Reglement Trampoline en Luchttumbling Voor de springwedstrijden op 25 maart 2006 te Enschede Auteur trampoline reglement: Floortje Euser Versie 2 februari 2006
Inhoudsopgave 1 Reglementen trampoline springen... 3 1.1 Algemeen... 3 1.2 Niveau... 3 1.3 Eisen... 4 1.4 Sprongtabel trampolinespringen... 5 2 NSTB: Reglementen luchttumbling springen... 6 2.1 Algemeen... 6 2.2 Niveau... 6 2.3 Eisen... 7 2.4 Sprongtabel luchttumblingspringen... 8 Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 2
1 Reglementen trampoline springen 1.1 Algemeen Toestel: één grote trampoline met aan beide kopse kanten een dikke mat (trampolinehoogte). Op elke hoek staat een vanger. 1. Een trampoline oefening kenmerkt zich door een continue ritmische reeks sprongfiguren van voet naar voet/rug/buik/zit zonder aarzelingen of rechtstandige tussensprongen. 2. De sprongen moeten bestaan uit voorwaartse en/of achterwaartse figuren. 3. Begripsbepalingen: a. salto: draaiïng van 360 graden over de breedteas. b. staan: vanuit een voetvreemde landing tot voetlanding komen (bijv. na een rug-, buik-, of zitsprong). 4. Een oefening bestaat uit 10 elementen/sprongfiguren (loze sprongen worden ook geteld als sprong). 5. Geen enkel onderdeel mag worden herhaald gedurende het optreden. De moeilijkheidswaarde van het herhaalde onderdeel wordt niet geteld. Uitzondering op deze regel is staan. 6. De moeilijkheid van de gemaakte sprongen moeten minimaal behoren tot de basiselementen. De waarde van de sprongfiguren staat aangegeven in het reglement. 7. Voor de wedstrijd worden de te springen sprongen op papier doorgegeven aan de jury. 8. Voor de wedstrijd is inspringen mogelijk. 9. De kleding van de gymnasten moet sportkleding zijn. 10. Passief hulpverlenen is toegestaan, actief hulpverlenen niet. 11. Alle sprongen worden individueel uitgevoerd. 12. Uitvoering: 10en Moeilijkheidswaarde: 10en ------- Totaal 20en 14. Kopsprongen zijn ten strengste verboden (veiligheid). 15. Sprongen moeten op de trampoline eindigen (veiligheid). 16. De gymnast dient met beide voeten op het trampolinespringvlak neer te komen (veiligheid). 17. De oefening wordt beëindigd in rechtopstaande houding met beide voeten op het trampolinespringvlak. Het is toegestaan na het laatste sprongfiguur één extra rechtopstandige sprong te maken. 18. Na de laatste landing op het trampolinespringvlak moet de gymnast ongeveer 3 seconden stil recht op staan (ten teken van beheersing over de trampoline). 19. De gymnast moet de trampoline aan één van de twee kopse kanten verlaten (veiligheid). 20. In gevallen waar dit reglement niet in voorziet zal de wedstrijdleider in overleg met de Chef de Jury en het hoofdjurylid van het bewuste toestel een beslissing nemen. 1.2 Niveau Er kan op twee niveaus gesprongen worden, te weten: Niveau A: 10 sprongen met een totale moeilijkheidsgraad tussen de 0,5 en 1,2 punten. Niveau B: 10 sprongen met een totale moeilijkheidsgraad tussen de 1,3 en 2,4 punten. De moeilijkheidsgraad wordt bepaald aan de hand van de tabel opgenomen in het reglement (paragraaf 1.4). Voorbeelden van oefeningen staan op de KNGU site. Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 3
1.3 Eisen Algemene samenstellingseisen Te weinig gemaakte beurten, per beurt Te veel gemaakte beurten, per beurt Herhaling van eenzelfde sprong, per beurt (met uitzondering van staan sprongen, schroefvormen die uitgevoerd worden in gehurkte, gehoekte en gestrekte houding en sprongen die uitgevoerd worden zowel in voetvreemde als voetlanding)* Overheersing van eenzelfde sprong tijdens het gehele optreden Afwijkende sprongen, per gymnast, per sprong Uitvoering Houdingsfouten, per keer Technische fouten, per keer Actieve hulpverlening, per keer Hulpverlening ter voorkoming van blessures, per keer Praten met de gymnasten, per keer Tussensprongen, per keer Totale afwezigheid van tempo tijdens het gehele optreden Met één of meer sprongen buiten de trampoline komen, per keer Gebrek aan stabiliteit na de laatste sprong door het hoofdjurylid lncorrecte wedstrijdkleding Incorrecte handelwijze van de trainer, per keer Het niet presenteren aan de jury voor het optreden Het niet presenteren aan de jury na het optreden 10 punt 10 punt 10 punt 2 punt 1-5 punt 1-5 punt 5 punt 3 punt 10 punt 3 punt 5 punt 1-2 punt 2 punt (De bovengenoemde aftrekpunten worden na berekening van het eindcijfer in mindering gebracht). * Voorbeeld: een hurksalto en hoeksalto zijn in eenzelfde oefening toegestaan, evenals zit (van voetlanding naar voetvreemd), gevolgd door ½ draai zit (van voetvreemd naar voetvreemd), gevolgd door ½ draai tot stand (van voetvreemd naar voetlanding). Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 4
1.4 Sprongtabel trampolinespringen Onderdeel Staan Spreidsprong Hurksprong Spreidhoeksprong Hoeksprong Waarde Zitsprong Buiksprong Rugsprong ½ draai ½ draai tot zitsprong ½ draai tot stand Staan (na zit- buik- of rugsprong) 1/1 draai ½ draai tot buiksprong ½ draai tot rugsprong ½ draai staan (na zit- buik- of rugsprong) ¾ salto a.o. (gehurkt) tot buiksprong ¾ salto a.o. (gestrekt of gehoekt) tot buiksprong ¾ salto v.o. (gestrekt) tot rugsprong ¾ salto v.o. (gestrekt) tot rug Salto a.o. gehurkt Salto v.o. gehurkt Salto a.o. gehoekt Salto v.o. gehoekt Salto a.o. gestrekt Barani gehurkt (ook wel hurksalto met een ½ draai in de strekfase genoemd) Baranie gehoekt (ook wel hoeksalto met een ½ draai in de strekfase genoemd) Baranie vrij Cody gehurkt (5/4 salto a.o. vanuit buik) Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 5
2 NSTB: Reglementen luchttumbling springen 2.1 Algemeen Toestel: één luchttumbling met aan het begin een groot vangblok. Achter de luchttumbling liggen twee valmatten op elkaar. 1. De sprongen mogen alléén in de lengterichting van de luchttumbling worden uitgevoerd, zowel heen als terug 2. Het gehele optreden moet een logische opbouw in moeilijkheid vertonen van acrobatische onderdelen. 3. De acrobatische onderdelen moeten zowel voorover, zijwaarts en achterover worden uitgevoerd, waarbij de verdeling van de voorover en achterover uitgevoerde onderdelen ongeveer gelijk moet zijn. 4. Er moeten minimaal 2 en maximaal 3 beurten synschroon worden uitgevoerd. 5. Begripsbepalingen: a. Verbinding: Verschillende sprongen direct na elkaar verwerkt. Verschillende sprongen verbonden door een tussenhup blijven aparte sprongen en worden niet als combinatie beoordeeld. b. Serie: Dezelfde sprongen direct na elkaar verwerkt. Dezelfde sprongen verbonden door een tussenhup blijven aparte sprongen en worden niet als serie beoordeeld. c. Synchroon: Met twee of meer deelnemenden één of meer sprongen of onderdelen gelijktijdig beginnen, uitvoeren en eindigen. 6. Geen enkel onderdeel mag worden herhaald gedurende het optreden. De moeilijkheidswaarde van het herhaalde onderdeel wordt niet geteld. Uitzondering op deze regel zijn radslagen, arabieren, flik-flak`s, handenstandoverslagen met landen op 2 voeten en salto`s. 7. De moeilijkheid van de gemaakte sprongen moeten minimaal behoren tot de basiselementen. 8. De kleding van de gymnasten moet sportkleding én uniform zijn. 9. Passief hulpverlenen is toegestaan, actief hulpverlenen niet. 10. Een gymnast mag maar in één team deelnemen. 11. Alle deelnemenden van een groep moeten alle beurten meedoen. 12. Een team bestaat uit minimaal 4 en maximaal 6 gymnasten. Teams mogen gemixed zijn (zowel dames als heren in een team). 13. Uitvoering: 8en Samenstelling 1en Originaliteit 2en Moeilijkheid 2en ------- Totaal 13en 14. In totaal zijn er 8 beurten waarvan 2 beurten de gymnasten verschillende onderdelen mogen tonen (keuzebeurten). 15. Kopsprongen zijn ten strengste verboden (veiligheid). 16. Sprongen moeten op de tumbling eindigen (veiligheid). 17. De gymnast moet de tumbling aan één van de twee kopse kanten verlaten (veiligheid). 18. Sprongen via of over één of meer personen op de luchttumbling plaatsnemend zijn niet toegestaan (veiligheid). 19. In gevallen waar dit reglement niet in voorziet zal de wedstrijdleider in overleg met de Chef de Jury en het hoofdjurylid van het bewuste toestel een beslissing nemen. 2.2 Niveau Er wordt geen onderscheid gemaakt in niveau. De moeilijkheidsgraad wordt bepaald aan de hand van de tabel, opgenomen in het reglement (paragraaf 2.4). Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 6
2.3 Eisen Algemene samenstellingseisen Te weinig gemaakte beurten, per beurt, per gymnast Te veel gemaakte keuze-beurten, per beurt, per gymnast Herhaling van eenzelfde sprong, verbinding en/of serie, per beurt, per gymnast Onjuiste opbouw van de beurten, wat betreft de moeilijkheid Onjuiste opbouw van de moeilijkheid bij de keuzebeurten Meer dan 3 beurten bestaande uit enkelvoudige sprongen, per beurt Meer dan 3 beurten synchroon werken, per beurt Minder dan 2 beurten synchroon werken, per beurt Overheersing van eenzelfde sprong tijdens het gehele optreden Onder het minimum aantal gymnasten van de groepsgrootte komen tijdens de uitvoering Elke niet gemaakte beurt per gymnast (geen sprongbeurt is ook afwijkend) Het met opzet een sprong niet maken, per gymnast, per sprong Uitvoering Houdingsfouten, per gymnast Technische fouten, per gymnast Val, per gymnast Actieve hulpverlening, per keer Hulpverlening ter voorkoming van blessures, per keer Praten met de gymnasten, per keer Tempostoringen, per keer Totale afwezigheid van tempo tijdens het gehele optreden Met één of meer sprongen buiten de langemat komen, per keer Ongelijkheid in synchroonwerken, per keer door het hoofdjurylid lncorrecte wedstrijdkleding Incorrecte handelwijze van de trainer, per keer Het niet presenteren van de groep aan de jury voor het optreden Het niet presenteren van de groep aan de jury na het optreden 0,1-0,1 - (De bovengenoemde aftrekpunten worden na berekening van het eindcijfer in mindering gebracht.) Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 7
2.4 Sprongtabel luchttumblingspringen Rugwaartse onderdelen Stutrol Flik-flak Tempo salto Salto gehurkt Salto gehoekt Salto gestrekt Salto gehurkt met ½ draai om de lengte as Salto gehoekt met ½ draai om de lengte as Salto gestrekt met ½ draai om de lengte as Twist salto gehurkt Twist salto gehoekt Salto gehurkt met 1 draai om de lengte as Salto gehoekt met 1 draai om de lengte as Salto gestrekt met 1 draai om de lengte as Salto gehurkt met 1½ draai om de lengte as Salto gehoekt met 1½ draai om de lengte as Salto gestrekt met 1½ draai om de lengte as Salto gehurkt met 2 draaien om de lengte as Salto gehoekt met 2 draaien om de lengte as Salto gestrekt met 2 draaien om de lengte as Dubbele salto gehurkt Dubbele salto gehoekt Dubbele salto gestrekt Voorwaartste onderdelen Zweefrol Handstand doorrol Radslag Arabier Hechtrol Overslag Flack- flick Vrije overslag Vrije arabier Salto gehurkt Salto gehoekt Salto gestrekt Salto gehurkt met een ½ draai om de lengte as Salto gehoekt met een ½ draai om de lengte as Salto gestrekt met ½ draai om de lengte as (Barani) Salto gehurkt met 1 draai om de lengte as Salto gehoekt met 1 draai om de lengte as Salto gestrekt met 1 draai om de lengte as Salto gehurkt met 1½ draai om de lengte as (Rudolph) Salto gehoekt met 1½ draai om de lengte as Salto gestrekt met 1½ draai om de lengte as Dubbele salto gehurkt Dubbele salto gehoekt Zijwaartse onderdelen delen Vrije radslag Salto gehurkt Salto gehoekt Salto gestrekt Dubbele salto gehurkt Dubbele salto gehoekt 0,8 punt 0,8 punt 0,8 punt 0,9 punt 1,0 punt 1,0 punt 1, 1,2 punt 1,2 punt 1,3 punt 1,4 punt 1,6 punt 2,0 punt 2,4 punt 0,8 punt 0.9 punt 0,9 punt 1,0 punt 1, 1, 1,2 punt 1,3 punt 2.0 punt 2,4 punt 2,0 punt 2,4 punt Reglementen springwedstrijden NSTC 2, 25 maart 2006 8