Een voorbijganger gaat voorbij 6 personen: man vrouw buurman buurvrouw voorbijganger voorbijgangster Een man en een vrouw zitten ieder aan een kant van de tafel naar het publiek toe gekeerd. De vrouw zit eerder verleidelijk in een ongemakkelijke pose en leest. De man kijkt verveeld naar het publiek. Hij kijkt sporadisch naar de vrouw en wordt duidelijk geïrriteerd door haar houding. MAN: Zit fatsoenlijk. VROUW: Wat? MAN: Zit fatsoenlijk. Er zitten mensen in de zaal. VROUW: Wat bedoelt ge? MAN: Ge zit de mensen op te geilen VROUW: Dat is niet waar. Ik zit te lezen. MAN: Ja, ge zit te lezen. Maar hoe? VROUW: Comfortabel... Ik zit comfortabel. Ik zit comfortabel te lezen. MAN: Maar uw borsten zitten niet comfortabel. Ze puilen uit. VROUW: Zorgt gij dan maar dat uw ogen niet uitpuilen. MAN: Ha! Alsof uw borsten mij interesseren. VROUW: Ge kunt er toch niet over zwijgen. MAN: Omdat ze niet fatsoenlijk zijn! VROUW: (Kijkt op) Wat bedoelt ge? Zijn ze te klein?
MAN: Neen, ze zijn niet te klein. VROUW: Te groot? MAN: Neen. Ze zijn niet fatsoenlijk. Ze zijn... te opzichtig. VROUW: Dus toch te groot? MAN: Neen,... uw bloes is te klein. VROUW: (Leest verder) Waarom zit ge dan de hele tijd over mijn borsten te zagen? MAN: Omdat... (weet niet wat zeggen) VROUW: Omdat ge jaloers zijt. MAN: Jaloers? Op wie? VROUW: Op mij. Op mijn borsten. MAN: Waarom zou ik jaloers zijn op uw borsten? VROUW: Omdat ze schoon zijn... en omdat gij er geen hebt. (Hij vergelijkt beider borstpartijen en wilt haar aanraken. Zij zit nog steeds in dezelfde ongemakkelijke houding en blijft onbeweeglijk) VROUW: Vader, de mensen kijken. MAN: Ik wil u beter leren kennen. VROUW: Ge kent me toch. We zijn al jaren getrouwd. MAN: Ja, maar niet met elkaar. Trouwens, ik wil gewoon weten hoe borsten voelen. VROUW: Ik dacht dat ge helemaal geen interesse had in mijn borsten. MAN: Ik deed maar alsof. VROUW: Wel, doe zo voort en blijf van mijn borsten af. MAN: Ik moet weten hoe ze voelen. Ik moet weten hoe groot ze worden, hoeveel ze wegen... VROUW: Gedraag u als een man en gedraag u zo niet als een man. MAN: Dat is het juist!... Ik ben geen man!... Ik krijg borsten! VROUW: Vrouwenborsten?! Zijt ge niet verlegen?! MAN: Ja.
VROUW: En dat op uw leeftijd. MAN: Ja. (Pauze) MAN: Hoe oud waart gij toen ge borsten kreeg? VROUW: Alleszins veel jonger dan gij. Vrouwen zijn vroeger rijp. MAN: Ja, natuurlijk... Ik heb nog slecht nieuws... VROUW: Lap, hij is al zwanger! MAN: Neen, nog niet. VROUW: Wat is er dan? MAN: Mijn penis verschrompelt. Hij wordt alsmaar kleiner en kleiner. VROUW: Ge zei juist dat ge nieuws had. MAN: Hij is nu nog net zo groot als toen ik vier jaar oud was. VROUW: Schattig. MAN: Hallo! Ik krijg tieten en mijn piemel verdwijnt!! VROUW: Hebt ge weer met uw chromosomen zitten spelen? MAN: Natuurlijk niet. Ik zou niet weten hoe. VROUW: Hij weet weer van niks, zoals altijd. Mannen!... Ze kunnen zelfs niet meer zichzelf zijn. Een man komt op en loopt voorbij. Hij groet vriendelijk. VOORBIJGANGER: Een goedemiddag. MAN: Goedemiddag. VROUW: (Tot voorbijganger) Hij is zijn penis kwijt! VOORBIJGANGER: (voorbijganger stokt en keert zich naar haar) Pardon? VROUW: Hij heeft zijn piemel verloren. VOORBIJGANGER: Echt? (Tot hem) Waar heeft u hem het laatst gezien? MAN: Ze overdrijft. Ik ben hem helemaal niet verloren. Ik bedoel: niet helemaal.
VOORBIJGANGER: Niet helemaal? MAN: Zoiets ja. VOORBIJGANGER: En hoe bent u hem kwijtgeraakt? MAN: Zeg, wie bent u eigenlijk? VOORBIJGANGER: Ik? Oh, excuseer. (Hij schudt hem de hand) Fred Walravens, voorbijganger. MAN: Voorbijganger? VOORBIJGANGER: Ja, zo staat het in de toneeltekst. (Hij haalt een boekje uit zijn boekentas) Kijk maar. Als u wilt kunt u er meteen eentje kopen. Ik kan u bij onmiddellijke aankoop 10 procent korting geven. MAN: Neen, danku. VOORBIJGANGER: Wel, hier is mijn kaartje, voor het geval u zich mocht bedenken. Fred Walravens, voorbijganger... Maar in bijberoep verkoop ik toneelteksten. MAN: En wat komt u hier eigenlijk doen? VOORBIJGANGER: Wel,... ik kom voorbij. MAN: U komt voorbij? En hoe komt het dan dat u nog altijd hier staat? Het ziet er niet naar uit dat u aan het voorbijgaan bent. VOORBIJGANGER: Ik neem mijn pauze. En ik dacht: laat ik van mijn pauze profiteren om even binnen te springen en mevrouw Van Ginderachter meteen een toneelbrochure te verkopen. VROUW: Mevrouw Van Ginderachter? VOORBIJGANGER: Ja, toen ik hier daarnet toevallig voorbijkwam, hoorde ik dat mevrouw Van Ginderachter hier woonde. MAN: Wie heeft u dàt verteld? VOORBIJGANGER: De buurman, denk ik. Een man met borsten. VROUW: Onze buurman heeft geen borsten. MAN: Ik heb borsten. VOORBIJGANGER: Toch wel. Hij heeft een stevige boezem. VROUW: Bent u zeker dat het niet de buurvrouw was? Ze heeft een beetje een snor.
MAN: De buurvrouw? Die heeft toch geen borsten. VROUW: Ja, dat is waar ook. MAN: Hoe weet u dat het de buurman was? VOORBIJGANGER: Hij sprak me aan en zei: ik ben de buurman, mevrouw Van Ginderachter woont hiernaast en blijf van mijn borsten af. VROUW: (Tot zichzelf) Waarom zou hij dat gezegd hebben? VOORBIJGANGER: Omdat ik aan zijn borsten kwam. VROUW: Ik bedoel: waarom zou hij u verteld hebben dat mevrouw Van Ginderachter hier woont? MAN: Mevrouw Van Ginderachter woont hier niet meer! Ik heb haar vorig jaar buitengestampt! En weet ge waarom? Heh? VOORBIJGANGER: Neen. MAN: Wel, dat wilt ge niet weten! VOORBIJGANGER: Toch wel, ik ben heel nieuwsgierig. VROUW: Neen, dat wilt ge niet weten! Dat wilt ge niet weten met wie ze hier in bed lag! MAN: Mijn eigen vrouw! VOORBIJGANGER: Ze lag met uw vrouw in bed?! MAN: Neen, slimme! Mevrouw Van Ginderachter is mijn vrouw! Mijn eigen vrouw lag met iemand anders in bed, en ik was het niet. VOORBIJGANGER: Dat is wel jammer voor u. MAN: Dat moogt ge wel zeggen. Ik heb ze direct alletwee buitengesmeten. VROUW: Waarom moest u mevrouw Van Ginderachter hebben? U wilde haar een toneeltekst verkopen? VOORBIJGANGER: Inderdaad. Ze heeft de tekst dringend nodig. Al haar replieken staan hier in. VROUW: Mag ik die tekst eens zien? VOORBIJGANGER: (geeft een toneeltekst)dat is dan 180 frank. 200 min de tien procent bij onmiddelijke aankoop. VROUW: (lezend) Vader, geef meneer eens 180 frank. (man geeft voorbijganger geld)
VOORBIJGANGER: Dank u. U bent zeker dat mevrouw Van Ginderachter hier niet meer woont? MAN: Ja, we zijn zeker! Ze woont hier niet meer! VOORBIJGANGER: Wel, wel. MAN: Nee, toch niet. VOORBIJGANGER: Dan heeft het geen zin dat ik nog langer blijf. MAN: Neen, ik denk het niet, nee. VOORBIJGANGER: Dan ga ik maar eens... voorbij. MAN: Ja, doet u dat. (voorbijganger gaat voorbij) VROUW: Zeg, dat is allemaal wel interessant wat er hier instaat. Hier staat zelfs de tekst in die wij zeggen. MAN : Wat bedoelt ge? Staan daar al onz replieken in? VROUW: Ja. Woord voor woord. Hier zie, kijk. Hier staat: wat bedoelt ge? Staan daar al onz replieken in? En hier mijne repliek: ja, woord voor woord. MAN: Maar als dat ook onze tekst is, dan moest hij dat toch ook aan ons verkopen en niet alleen aan mevrouw Van Ginderachter! VROUW: Awel, hij heeft er ons toch één verkocht! MAN: Ah, ja. VROUW: De buurvrouw komt. MAN: Hoe weet ge dat? VROUW: Dat staat in de tekst. (een man met snor komt op) BUURVROUW: Een goededag altegader. MAN / VROUW: Dag buurvrouw. MAN: Waar is buurman? VROUW: Hij komt er aan. Tenminste, dat staat in de tekst.
(een vrouw komt op) MAN: Ha, buurman!... Waarom hebt gij aan die voorbijganger gezegd dat mijn vrouw hier nog woont? BUURMAN: Dat heb ik niet gezegd! MAN: Ha, neen?! BUURMAN: Ik heb gezegd dat mevrouw Van Ginderachter hier woont. MAN: Maar die woont hier toch niet! Ik heb die vorig jaar toch buitengezet! BUURMAN: Ha, uw vrouw, ja. Nee, die woont hier niet meer. Maar wij hadden het over de ander mevrouw Van Ginderachter. MAN: Welke ander? Ge bedoelt haar? BUURMAN: Nee... Zeg kom, ge moet voor mij niks meer verbergen. Ik weet toch alles. MAN: Wat weet gij? BUURMAN: Dat gij mevrouw Van Ginderachter zijt. MAN: Ik?! BUURMAN: (lacht) Kom, kom. Ik weet wel dat ge daar niet veel meer in uw broekske hebt zitten. En dat ge eigenlijk al meer mevrouw dan meneer zijt. MAN: Hoe weet gij dat? BUURMAN: (haalt de toneeltekst tevoorschijn) Het staat hier allemaal in. t Is een heel interessant boekske. Ik heb het van die voorbijganger gekocht. Ge zou het ook eens moeten lezen. MAN: Zeg, maar gij moet niet lachen, gij. Gij ziet er zelf eerder een vrouw uit. BUURMAN: Klopt. Bij mij heeft het desintegratieproces zich al volledig voltrokken. Maar ik ben er niet rouwig om. Bekijk dat figuur eens. En ik kan zoveel met mijn borsten spelen als ikzelf wil. MAN: En hoe is dat gebeurd? BUURVROUW: Van korstjes krijgt ge borstjes en van chocolade worden ze dikker. VROUW: (leest) De mannelijke hormonen worden afgebroken door de luchtvervuiling. MAN: Wie zegt dat? VROUW: Het staat in de toneeltekst.
MAN: Ja? En waarom heeft buurvrouw dan geen boezem en wel een snor? BUURVROUW: Ik ben geen man. VROUW: Alleen het zwakke geslacht wordt aangetast. MAN: Bedoelt ge dat wij het zwakke... VROUW: Inderdaad. BUURVROUW: Het mannelijke geslacht is trouwens al zo goed als uitgestorven. BUURMAN: Juist. Gij zijt... (leest) het allerlaatste exemplaar op aarde dat nog de laatste fase van het transformatieproces door moet. MAN: De allerlaatste? (tot vrouw) Ziet ge nu, ik heb u nog gezegd dat ik een uniek exemplaar ben. BUURMAN: Dat staat hier niet in de tekst. MAN: Nee, en toch zeg ik u dat ik het nog gezegd heb. BUURVROUW: Wijsneus. VROUW: Maar als alle mannen vrouwen worden... BUURMAN: (maakt zin af) hoe zit dat dan met de voortplanting? Wel, ik heb mijn voorzorgen genomen. Ik had wat sperma ingevroren. En ik kan u met enige trots melden dat mijn vrouw en ik beiden zwanger zijn, en dan nog wel van mezelf. MAN: Had ge mij niet eerder kunnen verwittigen. Voor mij is het ondertussen al te laat. Ik produceer geen sperma meer. BUURMAN: Een mens kan niet aan alles denken. MAN: Wat moet ik nu doen? Ge moet me wat van uw sperma geven! VROUW: Ja, en mij ook! Ik wil ook uw sperma. BUURMAN: Helaas, mijne dames, alles is op. BUURVROUW: Nergens ter wereld is er nog sperma te verkrijgen. De spermabanken zijn failliet. De beurzen zijn ingestort. VROUW: Hoezo? De spermabanken zijn failliet? BUURVROUW: Zwarte donderdag. BUURMAN: De vraag was te groot. Zelfs mijn voorraad werd opgeëist.
VROUW: Mijn god! Dan moet ik kinderloos sterven! En ik heb nu juist zo een vruchtbaar lichaam! MAN: En ik juist niet. (huilbui) VROUW: Is er dan echt niemand meer? De zaal. Is er nog een man in de zaal? BUURVROUW: Daar zou ik niet op rekenen. (ze toont met wijsvinger en duim twee centimeter) VROUW: (tot publiek) Is er nog een echte man in de zaal?!... Kom dan naar voor en trek uw broek af! MAN: Niemand boegeert! BUURVROUW: Wat heb ik u gezegd? (ze toont weer twee centimeter) MAN: Denkt ge? BUURVROUW: Als ze nog iets in hun broek zouden hebben waar ze trots op zijn, dan zouden ze het wel laten zien. (huilbui) MAN: Wacht! Er is nog één kans! VROUW: Wat? MAN: Fred Walravens! De voorbijganger! VROUW: Natuurlijk! FRED!! KOM TERUG!! MAN: KOM NOG EENS VOORBIJ!! VROUW: IK HEB U NODIG! MAN: WIJ HEBBEN U NODIG! (een vrouw komt op) VOORBIJGANGSTER: Een goedendag. MAN / VROUW: Fred?! BUURVROUW: God, gij zijt veranderd. VOORBIJGANGSTER: Zeg maar Frieda.
(huilbui) VOORBIJGANGSTER: Wel, het leven gaat voort. En dat zou ik ook maar eens moeten doen. Nog een goedendag verder. (voorbijgangster gaat voorbij)