MBO Utrecht. Gooise Zorgacademie & Utrechtse Zorgacademie. Opleiding Verzorgende BBL. Specifieke fase - AFP. Werkboek



Vergelijkbare documenten
2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Overmatig drinken en plassen is een vaak voorkomend symptoom bij de. hond. Het kan veroorzaakt worden door verschillende ziekten in het

Werkstuk Biologie Dementie

Prednison (corticosteroïden)

COMPLICATIES Lange termijn complicaties Complicaties van de ogen (retinopathie) Complicaties van de nieren (nefropathie)

Diabetes mellitus. De behandeling van diabetes mellitus

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende BBL ~ Specifieke fase

Patiënteninformatie. Acuut optredende verwardheid. (delier) Acuut optredende verwardheid (delier)

TIA en dan. Transient ischemisch attack

Naam: Geboortedatum: 3a. Hebt U een acuut reuma gehad? (II) (I)

Vroegsignalering bij dementie

1 Geheugenstoornissen

Glucophage 500 bijsluiter blz. 1 / 6

van delen tot het geheel. Hij kan bijvoorbeeld zijn kleding binnenstebuiten aantrekken, of zijn kopje naast de tafel zetten.

Prednison of Prednisolon

Palliatieve zorg en Dementie verbinden. Jet van Esch Specialist ouderengeneeskunde

Medicatie bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa Prednison (corticosteroïden)

Glucophage 850 bijsluiter blz. 1 / 6

Behandeling met sandostatine

7 Epilepsie. 1 Inleiding. In dit thema komen aan de orde: 2 Wat is epilepsie? 3 Leven met epilepsie. 4 Epilepsie-aanvallen. SAW DC 7 Epilepsie

Trombolyse. Acute behandeling van een herseninfarct

Medische Publieksacademie

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Depressie bij ouderen

Informatie over jodiumhoudende contrastmiddelen

NEUROLOGIE. De eerste hulp bij een beroerte. trombolyse DRUKPROEF BEHANDELING

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

prednis(ol)on adviezen na een hernia-operatie astma/copd ZorgSaam

TIA en dan. Transient ischemic attack

Diabetes: zo zit dat. Iedere dag krijgen 200 Nederlanders diabetes. Wat is het? Hoe herkent u het? Is het te genezen?

Chronisch Hartfalen. Wat is chronisch hartfalen?

Koortsstuipen. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Het gebruik van morfine en veel voorkomende vragen

CT-scan met intraveneus contrastmiddel B

Een beroerte, wat nu?

In de war? Op de Intensive Care

Datum Spreker Linda Schreur. (Poly)farmacie bij ouderen

Vergeetachtig of dement?

Delier voor de patiënt. Inhoud presentatie delier. Delier. Symptomen. Diagnose delier n droom woar de geen sodemieter van op aan kunt

Trastuzumab (Herceptin )

Wat is een sinustrombose? Een sinustrombose is een verstopping van een grote ader in de hersenen.

Trombolyse behandeling Vascular care unit op locatie Alkmaar.

Jodiumhoudende contrastmiddelen in bloedvat

Probleemgedrag bij ouderen

Delier in de palliatieve fase. Marlie Spijkers Specialist ouderengeneeskunde Consulent Palliatieve zorg IKZ

Delier in de palliatieve fase

CT-scan met intraveneus contrastmiddel en water D

Behandeling van diabetes type 2

Angiografie. Röntgenonderzoek van de bloedvaten

Onderwijsmagazijn Anatomie, fysiologie en pathologie Opleiding Verzorgende IG BBL ~ Generieke fase

6.4. Werkstuk door een scholier 1926 woorden 5 januari keer beoordeeld. Inhoud

Wat is diabetes? Informatiebrochure. Wat is diabetes? Items:

Tips voor een goede spreekbeurt

Patiënteninformatie over jodiumhoudende contrastmiddelen

Ascenderend flebogram Röntgenonderzoek van de beenaders

Delirium op de Intensive Care (IC)

Zwangerschapsdiabetes

Delier voor de patiënt. Workshop Delier in de palliatieve fase. n droom woar ge geen sodemieter van op aan kunt. angstdroom.

Bij het uitscheiden helpen de nieren om de samenstelling van je bloed constant te houden. Uitscheiding is het

Informatie over afasie. Afdeling logopedie

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

In de war? Op de Intensive Care

Seniorenraad Son en Breugel 22 juni 2018

Beroerte in de praktijk. Patricia Halkes

Jodiumhoudende contrastmiddelen

Hoe ontstaat hyperventilatie?

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Onderzoek volgens het TIA-protocol

Gezondheidsverklaring

PET/CT-scan. met eventueel een aanvullende CT-scan van de longen of met eventueel een aanvullende CT-scan van longen en bovenbuik

Vragenlijst. S.v.p. helemaal invullen vóór uw bezoek aan de vaatverpleegkundige

Opbouw praatje. Wat is dementie? Vormen van dementie Diagnose dementie Behandeling van dementie De verloop van dementie Conclusie

Neurologie SCU/CCU/EHH. Patiënteninformatie. Trombolyse. Acute behandeling van een herseninfarct. Slingeland Ziekenhuis

PREDNISON BIJ REUMATISCHE AANDOENINGEN

Depressie. Informatiefolder voor zorgteam. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober

H Hartkatheterisatie via de pols

Afasie Informatie voor familieleden. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Beroerte en een TIA zijn spoedeisende ziekten. Rob Bernsen en Marian van Zagten Neurologen JBZ

Patiënteninformatie. Delier of plotse verwardheid. GezondheidsZorg met een Ziel

KINDERGENEESKUNDE. Vragen en antwoorden rond stuipen bij koorts

Een goede behandeling. begint bij de juiste diagnose. Gewichtstoename is te vergelijken met koorts

Dieetadviezen bij een ontstoken alvleesklier

De eerste hulp bij een beroerte

4,5. 2 vragen. 2 vragen: 3 vragen: Werkstuk door een scholier 1008 woorden 25 januari keer beoordeeld

nierbiopsie Wat is een nierbiopsie?

Alcoholintoxicatie 1

Wat is diabetes? Type 2 diabetes : gevolgen

Medicijnen na een TIA

Inleiding Deze folder geeft u een overzicht van het traject TIA straat.

Arteriosclerose. Ziekenhuis Gelderse Vallei

Hoe wordt het normale hartritme tot stand gebracht?

Tia Service Radboud universitair medisch centrum

Diabetes en mondgezondheid

Prednison (corticosteroïden)

ACUUT OPTREDENDE VERWARDHEID (DELIER) INFORMATIE VOOR PATIENT, FAMILIE EN BETROKKENEN

Kanker. Inhoud. Inleiding. Wat is kanker? Inleiding

DIABETISCHE NEUROPATHIE DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING

Geneesmiddelenallergie. Sophia Kinderziekenhuis

Longembolie Onderzoek en behandeling.

VELE HANDEN. In kader van CVA. Chinette Verhagen, Physician Assistant neurologie

Prednison, prednisolon (corticosteroïden)

Transcriptie:

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 1 MBO Utrecht Gooise Zorgacademie & Utrechtse Zorgacademie Opleiding Verzorgende BBL Specifieke fase - AFP Werkboek

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 2 Inhoudsopgave s.01 De regeling van het glucosegehalte...3 s.02 Diabetes... 7 s.03 Soorten ziekten en basisbegrippen uit de ziekteleer...10 s.04 Kennis van medicijnen...13 s.05 Slagaderverkalking... 21 s.06 CVA... 22 s.07 Dementie... 27 s.12 Stemmingsstoornissen en angststoornissen...34 s.14 Gezwelgroei...38 s.19 COPD... 45 s.21 Hartfalen... 49

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 3 s.01 De regeling van het glucosegehalte A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat de volgende termen betekenen: glycogeen glucose dextrose insuline glucagon 2. vertellen hoe grote koolhydraten ('langzame suikers') verteerd worden 3. de naam langzame suikers verklaren 4. de naam snelle suikers verklaren 5. vertellen wat de lever met glucose kan doen als het bloedglucosegehalte hoog is 6. vertellen wat eilandjes van Langerhans zijn en waar ze liggen 7. de hormonen noemen die daar gemaakt worden 8. vertellen wat insuline doet met glucose in het bloed 9. vertellen wanneer er meer insuline gemaakt moet worden 10. vertellen wat insuline doet bij de cellen 11. vertellen wat insuline allemaal doet in de lever 12. hormonen noemen die het bloedglucosegehalte verhogen 13. vertellen hoe glucagon werkt 14. vertellen in welke situatie glucagon niet goed zal werken B. Boek Literatuur: zie reader hoofdstuk 36 C. Opgaven 1. Vul de omschrijvingen in Latijn glycogeen Nederlandse naam of een omschrijving glucose dextrose fructose insuline glucagon

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 4 2. Zet in de goede tijdsvolgorde a) opname in bloed b) omzetting van glucose in glycogeen c) vertering van zetmeel door amylase in alvleeskliersap d) insuline helpt in de lever e) zetmeel in de aardappel f) glucose in poortader g) glucose in darmsap h) eilandjes van Langerhans actief i) bloedglucose stijgt j) amylase in speeksel Snel en langzaam 3. Wat bedoelt men met snelle suikers? 4. Wat zijn daar dan voorbeelden van? 5. Het tegenovergestelde zijn langzame suikers. Wat zijn daar voorbeelden van? 6. Welke van deze twee soorten stelt de hoogste eisen aan de insulineproductie? De werking van insuline 7. Hoe reageert de celwand op glucose als er geen insuline is? En wat gebeurt er als er wel insuline is? 8. Welke processen in de levercel worden door insuline ondersteund en geremd? Wat is daarvan het effect op de bloedglucose? Andere hormonen in het kort 9. Vul in: naam glucagon adrenaline gemaakt in werkt in lever? doet daar iets met glucose? werkt ook elders en wat doet het daar? cortisol (bijnierschors -hormoon) 10. zie volgende pagina 11. Zet de volgende termen in de goede, logische volgorde. Deze eerste rij termen gaan over een gezonde situatie met gezonde eilandjes van Langerhans a) glucose kan levercellen en spiercellen gemakkelijk in b) glucosegehalte in bloed snel weer normaal c) in de lever wordt glucose omgezet in glycogeen d) nauwelijks vertering nodig e) nuttigen van snelle suikers f) snelle reactie van de eilandjes van Langerhans g) snelle stijging van bloedglucosegehalte h) sterke toename van insulineproductie 12. De tweede lijst met termen gaat over het ontstaan van symptomen bij diabetes. Bepaal de meest logische volgorde. 1. bloedglucose blijft te lang hoog 2. coma 3. geen of alleen trage reactie van eilandjes van Langerhans

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 5 4. geen of te langzame stijging van insulineproductie 5.glucose in urine neemt heel veel water mee 6. nauwelijks vertering nodig 7. nieren verliezen glucose in de urine 8. nuttigen van koolhydraten 9. polyurie 10. stijging van bloedglucosespiegel 11. uitdroging dreigt ondanks veel dorst 13. Ook deze lijst gaat over symptomen bij diabetes. Bepaal de meest logische volgorde. gebrek aan brandstof in de weefsels glucose kan de cellen niet in Kussmaulademen in comateuze toestand nuttigen van koolhydraten teveel vervuilende afvalstoffen (ketonen) toename van vetverbranding en eiwitverbranding totaal afwezige insulineproductie versuffing verzuring (acidose)

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 6 Horizontaal 1 soort ziekte bij diabetes type 1 4 typische ademhaling bij verzuring van het bloed 7 overmatige urineproductie 9 plaats waar de eilandjes van Langerhans te vinden zijn 11 te hoog bloedsuikergehalte 12 suiker in de urine 13 hormoon uit alvleesklier werkt bloedsuikerverhogend 14 zure afvalproducten die het bloed vervuilen 16 de schoonste brandstof in het lichaam 17 Vul in: diabetes type 2 noemt men een... ziekte 18 hormoon uit bijniermerg werkt bloedglucoseverhogend Verticaal 2 weefsels luisteren niet naar de werking van insuline 3 bloedvat vervoert insuline van pancreas naar lever 5 voorname plaats van werking van insuline en glucagon 6 vorm van opslag van koolhydraten in de lever 8 hormoon uit bijnierschors, werkt bloedsuikerverhogend 10 te laag bloedsuikergehalte 15 direct gevolg van polyurie

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 7 s.02 Diabetes A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. de volgende termen en begrippen uitleggen en goed toepassen hyperglycemie hypoglycemie glucosurie 2. vertellen wat de gevolgen zijn van een te hoog bloedsuikergehalte op de nieren en de urineproductie 3. vertellen hoe de urine er dan uitziet 4. vertellen wat ketonen zijn en wanneer die ontstaan 5. vertellen wat het effect is van ketonen op de zuurgraad van het bloed 6. uitleggen wat Kussmaul-ademen is en hoe het ontstaat 7. kort vertellen wat er bij diabetes type 1 mis is en hoe dat komt 8. kort vertellen wat er bij diabetes type 2 mis is en hoe dat meestal komt 9. vertellen wat insulineresistentie is 10. verschillende soorten oorzaken noemen van een te hoog bloedsuikergehalte bij iemand die al bekend is met diabetes 11. de veel voorkomende complicaties na jarenlange diabetes vertellen 12. uitleggen wat men bedoelt met micro-angiopathie en voorbeelden ervan noemen 13. de preventieve rol van de oogarts vertellen bij diabetes 14. vertellen waarom men insuline niet als tablet of capsule kan toedienen 15. kort uitleggen wat bloedsuikerverlagende tabletten doen 16. vertellen wat metformine doet, wat de twee voordelen zijn en wat het gevaar van metformine is 17. vertellen wat een hypoglycemie is en de waarde noemen die erbij hoort 18. uitleggen hoe hypoglycemie kan ontstaan 19. vertellen welke verschijnselen men kan verwachten bij een hypoglycemie, van kwaad tot erger 20. de maatregelen noemen en beargumenteren bij een hypo 21. uitleggen waarom een hypo gevaarlijk is en bloedsuikerwaardes bij verschillende gevaren noemen 22. het gevaar van de combinatie alcohol en insuline uitleggen 23. medicijnen noemen die als bijwerking het bloedglucosegehalte kunnen verhogen 24. medicijnen noemen die ervoor zorgen dat iemand een hypo niet goed voelen kan 25. de snelheid en de werkingsduur van kortwerkende en langwerkende insuline ongeveer noemen B. Boek Reader eerste jaar hoofdstuk 37 C. Opgaven

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 8 1. Neem de reader hoofdstuk 37 Teken de organen met mogelijke complicaties van diabetes op de lange termijn in deze afbeelding. Zet de naam van de ziekte erbij. 2. Welke van deze complicaties berusten op aantasting van kleine bloedvaatjes (microangiopathie)? Zet daar een sterretje bij. 3. Wat kan de oogarts doen tegen micro-angiopathie? 4. Wat kan de chirurg doen tegen micro-angiopathie in de voeten?

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 9 Dit is een tekening van hoe een insulinemolecuul opgebouwd is: als een ketting van aminozuren, aan elkaar geregen. 5. Wat voor soort stof is insuline dus? 6. Verklaar waarom insuline als injectie wordt gegeven en onmogelijk als capsule of tablet. 7. Vroeger kregen patiënten runderinsuline of varkensinsuline. Wat was daar het nadeel van, denk je? 8. Wat is de werking van orale bloedsuikerverlagende medicijnen? 9. Bij welke vorm van diabetes worden ze toegepast? 10. Hebben deze tabletten zin bij diabetes type 1? Verklaar je antwoord. 11. Bij welke situatie hoort deze 'thermometer', als de waardes steeds lager worden? Schrijf zelf de uitleg erbij: bij welke waarde ontstaan gemiddeld genomen welke verschijnselen? 12. Wat zijn hier de oorzaken van? 13. Welke maatregelen neem je, zet ze in de logische volgorde. 14. Terug naar de medicatie bij type 2 diabetes: a. wat doet metformine? b. heeft metformine een goede of een slechte uitwerking op insulineresistentie? c. wat is een gevaar als iemand metformine door blijft gebruiken en door vochttekort een slechtere nierfunctie krijgt? d. waarom kan tolbutamide wel een hypoglycemie veroorzaken en metformine niet? 15. a. Wat zijn insuline-analoga? b. Welke daarvan werken lang en welk voordeel hebben ze? c. Welke daarvan werken heel kort? 16. a. Waarom moet iemand die insuline gebruikt voorzichtig zijn met alcohol? b. welke medicijnen zorgen ervoor dat iemand een hypoglycemie soms te laat ontdekt? 17. De neuropathie als gevolg van diabetes heeft bij mevr. G. de werking van de maagportier verstoord. De maagportier blijft op onvoorspelbare momenten dicht en gaat opeens weer open. De zenuwaantasting is ook rondom haar inwendige organe, een autonome neuropathie Beschrijf in 4 zinnen wat dat voor gevolgen heeft voor de instelling van de diabetes.

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 10 s.03 Soorten ziekten en basisbegrippen uit de ziekteleer A. Toetsdoelstellingen Je kunt van de onderstaande soorten aandoeningen a. kort omschrijven wat ze inhouden en daarbij de genoemde begrippen goed toepassen b. twee of drie voorbeelden noemen infectieziekte hart-en vaatziekte met de woorden slagaderverkalking, vernauwing, afsluiting en zuurstof allergie met de woorden afweersysteem en ontstekingsreactie tumorgroei met de woorden celdeling deficiëntie trauma intoxicatie familiaire ziekte erfelijke ziekte met het woord gen degeneratieve aandoening met de woorden kwaliteit en weefsel B. Boek Literatuur: reader eerste leerjaar hoofdstuk 9 en 10 C. Opgaven 1. Wat zijn subjectieve symptomen? Hoe kun je daar objectief over rapporteren? 2. Bedenk bij elk subjectief symptoom wat je aan iemand kan zien die dat heeft: zijn of haar uiterlijk, houding of gedrag. Bijvoorbeeld: je kunt zien dat iemand veel jeuk heeft als hij of zij voortdurend krabt. Anders gezegd: welke objectieve symptomen kun je nagaan als iemand bepaalde subjectieve symptomen heeft? 3. Doe datzelfde met je voorbeelden van objectieve symptomen. Wat kunt je vragen aan iemand bij wie je een bepaald objectief symptoom waarneemt? Wat zou je bijvoorbeeld kunnen vragen aan iemand met een temperatuur van 39,5 C over hoe hij / zij zich voelt? 4. Wat is het tegenovergestelde van acuut? 5. In de linker kolom staan een paar situaties. Vul rechts een complicatie in. Gebruik daarbij het register van het ziekteleerboek. aandoening / situatie bronchitis CVA gebroken heup bedenk een complicatie (let op: je moet niet een symptoom noemen) 6. Lees de situatieschetsjes, en beantwoord de vragen. A. Joost is 4 jaar oud. De laatste maanden moet hij 's avonds vaak hoesten. Soms is hij ineens erg buiten adem en benauwd. De medicijnen helpen hem wel.

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 11 De arts heeft een test gedaan en plakkers op zijn huid aangebracht. Die plakkers waren gedrenkt in stoffen die normaal in het eten zitten en in de leefomgeving aanwezig zijn. Onder een groot deel van de plakkers wordt de huid helemaal rood en gezwollen, alsof het ontstoken is. a)op wat voor soort ziekte lijkt dit? b)leg in één zin uit wat er bij dit soort aandoeningen gebeurt. c)waarom is dit geen infectie? B. Caroline is 21 jaar. Zij krijgt last van buikpijn, krampen en diarree. Ze heeft er ook koorts bij. Er is van alles onderzocht, zonder dat er een oorzaak werd gevonden. Ze begon gewicht te verliezen. Bij een kijkonderzoek in de darm heeft de arts een stukje weefsel weggenomen en onder de microscoop laten bekijken. In het weefsel zaten agressieve witte bloedcellen, die met giftige stoffen bezig waren om darmcellen kapot te maken. De darm was helemaal ontstoken. a) Op wat voor soort ziekte lijkt dit? b) Leg in één zin uit wat er bij dit soort aandoeningen gebeurt. c) Weet je toevallig de naam van de ziekte die dit zou kunnen zijn? C. Dhr. van der Laan is 62 jaar. Laatst schrok hij heel erg toen er bloed in de urine te zien was. Hij heeft zich laten onderzoeken. De huisarts voelde dat de prostaat hard, hobbelig en raar aanvoelde. Heel snel werd in het ziekenhuis wat weefsel weggehaald om onder de microscoop te bekijken. Het weefsel zit vol met fanatieke cellen, die bijna allemaal bezig zijn met delen. a) Op wat voor soort ziekte lijkt dit? b) Leg in één zin uit wat er bij dit soort aandoeningen gebeurt. c) Weet je toevallig de naam van de ziekte die dit zou kunnen zijn? D. Mevrouw Hupkes is 87 jaar en al 12 jaar weduwe. Ze heeft nooit kinderen gehad. Ze woont alleen. Ze raakt steeds meer de draad kwijt en zorgt niet meer goed voor zichzelf. Ze eet slecht, want haar gebit past niet meer. Maar er zijn meer redenen, ze weet ook niet meer wat ze in de winkel moet kopen om te eten. De buren zijn zo vriendelijk om nog veel te helpen. Bij bloedonderzoek blijkt ze bloedarmoede te hebben. Ze heeft een groot gebrek aan ijzer in haar lichaam. a) Op wat voor soort ziekte lijkt deze bloedarmoede? b) Leg in één zin uit wat er bij dit soort aandoeningen gebeurt. E. Op een kwade dag krijgt dhr. Faessen ineens heel erg pijn in zijn been. De voet wordt koud en gevoelloos. In het ziekenhuis worden Röntgenfoto's gemaakt. Dan zien ze dat de slagader naar de voet geen bloed meer doorlaat, ter hoogte van de knie. a) Op wat voor soort ziekte lijkt dit? b) Wat is er bij deze ziekte aan de hand met de slagaders? Noem twee dingen. c) De slagader zat in één keer dicht. Waardoor ging die slagader van het ene op het andere moment dicht zitten? d) Wat dreigt er met de voet te gebeuren?

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 12 F. Na een lang dementeringsproces van 15 jaar is mevrouw van Gelder op 53-jarige leeftijd overleden. De laatste jaren was zij bedlegerig en kon zij niet meer communiceren, niet meer bewegen. Er was een voortdurende onrust in haar armen en benen. Bij een hersenscan ziet men dat een deel van de hersenen afgebroken is. De arts noemt het de ziekte (chorea) van Huntington, een degeneratieve ziekte. a) Wat is een degeneratieve ziekte? b) Wat zijn nog meer voorbeelden van een degeneratieve ziekte? 7. Welk cijfer hoort bij welke letter? Zoals je ziet staan er rechts meer omschrijvingen dan links. Er zijn dus soms meer mogelijkheden. allergische reactie 1 a ziekte van Alzheimer is een voorbeeld auto-immuunziekte 2 b weefsels worden langzamerhand steeds slechter deficiëntie 3 c teveel van een stof in het bloed degeneratieve ziekte 4 d rond een open been wordt de huid heel erg rood en gaat nog meer pijn doen erfelijke aandoening 5 e niet aangeboren hersenletsel (NAH) is een voorbeeld hartvaatziekte 6 f micro-organismen gebruiken een mens als voedingsbodem infectieziekte 7 g hooikoorts is een voorbeeld kwaadaardig gezwel 8 h het afweersysteem gaat tekeer tegen een stukje van het eigen lichaam alsof het een schadelijke binnendringer is ongeval (traumatische aandoening) 9 i het afweersysteem gaat tekeer tegen een onschuldige stof van buiten vergiftiging (intoxicatie) 10 j een tekort aan voedingsstoffen k l m n een stukje van een orgaan sterft af door een stolsel in een slagader cellen zwerven en gaan ergens anders in het lichaam verder met vermenigvuldigen cellen delen zonder te stoppen en verwoesten de omgeving allebei de ouders zijn gezond, dragen de aanleg voor een ziekte over op het kind

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 13 s.04 Kennis van medicijnen A. Toetsdoelstellingen Over basisbegrippen 1. Je kunt van de termen die in medicijneninformatie gebruikt worden de volgende uitleggen dosis dosisinterval generieke naam indicatie contra-indicatie: relatief en absoluut orale toediening parenterale toediening substitutie profylactisch gebruik curatieve toepassing symptomatische behandeling kuur oplaaddosis onderhoudsdosis insluipen uitsluipen interactie cumulatie therapeutische breedte halfwaardetijd Over de toepassing, de inname en opname van medicijnen kun je 2. voorbeelden van plaatselijke toediening noemen 3. voordelen van plaatselijke toediening noemen 4. vertellen waar en hoe een oraal toegediend middel uiteindelijk in het bloed komt 5. factoren noemen die na orale toediening snelle opname bevorderen 6. vertellen waarom medicijnen zittend en met ruim water moeten worden ingenomen 7. uitleggen waarom sommige medicijnen niet bij de maaltijd mogen worden toegediend 8. voor- en nadelen van vertraagde afgifte noemen 9. uitleggen waarom middelen met vertraagde afgifte precies volgens voorschrift moeten worden toegediend 10. de reden noemen voor middelen die 'enteric-coated' zijn (maagsapbestendig) 11. uitleggen wanneer insluipen nodig is 12. uitleggen wanneer uitsluipen nodig is 13. het first-pass-effect uitleggen 14. voor- en nadelen van rectale toediening uitleggen en wanneer rectale toediening nodig is 15. de verschillende parenterale toedoeningswijzen noemen over de uitscheiding van medicijnen 16. vertellen welke organen medicijnen afbreken en uitscheiden

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 14 17. behalve deze twee organen de schildklier en het hart herkennen als organen die de snelheid bepalen waarmee medicijnen worden uitgescheiden 18. uitleggen wat de halfwaardetijd zegt over de uitscheiding van medicijnen 19. verschillende oorzaken vertellen waarom de uitscheiding bij de ene persoon sneller gaat dan bij een ander 20. vertellen wat een plasmaspiegelbepaling is en wanneer dat nodig is 21. voorbeelden noemen van middelen waarbij plasmaspiegelbepaling gebeurt 22. medicijnen noemen die onder de Opiumwet vallen 23. vertellen wat deze wet zegt over hoe met deze medicijnen om te gaan (drie onderdelen)) 24. van de verschillende soorten medicijnen kun je vertellen a) wat men aan werking mag verwachten b) bij welke verstoringen ze toegepast worden c) een of twee ziektes te noemen waarbij ze toegepast d) welke bijwerkingen men op grond van hun werking eventueel kan verwachten centraal werkende analgetica (opiaten) anti-emetica sedativa (sederende middelen) antipsychotica antidepressiva NSAID's corticosteroïden immunosuppressiva fibrinolyse, trombolyse bètablokkers vaatverwijders ACE-remmers diuretica anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine) luchtwegverwijders calciumantagonisten benzodiazepinen antibacteriële middelen B. Boek Reader eerste jaar hoofdstuk 40 C. Opgaven deel 1 Basisbegrippen 1. Leg de volgende woordenlijst aan: dosis generieke naam

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 15 indicatie contra-indicatie orale toediening parenterale toediening substitutie curatieve toepassing symptomatische behandeling kuur oplaaddosis onderhoudsdosis insluipen uitsluipen interactie cumulatie halfwaardetijd 2. Waarom worden medicijnen het liefst lokaal toegediend? 3. Wat zijn voorbeelden van lokale toediening? 4. Beschrijf de route en wat er onderweg gebeurt met een oraal ingenomen middel, van mond naar aorta. 5. a. Wat zijn redenen voor rectale toediening? b. Wat zijn voorbeelden van medicatie die je subcutaan gaat injecteren? c. Wat hebben Durogesic, Exelon en Deponit met elkaar gemeen? Hoe gaat dat dan? Waar zijn deze middelen voor? 7. Zoek op: twee voorbeelden van alle soorten medicijnen die bij doel 24 staan http://www.apotheek.nl en zoek middelen op, op naam.

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 16 De Opiumwet 8. Welke stoffen vallen onder de Opiumwet? 9. Wat zegt de Opiumwet over het omgaan met deze stoffen? Maak een verschil tussen wat het voor artsen betekent en wat het voor de afdeling betekent. 10. Welke medicijnen vallen onder de Opiumwet? Interacties en andere 11. Als het ene medicijn de bijwerkingen van een ander medicijn minder maakt, spreken we van een gunstige interactie. Geef daar een paar voorbeelden van. 12. Als het ene medicijn de bijwerkingen van een ander medicijn erger maakt, spreken we van een ongunstige interactie. Geef daar een paar voorbeelden van. 13. Waarom werkt na orale inname een middel soms niet snel genoeg? 14. Waarom mag je een capsule of een tablet niet zomaar openmaken of vermalen, zonder dat de arts daar ooit toestemming voor heeft gegeven? 15. Welke organen zijn ervoor om medicijnen af te breken en uit te scheiden? 16. Wat kan er gebeuren als deze organen slechter werken? 17. Wat betekent de term cumulatie? 18. Wanneer is uitsluipen nodig? 19. Wat is gewenning? 20. Is gewenning hetzelfde als verslaving? 21. Zoek op (via internet): hoe kan een geneesmiddelenallergie eruitzien? 22. Wat is het placebo-effect? 23. Wat is de halfwaardetijd? Geef een voorbeeld met getallen. 24. Is de halfwaardetijd constant? 25. Wat hoort bij wat? amoxicilline/clavulaanzuur is van Augmentin? een indicatie epilepsie is voor Tegretol? een interactie ernstig hartvaatlijden (hart-en vaatziekten) is voor Seroxat Renitec (enalapril) is in het begin gevaarlijk; daarom moet je het? een contra-indicatie? de generieke naam Losec heeft met diazepam (Valium)? insluipen Termen bij medicijngebruik Je hebt verschillende begrippen en termen bestudeerd over medicijnen. Een aantal staan hieronder met nummers onder elkaar. Daaronder staan weer een aantal uitspraken, die allemaal slaan op één van die termen. Vul de bijbehorende nummers in in de open vakken. 1. dosis 2. generieke naam 3. indicatie 4. contra-indicatie 5. orale toediening 6. parenterale toediening 7. substitutie 8. vertraagde afgifte 9. kuur 10. oplaaddosis 11. insluipen 12. uitsluipen 13. interactie

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 17 Losec is ook verkrijgbaar onder de naam omeprazol. Omeprazol is dan de... Bij patiënten met een allergie voor een bepaald medicijn mag dat middel niet worden toegediend. Dan is er sprake van een...voor dat middel. Bij gebruik van een aantal medicijnen kan de anticonceptiepil onbetrouwbaar worden. Dan is er sprake van een ongunstige... Medicijnen die in het begin een onvoorspelbare werking hebben en snel giftig kunnen blijken te zijn, is het onverstandig het middel zomaar te gaan gebruiken. Men moet het middel... Alle manieren van geneesmiddelengebruik waarbij het middel via het slijmvlies van de dunne darm wordt opgenomen vat men samen met de term... Een van de manieren om een gelijkmatige hoeveelheid van een middel in het bloed te krijgen is het gebruikmaken van medicijnen met... Als het nodig is om snel genoeg medicijn in het bloed te krijgen en daarna met een onderhoudsdosis verder te gaan, dan maakt men in het begin gebruik van een... Bij diabetes type 1 wordt insuline toegepast. De toediening is via injecties, en dat is een voorbeeld van.... Het gebruik van dit hormoon ter vervanging van lichaamseigen stof is een voorbeeld van... De hoeveelheid die per keer gegeven wordt is de... Bij de ziekte van Parkinson kan Madopar gebruikt worden. Deze ziekte is dus een... voor Madopar. Antibiotica moeten beslist voldoende lang worden ingenomen om effectief te zijn. Met andere woorden : er is sprake van een... Prednison is een middel dat de werking van een orgaan (in dit geval de bijnierschors) bijna volledig overneemt. Je kunt niet in één keer stoppen als je van dit middel lange tijd veel hebt moeten gebruiken. Als je toch in één keer stopt kunnen er levensgevaarlijke problemen met de bloedsomloop ontstaan. Je moet dit middel... Opgaven deel 2 Zie de tabel verderop

s.04 Medicatiekennis: veel gebruikte soorten en wat men ermee wil bereiken groepsnaam voorbeelden Nederlandse naam? wat doen ze precies? waar werken ze precies? indicaties te verwachten bijwerkingen centraal werkende analgetica (opiaten) morfine Durogesic = fentanyl verdovende pijnstillers? anti-emetica Primperan (metoclopramide ) domperidon middelen tegen misselijkheid sedativa (sederende middelen) Dormicum chloorpromazin e versuffende medicijnen antipsychotica Haldol en andere rustgevend antidepressiva (soorten: SSRI en tricyclische antidepressiva) Amitriptyline Citalopram Fluoxetine Sinequan paroxetine ------ NSAID's diclofenac ibuprofen acetylsalicylzuu r Ascal, carbasalaatcalci um pijnstillers en (hoge dosis) ontstekingsremmer corticosteroïden prednison budesonide bijnierschorshormoon dit is een lastig onderdeel! immunosuppressiva methotrexaat Remicade afweer onderdrukkende middelen fibrinolyse, trombolyse (alteplase) stolsel oplossende middelen

groepsnaam voorbeelden Nederlandse naam? wat doen ze precies? waar werken ze precies? indicaties te verwachten bijwerkingen (ziekenhuis) bètablokkers alles wat eindigt op -olol vaatverwijders isosorbide (Isordil) nitro- ACE-remmers diuretica plastabletten anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine) antistolling bloedverdunner trombocytenagregatieremmers plaatjes remmers luchtwegverwijders calciumantagonisten benzodiazepinen antibiotica

soorten bijwerking (voorbeeld) werking 1. centraal werkende analgetica (opiaten) 16. aantasting maagslijmvlies 32. kalmeren door slaperig te maken 2. anti-emetica 17. bloed stolt slechter 33. koorts verlagend 3. sedativa (sederende middelen) 18. bloeduitstortingen en spontane bloedingen 34. om de angst van hallucinaties tegen te gaan 4. antipsychotica 19. duizeligheid 35. om bacteriën te doden 5. NSAID's 20. misselijkheid 36. om epileptische aanvallen te onderbreken 6. corticosteroïden 21. obstipatie 37. om in slaap te vallen 7. immunosuppressiva 22. onwillekeurige bijbewegingen 38. om oedeem te bestrijden 8. bètablokkers 23. stramme spieren 39. om schadelijke afweerreacties tegen te gaan 9. vaatverwijders 24. sufheid 40. om trombose en embolie tegen te gaan 10. ACE-remmers 25. te hoog bloedsuikergehalte 41. ontstekingsremming 11. diuretica 26. te lage bloeddruk 42. tegen pijn 12. anticoagulantia 27. te slechte afweer tegen infecties 43. tegen benauwdheid 13. luchtwegverwijders 28. te snelle pols 44. tegen hoge bloeddruk 14. benzodiazepinen 29. trillende handen 45. tegen misselijkheid 15. antibiotica 30. vallen door te slappe spieren 46. tegen pijn op de borst bij slechte kransslagaders 31. diarree 1 hoort bij nummer... uit de tweede kolom en nummer... uit de derde kolom

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 21 s.05 Slagaderverkalking A. toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat de volgende begrippen betekenen a) embolie b) trombose c) ischemie d) infarct e) gangreen f) cholesterol g) aneurysma h) angina pectoris i) etalageziekte 2. vertellen wat slagaderverkalking is, wat er dan met een slagader gebeurt 3. oorzaken van slagaderverkalking noemen 4. vertellen welke daarvan wel te beïnvloeden zijn en welke niet 5. de stoffen in het bloed noemen die belangrijk zijn bij het ontstaan van slagaderverkalking 6. het hormoon noemen dat beschermt tegen slagaderverkalking 7. vier plaatsen noemen waar slagaderverkalking vaak voorkomt 8. drie gevolgen van slagaderverkalking uitleggen 9. het gevolg van een stenose uitleggen 10. de kenmerken noemen van de klachten bij slagadervernauwing 11. uitleggen hoe het komt dat een vernauwing leidt tot acute totale afsluiting 12. het gevolg van totale afsluiting uitleggen 13. de gevaren van een aneurysma in de buikaorta uitleggen B. boek Literatuur: reader eerste jaar hoofdstuk 30.2 en reader specifieke fase hoofdstuk 2. C. Opgaven 1. Wat zijn oorzaken van slagaderverkalking? 2. Welke zijn daarvan wel te beïnvloeden en welke niet? 3. Welke stoffen in het bloed zijn belangrijk bij het ontstaan van slagaderverkalking 4. Door slagaderverkalking zijn er 3 soorten gevolgen. Welke 3? 5. Wat is het gevolg van een stenose? 6. Wat is kenmerkend voor de klachten als gevolg van slagadervernauwing? 7. Hoe kan vernauwing leiden tot totale afsluiting? 8. Wat is het gevolg van totale afsluiting? 9. Wat zijn de gevaren van een aneurysma in de buikaorta? Heb je nu de volgende woordenlijst compleet? a) embolie b) trombose c) ischemie d) infarct e) gangreen f) cholesterol g) aneurysma h) angina pectoris i) etalageziekte

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 22 s.06 CVA A. Toetsdoelstellingen Je kunt 1. vertellen wat de volgende begrippen betekenen afasie motorische afasie (ook wel expressieve afasie) sensorische afasie (ook wel receptieve afasie) globale afasie apathie persevereren apraxie parese hemiparese spasticiteit neglect (hemineglect) gezichtsvelduitval 2. uitleggen wat een CVA is 3. vertellen wat een onbloedig CVA is 4. vertellen wat een TIA is 5. veel voorkomende oorzaken van een herseninfarct noemen 6. uitleggen waar de stolsels vandaan komen die voor een CVA zorgen 7. de hartziekten noemen die kunnen leiden tot een herseninfarct 8. vertellen waarom een langdurige bloeddrukdaling kan leiden tot een CVA 9. vertellen wat er vaak in het begin om een infarct heen zit 10. uitleggen wat er gebeurt als dat wegtrekt 11. de meest voorkomende oorzaak van een bloedig CVA noemen 12. vertellen wanneer je zegt dat iets een uitvalsverschijnsel is 13. de uitvalsverschijnselen bij een CVA in de linker hersenhelft beschrijven en herkennen 14. de uitvalsverschijnselen bij een CVA in de rechter hersenhelft beschrijven en herkennen 15. vertellen bij welke patiënten het vaakst neglect ontstaat 16. uitleggen welke communicatieproblemen er vaak zijn bij bewoners die een CVA hebben gehad in de linker hersenhelft 17. uitleggen welke communicatieproblemen er vaak zijn bij bewoners die een CVA hebben gehad in de rechter hersenhelft 18. vertellen wat trombolyse is en wie daarvoor in aanmerking komt (daarbij ook letten op de voorwaarden die daarvoor gelden) 19. de verschillende complicaties van een CVA noemen 20. een aantal veel voorkomende gevolgen voor het psychisch functioneren noemen van een CVA 21. uitleggen hoe het komt dat de verschijnselen bij een CVA in het gebied van de voorste hersenslagader anders zijn dan die van een CVA van het gebied van de middelste hersenslagader 22. gevolgen noemen van een CVA in de voorhoofdkwabben 23. uitleggen waarom een hersenstaminfarct vaak dodelijk verloopt

Werkboek AFP - specifieke fase - blz. 23 B. Boek: zie onderwijsmagazijn reader eerste jaar hoofdstuk 15.3, uit paragraaf 8.2 de onderdelen 'Gezichtsveld' en Richting hersenschors', paragraaf 38.2 paragraaf 38.4 reader specifieke fase CVA, hoofdstuk 3 C. Opgaven Verlamming bij CVA 1. Leg de volgende woorden uit: apathie persevereren apraxie parese hemiparese spasticiteit piramidebaan Alles overzien? A. Dit is wat jij ziet. B. Dit is wat een zorgvrager ziet. 2. Wat is er aan de hand? 3. Waar zit de stoornis?