De Vijftigers I. Wie en Wat? De Vijftigers zijn een groep dichters uit de jaren vijftig van de 20 ste eeuw. De literaire beweging had een plastische tegenpool genaamd de Cobrabeweging. De naam Cobra werd afgeleid van de drie ontstaanshaarden van de beweging, Kopenhagen, Brussel en Amsterdam. Veel kunstenaars uit die periode waren vaak én dichter én plastisch kunstenaar. Hugo Claus Lucebert Simon Vinkenoog Remco Campert 1
II. Inleiding in beelden Afgaande op de volgende beelden, welke van de onderstaande begrippen passen er bij de foto s en welke absoluut niet? Welke woorden passen het beste waarbij? conservatisme spontaniteit elitair idealisme complexiteit geen interpunctie figuratie collagetechniek traditie beeldpoëzie politiek discours rationaliteit originaliteit nieuwe waarden socialisme conventioneel strak rijmschema romantiek neologismen humor geometrische vormen idealisme beeldspraak eclecticisme shockeren vrijheid verwantschap met The Romantic Poets modernisme verzetsbeweging bevestiging van de normen van het literaire establishment verbeelding cultuurpessimisme ongrammaticaal minimalisme maatschappijkritiek associatie realisme abstractie expressie naoorlogse depressie functionaliteit 2
Seizoen onder de statige sterrenbeelden honger, hitte, dorst en koude bloeit lianenspel ons lichaam langzaam sterft de oude kennis ruisend sneeuwt het slangenschubben de deur gaat dicht de deur gaat open mannenschaduw werpt de winter vrouwenschaduw werpt de zomer zodoende sterft het oude lichaam Lucebert 3
III. Ideeën: Poëzie als manifest 1. Tijdschriften Het werk van de Vijftigers was zo experimenteel dat het door toonaangevende uitgeverijen van die tijd niet gepubliceerd raakte. Toen Lucebert zijn bundel Apocrief aanbood bij uitgeverij De Bezige Bij dachten die dat het om het werk van een krankzinnige ging De Vijftigers verkondigden hun ideeën in een nieuw tijdschrift voor experimentele poëzie en kunst genaamd Braak. Braak werd een belangrijk tijdschrift omdat het veel nieuwe jonge kunstenaars een forum gaf en een medium om een groter publiek te bereiken. Daarnaast bestond ook het tijdschrift Blurb onder leiding van dichter Simon Vinkenoog. 2. Het ideeëngoed a) Lees de volgende verzen. De Vijftigers maakten in hun poëzie zelf duidelijk waar ze voor stonden en hoe ze vonden dat poëzie er moest uitzien. Waar rebelleren ze tegen? Hoe moet poëzie volgens hen zijn? Gij letterdames en gij letterheren, gij die in herenhuizen diep zit uit de pluizen daden, ik zeg Daden van genot en van ontberen, wanneer gij blake rimbaud of baudelaire leest; hoort, door onze verzen jaagt hun heilige geest: de blote kont der kunst te kussen onder uw sonnetten en balladen. de dichter hij eet de tijd op de beleefde tijd de toekomende tijd hij oordeelt niet maar deelt mede van dat waarvan hij deelgenoot is b) Het woord experiment was volgens de Vijftigers afgeleid van experience. Experimentele poëzie is voor de vijftigers proefondervindelijke poëzie, wat betekent dat het in de poëzie eigenlijk draait om de ervaring opgedaan tijdens het dichten. Niet het product is het belangrijkst, maar wat men ervaart (ondervindt) bij het maken ervan. Eenvoudig gezegd: wanneer de vijftiger een gedicht schrijft, doet hij dat niet omdat hij zo mooi, adequaat of helder mogelijk wil formuleren wat hij denkt of voelt. Wat hij denkt of voelt, weet hij immers al. Waar hij benieuwd naar is, is wat er in het spontane scheppingsproces dat dichten voor hem is aan nieuws ontstaat. 4
IV. Ideologie 1. Verzetsbeweging lyriek is de moeder der politiek, ik ben niets dan omroeper van oproer en mijn mystiek is het bedorven voer van leugen waarmee de deugd zich uitziekt. Ik schilder als een barbaar in deze barbaarse tijd. (Karel Appel) Wat verwerpen de Vijftigers? Verzet begint niet met grote woorden maar met kleine daden zoals storm met zacht geritsel in de tuin of de kat die de kolder in zijn kop krijgt zoals brede rivieren met een kleine bron verscholen in het woud zoals een vuurzee met dezelfde lucifer die de sigaret aansteekt zoals liefde met een blik een aanraking iets dat je opvalt in een stem jezelf een vraag stellen daarmee begint verzet en dan die vraag aan een ander stellen (Remco Campert) 5
ik draai een kleine revolutie af... ik draai een kleine revolutie af ik draai een kleine mooie revolutie af ik ben niet langer van land ik ben weer water ik draag schuimende koppen op mijn hoofd ik draag schietende schimmen in mijn hoofd op mijn rug rust een zeemeermin op mijn rug rust de wind de wind en de zeemeermin zingen de schuimende koppen ruisen de schietende schimmen vallen ik draai een kleine mooie ritselende revolutie af en ik val en ik ruis en ik zing (Lucebert) 2. Visionaire poëzie Poëzie is achteruit luisteren en vooruit zien. In de plaats daarvan stellen de Vijftigers idealen voor voor een nieuwe orde en een nieuwe maatschappij op basis van gelijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid, kortom de romantische idealen Ze pleiten voor originaliteit, authenticiteit, breken met traditie. Ze zijn bevlogen en idealistisch. Kortom ze doen denken aan Coleridge, Wordsworth en Blake voor wie ze dan ook grote bewondering hadden. Ik tracht op poëtische wijze Dat wil zeggen Eenvouds verlichte waters De ruimte van het volledige leven Tot uitdrukking te brengen (Lucebert) 6
V. Belangrijkste kenmerken 1. Irrationaliteit Er is een grote norse neger in mij neergedaald die van binnen dingen doet die niemand ziet ook ik niet want donker is het daar en zwart. (Lucebert) Realisme is ontkenning van werkelijkheid. 2. Spontaneïteit e) De verbeelding Mannetje met de zon (Karel Appel) Grijze massa (Lucebert) f) Vrije vorm 7
VI. Receptie 1. Bij het grote publiek: Dat kan mijn kind ook 2. In literaire kringen: te hermetisch visser van Ma Yuan onder wolken vogels varen onder golven vliegen vissen maar daartussen rust de visser golven worden hoge wolken wolken worden hoge golven maar intussen rust de visser (Lucebert) 8
Een Huis dat tussen Nacht en Morgen staat Genoeg zeg ik tegen het huis Dat tussen nacht en morgen staat Genoeg tegen het alfabet van zoethout Tegen het tam en kleurig dier der klanken Ik heb genoeg aan woorden gedacht En dit gedicht is geen gedicht Geen geheime kelder, geen betralied gezicht dit is een brief aan mijn broeder,dit is drijfhout een Bericht aan de bevolking, een vriendelijk spreekwoord aan een soldaat gericht bij gebrek aan een gitaar en aan een fijfer aan een luit en aan gevoel aan geld en aan geluk Bij gebrek aan haat, aan wondkoorts en aan spleen Bij gebrek aan liefde en aan geluk (ten 2 e male) maar met een razend hart de razende zang in een lichaam niet te noemen in heilige ellende laat ons een boom bezien die zich ontvouwt de vrouw die drachtig wordt de droom die blauw als skandinavisch hoogland als een boom zich splijt de regen die enzovoort schrijft op ons gezicht dat dood noch levend is maar antwoordt als een automaat die ademhaalt bij gebrek aan (herbeginnen) (Hugo Claus) 9