Het Wapen van Schalkwijk Cultuurhistorische en Stedenbouwkundige verkenning Drs. D.A. Ledeboer Het Wapen van Schalkwijk. Gebouwd als boerderij annex dorpscafé in 1952. Nu in 2010 wordt opnieuw nagedacht over een passende functie voor dit gezichtsbepalende pand. Essentieel is dat de compositie van het Wapen van Schalkwijk in relatie tot de dorpskern niet wordt aangetast. De eventuele aanpassingen aan het gebouw moeten dus met zorg worden gedaan. Daaf Ledeboer Advies en Procesmanagement 06 51205254 daaf.ledeboer@tiscali.nl
Inhoud Schalkwijk 3 Het Wapen van Schalkwijk 4 Het gebouw Plaatsing materiaalgebruik 5 Delftse School 6 Aanbevelingen 7 Het Wapen van Schalkwijk Cultuurhistorische en stedenbouwkundige verkenning Deventer 7 juni 2010 Opdrachtgever: Gemeente Houten Drs. M. Overeem Projectleider Projectontwikkeling Samengesteld en geschreven door: Daaf Ledeboer 2
Schalkwijk Schalkwijk is een lintdorp langs de 12 de eeuwse Schalkwijkse wetering. Langs deze wetering werden vanaf die periode boerenhuisjes gebouwd. Een deel van de grond op een stroomrug langs de wetering werd door de bisschop van Utrecht toegewezen aan de kerk. Dit is de huidige Brink. Voor 1250 wordt op deze zelfde stroomrug ook een kasteel gebouwd. De twee omgrachte eilanden van voor- en hoofdburcht van het kasteel liggen tegen het dorp aan, maar zijn nu ruimtelijk en visueel afgesneden van het dorp door de aanleg van de spoorlijn Utrecht- Den Bosch. Het lint wordt doorsneden door de spoorlijn, vlak naast de historische kern. Met de bouw van de Katholieke Michaelkerk in 1879 is het zwaartepunt van het dorpsleven naar de andere zijde van het spoor verschoven. De omgeving van de Brink is nu een verstilde plek geworden aan het lint. In Schalkwijk is de geldende bebouwingstypologie die van de boerderij met stallen en van het dorpse woonhuis, traditionele bouw van één à twee lagen met een kap. Het Wapen van Schalkwijk valt volledig binnen deze typologie. Grotere volumes zullen hier altijd uit de toon blijven vallen, hoe aangepast vormgegeven ook. Naast deze bescheiden, zelfstandige dorpse architectuur kent Schalkwijk ook een aantal monumentale gebouwen als de eerder genoemde kerken. Kadastrale minuut van Schalkwijk Het Spoor Utrecht- Den Bosch doorsnijdt de historische verkavelingsrichting. Stenen brug over de Schalkwijkse wetering, 18 de eeuw Typologie Brink, vroege 20 ste eeuw 3 Bij het kijken naar onze omgeving maken wij gebruik van een gemeenschappelijk referentiekader, waarbij we de wereld groeperen in types. Daarom weet iedereen automatisch dat een herenhuis iets anders is dan een nieuwbouwrijtjeshuis, hoe dwingend de folder van de makelaar het ons ook als zodanig probeert te verkopen. Een boerderij waarin nu niet meer geboerd wordt maar alleen gewoond, blijft in onze beleving toch een boerderij, ondanks de verandering van hoofdfunctie. Hierbij geldt de boerderij als type, niet als functie. Een woonhuis in boerderijstijl wordt nooit een boerderij, en wordt ook nooit zo beleefd. De oude kern van Schalkwijk: een brink met omringende bebouwing en verder boerderijen en woonhuizen georiënteerd op de Schalkwijkse wetering. De lintbebouwing staat parallel aan het slootpatroon.
Het Wapen van Schalkwijk Het Wapen van Schalkwijk dateert uit 1952 en is van de hand van Theo Ausems. Van 1930 tot 1965 was het deze architect die zijn stempel drukte op Culemborg. Ausems beschikte over een grote architectuurhistorische kennis en was bekwaam in historiserend bouwen. In Culemborg bouwde hij onder andere een bioscoop met café en een parochiehuis. Ook verbouwde hij het Verenigingsgebouw van de Rooms Katholieke Werkliedenvereniging St. Joseph. Ausems leidde ook veel restauraties. Zo restaureerde hij in de jaren veertig het stadhuis van Culemborg en voegde een nieuwe achterbouw toe. Voor het Wapen van Schalwijk koos men dus een goede locale architect met veel (stads)historisch besef. Het pand werd gebouwd als boerderij annex dorpscafé. Vanaf 1946 was al duidelijk dat Schalkwijk onderdeel zou gaan uitmaken van Houten. Tot de werkelijke samenvoeging in 1962 was de burgemeester van Houten ook die van Schalkwijk. Het bestaande gemeentehuis op de Brink verloor in die periode haar betekenis. De bouw van het Wapen tegen de dorpskern aan kan in dit licht bezien worden: een gemeenschapsgebouw, een officieus gemeentehuis. Het oude gemeentewapen ging als geuzenaam dienen. Stedenbouwkundig speelt het Wapen van Schalwijk een belangrijke rol. Theo Ausems loste met de positionering van het pand een tweetal ruimtelijke problemen op. Het eerste probleem geldt de nieuwe dorpsentree, die aan het begin van de twintigste eeuw was ontstaan met de aanleg van de provinciale weg. Deze loopt parallel aan de spoorlijn naar het zuiden, tot aan het punt waar hij de wetering kruist. Vanaf dit punt volgt de weg de wetering naar het oosten. Met de bouw van het Wapen wordt een opvallende nieuwe dorpsentree gecreëerd. Tegelijkertijd slaagde de architect erin de dorpskom nu visueel te beëindigen op het punt waar het historische weefsel verstoord was geraakt door spoorlijn en de nieuwe provinciale weg. Doordat het pand in de rooilijn staat van de provinciale weg, is het licht gedraaid ten opzichte van de wetering, die de oorspronkelijke oriëntatie van de lintbebouwing bepaalde. Juist die draaiing zorgt ervoor dat het pand ook heel goed te zien is vanaf de Brink, omdat het onder een hoek te zien is. Architect Theo Ausems Reconstructie van Kasteel Culemborg door Ausems, 1944 Ontwerp linkerzijgevel van Het Wapen van Schalkwijk: Het beeld is opgebouwd uit losse gestapelde volumes Het gebouw is op zowel op de provinciale weg als op de Brink georiënteerd. De hoge tuitgevel werkt als toren. Het materiaalgebruik is traditioneel 4
Het gebouw Plaatsing Het gebouw is in de rooilijn van de afbuigende provinciale weg gelegen. Deze ligging bepaalt de ruimtelijke compositie. Doordat het vrijstaande gebouw een relatief kleine tussenruimte aanhoudt met de naastliggende boerderij, vormt het Wapen met de aangrenzende lintbebouwing een stevige gesloten begrenzing van de dorpskom. Het gebouw is uitgevoerd vanuit de gedachte dat het dorpscafé een bijzondere status en functie in de gemeenschap heeft en krijgt daarom een formele, monumentale plaatsing. Er is een sterke functionele hiërarchie. Het toegevoegde torenachtige element met de tuitgevel geeft het pand een verhoogde status vergelijkbaar met een stadhuistoren, maar dan op dorpse schaal. De kappen en verschillende gevels vormen een kappenlandschap waardoor het pand op alle richtingen georiënteerd lijkt. Hoeken zijn meest gesloten en krijgen een bijzondere aandacht en een rijke vormbehandeling en detaillering. Materiaalgebruik Wapen als stadsentree vanaf provinciale weg. De voorgevel volgt niet langer de wetering maar de rooilijn van de provinciale weg De architect vond zijn inspiratie met name in de Hollandse plattelandsbouwkunst, met zijn grote heldere bouwvolumen gevormd door daken en muurvlakken en het gebruik van karakteristiek materieel met ambachtelijke constructie. Het pand is gebouwd met traditionele, Hollandse materialen: gemetselde gevels, daken bedekt met gebakken OVH-pannen (Opnieuw Verbeterde Hollandse pannen), houten kozijnen en getimmerde houten goten. Het pand is uitgevoerd in bruine baksteen. Het houtwerk is wit, de draaiende delen in traditioneel groen. De kozijnen liggen verdiept in het metselwerk. De voordeur is door het van gebruik klassiek stucwerk sterk benadrukt. Details als geveltoppen zijn in grijze natuursteen uitgevoerd. Het cafédeel heeft een eigen entree op de korte zijde en opvallende, afwijkende boogvensters Dit alles is consistent met de traditionalistische opvattingen van de Delftse school. De niet belangrijk geachte delen van het pand zijn opmerkelijk sober uitgevoerd zoals de stal en het woongedeelte. Bijzondere functies zoals het café maar ook de entree zijn rijker gedetailleerd met een klassieke, zelfs classicistische opbouw. Getoogde vensters aan café zijde tonen aan de buitenzijde de horecafunctie 5 Interieur café
Delftse School Architect Theo Ausems maakte deel uit van een bekendste Nederlandse architectuurstroming van het midden van de 20 ste eeuw, de Delftse school (ca. 1925-1955). Volgens het Katholiek Bouwblad nam hij in 1951 deel aan een cursus kerkenbouw samen met Marinus Jan Granpré Molière. Granpré Molière was sinds 1924 als hoogleraar aan de Technische Hogeschool Delft verbonden, waar hij bekend werd om zijn uitgesproken theorieën over architectuur en stedenbouw. Hij werd de spil van de Delftse school. Ausems eigen stijlkeuzes en zijn contact met Granpré Molière plaatsen hem midden in deze traditionalistische stroming. De Delftse School streefde naar een architectuur die was gebaseerd op universele normen en waarden. Daarnaast wilde men de traditie van de Nederlandse plattelandsbouw in ere houden. Volgens de architecten van de Delftse School lag schoonheid in eenvoud en was een goede harmonie tussen massa, ruimte en lichtval belangrijk. Architectuur moest nederig zijn en vooral niet opvallen. De functie van een gebouw moest tot uitdrukking komen in de vorm. Vandaar werd ook een groot onderscheid gemaakt in de vormgeving van woonhuizen -simpel en ingetogen - en publieke gebouwen als stadhuizen en kerken, die juist monumentaal moesten zijn om hun functie te benadrukken. Met name op de katholieke kerkenbouw had de Delftse School grote invloed. Kenmerkend voor de Delftse School zijn het vrijwel uitsluitende gebruik van baksteen, brede kozijnen en erkers, hoge gootlijnen, groene hagen, de hoge met pannen beklede daken tussen topgevels en het gebruik van natuursteen op constructief belangrijke punten. De architectuur van de Delftse School heeft de wederopbouw tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in sterke mate beheerst, wat illustratief lijkt voor de populariteit en het vertrouwen in de toekomstwaarde van deze stijl. Dit alles resulteerde in archetypes voor huizen en kerken, die sterk gebaseerd waren op plattelandstradities. De woonhuizen waren eenvoudig en zonder opsmuk. Kerken en openbare gebouwen werden monumentaal, al school hun schoonheid in de eenvoud. Ausems ontwierp het Wapen van Schalkwijk in de traditie van de Delftse school: Kenmerkend zijn het gebruik van baksteen en hoge met pannen beklede daken. De Delftse school benadrukt de ingangspartij, zoals bij deze architectonisch vergelijkbaar gedetailleerde entree in Vreeswijk Het stadhuis van Spijkenisse: een representatief gebouw in monumentale stijl van Delftse school architect Meischke Onze Lieve Vrouwe van Altijddurende Bijstand in Breda van Granpré Molière uit 1952. Rijksmonument sinds 2007 6
Aanbevelingen Bij herontwikkeling zijn er wel degelijk mogelijkheden om aanpassingen te doen. Dat kan op het achtererf met gebruikmaking van de diepte van het kavel (optie 1). Dit kan omdat het schuurdeel in de hiërarchie van het gebouw sterk ondergeschikt is en stedenbouwkundig geen rol van betekenis speelt. Ook is het mogelijk uitbreidingen te doen naast het gebouw in de richting van het spoor, in de rooilijn van de bocht in provinciale weg (optie 2). Het gaat hier om de plaats waar ooit de schuur stond. Voorwaarde voor een dergelijke uitbreiding is dat de verschillende bouwvolumes afzonderlijk leesbaar blijven. Het is belangrijk dat de zichtlijnen vanaf de Brink en vanaf de provinciale weg bij een toekomstige ontwikkeling niet verstoord worden. Daarvoor is het belangrijk de huidige rooilijn van het voorhuis maar ook van de afgebroken schuur niet te overschrijden. Zicht op de Brink vanuit het Wapen van Schalkwijk. Detail venster: slanke profielen, klassieke roedenverdeling Het achterliggende agrarische deel van het complex is sterk ondergeschikt in hiërarchie en detaillering. In de verschillende uitbreidingsvarianten blijft het voorhuis met woonhuis-café intact. Ook het verhoogde element met de tuitgevel blijft als torenelement zichtbaar. In beide varianten zal dit element fungeren als spil tussen de verschillende bouwdelen. Op deze manier kan nieuwbouw conflictloos aansluiten bij de oudbouw waarbij de verschillende bouwdelen los leesbaar blijven. Op deze manier kan het Wapen van Schalkwijk worden uitgebreid zonder aan stedenbouwkundige werking in te boeten. 7 Voorbeeld van een herontwikkelmogelijkheid. Atelier Pro ontwerpt in 2010 een uitbreiding aan OLV van Altijddurende Bijstand van Granpré Molière (blz 6). De verschillende bouwvolumes blijven los leesbaar. De stedenbouwkundige werking van de oudbouw blijft onaangetast.