Campus Vesta Opleiding Meetploegen Jef Van Tongerloo Juliaan De Bie jef.vantongerloo@geel.be juliaan.debie@brandweer.mechelen.be
Hfdst. 1 3. Kaartlezen Inleiding
1.3.1 Kaarten. Sterk verkleinde weergave van het gehele aardoppervlak of een gedeelte daarvan op een plat vlak. (realiteitsgetrouw?) De schaal geeft de mate van verkleining van de kaart ten opzichte van de reële afmetingen.
1.3.1 Kaarten. Hoe groter de schaal van een kaart is hoe meer bijzonderheden erop kunnen worden weergegeven. Een schaal 1 : 25.000 (1 cm is 250 m) zal minder bijzonderheden geven dan een schaal 1 : 20.000 (1 cm is 200 m). Het Nationaal Geografisch Instituut (NGI),
1.3.2 Kaartcoördinaten. Kaarten zijn voorzien van een grid systeem. Er zijn kilometervierkanten aangegeven. Dit coördinatennet is het UTM systeem (Universele Transversale Mercatorprojectie) UTM-projectie Lambert-projectie
1.3.2 Kaartcoördinaten. Een coördinaat bestaat uit 6 of 8 cijfers en geeft een plaats op 100 of 10 m nauwkeurig aan. Achtcijferige positieopgave begint pas zinvol te zijn voor kaarten 1 : 15.000 of groter.
1.3.2 Kaartcoördinaten. Werkwijze ter bepaling van een coördinaat Noteer de grote cijfers van de verticale netlijn onmiddellijk links van het punt gelegen. Schat de afstand van deze netlijn tot het punt in tienden van de vierkantszijde. Noteer de grote cijfers van de horizontale netlijn onmiddellijk onder het punt gelegen. Schat de afstand van deze netlijn tot het punt in tienden van de vierkantszijde. Zet deze cijfers achter elkaar in de hierboven gegeven volgorde. De coördinaat van bvb de kerk van Noorderwijk is 31U FS 288 673
1.3.2 Kaartcoördinaten. Werkwijze ter bepaling van een coördinaat Let wel op! Indien het gezochte punt op een netlijn ligt moet voor het decimaal altijd een nul ingegeven worden.
1.3.3 Kaarttekens. Objecten in het terrein worden weergegeven door kaarttekens ( legende). Objecten ( bruggen, kerktorens, molens ) worden steeds op dezelfde wijze weergegeven. De grootte van de kaarttekens houdt geen verband met de afmetingen van het object. Kaarttekens zijn niet op schaal!
1.3.4 Oriënteren. De bovenkant van een kaart is steeds het noorden. De pijl van het kompas geeft altijd het (magnetische) noorden aan. Leg de noordkant van de kaart naar de door het kompas aangegeven richting en de kaart is georiënteerd.
1.3.4 Oriënteren. Andere methoden Oriënteren op basis van de zon : Draairichting van de zon ifv de tijd Ze komt nooit in het noorden! Oriënteren op basis van de omgeving : Zoek een spoorweg, rivier, kanaal, grote weg, die op de kaart kan teruggevonden worden Leg de kaart zodanig dat deze spoorweg, rivier, kanaal, grote weg, op de kaart evenwijdig loopt aan de spoorweg, rivier, kanaal, grote weg, enz op het terrein Let op voor de 180 fout
1.3.4 Oriënteren. Plaatsbepaling met behulp van een kaart. Oriënteer de kaart Zoek twee merkpunten in het terrein die op de kaart kunnen teruggevonden worden. Trek door de twee punten op de kaart lijnen in de juiste richting van de punten in het terrein. Het snijpunt van de lijnen is het punt waar men zich bevindt Zekerheid : derde merkpunt
1.3.5 Keuze van de meetpunten. Meetlocaties voorbereiden op basis van: risico opleverende activiteiten inventariseren woonwijken en woonkernen, ( kleinste eenheid 500 inwoners) inventariseren instellingen met speciale aandacht meetpunten situeren tussen risico opleverende activiteiten en woongebieden kies laaggelegen meetpunten kies snel herkenbare punten
1.3.6 Codering van meetpunten en meetploegen. Benoem het meetpunt met een nummer van 6 (3) cijfers. PPZZMMMM vb. (01 0)2 0001 eerste meetpunt zone 2 in provincie Antwerpen Vroeger: 389 = meetpunt op de Markt in Meerhout (zone Geel) 450 =het meetpunt op de Markt te Mol Samengebracht in een meetkaartenatlas per hulpverleningszone schaal 1/10000 en op kaarten 1/25000 Benoem de meetploegen met MP en een nummer, MP 3 (Kempen-zuid)
Meetpuntenkaart 1/10.000
Meetpuntenkaart 1/25.000
Vragen?