kant van de opleiding is gegarandeerd; 9. een goed functionerend systeem van interne kwaliteitszorg onderhouden; 10. een evenwichtige verhouding tussen onderwijs en onderzoek kennen met een voldoende mate van verweving tussen beide; 11. een goed personeelsbeleid voeren, inclusief functioneringsgesprekken, deskundigheidsbevordering en een gelijkwaardige rol van onderwijs en onderzoek bij het carrièreperspectief van stafleden; 12. een adequate materiële infrastructuur bieden; 13. blijvend werken aan een vertrouwengevende en stimulerende relatie tussen studenten en docenten. 2 Onderwijskundige en onderwijsorganisatorische richtlijnen De visitatiecommissie stelt, naast de domeinspecifieke eisen, verder onderstaande richtlijnen met betrekking tot onderwijskundige en onderwijsorganisatorische aspec ten voorop als nastrevenswaardige doelen, waarop de opleidingen gericht dienen te zijn: Het referentiekader 23 Deel 1

2.1. Doelstellingen en eindtermen -- De doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn mede gebaseerd op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, het werkveld voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. -- De keuzes die daarbij door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd. -- De doelstellingen en eindtermen zijn helder en concreet. De eindtermen zijn beschreven aan de hand van bij de student waarneembare en toetsbare leerresultaten. -- In de doelstellingen en eindtermen komt de wetenschappelijke/professionele oriëntatie van de opleiding concreet tot uitdrukking. -- De doelstellingen en eindtermen zijn richtinggevend voor het onderwijsaanbod. -- Doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op het niveau van de opleidingsonderdelen. -- Elk opleidingsonderdeel ook de stage draagt op een eigen wijze bij aan de doelstellingen van de opleiding als geheel. 2.2. Programma Aansluiting programma op academische en professionele eisen De opleiding stelt zich garant voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en beroepsvoorbereidende relevantie van het onderwijs, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het opleidingsprogramma. Dat betekent dat de opleiding: -- voldoet aan standaarden bepaald door de ontwikkelingen in het vak- en wetenschapsgebied en rekening houdt met verwachtingen die door het werkveld worden gesteld. -- op de hoogte is van de beschikbare wetenschappelijke kennis over leren en onderwijzen nodig voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs. -- zo veel als mogelijk rekening houdt met relevante maatschappelijke ontwikkelingen. Wetenschaps- en vakgebied De opleiding is op de hoogte van de (meest recente) theorievorming en van de ontwikkelingen in het vakgebied. Deze zijn terug te vinden in de inhoud en de opbouw van het onderwijsprogramma. Werkveld -- De opleiding bouwt structurele contacten op met het werkveld. -- De kennis van en ervaring met het werkveld wordt daar waar mogelijk en zinvol vertaald naar het onderwijsaanbod, vb. via stages. -- De opleiding voert een actief alumnibeleid. 24 Het referentiekader Deel 1

Wetenschappelijke kennis omtrent leren en onderwijzen -- De opleiding heeft een expliciete en wetenschappelijk gefundeerde visie op leren en onderwijzen. -- Die visie is mede uitgangspunt voor de inrichting van het programma. Relevante maatschappelijke ontwikkelingen -- De opleiding is op de hoogte van het belang de betekenis van de informatietechnologie op het vak- en wetenschapsgebied en houdt hiermee rekening in het onderwijsprogramma. -- De opleiding heeft een duidelijke en geëxpliciteerde visie op de internationalisering van de opleiding. -- De opleiding is op de hoogte van de maatschappelijke evoluties in het brede werkveld van de afgestudeerden. Studeerbaarheid -- De programmaorganisatie van de opleiding dient de studeerbaarheid te bevorderen. -- Het programma dient door de gemiddelde student te kunnen worden afgerond in de ervoor gestelde tijd. Studierendement/Studietijd -- De opleiding bewaakt systematisch de studietijd. -- De opleiding houdt cijfermatige gegevens bij aangaande studievoortgang en studieloopbaan. Instroom/Toelatingsvoorwaarden -- De opleiding geeft duidelijk aan welk beginniveau van de studenten wordt vereist. Aanwezigheid studiebevorderende/studiebelemmerende factoren -- Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediëring wordt uitgewerkt. -- Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. Het onderwijsleerproces -- De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar door de opleiding noodzakelijk geachte werkvormen en didactiek. -- Het leerproces van de student staat centraal en is vertrekpunt voor de invulling en vormgeving van het onderwijsprogramma. -- Het leerproces wordt ondersteund door een adequate didactische uitrusting en door goed aansluitende onderwijs- en leermiddelen die in voldoende mate voor de studenten beschikbaar zijn. Het referentiekader 25 Deel 1

-- Er wordt gebruik gemaakt van aangepaste didactische werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën (vb. elektronisch leerplatform). -- De invulling van de werkvormen is stimulerend en activerend. Beoordeling en toetsing -- De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar de vorm en inhoud van de evaluatie. -- Er wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke planning van de evaluatieactiviteiten tijdens de examenperiodes. -- De exameneisen en -vormen zijn vooraf aan de studenten duidelijk bekend gemaakt. -- De beoordeling vindt plaats op basis van vooraf vastgelegde beoordelingscriteria. -- De opleiding voorziet in feedback over de toetsresultaten aan de studenten. Kwaliteitseisen m.b.t. de masterproef 2 -- De masterproef is een individuele proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de opleiding. -- De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het volbrengen van de masterproef, bijvoorbeeld door de mogelijke organisatie van stages. -- Met de masterproef tonen de studenten aan dat ze een onderzoeksprobleem op een creatieve en wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen analyseren, aanpakken en uitvoeren, en de resultaten ervan helder kunnen rapporteren, schriftelijk en eventueel mondeling. -- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. -- De beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd en bekendgemaakt. Internationalisering -- De opleiding heeft structurele contacten met andere (buitenlandse) instellingen voor hoger onderwijs. -- De opleiding moedigt internationalisering en mobiliteit aan zowel binnen als buiten Europa. -- Er worden initiatieven genomen om de internationale dimensie ook voor hen die niet naar het buitenland vertrekken in het onderwijs in te bouwen. -- De kwaliteit van het in het buitenland gevolgd onderwijs wordt opgevolgd. -- De curriculumstructuur en organisatorische randvoorwaarden van de opleiding houden in de mate van het mogelijke rekening met de mobiliteit van studenten. 2 Dit sluit niet uit dat de masterproef in groep kan worden voorbereid. Een individuele beoordeling moet evenwel mogelijk zijn. 26 Het referentiekader Deel 1

2.3. Inzet van Personeel Kwaliteitseisen onderwijzende staf -- De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben vooral betrekking op:!!de wetenschappelijke deskundigheid!!de onderwijsdeskundigheid!!de vertrouwdheid en, indien relevant, de ervaring met het werkveld -- Er wordt gestreefd naar een koppeling van onderzoek en onderwijs van de staf bij de toekenning van de onderwijsopdracht. -- Indien relevant wordt er gestreefd naar betrokkenheid bij het werkveld van de staf bij de toekenning van de onderwijsopdracht. -- De internationale gerichtheid van de opleiding veronderstelt van de staf de uitbouw van internationale contacten met een terugkoppeling naar het onderwijs en/of onderzoek door middel van participatie aan internationale netwerken en samenwerkingsverbanden. -- De staf van de academische opleidingen beschikt over een wetenschappelijk curriculum en neemt actief deel aan het wetenschappelijk onderzoek. -- De staf heeft voeling met de wetenschappelijke en maatschappelijke evoluties in het domein van het werkveld. Personeelsbeleid (vanuit een onderwijsperspectief) -- De procedure aangaande aanwervingen en benoemingen van personeel is helder omschreven en voor iedereen raadpleegbaar. -- Selectie en bevordering van personeel gebeurt mede op basis van de onderwijskwaliteit van de betrokkenen. -- De opleiding heeft een geëxpliciteerd professionaliseringsbeleid. -- Het personeel is aanspreekbaar en bereikbaar. -- Er wordt gezorgd voor voldoende evenwicht tussen de omvang van het personeelsbestand en de specifieke kwaliteit die wordt vereist van het personeel in functie van de opleiding/afstudeerrichtingen. -- Er wordt een actieve politiek gevoerd inzake gelijkekansenbeleid. 2.4. Voorzieningen/onderwijsorganisatie Materiële voorzieningen/faciliteiten -- De staf kan beschikken over voldoende materiële voorzieningen (kwantiteit en kwaliteit) en over adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijsproces. -- De studenten kunnen beschikken over voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijs- en leerproces. Het referentiekader 27 Deel 1