Leerzame afgebrande boerderijen Jeroen Flamman Experimenten Op 31 mei 1995 brandde in het archeologisch themapark Archeon twee constructies van prehistorische boerderijen af. De brand was vermoedelijk veroorzaakt door jeugdige bezoekers van het park. Binnen anderhalf uur gingen de gebouwen, waar vele mensen aan gebouwd en in gewerkt hebben, geheel verloren. Voor de experimenteel archeologen was deze brand een geluk bij een ongeluk. Het afbranden van de twee boerderijen was een onaangekondigd experiment hetgeen niet alle dagen plaats vindt of uitgevoerd kan worden. De medewerkers van het Centrum voor Experimentele Archeologie van Archeon en archeologen van het Instituut voor Pre- en Protohistorische Archeologie van de Universiteit van Amsterdam zijn direct in de dagen volgend op de brand, bezig geweest met een uitvoerige documentatie. Zeker omdat ook tijdens het afbranden van de huizen er diverse waarnemingen zijn gedaan en de schrijver van dit artikel ook bij de bouw van de huizen betrokken is geweest, kon van de meeste voorwerpen en verbrande onderdelen van het huis aangegeven worden waar zij vandaan kwamen. De bouw van de boerderijen is gebaseerd op de opgravingsplattegronden van Band-keramische huizen (ca. 5000 v. Chr.) uit Zuid-Limburg. De boerderijen zijn in het najaar van 1993 en voorjaar van 1994 gebouwd. Bij de bouw zijn verschillende materialen en verbin-dingen gebruikt. Na het afbranden van de huizen zijn deze verschillen ook nog terug te vinden. In dit artikel komen de verschillen en de overeenkomsten na het afbranden van de huizen aan bod. Het dak van Stein 29 was samengesteld uit meerdere onderdelen. De sporen, de dakdragende stammetjes die van de nok naar beneden liggen, bestonden niet uit één, maar uit twee stukken. De sporen van de nok naar de zijplaten haakten aan elkaar en hangen over de nokbalk. De sporen van de zijplaat naar de wand steunden ieder op een wandpaal. Op de sporen waren met behulp van wilgentenen de riet latten vastgeknoopt. Het stro was met de halmen naar beneden hangend door middel van een knijplat en wilgentenen op de riet -latten gebonden. De nokafwerking bestond uit een bundel rechtopstaand stro, waarin van boven af een dikke laag leem was gesmeerd (afbeelding 2). Afb. 2. Dwarsdoorsnede door constructie Stein 29 Huizen Het eerste huis dat afbrandde was dat uit Stein, huis nummer 29. Het huis had een lengte van ca. 32 meter en een breedte variërend tussen de 6.00 en 7.50 meter (afbeelding 1). De wanden van de huizen waren geheel van hout. Tussen de wandpalen, gespleten eiken stammen, waren liggende en staande planken aangebracht. Ook de planken waren door middel van splijten gemaakt. De wand had een hoogte van ongeveer 1.50 meter. Afb. 1. Opgravingsplattegrond Stein 29 Afb. 3. Opgravingsplattegrond van JK 13 3
Het tweede huis dat afbrandde was het huis dat gebaseerd was op de plattegrond van de opgraving te Geleen-Janskamperveld (JK), huis nummer 13. Dit huis was kleiner dan Stein 29, namelijk 21.60 meter lang en 5.00 tot 5.20 meter breed (afbeelding 3). De wanden waren gemaakt van vlechtwerk, afgesmeerd met leem, een mengsel van löss en stro. De hoogte van de wanden variëerde tussen de 1.50 en 1.80 meter. De constructie van het dak van JK 13 was ook anders dan dat van Stein 29. De sporen laggen bij JK 13 van de nok naar de wandplaat. Op de nok haakten de sporen in elkaar, net zoals bij Stein 29. De verdere opbouw van het dak was gelijk aan die van Stein 29; op de sporen waren riet latten vastgeknoopt, op de riet latten was het stro met behulp van knijplatten en wilgentenen vastgebonden, de nok was afgewerkt met leem (afbeelding 4). Afb. 4. Dwarsdoorsnede door constructie JK 13 De brand op 31 mei Het was de 31ste mei een zonnige, warme dag met af en toe een wolk. Er stond een vrij stevige westenwind, windkracht 4 à 5. Op het moment dat de brand uitbrak, waren er ruim honderd bezoekers in de directe omgeving van de boerderijen. Het vuur is aan de buitenzijde van Stein 29, op de westhoek van het dak, begonnen. Het werd pas enkele minuten later aan de binnenzijde van het dak als eerste opgemerkt. Door de heersende windrichting zijn de vlammen over het strodak heen geblazen. Na 15 minuten stond het gehele dak in brand. Door de extreme hitte was de boerderij niet dichter te naderen dan ca. 30 meter. Door deze extreme hitte en de rondvliegende brandende strodelen vat ook JK 13 vlam. Ook daar brandde het gehele dak binnen 15 minuten totaal af. De brandende daken stortten deels in de huizen en in de daarop volgende 30 minuten was er een fel vuur waarbij de wanden en het interieur verbrandden. Daarna brandde en smeulde alles na. Een derde huis vatte ook vlam, echter door ingrijpen van de reeds gearriveerde brandweer verbrandde bij dit huis alleen de nok. Na anderhalf uur was de belangrijkste schade aangericht. Vervolgens liet men het vuur nog een half uur branden en smeulen. Daarna is de brandweer begonnen met het nablussen. Bij JK 13 is er vrij grof gespoten, bij Stein 29 is er, op verzoek van de experimenteel archeologen, heel voorzichtig in sproeistand gespoten. Afbeelding 5a geeft een beeld van de boerderij, één dag na de brand. De huizen na het vuur Het verbranden en in elkaar storten van de boerderijen leverde interessante informatie op. Door de verbrande resten van een constructieonderdeel van het ene huis met het andere huis te vergelijken is er getracht een oorzaak en resultaat aan te tonen tussen de constructiewijze en het verbranden van een bouwelement. Ieder bouwelement stort door de brand mogelijk op een eigen manier ineen. Het dak Door het branden van het stro brandden ook de verbindingen door waarmee het stro op de riet latten gebonden zit. Het brandende stro gleed daardoor, inclusief de riet - en knijplatten, langs de sporen naar beneden. Door de wind viel het stro met verschillende verhoudingen langs de wand. Aan de oostzijde van de boerderij was de verdeling binnen : buiten het huis ongeveer 50 % : 50 %. Aan de westzijde werd de verdeling, beïnvloed door de wind, binnen : buiten het huis ongeveer 70 % : 30 % (afbeelding 6). 4
het stro zijn geheel verbrand. Op de vloer in het huis is geen enkele verband tussen de bouwelementen en het dak teruggevonden. Afb. 5a. Constructie Stein 29, één dag na de brand Afb. 5b. Constructie Stein 29, twee jaar na de brand De nokafwerking van beide huizen was gedaan met behulp van leem. Bij de brand is deze leem gebakken en door invloed van de wind scheef naar beneden gevallen. In het oostelijke deel van het huis lag over de gehele lengte een extra laagje gebrande leem. Bij beide huizen zijn deze waarnemingen gedaan. Het verschil in het ineen storten van de huizen, met name de daken, wordt veroorzaakt door de sporen. Bij Stein 29 zijn tweedelige sporen voor het dak gebruikt. Als gevolg van het doorbranden van de verbindingen vielen deze recht naar beneden in het huis, met nagenoeg dezelfde oriëntatie als zij op het dak waren bevestigd (afbeelding 7a). De sporen van JK 13 bestonden uit één stuk. Door het zwaardere gewicht aan de nokzijde van de spoor zijn deze na het doorbranden van de verbinding over de platen omgeslagen (afbeelding 7b). De delen die eerst bij de nok verbonden lagen, liggen nu tegen de wand. Dit is bij diverse sporen geconstateerd. Andere sporen bleven liggen of zijn over de wand tot buiten het huis gegleden. Van de gehele dakconstructie was uiteindelijk niet meer over dan de enkele nokbalken, zijplaten en een paar sporen. De riet latten en De wand Omdat er een aanzienlijk verschil is in de constructiewijze van de wanden van de boerderijen, is er ook een duidelijk verschil in de restanten. Bij beide huizen is het brandende stro rond de wanden gevallen, waardoor er geruime tijd een fel vuur direct om de wanden woedde. Bij JK 13 brandde de staanders slechts licht en door de extreme hitte van het vuur werd het leem van de wanden gebakken. Echter ondanks de hoge temperatuur gedurende drie kwartier is alleen de buitenste 2 à 3 millimeter gebakken. Daaronder is de leem alleen goed gedroogd. Deze waarneming van slechts enkele millimeters van verbrande leem is ook bekend uit het experimenteel archeologisch centrum te Lejre, Denemarken, alwaar men een huis als experiment liet afbranden (J. Coles (1973) Archaeology by experiment. London, England). De wand van Stein 29 is gemaakt van houten staanders en planken. De wand brandde bijna tot de grond toe af. Slechts enkele staanders en staande planken aan de westzijde van de boerderij bleven gedeeltelijk gespaard. Omdat de wind uit het westen kwam, werden de vlammen richting het oosten gedreven en verbrandden de staanders en de planken minder. Bij de bouw van de wand was er in de kieren tussen de planken wol vermengd met leem als breeuwsel gestopt. Deze leem is goed gebakken en in grote hoeveelheden bij de restanten van de wand teruggevonden. Afb. 6. De verdeling van het afschuivende stro De vloer en de objecten De ruïne van Stein is na de brand nauwkeurig ingemeten en opgetekend. Hierbij is ook speciaal aandacht besteed aan de lemen vloer en de prehistorische objecten die in het zuidelijk 5
groene erwten en bonen, geheel verkoold. Van een dissel van basalt is de steel totaal verbrand. De dissel zelf is onbruikbaar bescha-digd. Een maalsteen van Eifel-basaltlava is door de hitte in een aantal grote en kleine stukken gebarsten (afbeelding 9a). Enkele stukken laggen er vlak naast. Afb. 7a. Instortende sporen bij Stein 29 Afb. 7b. Instortende sporen bij JK 13 deel stonden en niet op tijd weggehaald konden worden. De leemvloer Tijdens het onderzoek is er een relatie vastgesteld tussen de dikte van de verbrande leemvloer en de beginlocatie van het vuur en de windrichting. Het vuur begon in de noordwestpunt van de boerderij. Hier is de verbrande laag vrij dun. Naar mate men naar het zuidoosten van de boerderij gaat is de verbrande leemlaag steeds dikker. Vermoedelijk komt dit omdat de hitte gedurende de brand naar het zuidoosten werd geblazen en het vuur en de warmte uiteindelijk in het zuidoostelijk deel langer uitwerking op de vloer hebben gehad. De objecten In het zuidoostelijke deel stond de inventaris van de boerderij. Deze bestond zowel uit gebruiksvoorwerpen als meubilair. Bij de brand zijn veel voorwerpen door het vuur aangetast. De houten banken, gekliefde balken op stammetjes, stonden nog steeds om de vuurplaats (afbeelding 8a). In de vuurplaats stonden enkele aardewerken kommetjes, allen extra gebakken, maar de kookstenen die er naast lagen zijn in tientallen stukken uit elkaar gesprongen. Van een voorraadpot is de inhoud, Na twee jaar In de bijna twee jaar na de brand is de locatie steeds goed in de gaten gehouden en zijn de veranderingen genoteerd. In het eerste halfjaar groeide er niets, behalve op de plek waar de verbrande vloer was beschadigd, omdat er bijvoorbeeld gegraven was. Liet men in eerste instantie nog alles liggen voor het experimentele onderzoek, gaande het tweede jaar haalde men er hout en houtskool weg voor andere vuren op de Bandkeramiek-locatie. Op deze wijze verdwenen er ook enkele voorwerpen. Ook raakte de locatie meer en meer begroeid (afbeelding 5b). In juli 1997 is er wederom een opname van de ruïne van Stein 29 gemaakt. Bij dit onderzoek zijn de tekeningen van 1995 vergeleken met de situatie op dat moment. Eén van de constateringen was dat van het verbrande oppervlak niets meer te zien was. Inmiddels was de hele vloer dicht begroeid en was al het verbrande leem tot fijne brokjes vertrapt (afbeelding 8b). Daarnaast waren diverse wandpalen afgebroken en in het huis gegooid. Ook de balken en stammetjes van onder andere de banken lagen niet meer op dezelfde plek. Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat deze van hun plaats zijn (weg)gerold. De maalsteen was nu over een gebied van enkele vierkante meters verspreid (afbeelding 9b) Afb. 8a. Verbrande vloer, haardplaats en bankjes Stein 29, één dag na de brand 6
afbranden moet men er dus voor zorgen dat de huizen goed zijn gedocumenteerd. Nadien kan het een stuk moeilijker worden. Afb. 8b. Verbrande vloer, haardplaats en bankjes Stein 29, twee jaar na de brand Conclusie Wat kunnen we nu eigenlijk leren van deze verbrande huizen? Kunnen we er überhaupt iets van leren dat bruikbaar is voor de archeologie? Het experimenteel afbranden van een huis is sterk afhankelijk van diverse variabelen, zoals brandbaar materiaal, wind, weer, plaats van aansteken, etc. Natuurlijk is het ook direct gelieerd aan de diverse variabelen die bepalend zijn voor de bouw van een huis. Zoals al duidelijk is, leveren verschillende verbindingstechnieken meteen verschillen bij het instorten van een brandend huis. Er zal nooit een standaard manier van afbranden van huizen bestaan. Het afbranden zal hooguit voor enkele losse fenomenen en constructiewijzen een idee opleveren. Een controle en vergelijk met de archeologische gegevens, het belangrijke terugkoppelmoment van een experiment, is (vaak) niet mogelijk. Kortom, het afbranden van een huis is een experiment dat je of per ongeluk overkomt of dat niet geheel gecontroleerd kan worden. Voor het geval van per ongeluk Afb. 9a. Kapotte maalsteen in Stein 29, één dag na de brand Afb. 9b. Kapotte maalsteen Stein 29, twee jaar na de brand 7