Standmelder Type 4748



Vergelijkbare documenten
Elektrische of pneumatische eindschakelaar type Fig. 1 Eindschakelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8365 NL

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatische draaiaandrijving Type 3278

Magneetventielen type 3963

Model 42 Verschildrukregelaar (sluitend) Type type Type A type A Type B type B

Model 240 Pneumatisch open-/dicht-regelventiel Type 3351

Pneumatisch regelventiel type 3335/3278 Pneumatisch regelventiel type

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 2183 NL. Veiligheidstemperatuurbewaking (STW) met veiligheidsthermostaat type 2403 K

Uitvoeringen. Bijbehorende overzichtsblad T 5800 Bijbehorende typebladen aandrijvingen T 8340, T 8331 T , T 5857, T 5824, T 5840

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatische aandrijvingen 1000, 1400, 2800 en 2 x 2800 cm² Type 3271

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8091 NL. Pneumatisch regelventiel Type en type Fig. 1 Pneumatische regelventielen

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 5801 NL. Elektrische aandrijving Type 5801 (draaiaandrijving) Type 5802 (slagaandrijving)

Elektrische aandrijving. type 5822, veerkoppeling. Type 5821, 5822, veer-koppeling. Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 5821/5822 NL

Systeem 6000 Elektro-pneumatische omvormer voor gelijkstroomsignalen i/p-signaalomvormer Type 6102 Type 5288

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL. Elektropneumatische klepstandsteller Type Vertaling van het originele document.

Veiligheidsafsluitventiel met drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8048 NL. Pneumatisch regelventiel Type en type

Model 250 Pneumatisch regelventiel Type en

Overstortventiel Type Fig. 1 Overstortventiel type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Product information Scheidingsversterkers en Beveiliging

Eindschakelaar type 3776

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8385 NL. Pneumatische klepstandsteller Elektropneumatische klepstandsteller Type 3760

Inductieve eindschakelaar Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8356 NL

Verschildrukregelaar Type 45-1 Type 45-2 Type 45-3 Type Fig. 1 Type Fig. 2 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 3124 NL

Temperatuurregelaar zonder hulpenergie Model 43 Temperatuurregelaar type 43-1 type 43-2

Drukreduceer Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Pneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380

Drukregelaar type voor verhoogde luchtcapaciteit. Afb. 1 Drukregelaar type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Drukregelaar type 4708

Reduceerventiel voor stoom type 39-2

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

Inbouw- en bedieningshandleiding EB Pneumatisch regelventiel Type en type Type Type

Elektrohydraulische aandrijving Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8340 NL

Elektrische regelventielen typen 3213/5821, 3214/5821, Elektrische regelventielen met veiligheidsfunctie typen 3213/5822, 3214/5822,

Elektropneumatische klepstandsteller Type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 34456

PROFIBUS-PA klepstandsteller Type 3785

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina:

Aanvullende handleiding. Connector Harting HAN 7D. Voor continu metende sensoren. Document ID: 34457

Montage- en gebruiksaanwijzing

Aanvullende handleiding. Connector M12 x 1. voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30382

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

Product information. Procesdruk. Procesdrukmeetversterker VEGABAR 14 VEGABAR 17. Document ID: 37527

ASZ... Potentiometers. Building Technologies Division. ASZxx.3x

GESTRA. GESTRA Steam Systems NRG Montagehandleiding GESTRA Niveau-elektrode NRG 26-21

Elektropneumatische klepstandsteller type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Bedieningshandleiding. Vloerverwarmingsthermostaat

1. Videoschakelaar. De videoschakelaar bestaat uit een centrale en schakelunit.

Aanvullende handleiding. Connector M12 x 1. Voor continu metende sensoren. Document ID: 30377

Bestnr Module SMD- Servotester

Pneumatisch regelventiel Type en type

Pneumatische stoomomvormer Type en type Type en type Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8251 NL

Aanvullende handleiding. VEGADIS-adapter. Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor. Document ID: 45250

ML7420A/ML7425A,B. Electrische servomotoren voor lineaire afsluiters KENMERKEN TECHNISCHE GEGEVENS TOEPASSING PRODUCTINFORMATIE

Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8546 NL. Drukregelaar type Type op klepstandsteller Type met filterhuis

Montage- en bedieningshandleiding. Huisstation opbouw Vrij spreken

Beschrijving: SAM 8.1/2 Tl.Nr.: HOL

Selectie en toepassing

Bedieningshandleiding. Netgelijkrichter 24 V, 5 A met UPS Oproepsysteem 834

Driewegkranen PN10 met buitendraad

PROFIBUS klepstandsteller Type 3785 PA-apparaatprofiel versie 3.0. Fig. 1 Type Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB NL

Flamco. Automaat voor drukverzorging Ontluchten Bijvullen D1/D2. Installatie- en bedieningsvoorschrift. 2002, Flamco

Elektrische Spanning. Vermogen

Montage- en gebruikershandleiding

Binnenontvanger verlichting RTS - opbouw. Installatiehandleiding

Typeoverzicht. Technische gegevens

ABB i-bus KNX Magneetcontact EnOcean, 868 MHz MKE/A , 2CDG R0011

Magneetklep DN15 t/m DN150

Analoog - signaalconverter

Gebruiksaanwijzing ST6/8 regeling.

In-/uitvoermodule BMF400

Overstortventiel type 2114/2418

DEUR BESTURING, TYPE: TS971

Vertaling van het originele document. Een nieuwe versie van het originele document is beschikbaar.

Inbouw- en Bedieningshandleiding EB NL. Model 3730 Elektropneumatische klepstandsteller type Vertaling van het originele document.

Elektrische servomotoren

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing HN-schakelaar NRS 2-4

AK 45 Gebruiksaanwijzing

PACK TYXIA 541 et 546

Typeoverzicht. R B2 nl wijzigingen voorbehouden 1

MONTAGE & INSTALL ATIE. MultifunctioneleBUVA. Ergo-Motion MFB. besturingsmodule

Drukregelaar zonder hulpenergie Universele drukreduceer type 41-23

PS40 spanningsbron P/N B Inleiding. 2. Veiligheid. PS40 spanningsbron 1. - Dutch -

Aanwijzingen bij het technisch gegevensblad, veiligheidsaanwijzingen, gekwalificeerd geschoold personeel pagina 2

URN 1. Gebruiksaanwijzing Stroomomvormer URN 1

Model 240 Pneumatisch regelventiel type en type Doorgangsventiel type 3241

Installatiehandleiding Sensa Verticaal

ML7421A,B. Electrische servomotoren KENMERKEN TECHNISCHE GEGEVENS TOEPASSING PRODUCTINFORMATIE. Dit product voldoet aan de vereisten van

AEL6 Intelligente elektrische servomotoren voor regelkleppen DN15 - DN100

HANDLEIDING WINDMETER IED SAG-105WR (10/2009)

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina:

1 Veiligheidsinstructies

Drukmeetomvormer voor hoge mediumtemperaturen JUMO dtrans p31 Type

Het typenummer is te vinden op de identificatiesticker aan de onderzijde van het product.

CrossMaster BrightButton de líchtgevende drukknop

AEL5 Elektrische Servomotoren voor regelkleppen DN15 - DN100

Adapter voor KNX en relais

NRGT 26-1 NRGT 26-1 S. Gebruiksaanwijzing Niveau-elektrode NRGT 26-1, NRGT 26-1 S

Transcriptie:

Standmelder Type 4748 Fig. 1 Type 4748 1. Constructie en werking De standmelder type 4748 is bedoeld voor het toekennen van de ventielstand (slag) aan een analoog uitgangssignaal van 4...20 ma. Wanneer het uitgangssignaal bijv. naar een display wordt verstuurd, dan is controle van de momentele stand direct mogelijk. De standmelder wordt aangebouwd op pneumatische regelventielen. Directe aanbouw is mogelijk of in combinatie met klepstandsteller type 4763 en type 4765 op het regelventiel. Uitgave juni 1997 Inbouw- en bedieningsvoorschrift EB 8363 NL

De slag van het regelventiel wordt als draaibeweging via de stift (1.1) en de hefboom (1) naar het magneetsysteem (2) van de standmelder overgedragen. Daardoor verandert het magneetveld en dus de spanning in de volgens het HALL-effect werkende sensor (2). De nageschakelde elektronica vormt deze spanning om in een stroomsignaal van 4...20 ma. Voor de instelling van het nulpunt en het bereik beschikt de standmelder over 4 microschakelaars voor de voorinstelling en 2 potentiometers voor de fijninregeling. Via een 180 verdraaibare connector kan de uitgangskarakteristiek van de standmelder worden omgedraaid. Daardoor kan de gesloten stand naar keuze worden gesignaleerd door de waarde 4 ma of 20 ma. 1 1.1 2 2.1 20 Slag 1 Hefboom voor ventielslag 1.1 Overdrachtsstift 2 Magneetsysteem 2.1 Sensor met temperatuurmeetweerstand 3 Meetversterker 4 Schakelaar en potmeter voor grof en fijninregeling ZERO 5 Schakelaar en potmeter voor grof- en fijninregeling SPAN 6 Eindtrap 7 Constante spanningsbron 8 Constante stroombron 8 7 2.1 3 4 5 6 Slag Zero Span Fig. 2 Schema + _ 24 V A 2

1.1 Technische gegevens Type 4748-0 4748-1 Uitgangssignaal 2-draadstechniek 4... 20 ma Toelaatbare belasting US 12 V R B = 20 ma Uitgangscircuit Intrinsiekveilig Voeding 2-draads 24 V Overdrachtsgedrag Spanningsbereik 12...45 V Voor aansluiting op intrinsiekveilige circuits met max. waarden U 0 = 25 V, I K = 100 ma, P = 0,8 W (effectieve interne inductiviteit en capaciteit zijn verwaarloosbaar klein) 1) Karakteristiek: Uitgang lineair met ingang Afwijking: 1 % 2) Hysterese 0,6 % 3) Aanspreekbereik 0,1 % Invloed hulpenergie 0,1 % bij spanningsvariaties binnen de opgegeven grenzen HF- invloed 1 %, f = 150 MHz, 1 W zendvermogen, 0,5 m afstand Invloed belasting 0,1 % Toelaatbare omgevingstemperatuur 20...+70 C max. 60 C, temperatuurklasse T6 Invloed omgevingstemperatuur 0,3 %/10 K op aanvangs- en eindwaarde bereik 2) Rimpelspanning uitgangssignaal 0,3 % Slagbereiken min./max. 1 KSS-aanbouw 4763/4765: 7...60 mm 2 Hefboom I: 7...60 mm Hefboom II: >60...103 mm (tot 120 mm op aanvraag) Materialen Behuizing: gietaluminium, kunststof gecoat Externe onderdelen: WN 1.4571, Al-zwart geëloxeerd Gewicht ca. 0,7 kg Beschermingsklasse Bij directe aanbouw IP 65 bij KSS-aanbouw IP 54 (op aanvraag IP 65), zie EB 8363 1) Bijv. SAMSOMATIC-voedingscheider type 994-0103-cs-412 of gelijkstroomscheider type 994-0103-cmc-0303-5 2) Bij max. slag 100 % = 32 draaihoek 3) Bij min. slag 100 % = 8 draaihoek 4) Zie samenstelling PTB-certificaten 3

2. Aanbouw Afhankelijk van het slagbereik van het regelventiel bij directe aanbouw of bij klepstandstelleraanbouw heeft de standmelder de beschikking over verschillende hefbomen (1) met bijbehorende bevestigingsonderdelen: Hefboom voor aanbouw op klepstandsteller incl. tussenstuk pos. 31 volgens fig. 5 Bestelnr. 1400-6710, Hefboom I (157 mm) voor directe aanbouw Bestelnr. 1400-6711 en Hefboom II (210 mm) voor directe aanbouw Bestelnr. 1400-6712. De betreffende hefboom moet voor de aanbouw van de standmelder worden gemonteerd aan het regelventiel. Schuif daarvoor de klemplaat (1.2) over de hefboom (1) en steek beide samen op de sensoras; aansluitend de bevestigingsschroef vastdraaien, de meegeleverde stift (1.1) met moeren (22) en ringen in de uitsparing van de hefboom bevestigen. Wanneer de stift (1.1) in uitzonderingsgevallen aan de plaat (20) moet worden bevestigd, dan moet de beugel (bestelnr. 0300-0969) op de hefboom worden geschoven. De beugel klemt dan de stift in het sleufgat van de hefboom. Opgelet: bij deze opstelling moet rekening worden gehouden met een lineariteitsfout van max. 1,6%. Bij directe aanbouw de korte stift (1.3) in het gat van de klepstandstellerhefboom plaatsen. 2.1 Aanbouw aan regelventiel Voor de aanbouw van de standmelder aan ventielen in gietjukuitvoering is een aanbouwset bestelnr. 1400-5745 nodig. Bij ventielen in stanguitvoering (stang Ø 18 t/m 32 mm) is bovendien de aanbouwset bestelnr. 1400-5342 nodig, welke naast de onderdelen van de voornoemde aanbouwset ook nog een drager (28) bevat. Bij aanbouw van de standmelder aan ventielen vanaf DN 150 (model 240 en 250) moet volgens tekeningnummer1.070-6002 Q te werk worden gegaan. 4 Het apparaat heeft beschermingsklasse IP65. Uit de aanbouwset de ronde afdichting 8 x 1,5 mm onder de ring (29) plaatsen. 2.1.1 Aanbouw aan ventiel in gietjukuitvoering (fig. 3) Plaat (20) met schroeven (21) aan de koppeling (24) van het ventiel schroeven. Deksel van de standmelder afschroeven en het instrument met de bevestigingsschroef (11) en ring (29) van het ventiel bevestigen. Let erop dat de stift (1.1) door de spang van plaat (20) hier tegenaan is geklemd. Belangrijk: Aanbouw kan links of rechts aan het ventiel worden uitgevoerd, zie ook tabel in hoofdstuk 4. 2.1.2 Aanbouw aan ventiel in stanguitvoering (fig. 4) Plaat (20) met schroeven (21) op de slagindicatie 924) van de klepstang schroeven. De drager (28) en de spanplaat (26) op de stang (27) plaatsen en licht vastdraaien. Drager verschuiven, tot bij de halve ventielslag het midden van de plaat (20) en de drager (28) in lijn liggen en de hefboom (1) horizontaal staat. Drager en spanplaat vastschroeven. Standmelder tegen drager plaatsen; let erop dat de stift (1.1) door de spang van de plaat (20) wordt geleid. Standmelder met bevestigingsschroef (11) en ring (29) vastschroeven. Belangrijk: bij aanbouw links op het ventiel (gezien op plaat (20), aandrijving boven) moet de stift (1.1) aan de onderzijde van de plaat aanliggen, en bij aanbouw rechts aan de bovenzijde. 2.2 Aanbouw op klepstandsteller Ga als volgt te werk voor aanbouw van de standmelder met korte hefboom aan de klepstandsteller type 4765 en type 4763: O-ringafdichting (30) links en rechts in het tussenstuk (31) plaatsen. De beide cilinderschroeven (33) door de standmelder en het tussenstuk steken en op de klepstandsteller plaatsen. Moeren (32) in het huis van de klepstandsteller plaatsen en de cilinderschroeven (33) vastschroeven. Stift (1.3) met de moeren (22) zodanig aan de hefboom (1) van de

klepstandsteller bevestigen, dat de korte hefboom van de standmelder is gekoppeld. De apparatuur heeft beschermingsklasse IP54. Daarvoor de pluggen uit het deksel van de klepstandsteller en het deksel van de standmelder vervangen. Voor IP 65: op de standmelder de ontluchting vervangen door filter (bestelnr. 8504-0666). 2.3 Deksel behuizing Na aanbouw van de standmelder moet erop worden gelet dat wanneer het ventiel is ingebouwd de ont- en beluchtingsplug op het huisdeksel naar beneden wijst. 11 29 1 1.2 22 1.1 2124 20 11 29 1.2 1 28 27 26 1.1 22 24 21 20 Fig. 3 Aanbouw bijv. model 240 Fig. 4 Aanbouw aan ventiel in stanguitvoering 12 1.3 1 22 Hefboom met veer 31 Doorsnede 30 A B 31 32 33 Fig. 5 Aanbouw met tussenstuk bijv. aan klepstandsteller type 4765 resp. 4763 5

3. Elektrische aansluiting Zie voor het aansluitschema figuur 6 resp. het opschrift op de printplaat. Ter controle van het uitgangssignaal bij de eindinregeling kan een ma-meetinstrument worden aangesloten over de klemmen 81 en 82. Tijdens deze controle moet de daar aanwezige steekbrug tijdelijk worden verwijderd. De standmelder is in 2-draadstechniek uitgevoerd. De voedingsspanning is over het algemeen 24 VDC. De spanning direct op de aansluitklemmen van de standmelder mag, rekening houdend met de kabelweerstanden, tussen min. 12 en max. 45 VDC liggen. Bij apparatuur voor explosiegevaarlijke omgeving moeten de bepalingen conform VDE 0165 worden aangehouden. 4. Bediening 4.1 Instelling van de standmelder 4.1.1 Werkingsrichting Voor een slag van 0...100T kan het terugmeldsignaal met de bijbehorende werkingsrichting (>> of <>) worden ingesteld op een bereik van 4 tot 20 ma of 20 tot 4 ma. Dit bereik is zowel afhankelijk van de aanbouwpositie (directe aanbouw links of rechts op het regelventiel resp. aanbouw op klepstandsteller) als ook van het type aandrijving (membraanstang door veerkracht ingaand of uitgaand). De gewenste werkingsrichting van het uitgangssignaal wordt via de 7-polige connector op de printplaat volgens de tabel hieronder bepaald en aangegeven door het connectorsymbool >> resp. <>. 81 82 31 32 + _ Meetinstrument Voor het omkeren van de werkingsrichting moet de connector worden losgetrokken en 180 verdraaid weer worden geplaatst. 4.2 Inregeling van nulpunt en bereik (fig. 7) Nulpunt (ZERO): het nulpunt wordt met de schakelaars 3 en 4 vooringesteld en fijn ingeregeld met de potentiometer ZERO. Deze is normaal gesproken gerelateerd aan de 4mA-waarde. Bereik (SPAN): Het bereik en daarmee de eindwaarde wordt met de schakelaars 1 en 2 vooringesteld en met de potentiometer SPAN fijningeregeld. Deze instelling heeft normaal gesproken betrekking op de 20 ma-waarde. Voorbeeld: Bij een regelventiel welke vanuit de gesloten stand (ventiel DICHT) naar de geopende stand (ventiel OPEN) wordt gebracht, moet het meldsignaal het bereik 4... 20 ma doorlopen. De standmelder is aan de linkerkant aangebouwd. + _ Voedingseenheid Fig. 6 Elektrische aansluiting 6 Aanbouwpositie aan regelventiel: op de plaat (20) gezien, aandrijving naar boven Directe aanbouw links en aanbouw aan klepstandsteller rechts Ventiel Werkingsrichting (connectorsymb.) Directe aanbouw rechts en aanbouw aan klepstandsteller links Werkingsrichting (connectorsymb.) Ventiel <> >> <> >> OPEN 20 ma 4 ma 4 ma 20 ma OPEN DICHT 4 ma 20 ma 20 ma 4 ma DICHT Hefboompositie Hefboompositie

Voor de instelling over de klemmen 31 en 32 een geschikte voeding aansluiten. Ter controle van het uitgangssignaal de steekbrug over de klemmen 81 en 82 verwijderen en een geschikt ma-meetinstrument aansluiten. Eerst voor de werkingsrichting de stand van de 7-polige connector vastleggen. Volgens de tabel moet het symbool voor bovengenoemd voorbeeld <> zijn. Wanneer dit niet het geval is, de connector losmaken en 180 verdraaid weer plaatsen. Nulpuntsinstelling Regelventiel via het ingangssignaal van de klepstandsteller naar de gesloten stand brengen (ventiel DICHT slag 0%) Aanwijzing op meetinstrument aflezen, deze moet ca. 4 ma bedragen. Bij kleine afwijkingen corrigeren met de potentiometer ZERO, tot de aanwijzing op 4 ma staat. Wanneer de afwijking te groot is, dan moeten de schakelaars 3 en 4 zodanig worden ingesteld, dat er een ma-waarde wordt aangewezen, welke in het stelbereik van de potentiometer ZERO ligt. Aansluitend het nulpunt met potentiometer ZERO op exact 4 ma instellen. Bereikinstelling Regelventiel via het ingangssignaal van de klepstandsteller in de eindstand brengen (ventiel OPEN slag 100 %). Aanwijzing van meetinstrument aflezen; deze moet ca. 20 ma bedragen. Bij kleine afwijkingen corrigeren met de potentiometer SPAN, tot de aanwijzing op 20 ma staat. Wanneer de afwijking te groot is, dan moeten de schakelaars 1 en 2 zodanig worden ingesteld, dat er een ma-waarde wordt aangewezen, welke in het stelbereik van de potentiometer SPAN ligt. Aansluitende de potentiometer SPAN verstellen, tot de aanwijzing exact 20 ma is. Omdat de nulpunts- en bereiksinstelling elkaar onderling beïnvloeden moet de correctie met de potmeters worden herhaal tot dat beide waarden kloppen. Fijninstelling ZERO SPAN SPAN ZERO Voorinstelling Connector voor werkingsrichting Fig. 7 Instellingen 7

5. PTB-certificaat voor type 4748-1. Technische wijzigingen, zonder voorafgaande aankondiging, voorbehouden. SAMSON REGELTECHNIEK B.V. Postbus 290 (Signaalrood 10) NL - 2700 AG ZOETERMEER Tel. 079-3610501 Fax. 079-3615930 EB 8363 NL