Jan van der Heyden te Leiden. Het is bekend dat Jan van Heyden relaties met Leiden heeft. Hij leverde brandspuiten aan deze stad en organiseerde er straatverlichting. Leidsche stadsgezichten van zijn hand worden in de litteratuur echter slechts gesignaleerd met een of ze zijn zoek. In zijn Verzeichnis enz. noemt Hofstede Groot onder nr. 98 een gezicht op de stad, van buiten een poort, dat in 1832 te Parijs werd geveild en sinds dien zoek is, en onder nr. 119 een gezicht op de stad, uit het Zuid-Westen gezien, dat Bredius in Oud-Holland een gezicht op Leiden genoemd wordt, maar dat, naar mijn meening, Leiden onmogelijk voor kan stellen. Onder nr. 97 wordt genoemd een gezicht op de St. Jansbrug, laatstelijk in 1771 voor te Amsterdam geveild, welk schilderij misschien zou zijn met nr. 216, dat in 1861 te Leuven 6000 opbracht. In 1937 bezocht ik het Metropolitan Museum in New York, en vroeg naar werk van van der Heyden. Twee werken van zijn hand waren in het museum; een ervan, hoewel in den catalogus niet als
212 dubieus gebrandmerkt, vertoefde in het Het stelde kennelijk de door Pieter Post in 1654 gebouwde Zwanenburgh in (Halfweg) voor, en, hoewel uitvoerig gesigneerd, leek het mij erg twijfelachtig. Des te meer was ik verheugd, toen ik in het tweede schilderij een, voor een Leldenaar met eenige graphische belangstelling, onmiskenbaar Leidsch tafereel herkende, en wel het bovengenoemde, zoek gewaande, nr. van Hofstede de Groot. Deze niet zichtbaar gesigneerde, maar zeer karakteristieke van der Heyden, een paneel van 54 bij 69.8 cm., stelt de stille Mare voor, ziende naar Hartebrug, vroeger de Marebrug. Het huis links naast de brug is een brouwerij, die een rood hert als merk voert. Links op den voorgrond treffen wij een werkplaats aan. Het stuk zal vermoedelijk tusschen 1670 en 1680 geschilderd zijn. Naar de bovengenoemde prijzen te oordeelen werd het vroeger nogal hoog gewaardeerd, hetgeen men zich, zelfs uit de reproductie, kan indenken. Fr. de Burtin, te Brussel, in wiens verzameling stadsgezicht in 1808 was, roemt het in hoogdravende bewoordingen. Wel aardig wijst hij er op, dat de door de zon beschenen huizen aan rechterkant, door hun sterke lichtreflexen, de overzijde in een zetten, dat beide sterk partijen toch in een volmaakte harmonie brengt. Helaas is de linkerhelft van het schilderij nu sterk De directie van het museum heeft het blijkbaar niet aangedurfd om een van de vele
Jan van der Heyden, Stille Mare te Leiden, paneel 54 x 69.8 cm. Metropolitan Museum of Art, New York.
213 ders der zakelijkheid met een restauratie te belasten. Waarvoor trouwens Leidenaar Prins, bewonderaar en navolger van van der Heyden, de aangewezen man zou zijn geweest! Ik weet niet of de brouwerij van het roode hert omstreeks 1670 een algemeen bekenden naam Een eeuw eerder stond hier al de brouwerij van Frans Vermoedelijk heeft het bier van t roode hert op den kunstenaar van Heyden een goeden indruk gemaakt, want de vaten van brouwer vinden wij op meer van schilders werk, o.a. op groote prent van den Dam te Amsterdam, door J. van Vianen gegraveerd (F. M. 2332). Het is mogelijk familie-banden hem tot het Blijkens het der stad (Secretarie archief no. 6778) stond deze brouwerij omstreeks 1650, toen dit register werd aangelegd, bekend als Witte Hert. Dit komt overeen met de akte van scheiding van de nalatenschap van Frans Adriaensz. ( v a n weduwe, Maria Cornelisdochter van Hodenpijl, d.d. 28 Sept. 1637, waarin sprake is van deze bezitting als van......,,sekere huys, brouwerij hare erven.... van oudts genaemt de Schenckan, daernaer de Druyff jegenwoordich Twitte Hart. (Protocol van notaris Pieter Dircksz. van Leeuwen, no. 267). Frans Adriaansz., die evenals zijn broeder mede brouwer, herhaaldelijk als burgemeester van Leiden voorkomt, werd op 6 Sept. 1585 in ondertrouw opgenomen met Marytgen Cornelisdr van Delft, weduwe van Cornelis Adriaensz. brouwer in de te Delft. Vermoedelijk is hieraan de vroegere naam van de Leidsche brouwerij ontleend. Naar aanleiding van,,twee Leidsche portretten en een stadsgezicht schreef E. Pelinck één en ander over deze dinastie van brouwers in Leidsch Jaarboekje 1940, bldz. 178 e.v. (Noot van de redactie.)
214 schilderen van dit stadsgezicht hebben gebracht. De schilder had namelijk een vollen neef, Claesz. van der Heyden, die gehuwd was met Erminia Johansdr. Nillekens. De Leidenaar Dr. Jacob van trouwde in 1670, te Wesel, in Mons. van der Heyden s huis, met een zuster van diens vrouw, Catharina Nieleches. van der Heyden stierf in 1719 te Leiden, zijn vrouw had voordien van neefje Balthasar van geërfd. Een kleinzoon van van der Heyden, woonde in 1726 nog te Leiden. De schilder Jan van der Heyden had dus, althans na 1670, in Leiden vermogende verwanten, op wier gastvrijheid hij ongetwijfeld heeft kunnen rekenen. Misschien hebben zij hem geinspireerd tot het afbeelden van de nog steeds stille, maar inmiddels wat minder schilderachtig geworden Stille Mare. 15 Dec. 1940. VAN ECK.