1427caboetes nieuw. FIVELGOER CODEX. B. Sjölin; pag 284-329. DE BOETES VAN KAMPA JELDRIK DE DINGMAN.



Vergelijkbare documenten
Als zijn vijf zintuigen daardoor beschadigd zijn...

Historisch Jaarboek Groningen 2010

WA A NZINNIGE BOEK OVER JE LICHA AM

Bronnenboekje. Thema 6

Witte serie no 1 ; Buma / Ebel pag 79 Voor 1250, ca 1230 (?) DE OUDE RIUSTRINGER KEUREN.

( Hoe moet deze oefeningen doen? )

Orthopedie. Carpaal tunnel syndroom

Herhalingsles Het lichaam. Ademhaling. Benoem de aangeduide delen op onderstaande tekeningen aan.

1252* (1448) Naar Buma/ Ebel Hunsinger recht pag: 105 e.v. (H.1)

Aangezien dit werkstuk voor lichamelijke opvoeding is gaan ik mij baseren op de hulpen die we kunnen gebruiken in de lessen.

Spelend leren. Kleuters spelen toch alleen maar?

Leesboekje het lichaam

Het carpale tunnelsyndroom

ZorgSaam. appendicitis. het carpale tunnelsyndroom acuta. (blinde darm ontsteking)

Spreekbeurtpakket - het skelet

Carpale tunnelsyndroom

Samenvatting Mensen ABC

CD-1 Bodyscan totaal +/- 40 min. (Fragment 1. ongeveer 3:40 min.) Inleiding.

Inhoud 1. Allemaal botten 2. Stevig 3. Licht 4. Beschermen 5. Bewegen 6. Grote botten, kleine botten 7. In het gips 8. Dieren 9. Filmpje Pluskaarten

Datum: EHBO. 3. Wat gebeurt er met de bloedvaten en zenuwen als een tand uit de mond vliegt?

CARPAAL TUNNELSYNDROOM LOMMEN FRANCISCUS VLIETLAND

Toets Ziekteleer Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Samenvatting Biologie Boek 2: Je lichaam

(Locatie: de zijgang voor het Mariaaltaar. Verzamelen bij het Mariaaltaar)

Chirurgie. Het carpale tunnelsyndroom

Kaakchirurgie. Poliklinische kaakchirurgische ingrepen

Carpale tunnelsyndroom

7 Epilepsie. 1 Inleiding. In dit thema komen aan de orde: 2 Wat is epilepsie? 3 Leven met epilepsie. 4 Epilepsie-aanvallen. SAW DC 7 Epilepsie

Een ongeval met de neus bij kinderen

Chirurgie / Neurologie

Stesolid (bij kinderen)

Deel A. Breuken vergelijken

Beter voorkomen dan genezen voorkomen van kwetsuren door middel van de juiste trainingsopbouw

Stesolid (bij kinderen)

BASISOPLEIDING BEDRIJFSHULPVERLENING Niet spoedeisende Eerste Hulp

Naam: BOTTEN EN SPIEREN Het menselijk lichaam

Verwijderen van verstandskiezen

Relaxatie als manier om met stress en pijn om te gaan

EHBO. 4. Opdracht: bedek de antwoorden op blz. 9 en leer de 18 lichaamsonderdelen uit je hoofd benoemen.

Inkijkexemplaar. Inhoud

Oogheelkunde. Patiënteninformatie. Een hangend ooglid. Ptosis. Slingeland Ziekenhuis

WO: januari tot juni 2016 Natuur Ons lichaam

Vuist maken, binnekant en buitenkant arm bekloppen (losse polsen) Schedel bekloppen

Het carpale tunnelsyndroom

7 HEERLIJKE ONTSPANNINGSOEFENINGEN

FACE-LIFT. Een patiënt vóór de operatie met diepe rimpels in de wang en loshangende huid aan de voor- en zijkanten van de nek.

TEKENLIJST SPIJKERSCHRIFT

1. Inleiding. 2. Materiaal. 3. De delen van de dwarsfluit?

P I J N A P O T H E E K. N L

inhoud 1. Slangen 2. Een reptiel 3. Maten 4. Waar? 5. Ruiken 6. Gif 7. Wurgen 8. Hap, slik! 9. Een nieuwe jas 10. Weetjes 11. Filmpje Pluskaarten

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Keel- Neus- Oorheelkunde Operatie van de onderkaakspeekselklier

Carpale tunnel syndroom de CTS polikliniek

1. Ons lichaam, wat een wonder!

ORANJE KRUIS JEUGDBOEKJE

De aanzet. De plaats waar de punt van de tong tegen de achterzijde der boventanden geplaatst moet worden, is afhankelijk van:

Buikverpleging. Informatie voor bezoek

H o c k e y E H B O. Woensdag 30 november MHC Goirle. Door Paul van den Broek

FACELIFT LOMMEN FRANCISCUS VLIETLAND

RKZ Afdeling Handchirurgie. Hypothenar Hammer. informatie voor patiënten.

KIJKOPERATIE IN EEN GEWRICHT ARTROSCOPIE

Midazolam neusspray (bij kinderen)

Nachtflarden. -Jessica Leffers-

kno specialisten in keel-, neus- & oorheelkunde Operatie aan de onderkaakspeekselklier (Glandula Submandibularis)

DE PLEGER TECHNIEKEN AANLEREN OM DE ESCALATIE VAN AGRESSIE TE VOORKOMEN: OEFEN- EN GEVARENZONE, ONTSPANNING. 1

小洪拳 XiaoHongQuan - kleine golvende vuistvorm

DIT IS HET DiKiBO-ZAKBOEK VAN

rï=ü~åç=çñ=éçäë Úáå=ÜÉí=ÖáéëÛ

Gebruik van neuszalf en desinfecterende doekjes voor de operatie

OPERATIE AAN DE GEHOORBEENTJES Tymanoplastiek FRANCISCUS VLIETLAND

Onderooglidcorrectie. Behandeling door de plastisch chirurg

Verwijderen van verstandskiezen

Vinger arthrosis. Apeldoorn. Online afspraak? Wat is arthrose? Hoe behandelen we arthrose van het PIP-gewricht? maken / wijzigen.

Zonder zintuigen weet je niet wat er om je heen gebeurt. Daarom gebruik je oren, je ogen, je neus, je huid en je tong.

OUDE FRIESCHE WETTEN.

Kaakgewricht klachten

Diazepam rectiole. (bij volwassenen) Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Fractuur behandeling. Chirurgie. Beter voor elkaar

Inkijkexemplaar. Inhoud. 1 Ongeval 3. 2 Huidwonde Brandwonde Bloedneus Bloeding 26

Trommelvliessluiting: myringoplastiek

inh oud Huid en haar 1. De huid in lagen 2. Nieuwe huid 3. De huid in kleurtjes 4. Voelen met je huid 5. Zweet 6. Haartjes en kippenvel 7.

Eindtermen Certificaat Eerste Hulp bij Sportongevallen van. Het Oranje Kruis. 18 december 2012

Ingeklemde zenuw in de pols. Carpal tunnel syndroom

Midazolam neusspray (bij kinderen)

patiënteninformatie neus-keel-oor Schildklieroperatie

Algemene inlichtingen over de operatieve verwijdering van wijsheidstanden

Het dragen van gips of een hard kunststof verband

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

EERSTE HULP BIJ HONDEN

Een kind met een Erbse parese

De totale heupprothese

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

Wenkbrauwlift. Plastische chirurgie

Een mondje-vol scheve tanden: hoe krijg je ze weer recht

1B HOU VAN JE LICHAAM!

H Schouderprothese

Operatie sleutelbeen

Buikverpleging. Informatie voor bezoek. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Bovenarmbrace Informatie en adviezen voor het dragen van een bovenarmbrace

Transcriptie:

1427caboetes nieuw FIVELGOER CODEX. B. Sjölin; pag 284-329. DE BOETES VAN KAMPA JELDRIK DE DINGMAN. 1. Fax fang. Dust slec fiif scillingan. Ende fior panningagan. 2. Blodelsa fellis of flecht alsa fule jefte twen ethan. 3. Stef slec X scillingan. and VIIJ panningan. 4. Blicande blodresne buta clanum anne scill ( ) and IX enza. Jefyta fior ethan. 5. Tria leseka ja hwelic fiif scillingan; thet send IX panningan. buta ethe. Tha lesekan ne achma nowet ma to scrivane buta a thrim logum. In tha for haude and binna in tha hondum. and bi nitha in tha fotum. hu monege sama kerfth sane achma buta thria to scrivane. 6. Thes dolges onkeme uppa tha haude midda tha hera.xij. schillingan. thet is XXIJ panninga. sunder ene haling. 7. Abel and incepta.x. scill. thet is nu XVIIJ panningen. 8. Syn kele VIJ. scill. Thet is.xiij. panningan. sunder ene halling. 9. Tha sex steken ondere unde, iefse sied is elc VIJ schilling. 10. Benstal ondere unde.x. scill. Thet is nu XVIIJ panningen. Thisse fiif wendan sunder ethe. 11. Thrina sina wert.xij. scil. thet is XXIJ panningan. sunder ene hallinge.mith ene ethe to haliane. 12. Trina breke XIJ scill. thet thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. 13. Thrira bena ut gong. alsa fule. Thise twina mith ene ethe to haliane. 14. Uppa tha breincoppe scriftma bene breke. And bena utgong. Jef hi untgunst is. Thach (that) hi nout thruch en kemen se [14a.] Jef hi nout unt gunst ne se. Sa lidze bene breke. and bena ut gong. and sa scriftma benes on stal X scill. thet is XVIIJ panningan. mith ene ethe to haliane. alsa dethma on alla lithum. [14b.] Ende nout meyma bena breke. ende benes onstal to gadere scriva. [14c.] Huu mannich ther bretzen ende ut fleten send. sa achma buta thria to scriwane. 15. Thi truchkeme ther breinponna XIJ scill. thet is XXIJ panningen. Sunder ene haling. 16. Blodes in rene alsa fule. 17. Thet blod uppa tha hele breda fallin alsa fule. thisse thri na mith enen ethe to haliane. 18. Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. thet is IIJ scill ende VI panningan. and en fiarling meth ene ethe to haliane. 19. Tha haud dusengha XXXVI scill. thet is fiif scill. and V panningan. sunder ene fiarling mithe ene ethe to haliane. 20. Jef him ther fon send wert. tha fiif syn allegader. Aller ek XXXVJ scillingen ek mith ene ethe to haliane. Vertaling van de eerste 20 keuren. ( Telkens na een afgerond hoofdstukje plaats ik hier een vertaling vanwege de overzichtelijkheid. Terugbladeren op een schijf is zoveel moeilijker dan op papier.) 1. Bij de haren grijpen. Vuistslag, vijf schellingen en vier penningen. 2. Bloedige ontvelling, of geheel ontveld evenveel; of twee eden. 3. Met een stok geslagen 10 schillingen en 8 penningen. 4. Zichtbare bloeding op onbedekte delen een schild en 9 onzen. ) dubbele van 1? 5. Een snee door drie rimpels op het voorhoofd elk 5 scillingen, dat zijn tien penningen, een eed kan hier niet op worden afgelegd. De snede hoeft men niet te preciseren als het meer zijn dan drie zowel in het voorhoofd, aan de binnenzijde van de handen, en beneden in de voetzolen. 6. Een verwonding toegebracht op het hoofd in het haar 12 schillingen, dat is 22 penningen. Men kan zich er niet vrij van zweren op de relikwieën der heiligen.

7. Opliggende of diepe littekens 10 schillingen, dat is nu 18 penningen. 8. [ Een plek van] blijvende kaalheid, 7 schillingen, dat is nu 13 penningen. 9. De zes steken rond de wonde bij hechting [ veroorzaakt] is elk 7 scillling. 10. Aangroei van de huid over het kale bot10 schillingen dat is nu 18 penningen. [Bij] deze vijf bijzondere gevallen kan men zich niet op de relikwieën beroepen [ door daar een eed op te doen.] 11. Drie pezen geraakt: 12 schillingen, dat zijn tweeëntwintig penningen. Men kan er geen eed op doen. De verzoening moet wel op de relikwieën worden afgelegd. 12. Drie botten met splinters er af: dat zijn 12 scillingen. Dat is 21 penningen, en zonder er een eed op te mogen afleggen (om van de schuld af te komen) 13. [Waneer er] drie botten uitsteken, evenveel; en deze twee {een!}door een eed te te bevestigen [voor de heiligen of: op de relikwieën ]. 14. Wat betreft de schedel rekent men als met gebroken botten en uitstekende botjes, en als [ de schedel ] is ingesneden doch [ het wapen] de hersenen niet binnen gedrongen is. Als het wapen de schedel niet heeft doorboord, kunnen beensplinters en losse beenstukjes niet geboet worden, en rekent men de schade aan het ( schedel)-been, zoals scherpe kanten op 10 schillingen dat zijn [ nu] 18 penningen, een eed [op de relikwiën] is voldoende om tot een veroordeling te komen. Zo handelt men bij alle ledematen. Het optellen van gebroken botten bij splinters [ in dezelfde wonde] is niet toegestaan. Hoeveel botsplinters ook zijn afgebroken of naar buiten gekomen, dan rekent men toch [ niet * ] meer dan drie. 15. Door de schedel gedrongen: 12 schilling, dat zijn 22 penningen, aan [de schuld] kan met niet ontkomen met een [ of meerdere eden] ( eed.*) 16. Een bloedende schedelwonde evenveel. 17. Als het bloed uit het hersenvlies vloeit, even veel. Deze drie mogen n(iet ) met een* eed ontkend worden. 18. Aanwijzingen voor het verlies van gevoel, 24 scillingen, dat zijn drie schild* en zeven een een kwart penning. Op grond van een eed te eisen. 19. Suizingen in het hoofd zesendertig schillingen, dat zijn vijf schild* en 5 penningen, op een fiarling {wede*} na. 20. Als er van hem gezegd wordt dat alle 5 op de loop zijn * voor elk der zinnen 36 scillingen. En op elk van de zinnen apart te zweren. fonta fif sinnem. 21. Dith send tha fiif sin. Siune. Here. Rene. Smaka. Fele. Thisse fiif sin ne achma nowerna to scriwane buta a twa logum. Binna inda haude, and a thefta alle olinga there waldwaxa.xxxvi. scill the.v. scill ende. V. panningan sunder ene fiarling. mith ene ethe to haliane. thet tha lithe ther fon ewert se. ther ney allewa wendan. thet hi se wel ne muge wesa. a bethe, ne a bedde.a way ne. ne a wedzie. a wey ne awetre, a skipe. ne an yse. a huse. ne agodis huse. bi sine wive. wesa. by sive (sine?) fiure alsa sitta. ne a nenre ferd hine selve bi reppa sa hi er machte. sa is ther IX wenda ec XIJ scill. thet is XXIJ panninga sunder ene halling. thio bote mith ene ethe to haliane. van de vijf zinnen 21. Dit zijn de vijf zinnen. Zien. Horen. Ruiken. Smaken. Voelen ( sjen, heare, rûke, smaitsje, fiele) Op de vijf zinnen staan geen boetes, behalve in twee gevallen: In het hoofd veroorzaakt, en achter over de lengte van het weefsel [zenuwen] van de ruggegraat met de boete van 36 schillingen. Dat [zijn] <nu> 5 schilden* en 5 penningen, op een kwart na. [De dader] kan met een eed overtuigd worden, dat de zinnen { ledematen!} daardoor beschadigd zijn. Voorts, dat [hij] de elf speciale (

gewone) verrichtingen niet kan uitvoeren: [ dat hij] niet baden kan, niet in bed komen kan, of op een wagen, of te paard, noch op een schip of over ijs, niet thuis kan zijn, of in de kerk, bij zijn vrouw kan slapen, of bij de haard te zitten of tijdens een reis zich zo te bewegen als hij vroeger kon, dan kan in elk van deze gevallen een boete geëist worden van 12 schilling, dat zijn <nu> 22 penningen op een halve na. (N.B.: zou moeten zijn 2 penningen -op een halve na.) De boete met een eed [ op de relikwiën] op te eisen. * moet 4 schillingen zijn. Zie art 27 54 en 92. Are. 22.Is ther are fon ther dede daf. sa is thio bote. fiortenste thremen merc. thet is thremen merc sunder IIIJ panningan. Ende sa schel lidsa thio lesse bote XXXVII scill. Jef hit bi swera wel. thet hit alle daf se. and thet other scelma a plicht nima ier en dey. Jef hit dawat fonter dede ther haudes. sa ist alsa diure thet ower. Age. 23.Jef thet age ne muge then thar nout bi halda. fonter haud dede. sa is thio bote.xxxvi. scillingan. mith ene etha to haliane. 24.Seenter help dolch e hlepen fonter dede.sa achma thria to scriwane. and nout mongra. Aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 25.Senter binna tha here monegra unda slain. Sa achma thria tho ther frumdede to scrivane. ende aller ec XIJ scillingan thet is 22 panningen, sunder ene haling. Sunder in halingum mith ene ethe to bi wariane.thet se mith ene sleke slain se. Aldus scelma tha dede uppa tha haude scriva. jef hit ther al on ur fuchten se. 26.Tha wederwonderlinga na achma nouwerna to scrivane buta a fiif logum. Onda haude. Inda aga. and in da halse. In da liwe. and in da machtum. elkes in alla lithum scelma scrive hete ende kelde. tha wederwon delga ende het and keld scriftma nout to gadere. Oor 22.Is het oor door de verwonding doof geworden, dan is de boete veertien 1/3 mark [in het bijzonder is dat nu 4 gouden penningen]. En dan zal de laagste boete [tenminste] op 36 scillingen*{is nu?... } liggen, als [het slachtoffer] wil zweren dat het volkomen doof is, en het andere oor zal men na jaar en dag opnieuw controleren. Als dat doof is (geworden) door de kwetsuur aan het hoofd, dan is het even duur als het andere. Oog. 23.Als het oog blijft tranen na de [genezing van de ] kwetsuur, is de boete 36 scillingen, door een enkelvoudige eed [op de relikwieën] te doen om de waarheid te bevestigen. 24.Zijn er kleinere wonden gaan zweren, naast de (te boeten kwetsuur) dan worden er drie beboet en niet meer; elk van 12 scillingen, en met een eed aan te tonen. 25.Zijn er in het haar meerdere wonden geslagen, dan mogen er maar drie geteld worden boven de al beboete daad, elk op 12 scillingen gesteld, dat is 22 penningen, op een halve na. Met een eed op de relikwieën de waarheid te bevestigen, dat ze in een slag geslagen zijn. Zo dient men de boetes aan het hoofd te bepalen, als ze bij een gevecht ontstaan zijn. 26.Gevoels doofheid zal men nergens aanrekenen, behalve op 5 plaatsen: aan het hoofd, aan het oog, en in de hals, aan de romp en aan de ballen. Anders zal men bij alle ledematen ongevoeligheid voor hitte en koude aanmerken. Gewone doofheid en het niet voelen van hitte en kou kunnen niet bij dezelfde wonde beboet worden..ara. ( verplaatst naar boven, stond tussen 27 en 28.) 27. Thi onkeme thes ara XVIJ scillingen and fior panningen, sunder ene fiarling. is thet (nu) XXXIJ panninga. 28. Thi thruchkeme alsa fule. Mith ene ethe to halian.

29. Abel and incepta X. scill. thet is XVIIJ panningen. 30.Thi wlite lemmelsa alsa fule. 31. Hete ende kelde alsa fule. 32. Gristelis breke alsa fule. 33. Is hit fort ekemen inna thet haud XVIJ scillingen and fior panningen. 34.Thria siana wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 35.Thria bene bretzen. And ut fleten.xij. scill. mith ene ethe to haliane 36.Thi thruchkeme.xij. scill. thet is XXIJ panninga sunder ene haling. 37.Thes blodes inrene alsa fule. 38.Thet blod uppa tha he lebreda fallin. alsa. fule. thise thrina mithe ene ethe to haliane. 39.Tha wederwondlinga.xxiiij scill. mith ene ethe to haliane. 40. Tha haud dusinga.xxxvi. mith ene ethe to haliane. 41. Jefta fiif sin e wert send ther fon aller ec XXXVI scill. ende aller ec mith ene ethe to haliane. 42. Is thet are alle daf sa is thio bote fiortendiste thrimen merc. mith ene ethe to haliane. 43. Ist thet are ac alle of eslagen XI merc and thria enza and fior panningan. thet is XXIIIJ scill. sunder thrim panningan. Al ther to achma tho scrivane thene on keme.and thene wlitewemmelsa. 44. Jef het sum stant. ende sum ove is. Thi gersfal XXXVJ scill. thet is fiif scill. and.v.panningan sunder ene fiarling and tha stemblinga alsa fule. Alder to achma to scrivane. then on keme and then wlitewlemmel sa. 45. Thene wlitewlemmelsa ne achma nout to scrivane mar buta her. and buta clanum. 46. Tha help dolch scriftma buta clanum bi 17 scill. and fior panningan. oren. 27. Een snede in het oor: 17 schillingen en vier penningen op een vierling (=wede) na; dat zijn <nu> 32 penningen *) vertaling uit Ms. is bij Sjölin in de war geraakt. 1) OPM. Eigenlijk staat hier 18 scillingen op ½ stuiver na; is 3 gulden en een tweede. Immers 7 scilling is een (blauwe) gulden dus 18 scillingen is drie en een halve gulden. 3 ¾ scilling is een halve gulden (en een beetje) Men moet dus concluderen dat de omrekening niet helemaal perfekt is. Als er had gestaan is vierdehalf gulden min een fiarding dan had de rekening praktisch geklopt. Zie ook art. 54 en 92. 28. Een oor half af geslagen evenveel met de eigen eed te bevestigen. 29.Verhoogd of verdiept litteken 10 scillingen, dat is 18 penningen. 30. Misvormingen (aan het oor) evenveel. 31. ( Het niet voelen van) warmte en koude evenveel. 32. Het knarsbeen gebroken evenveel 33. Dringt de verwonding dieper in het hoofd door: 17 schilling en 4 penningen. 34. [Tot ] 3 pezen doorgesneden: 12 scillingen, met een eed op de [ relikwiën der ] heiligen. 35. [ Tot en met] drie losse en er uit gekomen botsplinters : 12 scilling, met een eed op de relikwieën 36. Het doordringen van het wapen 12 schilling, dat zijn [nu] 22 penningen op een halve na. 37. Wanneer het bloed de gehoorgang inloopt even veel. 38. Wanneer het bloed uit het hersenvlies komt evenveel. Deze drie met een eed te bevestigen. 39. Gevoeligheid bij weersveranderingen 24 scillingen, met een eed op de relikwieën. 40. [Geregelde of aanhoudende] duizeligheid 36 schillingen, met een eed op de heiligen. 41. Als de 5 zinnen door de verwonding slecht functioneren dient men voor elk [beschadigd] zintuig een eed af te leggen. 42. Is het oor helemaal doof dan bedraagt de boete 13 2/3 mark en een eed op de relikwieën. *) Sjolin schrijft 13 1/3 mark. 43.Is het oor geheel afgeslagen: 11 mark en drie onzen en vier penningen. Dat zijn [nu] 32 schillingen op 3 penningen na. Daar moet men het binnendringen van het wapen en de verminking optellen.

44. Als het deels afgehouwen is en deels niet is de boete voor het afgeslagen deel 36 schilling, dat zijn [nu] 5 schilling en 5 penning, op een kwart penning[= wede] na. En voor de verminking even veel. 45. De verminking kan alleen dan worden toegewezen als deze buiten het haar en de kleding zichtbaar is. 46. Zweren aan de zichtbare huid[delen] worden op 17 scillingen en vier penningen gesteld. fonta aga. 47.Thet aga alle gader ute. en half geld. 48.Thet age alle blind on sittande. en thrimen geld. 49. Jef thet age wert is sa scol hit to scrifta stonda. sa isti on keme XVIJ scillingen and fior panningan. 50.Thes tares rene XXXVJ scillingen, mith ene ethe to haliane. 51.Thes ringes alsa fule. bute ethe. 52.Tha glisinga al sa fule bute ethe. 53.Thes appels smelinga, alsa fule buta ethe. 54.Thio sia werdene. hundert scilli. thet is XVIIJ scill mith ene ethe to haliane. 55.Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. thet is thre scill. and VIJ panningan. Sunder ene fiarling*, mith ene ethe to haliane. (* elders in de tekst is het fiarding, is er te snel gekopieerd?) 56.Thi vulete wlemmelsa, X scillingen, thet is XXIJ panningan. 57.Thria upt aga XIJ. scill. thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. mith ene ethe to haliane. 58.Thet aga bred. and thet hlid stivat. and hit nout bi luca ne muge. Jefta bi letzen is. sa is thira aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 59.Thiu bres skedene VIJ scill. thet is XIIJ panningan sunder ene haling. van het oog. 47.Het oog er helemaal uit: een half weergeld. 48.Het oog geheel blind en niet uitgevallen: een derde van het weergeld. 49.Als het oog gewond is, dan moet er gerekend worden naar de vastgestelde tarieven. En staat er op een steek met een wapen XVIJ scill. en vier penningen. 50.Wanneer het oog maar blijft tranen 36 scillingen, met een eed en die van de gewonde nodig. 51.De kringspier rond het oog evenveel, zonder een eed te hoeven doen. 52.Onduidelijk zicht (veroorzaakt) evenveel, zonder eed. 53.Verkleinig van de pupil evenveel, zonder eed. 54.Beschadiging van de oogappel honderd scill. dat zijn 18 scill, er moet een eed op worden gedaan. N.B. 100 scillingen kan natuurlijk nooit gelijk aan 18 scillingen zijn. Stel dat Scill. een schild zou zijn, dan is de som 100 : 18 = 5 5/9 scill. of 11 stuivers en 1 scilling. In een noot verklaart Sjölin zijn 120 scill. in de vertaling. Die berekening zou voor een schild dan zijn : 120: 18 = 6 2/3 scill of 13 1/3 stuiver. Zie ook art 92. 55. Last bij weersverandering: 24 scillingen, dat zijn 3 schild. en 7 en een ¼ penning. Vergeleken bij de vorige berekening kan deze niet kloppen. 56.Van een vergroeïng 10 scillingen dat is 18 penningen * (berekening klopt) 57.Drie verdikkingen op het de oog[leden] 12 scillingen dat zijn 22 penningen, zonder een eed. 58.Op een dichtgetrokken iris, en het ooglid zo stijf dat het niet meer gesloten kan worden, of niet meer open wil, staat op alle drie gevallen [elk] 12 scillingen, zonder een eed. 59. De wenkbrauw doorsneden 7 scillingen, dat is 14 penningen zonder een eed. Fon Blod Rene. 60. Is thet blod ut runnen it aidra nosterne. and ita mule. sa ist XIJ scill. aller ec thira thrira mith ene ethe to haliane. fon hokere dede sa thet blod ut rent. et nostrum eta mula and itta machtum. sa achma aldus to scrivane. 61. Hwersama twina in halinga scrift. fon enre dede. sa scriftma buta in ther other dede sine werdene.

and bena breke and abel and in cepta. hete ende kelde. Hoc lith sa thene slec jefta thene stet feth etta haude. Jefta ette buke. Jefta ette rege. is thet lith ove. jefta lemet. and hit fort ekemen se. thruch thet hond. jefta thruch thet lyf. sa scelma tha inhalinga scriva mitha lemethum. jefta gerst falla. mith ene ethe gader to lukane. On alla lithum scriftma sina werdene bi hala tha lyppa van tha ara. and a fara ondere nose. Huu monicha sina sama kerft. sa ne achma buta thria to scrivane. Hu lung sa thio unde is. sa achma buta sex meta to there frumdede to scrivane. aller ec bi XVIJ scill. buta ethe. Van Bloedende Wonden. 60. Als het bloed uit beide neusgaten en de mond gelopen is, dan is [de boete] 17 scillingen. Elk van de drie met een eed te eisen. Van welke daad ook af het bloed uit de neus is gekomen, of de mond of het geslacht, dan moet men het zo omschrijven. [en de boete aldus bepalen.] 61. Wanneer men bij een verwonding nog twee andere verwondingen opmerkt, dan rekent men maar bij een van de beide wonden het kwetsen van de pezen, en het afsplinteren van stukjes bot, verhoogde of dieper ingesneden littekens, gevoelloosheid voor hitte en kou. Welk lichaamsdeel door de hauw of de stoot tegen het hoofd of in de buik of op de rug getroffen wordt, zal men, als het lichaamsdeel is afgehouwen of onbruikbaar is en de verwonding verder door het hoofd en de romp verspreid heeft, de bijbehorende te eisen boetes bij het verlamde en afgeslagen deel aantekenen en ze onder een eed brengen. Bij verwonding aan lichaamsdelen rekent men er niet meer werkende pezen bij, behalve bij oorlelletjes en voor aan de neus. Hoeveel pezen er ook doorsneden zijn, men mag er maar drie mee tellen, hoe lang de wonde ook is. En men mag maar zes wonden opmeten aan het hoofd, elk te rekenen voor 17 schillingen en er hoeft geen eed op gedaan te worden. Fonter nose. 62. Thio nose thruch steten. thi onkeme XVIJ scill. and fior panningan. 63. Senter thrina helpdolch ehlepen. Aller ec sa fule. Tha thrina mith ene etha to haliane. 64.Abel en incepta.x. scill. 65.Thi wlite welemsa alsa fule. 66.Thi thruch keme on thet nostern.xij. scil. 67.Thi blodes in rene alsa fule. 68.Ther midlisat domnis alsa fule. Thise thre wendan meth ene ethe to haliane. 69.Thes gresteles breke.x. schill. Thet is XVIIJ panningan. 70.Thi thruch keme thes midlista domnis.xij. scill XXIJ panningan. sunder.j. haling. 71.thes blodes in rene alsa fule. 72.Thet blod etta mule ut runnen alsa fule. 73.Thi onkeme thes thredda wagis. alsa fule. Thise wendan mith ene ethe to haliane. 74.Thi thruchkeme XVIJ scill. an fior panningan. sunder ene fiarling*. Thet is XXIJ panningan. sunder ene fiarling. mith ene ethe to haliane. 75.Hete ende kelde.x. scill. thet is XVIIJ panningan. mith ene ethe to haliane. 76.Thio nose alle of eslagen. Thera thrira domma gresfal aller ec XXXVJ scill. thet is fiif scill. an V panningan sunder sex grenskin. Mith ene ethe to haliane. 77.Tha thrira stemblinga aller ec alsa fule. Ther to scelma scriva thene on keme. An thene wlitewlemmelsa. And hete an kelde. And blodes in rene. mith ene ethe to haliane. 78.Omme stempene XIJ scill. thet is XXIJ panninga sunder ene haling. van de neus 62. De neus doorboord, voor het indringen van het wapen [is de boete] 17 schilling en 4 penning. 63. Zijn er drie of meer gezwellen ontstaan, voor elke zweer evenveel [te boeten] en alle drie met een eed te heiligen. (= er een eed op te doen) 64. Hoog opgekomen of verdiepte littekens: 10 schilling. 65. Misvormingen (vergroeiïngen) evenveel.

66. Het doordringen van een wapen in het neusgat 12 schilling. 67.(=71) Als het bloed naar binnen loopt evenveel. 68.(= 70, deels) Het raken van het neusschot evenveel. Deze drie te eisen boetes elke met een eed aan te geven. 69. Het kraakbeen gebroken 10 schilling, dat zijn 18 penningen. 70. ( zie 68) Het neusschot doorboord 12 scilling, dat is 12 en een halve penning. En geen eed te doen. (* niet in vertaling.) 71.( zie 67.) Als het bloed naar binnen loopt evenveel. 72. Als het bloed uit de mond loopt: evenveel. 73. Door een neusvleugel en het middenschot[ en tot de andere neusvleugel]: even veel. Op deze wonden moet een eed worden afgelegd. 74. Door beide neusvleugels en het middenschot 17 scillingen en vier penningen, dit is 22 penning min een kwart penning Er moet een eed op worden afgelegd. *Moet hier niet gelezen worden, zoals ook in de voorgaande gevallen: indien de beschuldigde ontkent kan dat met een eed (van een getuige) en die van de beschuldigde zelf ontkennen. Het lijkt me procedureel juister. De wonden immers ziet men wel. Zou deze niet door iemand zijn toegebracht, dan is de ontkenning een betrekkelijk eenvoudige zaak. PM. de artikelen 66, 68 en 70, zijn in de tekst vrijwel gelijk. In het bijzonder de laatste twee zijn identiek op de toevoeging na. Ik heb dit veranderd in het telkens verder doordringen overdwars, eerst door één obstakel, dan door 2 en dan door drie. 75. Ongevoelig geworden voor hitte en koude 10 schilling dat is 18 penningen. En er een eed op af te leggen. 76. Als de neus er geheel en al is afgeslagen is de boete voor de vleugels en het middenschot elk 36 schillingen, dat zijn drie schillingen en vijf penningen op zes grenskin* na. ( *mogelijk het muntje met de enkele adelaar, dat numismaten toeschrijven aan het optreden van keizer Sigismund. ) Met een eed te ontkennen ( Zie commentaar bij 74) 77. De boete voor drie misvormingen bedraagt evenveel. Daar zal men rekenen het indringen, de misvorming, en het niet voelen van hitte en warmte. Op alle drie een eed af te leggen. 78. Er niet meer door kunnen ademen 12 scillingen dat is 22 penningen er behoeft geen eed op te worden gedaan. Fonter tziaka 79. Thi onkeme there tziaka XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXIJ panning sunder ene haling. 80. Thria helpdolch fon there dede e hlepen aller ec sa fule, mith ene ethe to haliane. 81. Senter mongra unda slain met ene sleke. sa scelma thria to ther frumdeda scrive. mith ene ethe gadet to lucane. aller ec XVIJ scill. and fior panningan. 82. Abel an incepta X scill. 83. Thi wlitewlemmelsa alsa fule. 84. Won gapa VIJ scill. thet is XIIJ panningan. sunder ene haling. 85. Mula bredene XIJ scill. thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. Thisse fior wendan bute ethe. 86. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 87. Hwersa nene nefna is, sa achma nene to scrivane. 88. Thi thruch keme ther tzaka XIJ scill. 89. Blodes rene alsa fule. thise twina mith ene ethe tot haliane. 90. Omma ut gung. Ende in gung aider XIJ scill met ene ethe to haliane. 91. Hete and kelde X. scill. Van de kaak. 79. Het binnendringen van een wapen zijdelings in de kaak, 17 scilling, en 4 penning, dat zijn 22 penningen op en kwart na. 80. Als er drie gezwellen zijn ontstaan (of meer) voor elk evenveel, met een eed te bevestigen.

81. Zijn er meer wonden door een slag ontstaan, dan zal men er drie van als voornaamste wonden nemen, waarvoor (maar) een eed nodig is, en voor elk [een boete] van 17 scilling en vier penningen. 82. Verhoogde [weefselgroei] en diep liggende littekens 10 schilling. 83. Vergroeiïng evenveel. 84. De mondopening defect: 7 schilling, dat is dertien penningen op een halve na. 85. Mondopening uitgescheurd, 12 schilling dat zijn 24 penningen op een halve na. PM. Deze berekening is onjuist, de fout valt te beredeneren: no 84 moet zijn 14 min een half, no 85 is dan juist: 12 scilling is dan 24 penningen, die in dit geval synoniem zijn met de groot, die maar lichtelijk ontwaard is. 86. Tot drie geraakte pezen 12 schillingen en er moet een eed op afgelegd worden 87. Als op een kale plek de baard weer gaat groeien, staat er geen boete op. 88. Het doorboren van de kinnebak: 12 schilling. 89. Bloedende wonde, even veel, deze twee met een eed te bevestigen. 90. Het in en uitgaan van de adem via de wonde, elk 12 scillingen. Met een eed te bevestigen. 91. Ongevoeligheid voor hitte en koude: 10 schilling. Fon kesum 92. Hu monege kesa sa ther ove sent fontere dede. sa is aller ec XXXVJ scill. Thet is.v. scill. ende fiif panningen. sunder ene fiarling. 93. Spedel spring XXXVJ scill. 94. Severes rene. Alsa fule. 95. Omme stempene alsa fule XIJ scill. thisse fior wendan sunder ethe. Van kiezen. 92. Hoeveel kiezen er ook uit geslagen zijn, op grond van de verwonding voor elk van de kiezen te boeten met 36 schilling, dat zijn 5 schillingen en 5 penningen op een vierde ma. P.M. Hier moet iets gebeurd zijn met de tekst. 36 schillingen kunnen geen 5 schillingen en een beetje zijn. Een dergelijke fout kan geen mondelinge interpretatie fout zijn. Het moet een foute interpratie zijn van een eerder, mogelijk oorspronkelijk stuk, namelijk dat wat Kampa Jeldrik eerder heeft verteld aan de wijze man die het uit zijn mond noteerde. Omdat er naar de tijd van opname in de codex wordt gecorrigeerd, moet het stuk van deze wijze(n) [ zie Focko Ukena keuren] iets ouder zijn. Ik veronderstel nu dat er het volgende is gebeurd. In het tweede geval is scilt, een gouden munt, gelezen als schilling. De berekening is dan als volgt: 5 penningen zijn net geen schild. Als je die eerst even buiten de berekening houdt dan krijg je 36 scillingen is 5 scilt, waaruit volgt dat een schilt 7 1/5 scilling is. En nog 1/5 van de 4 ¾ penning die we buiten de berekening hebben gehouden. * maar het is een schilling meer dan in artikel 54. Dus nog net iets minder dan 7 en een kwart stuiver. En dat ligt heel dicht naast de muntwaarde van de 17 keuren: een pond is 7 scillingen, 1 scilling is 4 weden. Al hebben we dit derde lid van de opsomming hier niet nodig. De inflatie viel dus nog mee in die periode. Bij Nijdam vinden we de veronderstelling dat Kampa Jeldrik nog leefde ten tijde van de opname in het Fivelgoër boek. Het lijkt me duidelijk dat hij er niet meer bij is geweest om het een en ander uit te leggen, toen het in de F codex te boek werd gesteld. Dus neem ik aan dat Kampa Jeldrik zijn functie als dingman omstreeks 1400 uitoefende. Zie ook artikelen 27 en 54. 93.Speeksel onbeheersbaar: 36 schilling. (Kwijlen) 94.Neusslijm (snot) gedurig laten lopen. Even veel. 95.Ademhaling grotendeels gestremd even veel ( 12 scill.) deze vier wonden zonder eed. Fonter tunga. 96. Thi on keme there tunga XIJ scill. 97. Thi thruchkeme ther tunga alsa fule. thisse twina meth ene ethe to haliane.

98. Thet blod itta mula up e hlepen XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 99. Thria sine wert XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 100. Jef thio tunge al of is.en twede ield. 101. Half ove en half jelde 102. Ister en gersfal ove 36 scill. 103. Tha stemblinga alsa fule. 104. Spredel spreng alsa fule 105. Wonspreke alsa fule. 106. Omma stempene XIJ scill. 107. Sent tha kesa. jefta tuschan ove. and hit fort onda tunga ekemen se. sa ne achma severes ut rene. ni spedels spring. ni omma stempene. buta inna tha otherum to scrivane. and buta ethe. van de tong 96. Het binnen dringen van een wapen in de tong: 12 scilling. 97. Een doorboorde tong even veel. Deze twee [voor het gerecht] met een eed aan te geven. 98. Bloed dat uit de mond loopt: 12 schilling, met een eed aan te geven. 99. Tot 3 beschadigde pezen 12 schilling, met een eed aan te geven. 100. Als de tong er helemaal af is, twee derde deel van het weergeld. 101. De tong half af geslagen: een half weergeld. 102. Een kleiner stuk eraf, 36 schillingen. 103. Verminking even veel. 104. Speeksel dat blijft lopen evenveel. 105.[Opgelopen] spraakgebrek evenveel. 106. Adem (deels) afgesnoerd 12 schilling. 107. Zijn de kiezen of andere tanden er uitgeslagen en gaat de wond dieper de tong in, dan wordt het lopen van het snot, het speeksel of de adem belemmering bij een van de twee verwondingen opgeteld. Fonta tuskum. 108.Ther achta tondan aller ec to fara haude viif merc. ende twa enza. Wera. 109. Jef thio were thruch slain is. Thi on keme XVIJ scill. and fior panningan. thet XXXIJ panninga sunder ene fiarling. ( haling?) 110. Abel an incepta X scill. thet is XVIIJ panningan. 111. Wlitewlemmelsa alsa fule. 112. Hete an kelde.x. scill mith ene ethe to haliane. 113. Senter helpdolch.sa scriwema se mith ene ethe to haliane. 114. Thi thruch keme XIJ scill. 115. Blodes inrene alsa fula. thise twina mith ene ethe to haliane. 116. Omma stempene XIJ scill. 117. Mula bredene al sa fula. Aidra thira buta ethe. 118. Thio wre were al ove slain fiortendiste thremen merc. thet is XIIJ scill sunder IIIJ panningen. 119. Thio nithere were alsa fule. 120. And ther to scelma scriva then onkeme. An hete an kelde. an wlitewlemmelsa. an tha stemblingaxxxvi scill. van de tanden 108. Elk van de tanden die normaal in het zicht zijn vijf mark en 2 onzen. lippen 109. Als de lip doorboord is, is de boete 17 schilling en vier penning, dan zijn 32 penningen min een vierdedeel [van een penning]. 110. Verhoogde en diepe littekens 10 schilling, dat is 18 penningen. 111. Misvorming evenveel.

112. Geen gevoel meer voor hitte en koude: 10 schilling met een eed op de relikwieën. 113. Gezwellen ontstaan, te beboeten na een eed. 114. [De lip] doorboord 12 schilling. 115. Een bloedende wonde: even veel. Deze twee te eisen beide na eed te eisen. 116. Ademhaling [blijvend] gehinderd. 12 schilling. 117. Mond uitgescheurd evenveel. Deze beide zonder eed. [ omdat ze zichtbaar en blijvend zijn] 118. De bovenlip geheel weggeslagen 13 1/3 mark ( 13 2/3?) dat zijn 27 schilling op 4 penningen na. 119. De onderlip : evenveel. 120. En daarbij zal men de gemaakte wonde, het gebrek aan gevoel voor hitte en koude bij rekenen en de misvormingen en de verminkingen bij rekenen à raison van 36 schillingen ( elk 12sc?) fonter nose 121. Is thio nose of eslagin. and tha wera bethe meth ene sleke. sa ach aller ec sine sunderga bote. mith ene ethe to haliane. Thi onkeme an thi wlitewlemmelsa. abel and incepta. an benstal. and sin kele. and tha sex meta. an sex stekan. ia hwelic VIJ scill. 122. and tha sex leseka. and thi wongapa. and gresfal anta stemblinga. and tha lithwaga. and lithsmelinga. alle thisse wendan sent buta ethe in hoka lithe sama se scrift. Van de neus 121. Zijn de neus en de lippen in een slag afgeslagen, dan heeft elke wonde zijn eigen boete, telken met een eed te bevestigen, de slag zelf, de misvorming, de opliggende en de diepe littekens, en huidgroei direkt over het bot, en blijvende kaalheid, en tot zes te meten wonden van zes steken[of meer] elk zeven schilling. 122. En tot zes doorsneden fronsrimpels op het voorhoofd en mankementen aan de mond[opening], een afgehouwen stuk [bot], verminking, en losse gewrichten, dood geworden ledematen, al de boetes die hier verder voor geëist kunnen worden zijn zonder eed, bij welk lid ze ook worden gerekend. Hals 123. Sa thio dede is on thene hals ekemen. sa is thio dede XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXXIJ panningan. sunder J fiarling.* 124. Sender helpdolch aller ec sa fule 125. Abel an incepta X scill. 126. Wlitewlemmelsa alsa fule. 127. Thria sine wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 128. Thi thruch keme.xij scill. 129. Blodes in rene alsa fule. 130. fort in thet lif e runnen. alsa fule. thisse thrina mith ene ethe to haliane. 131. Thi wederwondelga XXIIIJ scill. thet is there scill and VIJ panningan. mith ene ethe to haliane. 132. Wonspreke XXXVJ scill. thet is v. scill and v.panning sunder ene fiarling mith ene ethe to haliane. 133. Omma stempene XIJ scill. buta ethe. 134. Blod up hlepen et nostrum and etta mula. aller ec XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 135. Is thi hals alle lom. thio hageste lemethe. C. scill, thet is XVIIJ scill mith ene ethe to haliane. 136. Is hit a tefta on den halse e kemen. and tho waxwalse se un gunst. and tha fiif sin ther fon ewert se. sa scelma hia to ther dede scriva. 137. Tha waldewaxa scriftma alto ther meldka twisscha tha twa ara. and onlinga thes reggis al uppa tha lenderna. 138. Is thio dede a fara inden hals ekemen. sa celma scriva tha fior wendan. thes throtbolla. and gres teles breke.

De hals. 123. Als de hals als eerste geraakt is, dan is de boete voor de verwonding 17 scilling en 4 penning, dat zijn 32 penningen en zonder eed te eisen. ( of: op een vierde deel van en penning na?) P.M. Ook hier een onnavolgbare berekening. Op grond van vorige boetes zou men hier een verdubbeling verwachten, ( ten naasten bij) Dat is hier dan wel het geval, maar waar het in andere gevallen op een penning blijft hangen, is is het hier zeker een verschil van 2 penningen en 8 str. waarom de fiarding er dan nog af moet is niet duidelijk. Of is fiarding de verschrijving voor een Haling. Ik vermoed het laatste. Dan blijft naar analogie van de vorige alleen te veronderstellen over dat er niet 17 scillingen, maar 16 scillingen moeten staan. 124. Zijn er zweren ontstaan: even veel. 125. Verhoogde en diepe littekens 10 schilling. 126. Misvormingen even veel. 127. Tot drie geraakte pezen: twaalf schillingen, met een eed voor het gerecht. 128. De hals doorboord 12 scillingen. 129. Een bloedende wonde even veel. 130. Als het bloed in het lichaam terug loopt, even veel. Deeze drie eist men met een eed. 131. Gevoeligheid voor weersveranderingen 24 scilling, dat zijn drie schilling en 7 penningen, met een eed te eisen. P.M. Ook hier weer de schillingen- schilden kwestie. De som 24 : 3 = 8. kan kloppen. Dan is de tweede scilling wederom een schild. Een schild van 8 schilling is 16 stuivers waard. Het Hollandse muntsysteem kent deze waarde inderdaad voor een Wilhelmus schild (Grolle, Deel.I, 19.3.2.) Maar dan zijn de penningen niet zoals in de andere gevallen stuivers, maar kleinere muntjes, in de orde van grootte van de latere duiten. 132. Problemen met het spraakorgaan 36 schilling, dat zijn 5 schilling en 5 penningen, op een fiarding na., met een eed voor de rechtbank op te eisen. P.M. Weer even rekenen. 36 : 5 = 7 schilden van 14 stuivers, maar feitelijk nog lager omdat de 5 penningen niet zijn meegerekend in de deling, is de juiste berekening 36: 5 ½ = 72 : 11 = 6 ½ schild. Wat evenmin klopt. De enige ingreep die het sommetje kloppend kan maken is te veronderstellen dat en niet 5 scillingen + 5 penningen moet staan, maar min 5 penningen, immers:36 : 4 ½ = 72 : 9 = 8. Vergeleken met het vorige gecursiveerde klopt de som dan wel. De ontstane warboel moet m.i. eerder op het conto van de overschrijvers ( minstens twee keer, of copia. copia) gesteld worden dan op de ondoorzichtigheid van het hele tarief. - Al blijven er nog wel vragen over. 133. Hinder bij het in- en uitademen 12 schilling. Zonder een eed. 134. Bloed uit de neusgaten en de mond gevloeid elk 12 schilling, met een eed voor de rechtbank af te leggen. 135. Is de hals geheel lam geworden, dan is de boete voor de verlamming 100 Scilling.* dat zijn achttien scilling met een eed voor de rechtbank op te eisen. P.M. In de originele tekst staat 100 scilling, Sjölin maakt er in de vertaling 120 scilling van.. Welke juist(er) is kan ik niet nagaan. 100 : 18 = 5 ½. 120 : 18 = echter 6 2/3 schild. Dit klopt dus ook niet. Ik wil er niet op speculeren waar hier de fout zit. 136. Is de nek als eerste geraakt, en heeft de rug- (of nek-) spier een houw, of steekwonde gekregen en zijn de 5 zinnen daardoor beschadigd dan mag men die boven de verwonding er bij op tellen. 137. Daar uit voortvloeiende problemen met de rugspieren rekent men bij de verwondingen van de schedel tussen de oren en naar de rug beneden tot de lendenen. 138. Is de verwonding voor aan de hals ontstaan, dan kan men tot vier verwondingen van het strottenhoofd en het afbreken van het knarsbeen rekenen. Fon en lomma arm 139. Is thi erm alle lom fonter dede. sa scelma hine to ther waldwaxa dade to lomma scriva. 140. Jef thi slec uppa thene erm e komen is. sa is hit thi on XIJ scill.

141. Abel an incepta.x scill. 142. Senter helpdolch. Aller ec mith ene ethe to haliane. 143. Ist bensetich X scill. 144. Senter sex meta VIJ scill aller ec. thet is XIIJ panningan. 145. Istio unde sied tha sex stekan ja welic VIJ scill. 146. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 147. Jef thi erm is lom and noutes nette is. sa is thio hachste lemet. a buppa etter axla.c. scill. 148. Thio midliste lemet etta ermboge XXXVI scill. 149. Thio minste XXIIIJ scill. thisse thrina mith ene ethe to haliane aller ec. 150. Hete ande kelde X scill. 151. Thria bene bretzen and tha ut fleten aider XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 152. Tha thria lith smelinga alsa fule buta ethe. 153. Thria bi letzinna lithe buta ethe. Thet sent bi letzinna lithe. ther sent weden. and wilat. 154. Thria stiwande lithe. alsa fule mith ene ethe to haliane. 155. Is thi erm kortera. sa scelma scriva thria stemblithe. alsa fule mith ene ethe to haliane. Stembe lithe and stivande lithe ne achma nout buta in enre unda to scrivane. 156. Thria lithwege aller ec X scill. buta ethe. Van een lamme arm. 139. Is een arm door de verwonding geheel verlamd, dan moet deze bij de verwonding aan de rugspieren worden opgeteld. 140. Als de slag de arm getroffen heeft, dan is dat voor het indringen van het wapen 12 scilling. 141. Verhoogde en dieper liggende littekens. 142. Als er zweren zijn ontstaan bij het helen van de wonde, dan moet er een eed op afgelegd worden P.M. Een eed legde het slachtoffer af, maar met een eed, wordt bedoeld de eigen eed, en de eed van een tweede, het zij verwant, hetzij getuige in de kwestie. 143. Gaat de wond tot op het bot: 10 scilling. P.M. Omdat dit niet zomaar een verlies is denk ik dat hier schild moet staan in plaats van schilling. 144. Zijn er zes wonden die gemeten moeten worden: zeven schellingen voor elke wonde; dat zijn 13 penningen. 145. Is de wond genaaid, voor elke zes steken 7 scilling. 146. Tot drie pezen geraakt, 12 schilling, met een eed te eisen. 147. Als een arm verlamd is en tot niets in staat, dan is de boete voor de ergste verlamming, van boven van de schouder af 100 schilling. P.M. Hier is de vertaling van Sjölin niet gevolgd: die suggereert dat de verlamming van de schouder (op zich) 100 schilling is. Zie ook 148 en 149. 148. De middelste verlamming of: verlamd vanaf de elleboog: 36 schilling. 149. De kleinste verlamming ( vanaf de pols?) 24 schilling, elk van deze eisen om een vergoeding van het verlorene, met een eed te staven. 150. Ongevoeligheid voor hitte en koude: 10 schilling. 151. Drie losgeslagen botsplinters die er uit gevallen zijn: elk 12 schilling, met een eed te eisen. 152. Het armweefsel op drie plaatsen ineen geschrompeld, evenveel zonder eed. 153. Op drie plaatsen geheel dor en blauw, zonder eed. Men noemt dit ook wel een dode arm P.M. De boete en de uitleg zoals die in het Ms. staan, omgedraaid. 154. Tot drie stijve gewrichten : evenveel, met een eed te eisen. 155. Is de arm korter geworden, dan zal men per verkorting van elk gelid rekenen, de boete bedraagt [voor elk] evenveel, en er moet een eed op worden gedaan. Verkorte en stijf geworden ledematen dienen bij de verwonding opgeteld te worden. 156. Tot drie losse gewrichten: elk een schilling. Zonder eed.

Fingran 157. Hebbath tha fingran lemethe fontere dede ontha erme. sa ach aller ec finger XXXVI scill aller ec mith ene ethe to haliane. 158. Senter sletan. jefta stetan. twischa tha lithe jefta ur tha lithe. onthe erme. sa scriftma tha lesse lemet. bi XXIIIJ scill. thet is thre schill and VIJ panningan. Jefta scrivere thinze. thet thio hachste lemethe ther nowt ne se. 159. Thene litsiama scriftma ontha ermum. and in tha benum ur hoc lith sa thio dede kemen is. bi XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. Ontha fingrum and ontha tanum. ne scriftma nanne lithsiama. 160. Thene urferelsa plechma to scrivane ontha tanum. and ontha benum. alder tha litha lom sent. bi XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. umbe thet sa ofta sama lomme lithe rept. sa hetma thene ur ferelsa. Vingers. 157. Hebben de vingers de lamheid te danken aan de slag op de arm te danken, dan zal men elke [lamme] vinger met 36 schillingen beboeten. Met een eed voor het gerecht te zweren. 158. Heeft de arm slagen of klappen opgevangen [op het deel tussen de gewrichten] of er op dan hoort men de kleinste verlamming [nog] te beboeten met 24 schilling, dat zijn 3 schild en 6 penningen, wanneer de schouwer van de wonden meent dat het niet de de zwaarste verlamming is. 159. Etterende zweren rekent men bij de armen en bij de benen, waar [degene] maar geraakt is, voor 36 schillingen, Met een eed te bevestigen. 160. Een pijnscheut hoort men bij de boetes aan de vingers en de tenen op te telen, op die plek waar de leden verlamd zijn, omdat, zo vaak als men aan de lamme ledemaat komt, de pijnscheut optreedt. De boete is 36 schillengen en men moet er een eed op doen. * Hier heb ik zinsdelen gewisseld. Er is waarschijnlijk een overschrijffout opgetreden tussen de tekst op het papier en de wijze waarop de schrijver van de F Codex, de uitspraken van Kampa Jeldrik noteerde. Fontar hond. 161. Sa thi slec is e kemen up tha hond. sa is thi onkeme XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXIJ panningan sunder ene haling.* 162. Senter helpdolch fon e hlepen fon there dede aller ec. thira thrira met ene etha alsa fule gader to lucane. 163. Abel and incepta.x. scill. 164. Thrina sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 165. Thria ben e bretzen and tha ut fleten. aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 166. Ist a binna ondere hond. sa scriftma thria leseka. aller ec bi V scill.thet is.ix panningan. 167. Jefter alsa mon ge kurven sent sunder ethe. 168. There hond lemethe.xxxvi scill mith ene ethe to haliane. 169. Tha smelinga alsa fule. 170. Senta fingran alle gader lom. sa scelma se alle gader to lomma scriva. 171. Jef thi slec is ur tha fingran ekemen. and alle tha lithe ontha fingrum lom sent.s a scelma on aller eke lithe tha lemetha scriva. 172. Thi onkeme thes ena fingers.xvij. scill and fior panningan. thet is XXXIJ panningan. sunder ene fiarling*. 173. Jefter helpdolch sent. aller ec alsa fule mithe ene ethe to haliane. and tho ther dede to lucane. 174. Thi wlite wlemmelsa.x.scill. 175. Abel an incepta alsa fule. 176. Bensittan alsa fule. 177. Thria sina wert XVIJ scill. mith ene ethe to haliane. 178. Thria ben ebretzen and ta ut fleten. aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 179. Hete ende kelde.x. scill. mith ene ethe to haliane.

180. Thio Lemethe thes feritsta lithes XXXVJ scill. 181. Thes midlista lithes XXIIIJ scill. 182. Thes eftersta lithes XIJ scill. The thria lemethe mith ene ethe to bi swerane. 183 Thria lithes smelinga alsa fule sa de lemethe. 184. Thria bi letzinna litha alsa fule. 185. Thria stebbe lithe als fule. Stebbe lithe and stivande lithe ne achma no ut tot gadere to scrivan. 186. Thia stivande lithe alsa fule. 187. Alsoe scelma aller ec finger scriva. jef se fon enre dede lemet sent. bi halva sine werdene. and bene breke. and hete an kelde. Thise thrina mith ene ethe. Ne achma buta in ene finger to scrivane. 188. Senter tha feritsta lithe et aller eka finger owe. aller ec ach thene on keme fiif merc and twa enza. thet is allefte halven scill. And thi ena ach thene wlitewlemmelsa. and hete and kelde. and helpdolch jef se ther sent. and elkes na nen. alsa tha feritsta lithe ove send. sane achma in tha fingrum nene lemethe to scriwan. 189. Thet hit ur thet feritsta lith owet e fen. sa iste gersfal XXXVI scill. 190. Tha stemblinga alsa fule. 191. Istet midlitste lith alle gader ove XXXVI scill. 192. Tha stemblinga alsa fule. 193. Isti finger alle gader ove, sa istet efters lith XXIIIJ. scill. 194. Tha stemblinga alsa fule. 195. Jefta fingran alle gader of sent aller ec lith. twa enza and.v. merc. Thet is halfte halve scill. 196. Anta midlista XXXVJ scill. 197. And aller eftersta ec XIJ scill. 198. And aller ec finger ene stemblinga XXXVJ scill. Ande aller ec anne onkeme. And aller ec ene wlitewlemmelsa. and enes hete and kalde. 199. Thet hondblet ach XXXVJ scill. alsa tha fingran alle ove sent. 200. Tha thre fingran in der ferra hond jef se ove sent. sa is aller ec thrimen furdel. umbe thet se tha senenga dwath gens the dyvel. (dyuvel*) 201. Jef se stondat and lom sent. sa achma se nout mar to bote sa tha othera. 202. Thi lite ka finger is hi of jefta lom. sa ach hi XXXVJ scill. mar to bote sa ther othera eng. umbe thet. hi tha hond bi luket. 203. Thria lithwega scriftma ur tha fingran alsa se lom send. and nout mongra aller ec bi.x. scill. 204. Hwersa ma owet of ene lithe slait. sa is thet gersfal. and thio bote is XXXVI scill. 205. Tha stemblinga als fule. 206. Isti gersfal buta clanum. sa achma thene wlemmelsa to scrivan. 207. Ister of ene knockel owet slain. sa hert thio lithwega ther to bi.x. scill. 208. Hwersa growinge sen in tha lomma lithum sa achma se to scrivane alsama lith smelinge thet. Growinga and lith smelinga ne meina ( meima) nout to gadere in enre unda scriva. 209. Isti slec ur tha fingran e kemen. and hia nout lom ne se. sa achma ther nen lemet on to scrivane. and thene wlitewlemmelsa. Bensethan. and tha lithwega sunder helpdolch. and senter helpdolch sa scriftmase ther to. 210. Neils of flecht.vij. Scill. 211. Tha hagista scrift lemethe..c. scill. a fior logum. in tha halse. in tha regge. in tha ermum. and in tha benum. Van de hand. 161. Als de slag de op de hand is gekomen, dan is [de boete voor] de slag XVIJ schillingen en vier penningen, dat zijn (nu? ) 22 penningen, en een eed hoeft er niet op worden gedaan. P.M. Hier vermoed ik een verwisseling van Haliane met de munt halling. 162. Als er zweren door deze wond ontstaan zijn (de eerste) drie evenveel, en er een eed op te doen. 163. Verhoogde en diepe littekens: 10 schilling. 164. Drie verwonde pezen, 12 schilling, met een eed op de relikwieën. 165. Tot drie kapotte en er uit gekomen beensplinters: elk 12 schilling, en een eed te zweren.

166. Is de verwonding aan de binnenzijde van de hand, dan is dat voor elke doorgesneden handlijn 5 schilling, of [nu] 9 penning. 167. Als de muis (van de duim) ook doorgesneden is : zonder eed. P.M. Dit in afwijking van Sjölin. Deze schrijft alle handlijnen. Ik neem voor mon muis. 168. Verlamde hand: 36 schillingen, met een eed naar voren te brengen. 169. Versmallingen (ontvleesde delen van de hand?) evenveel. 170. Zijn de vingers geheel verlamd dan dienen ze als een [totale] verlamming te worden gerekend. 171. Als de slag over de vingers is gegaan, en alle kootjes van de vingers verlamd zijn zal elke verlamming apart worden meegenomen [in de berekening]. 172. Het binnendringen van een wapen in de vinger: 17 schilling en 4 penning, dat is 22 penningen op een kwart penning na * ( of zonder een haling, een eed.) 173. Wanneer er zweren ontstaan zijn, voor elk even veel, met een eed voor het gerecht en bij de verwondingen aan het hoofd op te tellen. 174. Misvormingen 10 schilling. 175. Hoogliggende en diepliggende littekens: even veel 176. Als de wonde tot op het bot is gegaan: even veel. 177. Tot drie verwonde pezen. 17 schillingen met een eed er op af te leggen. 178. Tot drie los geraakte en naar buiten stekende botsplinters: elk 12 schilling. Met een eed erbij. 179. Geen gevoel voor hitte en koude: 10 schilling, met een eed er op te doen. 180. De verlamming van het voorste kootje 36 schilling. 181. Van het middelste kootje 24 schillingen. 182. Van het achterste kootje 12 schilling. Op deze drie verlammingen moet men een eed afleggen. 183. Tot en met drie kootjes die vel over been zijn, evenveel als de verlamming. 184. Tot drie ( na heling) vergroeide delen, evenveel. 185. Drie verkorte kootjes evenveel. Korter geworden en stijf geworden kootjes hoort men niet in een boete samen te trekken. 186. Tot drie stijf geworden kootjes: even veel. 187. Op deze manier moet men alle eisen om een compensatie voor elk van de vingers aantekenen, als ze door een verwonding verlamd zijn, op verwonding van pezen na, en afgesplinterde delen van botten, en het gebrek aan gevoel voor hitte en koude. Die zaken zal men maar van een van de vingers in rekening brengen. 188. Zijn de voorste kootjes aan alle vingers er af, dan is de vergoeding voor elke vinger 5 mark en 2 ons, dan zijn 7 ½ schild * ( verschrijving die scilling neerpende in F) P.M. Een mark is in deze tijd een munt van 10 schillig, of van 20 franse groten of stuivers. Dan is 5 mark 50 stuivers en 2 ons. Als we 50 delen door 7 krijgen we 4 scilling of 14 stuivers per schild. De rest 2 ons en 1 scilling moet dan samen de rest zijn. Het halve schild is dan 3 ½ scilling. Trek de ene schilling daar van af: blijft 2 ½ scilling over. Een ons is in dit geval een munt van 1 ¼ schilling. (188, vervolg) Voor maar één wordt de misvorming gerekend, en (net zo) voor het niet voelen van hitte en koude, en wegens de zweren. Wanneer die er zijn, en niet van een andere vinger. Als de voorste kootjes er af zijn, hoort men de verlamming bij de vingers niet mee te rekenen. 189. Heeft de slag het voorste gelid deels weggeslagen, dan is de boete voor het weggeslagen stuk 36 schilling. 190. De misvormingen: evenveel. 191. Is [ alles met, boven ] het middelste kootje weggeslagen, dan is de boete 36 schillingen. 192. De misvorming evenveel. 193. Is de vinger geheel afgeslagen dan is de boete voor het achterste lid 24 schilling. 194. De misvorming evenveel. 195. Als de vingers er allemaal afgeslagen zijn is de boete voor elk voorste lid (kootje) 2 onzen en 5 mark, dat zijn 10 ½ schilling. P.M. Hier klopt weer iets niet. 5 mark moet in deze dagen welhaast 5 gulden ( of florijnen) zijn.. Een eeuw eerder hadden het sterlingen moeten zijn. Stel dat dit stuk

tekst inderdaad rond 1330 is gemaakt, 5 sterlingen die dezelfde inhoud hebben als een schilling in 1427 levert wederom het getal op van 5 schilling, daarbij de twee onzen, ( zie 188) dat is 2 ½ schilling, dan komen we nog maar op 7 ½ schilling. Ik stel voor dat halft half, niet moet worden gelezen als elfde half, maar als achtste half, dus zeven een een half. Maar dan is het tarief van de boete wel erg archaïsch, en dat wijst er dan op dat deze in een eeuw niet gebruikt zou zijn. En niet gebruik leidt er toe dat er niets wordt veranderd. Als de boete contemporain zou moeten zijn zou dit zijn: 2 onzen à 16 ½ scilling ( 33 stuivers) en 5 florijnen à 10 scillingen, ( of 20 stuivers) is total 166 stuivers. Aangezien een schilt 16 stuivers is kom je inderdaad op 10 schilt en bijna een halve. In dit geval prefereer ik de laatste berekening. 196. Voor de middelste 36 schilling. 197. De allerachterste elk 12 schilling. 198. En iedere vinger krijgt voor een misvorming [hoogstens] 36 Schilling, en niet vanwege de slag, en zonder een misvorming en zonder het niet voelen van hitte en koude. P.M. Hier de eerste keer gelezen anne als zonder en de volgende woorden ene (enes) ook als anne gelezen. Kampa Jeldrik zegt hier in het Friese dictaat volgens mij, dat als de 36 schilling erkend worden, de andere zaken niet meer van toepassing zijn. 199. De binnenkant van de hand 36 schillingen als de vingers er geheel afgeslagen zijn. 200. Als de eerste drie vingers aan de rechter hand er af zijn, dan wordt voor elk anderhalf keer meer berekend, omdat ze dan alleen nog de zegening van de duivel kunnen maken. P.M. In de middeleeuwen geloofde men aan allerlei soorten gedrochten en duivels. Dit is meen ik de eerste keer dat de duivel in eigen persoon in een Friese tekst voor komt. In de trancriptie heeb ik de u voor een v gewisseld. Wat in zekere zin jammer is want naast het nieuw Friese Deale, voor duivel kent men ook de uitdrukking deule Maei voor duvel, Maaike waar de eu de duivel onherkenbaar maakt, net als in nieuw Fries: deale, wat ook de duivel is. 201. Als ze er niet afgeslagen zijn, maar verlamd, wordt er niet meer boete dan de anderen gerekend.] 202. Als de pink afgeslagen of verlamd is, krijgt ( het slachtoffer) er 36 schilling meer aan boete voor als en van de anderen, omdat hij de hand sluit. P.M.: Nijdam: omdat de pink het wapen, zwaard, ervoor behoed uit de hand te glijden. Maar het is ook de sluitvinger van de melkbeweging, ook daar is de pink onmisbaar. Niet alles hoeft in het ridderlijke te worden getrokken. Alleen moet men wel de ervaring van het handmelken nog kennen om te weten dat de pink in het agrarisch bestaan, waarvan toch de meesten moesten bestaan, uitermate belangrijk was. 203. Tot drie losse gewrichten rekent men bij verwonding bij de vingers als ze [daarom] lam zijn voor 10 schillingen. 204. Als er iets van een kootje wordt afgeslagen, wat in-het-gras-vallen wordt genoemd, dan is de boete 36 schillingen. 205. De misvormingen [ vergroeingen] evenveel. 206. Als het afgehouwen deel buiten de kleding ligt, moet men de verminking aanrekenen. 207. Is er een deel van een bot afgeslagen, dan behoort het losse deel daarbij, en voor tien schillingen te rekenen. 208. Als er verdikkingen in de verlamde gelederen zijn [ontstaan] zullen ze worden gerekend zoals men het bij versmalling van het stuk ledemaat doet. Verdikkingen een versmallingen kan men niet tegelijkertijd rekenen bij een verwonding. 209. Is de slag over de vinger gegaan en als ze niet verlamd zijn, mar wel verminkt is, waar de wond tot op de botten gaan, en losse gewrichten zonder abcessen en als er we abcessen zijn moet men ze [bij de verlamming] rekenen. 210. Het afscheuren van een nagel: zeven schilling. 211. De hoogste boete voor de zwaarste verwondingen die bepaald en geëist kunnen worden is 100 Schilling: ze bevinden zich op 4 plaatsen: in de hals, in de rug, in de armen en in de benen. Thruch dede. 212. Jef thi mon is thruch stat. and thio dede se a tefte one kemen. sa is thi onkeme XIJ scill. 213. Senter helpdolch. aller ec sa fule.

214. Abel an incepta X. scill. 215. Thria sine wert XIJ. scill. mith ene ethe to haliane 216. Thria bene e bretzen and tha ute fleten aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 217. Thi thruch keme XIJ scill. 218. Blodes inrene alsa fule. 219. Thet bod fort up thet mid rether fallin. alsa fule. thisse thrina mithe ene ethe to haliane. 220. Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. mith ene ethe to haliane. 221. Tha buc lemethe XXXVI scill. met ene ethe. 222. Onden ornen wach e kemen XIJ scill. (=deel van 225.) 223. Lungen siama XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. 224. Thet in rif XXIIIJ scill. buta ethe. 225. Ondene orne wach e kemen.xij. scill. mith ene ethe to haliane. 226. Thi thruch keme XIJ scill. 227. Thene lungern siama ne scriftma bi nitha midrether nout. ne thet inrif. 228. Blod et nostrum and etta mund uppe hlepen scriftma buppa tha midrether. and bi nitha nout. 229. Is thio dede a tefta alsa grat. thet thi liccoma fon there waldwaxa e wert se. sa scriftma tha fiif sin aller ec bi XXXVI scill. thet is fiif scill* and V panningan sunder ene halingan. 230. Tha XI wendan aller ec bi XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 231. And tha hagista regstiwenga bi hundert scill. thet is XVIIJ scill* mithe ene ethe to haliane. 232. Isti slec uppa thene reg ekemen. that thet hit nout thruch e kemen se. sa achma thesse wendan to scrivan. 233. Istio dede a fara on kemen. and hit a thefta in tha waldwaxa kemen se. Sa achma tha waldwaxa to scriwane. and alle thet ther hire folgat. 234. Istio dede a fara bi nitha tha midrether e kemen in thene buc. sa istio on keme XIJ scill. 235. Abel an incepta X scill. 236. Thria sina wert XIJ scill mith ene ethe to haliane. 237. Ist iovn de sied. tha sex stekan ia welic VIJ scill. thet is XIIJ panning.* 8x16 = 13 x 10 pann. 238. Tha sex meta VIJ scill. 239. Blodes inrene XIJ scill. 240. Thi thruch keme XIJ scill mith ene ethe to haliane. 241. Tha wederwondelga XXIIIJ scill mith ene ethe to haliane. 242. Buc lemethe XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. 243. Nitte scredene.v. scill. thet is IX panningan mith ene ethe to haliane. 244. Ist ac thruch thene maga e kemen aller ec thera fior wagan XIJ scil mith ene the to haliane. 245. In tha othera wage wit stenden XIJ scill. 246. Thi thruch keme XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 247. Thet blod etta machtum ut runnen XIJ scill. 248. Thi mete wertdelsa in tha maga XXXVI scill mithene ethe to hal (iane) 249. Buppa tha midref ne scriftma thene maga nout ne Nitta scredene. 250. Thi omma etter buc unda ther in en ut geth. aide XIJ scill mith one ethe to halian. 251. Istet midrif thruch estat. aidera wach XIJ scill.mith ene ethe to hal. (ian) Diepe steekwonden, of er door heen gegaan. 212. Wanneer iemand doorstoken is, zo dat het wapen er van achter uit is gekomen dan is de boete 12 schilling. P.M. Sjölin laat het wapen van achteren binnen dringen. 213. Zijn er zweren, elk even veel. 214. Verhoogde en verdiepte littekens 10 schilling. 215. Tot drie geraakte pezen: 12 schilling, met een eed voor de rechtbank te komen. 216. Drie losgebroken en er uit gevallen stukjes bot elk 12 schilling, met een eed op te eisen. 217. Het wapen er doorheen: 12 schilling. 218. Als er bloed uit vloeit: evenveel. 219. Het bloed verder gelopen dan het middenrif evenveel, deze drie door er een eed op te doen. 220. Overgevoelig voor weersverandering 24 schilling, met een eed voor het gerecht. 221. Verwondingen aan de romp: 36 schillingen, met een eed naar voren te brengen.

222. Gaat de wonde door het lichaam heen: 12 schilling. 223. Vocht uit de long(en) gevloeid, 36 schilling, met een eed op te eisen. 224. De ingewanden geraakt 24 schillingen, geen eed nodig. 225. Gaat de wonde door het lichaam heen: 12 schilling met een eed op te eisen. 226. Als het wapen er door heen steekt : 12 scillingen. 227. Vocht uit de longen berekent men niet onder het middenrif, vocht uit de ingewanden evenmin. 228. Bloed dat uit de neusgaten en uit de mond gelopen is rekent men alleen boven het middenrif, eronder niet. 229. Is de wonde aan de rugzijde zo groot, dat het hele lichaam door de verwonding aan de rugspieren beschadigd is, dan is elk der vijf zinnen voor 36 schilling te rekenen Zonder er een eed op te doen* P.M. Sjölin haalt hier Haliane en Haling door elkaar. Ook degene die de uitspraken van Kampa Jeldrik is het niet duidelijk geweest; de verwarring is al bij het overschrijven ontstaan, en alleen omdat 5 penningen min een halve meestal als vierde half wordt geschreven, meen ik er juist aan te doen met een eed te Halian in te vullen 230. Elk van de elf gevallen die lichamelijk ongemak veroorzaken [worden beboet] met 12 schillingen, voor elke een eed af te leggen. 231. En de ernstigste stijfheid in de rug op 120 schillingen te rekenen, dat is 18 schilden. * P.M. 120 schillingen is 12 florijnen, 18 schilden is 120 : 18 = 6 ½ scilling in een schild of 13 stuivers. Dit klopt weer niet met vorige opgaven, zowel in het origineel, als in mijn narekening. Een constatering die meerdere onderzoekers al hebben gevonden 232.Als de slag de rug heeft getroffen, maar als er geen doorgaande wonde ontstaan is, moet men dit bij de extra eisen berekenen. 233. Is de verwonding aan de voorkant ontstaan en gaat die door tot in het spierweefsel in de rug, dan zal men die laatste beschadiging rekenen en wat daaruit voortkomt. 234. Heeft de wonde de lengte vanaf het middenrif tot in de buik dan is de boete vanege het binnendringen van het wapen: 12 schilling. 235. Hoger littekenweefsel, en diep liggende littekens 10 schilling. 236. Drie beschadigde pezen: 12 schilling, met een eed op te eisen. 237. Als de wonde genaaid is, dan worden voor elke zes steken bij het naaien zeven schilling gerekend, dat is 13 penning. 238. De zes wondmaten: [bij elke grotere maat] 7 schilling. 239. Als er bloed uit komt 12 schilling. 240. Het doordringen van het wapen, met een eed bij het gerecht naar voren te brengen. 241. Gevoeligheid voor weersverandering: 24 schilling, met een eed op te eisen. 242. [Zware] verwonding aan de romp: 32 Schilling. Met een eed te bevestigen. 243. Verwonding van het bindweefsel: 5 schilling, dat is 9 penning, en een eed op de relikwieën te doen. 244. Gaat de wonde door tot de maag, dan is de boete voor elk der vier doorssneden vliezen 12 schilling. En er een eed op te doen. 245. Is de wapen door het tweede vlies ( de onderhuid) gekeerd, 12 schilling. 246. Het binnendringen van het wapen [in de maag(?)] 12 schilling, met een eed. 247. Wanneer het bloed uit de geslachtsdelen loopt [liep] 12 schilling. 248. Ook het raken van het eten in de maag: 36 schilling, met een eed af te leggen voor het gerecht. 249. Bij verwondingen boven het middenrif rekent men geen extra boetes, voor de maag, of wanneer het bindweefsel geraakt is. 250. Als de adem uit de wonde in de buik in een uit gaat, is de boete twee keer 12 schillingen, men moet er een eed op afleggen. 251. Is het middenrif doorstoken dan bedraagt de boete voor het bovenste en onderste vlies elk 12 schillingen, er moet een eed op worden afgelegd. Fonta machtum. 252. Sa thio dede is ekemen in tha macht. Sa isi on keme XIJ scill. 253. Abel and in cepta X scill. 254. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to halian.

255. Senter help dolch aller ec sa fule mith ene ethe to halian. 256. Thi thruch keme alsa fule mith ene tehe to halian. 257. Blodes in rene alsa fule. 258. Bene e bretzen and tha ut fleten XIJ scill. 259. Blod itta machtum ut runnen XIJ scill mith ene ethe to halian(e). 260. Ist inthera like e kemen thruch tha fior wagan. Aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 261. Isthi bern tachta of nimen fonter dede. sa scelma scriva aller ec bi XIJ mercum mith ene ethe to haliane. 263.* Thi wetter rene wert fontere dede.c. scill mith ene dethe to haliane. Aldus scelma thise deda scriwa herum ande frowm. ( uit volgende bij deze categorie gevoegd,er was blijkbaar een concentratieprobleem bij de overschrijver.) van de geslachtsdelen. 252. Als bij de verwonding de geslachtsdelen het eerst geraakt zijn, is de boete voor de daad XIJ schilling. 253. Hoog liggende littekens evenals diepliggende littekens X schilling. 254. Drie geraakte pezen 12 schilling, met een eed voor het gerecht af te leggen. 255. Zijn er zweren [geweest] elk evenveel, men moet er een eed op doen. 256. Er dwars door heen evenveel, met een eed te bevestigen. 257. Als er bloed vloeit: evenveel. 258. Losgebroken en er uit gekomen botsplinters 12 schilling. P.M. Misschien van het schaambeen, al zou ik dat niet meer tot het geslacht rekenen. 259. Bloed uit de testikels zelf gelopen 12 schilling, met een eed. 260. Gaat de wond binnen het lichaam door vier lichaams vliezen [of de huid gegaan] voor elk 12 schilling, en er een eed op te doen. 261. Is het verwekken van kinderen door de verwonding minder geworden, dan zal men dit ook als de vorige rekenen, met een eed voor de rechtbank te zweren. 263.* geplaatst voor 262. Als de pisbuis door de slag geraakt [vernield] is: honderd schilling. Met een eed. Men zal deze wonden zowel bij mannen als vrouwen in de berekening meenemen. lom ben. 262. Is thet ben lom fonter dede.sa scelma scriwa thet alto lomma. 263 *zie na 261. 264. Istio dede buppa itta hwerfta on tha bene kemen, and thet a olinga fonter dede alle lom se Sa is thio hageste lemethe.c. scll. 265. Itta knibola XXXVI scill. 266. Itter fot wirst. XXIIIJ scill. 267. Tha thrina lithsmelinga alsa fule. sa thio lemethe. 268. Senter thria lithe bi letzen alsa fule. 269. Kraweth thet ben up.and hit kortere se. aller ec sa fule. 270. Onta bene aller ec lith ther lom is met [ ] ethe to haldan. 271. Smelinga. and growinga. bute ethe. ther umbe it siuunlic is 272. Istio dede etta kni e kemen. and thet ben kortera se. Jefta strichalt. sa scelma the lemethe scriwa bi.c. scill met ene ethe. 273. tha smelinga xxxvi scill. 274. Tha stiwanga alsa fule. 275. And thio kertinge alsa fule. and thera aller ec mith ene ethe to haliane. bi halva tha smelinge. 276. Sa thio dede is e kemen itter fotwirst. Jefta up thene fot. sa isti onkeme XIJ scill. 277. Thria helpdolch alsa fule mith ene ethe to haliane. 278. Thria sina wert XIJ scill.mith [ ] ethe. 279. Thria bene bretzen ande tha ut fleten aider.xij.scill. Mith ene ethe to haliane. 280. Hete and kelde.x. scill. 281. Abel and incepta.x. scill.

282. Sen ther sex ur meta XVIJ. scill. 283. Ist bensetich.x. scill. 284. Jef thi fot hangat. thet hat strichalt. sa istio bote. C. scill. 285. And tha smelinga XXXVI scill. 286. Stiwanda alsa fule. Lemethe and stiwinga aider mithe ene ethe to halian. lam been 262. Is het been door de verwonding verlamd, dan zal men het [als geheel] lam noteren. 263. * Verplaatst en achter 261 gezet. 264. Is de wonde boven in het been in het spiersysteem gemaakt en is gedurende de tijd daarna het been geheel verlamd, dan is de boete voor de zwaarste verlamming 100 schilling. 265. De boete voor de verlamming vanaf de knieschijf naar beneden is 36 schilling. 266. Van de enkel naar beneden 24 schilling. 267. Tot op drie plaatsen het weefsel afgestorven, evenveel als de verlamming. 268. Zijn de drie geledingen in het been vast komen te zitten evenveel. 269. Als een been zich kromt zodat het korter wordt: voor beide even veel. 270. Om de boete te krijgen voor elk verlamd deel van het been, moet er een eed op gedaan worden. 271. Afstervingen en [ook] verdikkingen, zonder eed omdat het zichtbaar is. 272. Is de verwonding in de knie ontstaan en is het been korter of lam, zodat de voet gaat slepen dan zal men de verlamming op 100 schilling stellen, met een eed. 273. Weefsel afsterving 36 schilling. 274. Stijf geworden: evenveel. 275. En het korter worden van het been evenveel, en elk van deze eisen om compensatie* met een eed voor het gerecht af te leggen. Op de versmalling door het afsterven van weefsel na. P.M. Ik gebruik hier het woord compensatie in navolging van Nijdam. De gewonde komt immers naar het gerecht om compensatie van de geleden schade aan het lichaam. In Sjölins vertaling staat telkens boete vordering. Zie bij andere vertalingen. De boete is wegens de verstoring van de rust of de openbare orde en komt aan de Rechtbank. Het zoengeld of compensatie is voor het slachtoffer. Er is ook nog de meitele dat is wanneer het slachtoffer overleden is, het deel dat de nabestaanden krijgen is meitele, soms ook maagzoen genoemd. 276. Als de verwonding aan de enkel of het voetgewricht is toegebracht is de boete voor het indringen van het wapen 12 schilling. 277. (Tot) drie zweren bij het genezen, evenveel, met een eed te zweren. 278. Drie beschadigde pezen 12 schilling, met een eed voor het gerecht af te leggen. 279. Tot drie losse botsplinters naar buiten gekomen: elk 12 schilling. 280. Geen gevoel meer voor hitte en koude: 10 schilling. 281. Verhoogd littekenweefsel en diepe insneden die weer dichtgegroeid zijn 10 schilling. 282. Zijn er wonden gemaakt tot zes ( palm, dan per palm) 17 schilling. 283. Gaat de wonde tot op het bot, 10 schilling. 284. Als de voet gaat hangen, een vorm van lamheid, zodat deze sleept, dan is de boete 100 schilling. 285. En het verschrompelen van weefsel : 36 schillingen. 286. Een stijf geworden been: (voet?) evenveel. Verlamming en stijf worden moet men elk met een eed bevestigen voor de rechtbank. tan. 287. Aller ec tan XXXVJ scill.and aller ec mith ene ethe. 288. Isti slec up tha tana e kemen. Hu monge the ove sent. Aller ec feritste lith twa enza.and.v. merc. Thet is XJ-te half scill. 289. Thet midliste XXXVJ scill.