Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica



Vergelijkbare documenten
Veilig omgaan met cytostatica

Handreiking veilig omgaan met cytostatica

Hoofdstuk 3. Toedienen cytostatica. Paragraaf 3.3. Zalf en crème/tablet/drank. Werkblad Dermale toediening zalf of crème

Een infuussysteem verwisselen bij een centraal veneus infuus

Hoofdstuk 6. Calamiteitenrichtlijnen

Medicamenten intraveneus toedienen

Centraal Veneuze Catheter

Centraal Veneuze Catheter

PARENTERALE THUISVOEDING VIA EEN PICC EN DE BIONECTEUR. Protocol C: het afkoppelen van de perifeer ingebrachte PICC

Een perifeer infuus verwijderen

Een perifeer infuus inbrengen

1.1. Inventaris van de diensten waar cytostatica mogen toegediend worden: In de ziekenhuizen worden op verschillende diensten cytostatica toegediend.

Vloeistof langs perifeer infuus toedienen

Het verwijderen van een wonddrain

Veneus poort systeem. Handelingsprotocol

Blaasspoelen via een gesloten systeem

Verzorging van een wonddrain

Centraal veneuze catheter

Voorbehouden handelingen een selectie

Centraal veneuze catheter

Subcutane Toediening. Handelingsprotocol

Checklist hemofilie: thuisbehandeling bij profylaxe

Verzorging van een vacuümdrain

Een suprapubisch katheter verwisselen

Sondevoeding toedienen via een gesloten systeem, met of zonder voedingspomp

Methotrexaat. Informatie en instructie over Methotrexaatinjecties in de thuissituatie. Wat is MTX? Wanneer mag u niet spuiten?

Het verzorgen van rode en gele wonden bij een zorgvrager

Suprapubische catheter

Een infuuskolf of zak verwisselen

Het verwijderen van een suprapubisch katheter en het inbrengen van een ballonkatheter

VEILIG WERKEN MET CYTOSTATICA EN UITSCHEIDINGSPRODUCTEN IN DE THUISZORG

Het verzorgen van een PEG-sonde

Methotrexaat (MTX) per subcutane injectie

# Definities # Inhoud

ELASTOMEERPOMP: HANDLEIDING VOOR PATIËNT EN THUISVERPLEEGKUNDIGE

UROLOGIE. Nefrostomiekatheter BEHANDELING

PICC lijn. (Perifeer Ingebrachte Centrale Catheter)

HANDLEIDING VOOR PATIËNT EN HUISVERPLEEGKUNDIGE

Een hoogopgaand klysma toedienen

Centraal veneuze catheter Op de afdeling Hematologie

Skillstrainingscentrum Limburg Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen

Patiënteninformatie. Port-A-Cath en P.A.S. Port Implanteerbare toedieningssystemen

PICC Perifeer Ingebrachte Centraal veneuze Cathether

HET VERWISSELEN VAN EEN SUPRAPUBISCHE KATHETER

LOOGPROTOCOL. Algemene informatie

Instructie zelf toedienen methotrexaat (MTX) door patiënt of mantelzorger

Informatie over een verblijfskatheter. Afdeling Urologie

Opmerkingen: Inductie 1, level 2, kuur 1 LET OP: alleen kuur 1 (langzaam R schema):

Perifeer Ingebrachte Centrale Catheter (PICC lijn)

Een blaas eenmalig katheteriseren bij een zorgvrager

Verzorging van de waaknaald bij kinderen

Intraveneuze toedieningen

Wondtoilet toepassen op zwarte wonden

Hechtingen en agrafes verwijderen

Continue infusie 5FU. Informatiebrochure voor de thuisverpleegkundige

Naar huis met een drain

Perifeer Ingebrachte Centrale Catheter (PICC)

Epidurale en spinale pijnbestrijding

Een verblijfskatheter inbrengen bij een vrouw

PATIËNTENINFORMATIE DE PORT-A-CATH

Voorwoord 7. Overzicht pictogrammen 9

PICC. Perifeer Ingebrachte Centrale Catheter

Chirurgie Oncologie. Naar huis met een drain

Verzorging nierkatheter nefrostomie katheter

Workshop verzorgingstechnieken. 24 maart 2017

INFORMATIE PORT-A-CATH

Een zorgvrager hulp bieden bij het braken

Elastomeerpomp. Informatiebrochure patiënten

Gerrit Ponnet Hoofverpleegkundige oncologie

Maag-Darm-Leverziekten. Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX)

Centraal infuus PICC-lijn. Poli Chirurgie

De Perifeer Ingebrachte Centraal Veneuze Katheter (PICC-lijn)

PEG-katheter (maagsonde) Sophia Kinderziekenhuis

Een verblijfskatheter inbrengen bij een man

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Injecteren

PROTOCOL: BLAASKATHETERISATIE: VERBLIJFSKATHETER INBRENGEN, VROUW

HOVON140, Fludarabine, Cyclofosfamide, Rituximab(FCR), Standaard behandeling 65 jaar, kuur 2 en verder

Een druppelklysma toedienen

PICC-lijn. Sophia Kinderziekenhuis. Naar huis met een PICC-lijn. Wat is een PICC-lijn?

Centrale katheter via de arm (PICC) Oncologisch dagcentrum

Methotrexaat. Voorlichting en spuitinstructie

Poortkatheter. Dagbehandeling Oncologie

Het verwijderen van een vacuümdrain

Pas op voor prikaccidenten! Zo werk je prettiger!

Centrale katheter via de arm (PICC)

Een tracheacanule verwisselen

Richtlijnen bij kortdurende totale parenterale voeding thuis

Een verloskundige assisteren tijdens het nageboortetijdperk

Deze folder informeert u over de verzorging van de Broviaccatheter

Interne geneeskunde Dialyse en Dialyse Centrum Groningen. Getunnelde hemodialyse katheter

Aftekenboekje. bekwaamheidsverklaring. voorbehouden handelingen

PICC (Perifeer Ingebrachte Centraal Veneuze Katheter/ Peripherally Inserted Central Catheter)

Stap 1 p r o t o c o l het inbrengen van een (perifeer) infuus

Infectiepreventie perifere veneuze katheters 1

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Intraveneuze toedieningen

Veilig omgaan met cytostatica. Zo werk je prettiger!

Therapielijst\ aftekenlijst\aanvraag cytostatica Patiëntgegevens: Datum aanvraag Afdeling 12-NAT: 02221

Insuline toedienen via een insulinepen

PICC-katheter via de arm

Afspraakcodes DC: RCOP1 (kuur 1): 6 uur 15 min RCOP2 (vanaf kuur 2): 3 uur 45 min

Transcriptie:

552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565 566 567 568 569 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 Werkblad 3.1.1. Het klaarzetten en aanhangen van een infuuszak met cytostaticum infuuszak met neutrale infusievloeistof infuuszak met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Klaarzetten infuus Zet alle materialen die nodig zijn voor het infuus met het cytostaticum klaar. Ontlucht het infuus met een neutrale infusievloeistof (passend bij het cytostaticum?). Sluit het infuus aan op de driewegkraan van de infuusnaald. Aanhangen infuus Trek handschoenen aan. Controleer of de infuusnaald in het bloedvat zit door middel van hevelen; bij twijfel nieuwe venflon laten inbrengen door geautoriseerde verpleegkundige of arts. Controleer en voer een dubbelcontrole uit volgens de afspraken binnen de eigen instelling: - patiëntgegevens. - voorgeschreven cytostaticum (dosis, soort en oplosmiddel). - verpakking cytostaticum (lekkage e.d.). - wanneer er iets niet klopt met de controlepunten, dient contact opgenomen te worden met de apotheek. Er mag (nog) niet gestart worden met de toediening. - het zegel van de transportverpakking dient nog intact te zijn; zo niet retourneer het cytostaticum naar de ziekenhuisapotheek. Deponeer de transportverpakking in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis. Hang de infuuszak met cytostaticum aan de infuusstandaard. Controleer bij patiënt of naam en geboortedatum overeenkomen met de gegevens op het etiket van de infuuszak met cytostaticum. 17

601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 Sluit de koppellijn van de infuuszak met cytostaticum aan op één van de vrije aanprikpunten van de adapterline. Trek één handschoen uit en sluit met die hand de hoofdlijn boven het y-systeem. Open de koppellijn van de infuuszak met cytostaticum met de andere nog behandschoende hand. Trek ook die handschoen uit en deponeer al het mogelijk besmette afval in de SZAbak of afvalzak thuis. Stel de druppelsnelheid in en laat dit controleren door een collega; start infusie. Controleer op extravasatie. Reinig de handen conform de WIP-richtlijn 18

616 617 618 619 620 621 622 623 624 625 626 627 628 629 630 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 Werkblad 3.1.2. Het loskoppelen van een infuussysteem met cytostaticum specialist nieuw infuussysteem gevuld met neutrale infusievloeistof disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de (werk)plek, waar het infuussysteem wordt losgekoppeld en aangesloten, van een disposable onderlegger. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem en het driewegkraantje dicht. Ontkoppel het infuussysteem van het driewegkraantje. Deponeer het gehele infuussysteem in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis, trek de handschoenen uit en deponeer deze in dezelfde bak. Trek opnieuw handschoenen aan. Dop het infuussysteem af. Deponeer alle mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in SZA-bak of aparte afvalbak thuis. Stel de infuussnelheid in op de pomp en start infusie. 19

660 661 662 663 664 665 666 667 668 669 670 671 672 673 674 675 676 677 678 679 680 681 682 683 684 685 686 687 688 689 690 691 692 693 694 695 696 697 698 699 700 701 702 703 Werkblad 3.1.3. Het verwisselen van een infuussysteem met cytostaticum nieuw infuussysteem gevuld met neutrale infusievloeistof disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de (werk)plek, waar het infuussysteem wordt losgekoppeld en aangesloten, van een disposable onderlegger. Was de handen. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem en het driewegkraantje dicht. Ontkoppel het infuussysteem van het driewegkraantje. Deponeer het gehele infuussysteem in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis, trek de handschoenen uit en deponeer deze in dezelfde bak. Trek opnieuw handschoenen aan. Koppel het nieuwe infuussysteem aan en zet systeem en kraan open. Deponeer alle mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in de SZA-bak of aparte afvalbak thuis. Stel de infuussnelheid in op de pomp en start infusie. 20

704 705 706 707 708 709 710 711 712 713 714 715 716 717 718 719 720 721 722 723 724 725 726 727 728 729 730 731 732 733 734 735 736 737 738 739 740 741 742 743 744 745 746 747 Werkblad 3.1.4. Het verwijderen van een infuussysteem en venflon (infuusnaald) steriele gaasjes, desinfectans en pleisters disposable onderlegger (celstofmatje) bekend zijn met de plaats van het calamiteitenmateriaal Voorzie de plaats onder de infuusnaald van disposable onderlegger. Trek handschoenen aan. Zorg dat het infuussysteem met een neutrale infusievloeistof is doorgespoeld, voor het wordt verwisseld. Het systeem kan, ondanks spoelen, nog steeds cytostatica bevatten en dient daarom met zorg behandeld te worden. Zet het infuussysteem dicht. Maak de pleisters los. Verwijder de infuusnaald. Laat de patiënt de insteekopening dichtdrukken met een steriel gaasje; plak later de insteekopening af met een schoon gaasje met pleister. Deponeer het infuussysteem met de infuusnaald en de mogelijk met cytostatica besmette disposable materialen, samen met de handschoenen in de SZA-bak of aparte afvalzak thuis. 21

748 749 750 751 752 753 754 755 756 757 758 759 760 761 762 763 764 765 766 767 768 769 770 771 772 773 774 775 776 777 778 779 780 781 782 783 784 785 786 787 788 Werkblad 3.1.5. De mobiele patiënt met infuus in het ziekenhuis Instrueer de patiënt die de afdeling verlaat hoe te handelen bij een calamiteit: - blijf op plek van calamiteit. - zorg dat derden afstand houden. - waarschuw via telefoon verpleegkundige van de afdeling of vraag een omstander dit te doen. - ruim niet zelf op! Controleer voor vertrek van de patiënt of het infuus goed loopt, de infuusnaald goed in het bloedvat zit en de infuusnaald goed gefixeerd is. Geef een disposable onderlegger waar mogelijke lekkages mee afgedekt kunnen worden en bekkentje mee in geval van braken. Instrueer patiënt indien hij/zij gebraakt heeft het bekkentje met braaksel niet zelf weg te gooien, maar in te leveren bij verpleging. Bekkentje met besmet braaksel moet in SZAbak gedeponeerd worden. Bij interventies op andere afdelingen/disciplines: licht ze in over het cytostaticuminfuus en instrueer deze afdeling. Vertel andere afdelingen/disciplines hoe je bereikbaar bent, in geval van calamiteiten. Controleer of calamiteitenmateriaal aanwezig is in de desbetreffende ruimte; neem anders na een melding van een calamiteit calamiteitenmateriaal mee. Soms moeten patiënten met een cytostaticuminfuus naar diagnostische afdelingen, andere disciplines etc. De verpleegkundige is verantwoordelijk voor het informeren van deze derden over het risico van cytostatica. Beperk mobiliteit van patiënten met een infuus met cytostatica liefst tot de afdeling. Gemaakte afspraken worden vastgelegd in het patiëntendossier. De verpleegkundige blijft eindverantwoordelijk voor het waarborgen van de veiligheid rond cytostatica. 22

789 790 791 792 793 794 795 796 797 798 799 800 801 802 803 804 805 806 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816 817 818 819 820 821 822 823 824 825 826 Werkblad 3.1.6. De mobiele patiënt met infuus thuis Instrueer de patiënt hoe te handelen bij een calamiteit: - blijf op de plek van de calamiteit. - zorg dat derden afstand houden. - waarschuw via telefoon de thuiszorgverpleegkundige of vraag een omstander dit te doen. - Ruim in overleg met de thuiszorgverpleegkundige op. Bij zwelling rondom infusieplaats dient direct contact opgenomen te worden met het ziekenhuis. Bij lekkage van het infuus dient direct contact opgenomen te worden met de thuiszorgverpleegkundige Zorg in de thuissituatie dat calamiteitenmateriaal voorhanden is. Bij bezoek buitenshuis dient de patiënt calamiteitenmateriaal mee te nemen. Instrueer de patiënt over de risico s betreffende cytostatica en mobiliteit beperk mobiliteit van patiënten met een infuus met cytostatica zoveel mogelijk tot de thuissituatie. Als patiënten langdurig infusie met cytostatica krijgen, bepaalt de verpleegkundige met de patiënt de mate van mobiliteit. De verpleegkundige maakt een inschatting of de patiënt de verantwoordelijkheid kan dragen in geval van een calamiteit. Voorkom activiteiten die schade kunnen aanbrengen aan het toedieningssysteem. 23

827 828 829 830 831 832 833 834 835 836 837 838 839 840 841 842 843 844 845 846 847 848 849 850 851 852 Werkblad 3.1.7. Toediening via centraal veneuze catheter (CVC) materialen die nodig zijn bij gebruik CVC (zie CVC-protocol instelling) infuusflacon met NaCl 0,9% infuusflacon met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv.10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het standaardprotocol rond het aansluiten van een infuussysteem via een CVC. 24

853 854 855 856 857 858 859 860 861 862 863 864 865 866 867 868 869 870 871 872 873 874 875 876 877 878 879 880 881 882 883 884 885 886 Werkblad 3.1.8.Toediening via totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem (port-acath systeem: intraveneus, intraperitoneaal en intra-arterieel) materialen die nodig zijn bij gebruik totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem (zie protocol instelling over totaal-implanteerbaar-toedieningssysteem) infuuszak met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het standaardprotocol rond het aansluiten van het infuussysteem via een totaalimplanteerbaar-toedieningssysteem. Volg het ziekenhuis- of instellingsprotocol rond het aanprikken van een totaalimplanteerbaar-toedieningssysteem. 25

887 888 889 890 891 892 893 894 895 896 897 898 899 900 901 902 903 904 905 906 907 908 909 910 911 912 913 914 915 916 917 Werkblad 3.1.9. Toediening via PICC-line Benodigde materialen: materialen die nodig zijn bij gebruik PICC-line (zie PICC-line-protocol instelling) infuusflacon met cytostaticum infuus, een adapterline met meerdere aanprikpunten en een driewegkraan met korte slang (bv. 10 cm). bekend met de plaats van het calamiteitenmateriaal Volg het ziekenhuis- of instellingsprotocol rond het bestaande protocol van het verzorgen van een PICC-line. 26