Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Tempus Fugit. Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap

Vergelijkbare documenten
Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Tempus Fugit. Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap

OVERZICHTSTABEL VERKORTE OPLEIDINGEN ZORGKUNDIGE IN DE CENTRA VOOR VOLWASSENENONDERWIJS OPLEIDINGSPROFIEL ZORGKUNDIGE 2011

OVERZICHTSTABEL VERKORTE OPLEIDINGEN ZORGKUNDIGE IN DE CENTRA VOOR VOLWASSENENONDERWIJS OPLEIDINGSPROFIEL ZORGKUNDIGE 2011

OVERZICHTSTABEL VERKORTE OPLEIDINGEN ZORGKUNDIGE IN DE CENTRA VOOR VOLWASSENENONDERWIJS OPLEIDINGSPROFIEL ZORGKUNDIGE 2011

OVERZICHTSTABEL VERKORTE OPLEIDINGEN ZORGKUNDIGE IN DE CENTRA VOOR VOLWASSENENONDERWIJS OPLEIDINGSPROFIEL ZORGKUNDIGE 2011

POM Limburg - ERSV Provincie Limburg Werkgoesting in de zorg Cultuurcentrum Hasselt, 25 maart 2010

Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Tempus Fugit. Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap

STEM monitor Juni 2016

Een zorgjob Ik ga ervoor! Boordtabellenset Lon Holtzer, zorgambassadeur, Vlaamse Overheid

Aan de verantwoordelijke beheersinstanties van de rusthuizen

Boordtabellenset Provincie Antwerpen

aantal zorg- STEM aantal lichte STEM

Tempus fugit. Een aggiornamento. van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap.

Vraag nr. 220 van 27 mei 2005 van mevrouw VERA JANS. het 7e specialisatiejaar Thuis- en Bejaardenzorg,

Boordtabellenset Lon Holtzer, zorgambassadeur, Vlaamse Overheid

Plus est en vous herbekeken

Tempus Fugit. Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap

Boordtabellenset Provincie West-Vlaanderen

Kan de minister voor de studierichting Bachelor in de Verpleegkunde volgende vragen beantwoorden.

Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ( )

Aandachtspunten schooljaar

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN. Buitengewoon lager onderwijs : Schoolbevolking naar type... 88

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Kwalificatiebewijs voor kinderbegeleider (gezinsopvang en groepsopvang) en voor verantwoordelijke van maximaal 18 opvangplaatsen

Aandachtspunten schooljaar

Boordtabellenset Lon Holtzer, zorgambassadeur, Vlaamse Overheid

afkortingen VGO Gesubsidieerd Vrij Onderwijs

Plus est en vous nogmaals. Lessen uit 10 jaar manpowerplanning voor de zorgsector voor verpleegkundigen en verzorgenden in Vlaanderen en België

TABELLEN. Blz. Blz. Deel 1. LEERLINGEN

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Onderwijs en vorming leerlingen. Streekpact Cijferanalyse

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

BASISONDERWIJS Leerlingen. ALGEMEEN Schoolbevolking. 1 Schoolbevolking in het Vlaams onderwijs. 2 Evolutie schoolbevolking per onderwijsniveau

Hoger onderwijs, lager onderwijs, schoolloopbaan, schoolse vertraging, secundair onderwijs, universitair onderwijs, watervalsysteem, zittenblijven

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Vroegtijdige schoolverlaters Inschrijvingen en kwalificaties in tweedekansleerwegen. Beleidsdomein Onderwijs en Vorming

TABELLEN. Deel 1. LEERLINGEN

Aanvraag tot vrijstelling van een of meerdere modules

Aanvraag tot vrijstelling van een of meerdere modules

ANTWOORD. Vraag nr. 572 van 1 september 2011 van KATHLEEN DECKX

Selectieprocedure voor de functie van Zorgkundige C1-C2 (m/v) ten behoeve van het woonzorgcentrum Sint-Gerardus van het OCMW van Menen

Publicatie KB omtrent zorgkundige

OVERZICHT. Inleiding... 4 Organisatie van het hoger onderwijs in Vlaanderen... 5 Tabel 1: Aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs...

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Onderwijs SAMENVATTING

Hoofdstuk 1. Gezinsopvang en groepsopvang

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Boordtabellenset Lon Holtzer, zorgambassadeur, Vlaamse Overheid

Vlaanderen is onderwijs & vorming. STEM monitor. juni 2016 DEPARTEMENT ONDERWIJS & VORMING.

OCMW-raad van maandag 17 september 2018.

Lerarentekort? Handvaten voor een berekeningsmodel. Wim Herremans Steunpunt Werk

nr. 131 van GRETE REMEN datum: 22 november 2016 aan HILDE CREVITS Opleiding logistiek - Initiatieven in functie van de marktvraag

Zending Studiebewijzen - Secundair

Gelet op het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 12;

Handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA tabellen

Vraag nr. 41 van 17 oktober 2012 van LODE VEREECK

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2008 Samenvatting. G. Van Landeghem & J.

ANTWOORD. Vraag nr. 483 van 5 april 2012 van GOEDELE VERMEIREN

Zorgopleidingen. Begeleider in de (buitenschoolse) kinderopvang Zorgkundige Kennismakingstraject gezinsopvang

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten en cursisten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

PERSONENZORG. Ingrid Molein, Eef Rombaut en Tine Van Severen. voor directies en leraren studiegebied Personenzorg UITNODIGING

Plus est en vous nogmaals. Lessen uit 15 jaar manpowerplanning voor de zorgsector voor verpleegkundigen en verzorgenden in Vlaanderen en België

2. Kan de minister voor de afgelopen drie schooljaren en referteperiodes de volgende gegevens verschaffen?

Bijna leerlingen en hun ouders kiezen voor katholiek basis- en secundair onderwijs

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Informatie over Leerlingenstromen UIT voor Provinciaal Technisch Instituut Roze 131 te EEKLO

Handleiding onderwijsvisitaties VLIR-VLHORA tabellen

DE JOBSTUDENTEN DIENEN AAN VOLGENDE VOORWAARDEN TE VOLDOEN: 2. Jobstudenten opvang moeten één van volgende kwalificatiebewijzen hebben:

VERZORGENDEN / ZORGKUNDIGEN

Oog voor kwaliteit in de Vlaamse kinderopvang: elke kinderbegeleider en elke verantwoordelijke gekwalificeerd

Voor wie is het leerkrediet (en dus deze folder)?

Leerlingenaantallen basis- en

Bekwaamheidsbewijzen ten minste bachelor + BPB

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de VDABopleiding tot verzorgende en zorgkundige

PERSONEELSDIENST ADMINISTRATIEF CENTRUM ANTWERPSESTEENWEG KAPELLEN

Rapport Problematische afwezigheden en definitieve uitsluiting

Doelgroepsimulatie: stand van zaken maart Huidige doelgroep: leerlingen en leraren (TTT) Extra doelgroepen?

Indicatoren van de ongekwalificeerde uitstroom Verwerking van de gegevens van 2005 en integratie van het modulair beroepsonderwijs

De planning van het medisch aanbod in België: artsen STATUSRAPPORT 2010

De ongekwalificeerde uitstroom Een geactualiseerde schatting

Secundair Onderwijs. Structuur van het rapport. De vraag naar leraren. Arbeidsmarktrapport Basisonderwijs Secundair onderwijs

Seminarie vroege schoolverlaters 11 mei 2011

Vergrijzing en ontgroening van de bevolking. Leeftijdspiramide van de bevolking in Vlaanderen op 31/12/2020, per leeftijdsgroep

Advies over de implementatie van ISCED 2011 in Vlaanderen

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Deel 8. internationale vergelijking

Vraag nr. 130 van 30 januari 2008 van JOHAN VERSTREKEN

Toelichting: Vroegtijdig schoolverlaten in het Vlaams secundair onderwijs naar vestigingsplaats en woonplaats

in Vlaams-Brabant en Brussel ( ) Het hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs

VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN IN HET VLAAMS SECUNDAIR ONDERWIJS

Deel 3 ONDERWIJSINSTELLINGEN

De CVO s (centra voor volwassenenonderwijs) organiseren opleidingen voor volwassenen.

Aanvraagformulier toelatingsprocedure Faculteit Theologie en Religiewetenschappen

Transcriptie:

Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Tempus Fugit. Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap Statistische bijlage en methodologische noten Prof. dr. Jozef Pacolet Joris Vanormelingen Annelies De Coninck Bijlage bij rapport nr 17 6 augustus 2015

Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Kapucijnenvoer 39 B-3000 Leuven Tel 0032 16 33 70 70 Fax 0032 16 33 69 22 E-mail: swvg@med kuleuven be Website: http://www steunpuntwvg be Publicatie nr 2014/01 SWVG-Rapport 17 Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Titel rapport: Tempus fugit: Een aggiornamento van toekomstverkenningen voor de zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap. Statistische bijlage en methodologische noten Promotor: Prof. dr. Jozef Pacolet 1 Onderzoekers: Prof. Dr. Jozef Pacolet, Joris Vanormelingen, Annelies De Coninck 2 Administratieve ondersteuning: Lut Van Hoof, Manuela Schröder Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar de bron No material may be made public without an explicit reference to the source Promotoren en Partners van het Steunpunt KU Leuven Prof dr Chantal Van Audenhove (Promotor-Coördinator), Lucas en ACHG Prof dr Johan Put, Instituut voor Sociaal recht Prof dr Karel Hoppenbrouwers, Dienst Jeugdgezondheidszorg Prof dr Koen Hermans, LUCAS, Centrum voor Zorgonderzoek en Consultancy Prof dr Jozef Pacolet, HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving UGent Prof dr Lea Maes, Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde Prof dr Lieven Annemans, Vakgroep Maatschappelijke Gezondheidskunde Prof dr Jan De Maeseneer, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg Prof dr Ilse De Bourdeaudhuij, Vakgroep Bewegings en Sportwetenschappen VUB Prof dr Johan Vanderfaeillie, Vakgroep Klinische en Levenslooppsychologie Thomas More Dr Peter De Graef, Vakgroep Toegepaste Psychologie 1 HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving, KU Leuven 2 HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving, KU Leuven

Inhoud Conventionele tekens 5 Lijst tabellen 7 Lijst figuren 11 bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context 13 bijlage 2 Instroom van zorgberoepen via het regulier onderwijs en volwassenenonderwijs, recente periode 1999-2014 en toekomstverkenning 2014-2059 25 bijlage 3 Bruto-en netto-instroom naar zorgdiploma, 1999-2014-2059 61 bijlage 4 Kalibratie van de cijfers rond 2012 naar het scharnierjaar 2014 69

Conventionele tekens n.b. n.i. Het gegeven is niet beschikbaar omdat de opleiding niet bestaat Het gegeven is niet ingevuld maar de opleiding bestaat wel 5

Lijst tabellen Figuur b1.1 Redeneerschema toekomstverkenningen Tempus Fugit: cijfervoorbeeld bachelor verpleegkunde ziekenhuissector 15 Tabel b1.1 Demografie, Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest (1980-2012: waarnemingen; 2013 2061: bevolkingsvooruitzichten) 18 Tabel b2.1 Evolutie van het (geschat) aantal eerstejaarsstudenten in de opleiding tot bachelor verpleegkunde, bachelor vroedkunde en HBO5-verpleegkundige in de Vlaamse Gemeenschap (1980 2013) 26 Tabel b2.2 Evolutie van het aantal afgeleverde diploma's (1ste en 2de)* in de opleiding tot bachelor verpleegkunde, bachelor vroedkunde en HBO5-verpleegkundige in de Vlaamse Gemeenschap (1970-2012) 27 Tabel b2.3 Aantal leerlingen in aantal BSO-opleidingen voorafgaand aan beroep van verzorgende, zorgkundige en begeleider kinderopvang (Vlaamse Gemeenschap, 1985-2013) 29 Tabel b2.4 Aantal unieke inschrijvingen, leerlingen, studenten, cursisten per schooljaar in de reguliere en nietreguliere opleidingen VWO, DBSO, BuSO en VDAB voorafgaand aan beroep van verzorgende of zorgkundige (Vlaamse Gemeenschap, 2000-2013) 30 Tabel b2.5 Aantal eerstejaars en aantrekkingskracht van de BSO-opleidingen tot verzorgende (Vlaamse Gemeenschap, 1985-2013) 32 Tabel b2.6 Aantal eerstejaars in de niet-reguliere opleiding tot polyvalent verzorgende en zorgkundige (Vlaamse Gemeenschap, 1996-2013) 33 Tabel b2.7 Aantal eerstejaars in de niet-reguliere opleiding tot begeleider in de kinderopvang (Vlaamse Gemeenschap, 1986-2013) 34 Tabel b2.8 Aantal eerstejaars (3de graad) en aantrekkingskracht van de TSO-opleidingen als doorstroomrichtingen (Vlaamse Gemeenschap, 1985-2013) 35 Tabel b2.9 Natraject TSO-opleiding gezondheids-en welzijnswetenschappen 36 Tabel b2.10 Natraject TSO-opleiding sociale en technische wetenschappen 36 Tabel b2.11 Aantal leerlingen in de opleidingen (regulier en niet-regulier) tot logistiek assistent binnen de zorgsector (Vlaamse Gemeenschap, 1995-2013) 38 Tabel b2.12 Afgeleverde studiegetuigschriften en diploma s BSO-verzorgende, zorgkundige en kinderzorg (Vlaamse Gemeenschap, 1984-2012) 39 Tabel b2.13 Afgeleverde certificaten in de niet-reguliere opleidingen (ondersteund door de VDAB) tot polyvalent verzorgende en zorgkundige (Vlaamse Gemeenschap, 1996-2012) 40 Tabel b2.14 Afgeleverde certificaten en attesten in de niet-reguliere opleidingen (ondersteund door de VDAB) tot begeleider in de (buitenschoolse) kinderopvang* (Vlaamse Gemeenschap, 1997 2012) 41 Tabel b2.15 Aantal diploma s secundair onderwijs (TSO, 2de jaar, 3de graad) in doorstroomrichtingen (Vlaamse Gemeenschap, 1984-2013) 42 Tabel b2.16 Evolutie van het aantal gediplomeerden in de opleiding (regulier en niet-regulier) tot logistiek assistent* (Vlaamse Gemeenschap, 1994-2013) 43 Tabel b2.17 Evolutie van aantal studenten in een maatschappelijke opleidingen (regulier en niet-regulier) 44 Tabel b2.18 Evolutie van (geschat) aantal eerstejaars in een aantal maatschappelijke opleidingen 45 Tabel b2.19 Evolutie van het totaal aantal studenten sociaal werk in het niet-regulier onderwijs* (Vlaamse Gemeenschap, 2002-2013) 46 Tabel b2.20 Evolutie van het aantal studenten in een opleiding (regulier en niet-regulier) tot opvoeder 47 Tabel b2.21 Evolutie van het aantal eerstejaarsstudenten in reguliere een opleiding tot opvoeder 48 7

Tabel b2.22 Evolutie van het aantal gediplomeerden in een opleiding tot sociaal werker (Vlaamse Gemeenschap, 1979-2013) 49 Tabel b2.23 Evolutie van het aantal gediplomeerden in een opleiding tot opvoeder (Vlaamse Gemeenschap, 1980-2012) 51 Tabel b2.24 Evolutie van het aantal eerstejaarsstudenten in de opleiding kinesitherapie aan de hogescholen en universiteiten (Vlaamse Gemeenschap, 1967-2013) 53 Tabel b2.25 Evolutie van het aantal afgestudeerde kinesitherapeuten in de Vlaamse Gemeenschap (1967 2013) 54 Tabel b2.26 Evolutie van het aantal eerstejaarsstudenten in een opleiding tot paramedicus (Vlaamse Gemeenschap, 1980-2013) 56 Tabel b2.27 Evolutie van het aantal afgestudeerden in een opleiding tot paramedicus (Vlaamse Gemeenschap, 1970-2013) 58 Tabel b3.1 Overgang van gegradueerde (HBO5) naar professionele bachelor VPK via brugprogramma 62 Tabel b3.2 Overgang van thuis- en bejaardenzorg/zorgkundige en kinderzorg naar professionele bachelor verpleegkunde 63 Tabel b3.3 Overzicht van werkelijk aantal eerstejaars in de opleidingen gegradueerde verpleegkunde* bestaande uit pas afgestudeerden TSO en BSO (2012-2013) 63 Tabel b3.4 Berekening aandeel van afgestudeerden zorgopleiding in secundair onderwijs die verder een diploma gegradueerde verpleegkunde behalen 64 Tabel b3.5 Geschat percentage van afgestudeerden verzorgende die verder studeren in de BSO-opleiding (3de jaar, 3de graad) thuis- en bejaardenzorg/zorgkundige of kinderzorg (BSO) 64 Tabel b3.6 Overgang van de TSO-doorstroomrichtingen naar zorgopleidingen op niveau van professionele bachelor 66 Tabel b4.1 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 71 Tabel b4.2 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 72 Tabel b4.3 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 73 Tabel b4.4 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 74 Tabel b4.5 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 75 Tabel b4.6 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 76 Tabel b4.7 Kalibratieoefening van de kinesitherapeuten (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 77 Tabel b4.8 Kalibratieoefening van de kinesitherapeuten (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 78 Tabel b4.9 Kalibratieoefening van de vroedkundigen (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 79 Tabel b4.10 Kalibratieoefening van de vroedkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 80 Tabel b4.11 Kalibratieoefening van de ziekenhuisassistenten (in aantallen) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 81 Tabel b4.12 Kalibratieoefening van de ziekenhuisassistenten (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen 82 Tabel b4.13 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de woonzorgcentra 84 Tabel b4.14 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de woonzorgcentra 85 8

Tabel b4.15 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de woonzorgcentra 86 Tabel b4.16 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de woonzorgcentra 87 Tabel b4.17 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in aantallen) werkzaam in de woonzorgcentra 88 Tabel b4.18 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de woonzorgcentra 89 Tabel b4.19 Kalibratieoefening van de kinesitherapeuten (in aantallen) werkzaam in de woonzorgcentra 90 Tabel b4.20 Kalibratieoefening van de kinesitherapeuten (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de woonzorgcentra 91 Tabel b4.21 Kalibratieoefening van de ziekenhuisassistent (in aantallen) werkzaam in de woonzorgcentra 92 Tabel b4.22 Kalibratieoefening van de ziekenhuisassistent (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de woonzorgcentra 93 Tabel b4.23 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in aantallen) werkzaam in de thuiszorg 95 Tabel b4.24 Kalibratieoefening van de verzorgenden (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de thuiszorg 96 Tabel b4.25 Kalibratieoefening van de zelfstandige bachelor verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de thuisverpleging 97 Tabel b4.26 Kalibratieoefening van de zelfstandige bachelor verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de thuisverpleging 98 Tabel b4.27 Kalibratieoefening van de zelfstandige gegradueerde verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de thuisverpleging 99 Tabel b4.28 Kalibratieoefening van de zelfstandige gegradueerde verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de thuisverpleging 100 Tabel b4.29 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in diensten voor thuisverpleging (loonverband) 101 Tabel b4.30 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de diensten voor thuisverpleging (loonverband) 102 Tabel b4.31 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de diensten voor thuisverpleging (loonverband) 103 Tabel b4.32 Kalibratieoefening van de gegradueerde verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de diensten voor thuisverpleging (loonverband) 104 Tabel b4.33 Kalibratieoefening van de opvoeders (in aantallen) werkzaam in de residentiële voorzieningen voor personen met een handicap 105 Tabel b4.34 Kalibratieoefening van de opvoeders (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de residentiële voorzieningen voor personen met een handicap 106 Tabel b4.35 Kalibratieoefening van de begeleiders en onthaalouders (in aantallen) werkzaam in de kinderopvang 107 Tabel b4.36 Kalibratieoefening van de begeleiders en onthaalouders (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de kinderopvang 108 Tabel b4.37 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in aantallen) werkzaam in de diensten preventieve gezinsbegeleiding 109 Tabel b4.38 Kalibratieoefening van de bachelor verpleegkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de diensten preventieve gezinsbegeleiding 110 Tabel b4.39 Kalibratieoefening van de vroedkundigen (in aantallen) werkzaam in de diensten preventieve gezinsbegeleiding 111 Tabel b4.40 Kalibratieoefening van de vroedkundigen (in voltijdsequivalenten) werkzaam in de diensten preventieve gezinsbegeleiding 112 Tabel b4.41 Kalibratieoefening van de zelfstandige kinesitherapeuten (in aantallen) 114 Tabel b4.42 Kalibratieoefening van de zelfstandige kinesitherapeuten (in voltijdsequivalenten) 115 9

Lijst figuren Figuur b1.1 Redeneerschema toekomstverkenningen Tempus Fugit: cijfervoorbeeld bachelor verpleegkunde ziekenhuissector 15 11

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context b1.1 Inleiding De toekomstverkenningen voor zowel vraag als aanbod volgen de principes die wij in het HIVA in het verleden reeds hanteerden, en die ook al geruime tijd in voege zijn in de Planningcel FOD Volksgezondheid. In 2005-2006 hebben wij de ervaring van beide onderzoeksgroepen, samen met de collega s van het SESA (UCL) geïntegreerd in een set van rekenbladen die enerzijds de evolutie in het onderwijs in beeld brengen, het huidige aanbod (dat tevens de vraag is) met toevoeging van het toekomstig aanbod vanuit het onderwijs, en ten slotte de gedetailleerde vraaganalyse. De geïntegreerde benadering hebben wij toen uitgewerkt voor de verpleegkundigen, en voor de kinesitherapeuten. De collega s van het SESA hebben de analyses uitgevoerd voor de artsen en tandartsen. Voor meer informatie over deze werkmodellen zie onder meer onze publicaties van die periode (zie bibliografie basisrapport Tempus Fugit). Nadien heeft de FOD Volksgezondheid de ervaring die werd opgebouwd binnen deze reeks van nieuwe projecten, verder geïntegreerd in een eigen nieuw planningsmodel, dat thans de basis vormt voor diverse analyses die worden uitgevoerd binnen diverse werkgroepen van de FOD Volksgezondheid, Planningscommissie Medisch aanbod. Wij hebben teruggegrepen naar de werkbladen (in Excel) voornamelijk voor de verpleegkundigen, om deze uit te breiden tot alle zorgberoepen met uitzondering van een aantal medische beroepsgroepen als artsen, tandartsen, enz. De actualisering hebben wij voor de meeste van deze beroepen kunnen doen wat de uitstroom vanuit het onderwijs betreft. Zij is maar voor een beperkt aantal beroepen kunnen gebeuren wat het totaal aanbod en de vraagzijde betreft. 4 modules of werkboeken worden gehanteerd: 1. een module onderwijs waarin wij alle informatie omtrent de instroom en de uitstroom uit het onderwijssysteem hebben ingevuld. De module bevat zowel de huidige situatie als de toekomstverkenningen; 2. 2 modules huidig aanbod en toekomstig aanbod waarin wij de huidige werkgelegenheid in beeld brengen, en dan laten evolueren doorheen de toekomstige perioden om het toekomstig aanbod in beeld te brengen, aangevuld met de instroom van het onderwijs; 3. een 4de module waar wij opnieuw vertrekkende van het huidige aanbod dat ook gelijk is met de huidige vraag, de toekomstige vraag in de zorgvoorzieningen inschatten, en dit gebaseerd op een aantal groeiscenario s die wij weerhouden voor de vraag naar zorg. Het spreekt voor zich dat er tussen deze verschillende werkboeken veel informatie gemeenschappelijk is maar telkens anders wordt gehanteerd. Zo levert de module onderwijs het aantal afgestudeerden op die wij toevoegen aan het huidige aanbod in de module toekomstig aanbod. Het huidig aanbod is ook de huidige vraag, en de mate dat men in de sector reeds actieve beroepskrachten ziet op pensioen gaan of op andere manieren ziet uitstromen, heeft een impact op de nieuwe vraag naar beroepskrachten en beïnvloedt ook het aanbod. In dit rapport hebben wij redelijk gedetailleerd de informatie gebruikt uit de onderwijsmodule. Voor de vraagzijde en de toekomstverkenningen van het aanbod, analyses die per beroepsgroep en per 13

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context werksetting in 3 werkbladen/werkboeken gebeurden, is het onmogelijk hier alle detail te rapporteren. De inhoud en werkwijze is evenwel gedetailleerd in vroegere rapporten aan bod gekomen. Wij geven echter hierna een cijfervoorbeeld van de cruciale parameters en concepten voor de modules aanbod en vraag en toekomstige vraag en toekomstig aanbod. 14

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Figuur b1.1 Redeneerschema toekomstverkenningen Tempus Fugit: cijfervoorbeeld bachelor verpleegkunde ziekenhuissector Bron Module arbeidsvraag verpleegkunde; zie ook de handleiding S. Merckx, J. Pacolet, Het planningsmodel verpleegkunde en vroedkunde: handleiding rekenmodel Wij vertrekken van de werkgelegenheid naar leeftijd, in koppen en in VTE voor een bepaalde diplomagroep en voor de startjaren van onze analyse 2009 en 2014. Normaal moeten dit exacte tellingen zijn, liefst op basis van administratieve gegevens. Vooral het feit dat wij hier het beeld nodig hebben naar 15

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context diplomagroep, een variabele die in weinig administratieve bestanden terug te vinden is, of zeker niet eenduidig, maakt dat wij soms informatie moeten ramen of extrapoleren. Hier hebben wij het ons extra moeilijk gemaakt door als scharnierjaar met het verleden en de toekomstverkenningen 2014 te kiezen, vanuit het oogmerk dat dit op het ogenblik van de publicatie voor de lezer en gebruikers overeen zal komen met het lopende jaar. 2014 nemen wij dan ook als startjaar voor diverse groei-indexen. Het heeft wel tot gevolg gehad dat wij vertrekkende van de meest recente situatie, meestal 2012, soms 2013 en één enkele keer januari 2014, de informatie van die jaren hebben moeten extrapoleren tot 2014. Wij noemden het kalibreren tot het gewenste huidige jaar 2014 als startjaar voor de toekomstverkenningen. Kader 1.1 Kalibreren van modellen Kalibreren vindt onder andere plaats bij het ontwikkelen van bijvoorbeeld een simulatiemodel. De kalibratie is in dat geval het statistisch proces dat plaats vindt tijdens de modelontwikkeling (voor het instellen van interne modelparameters), maar ook daarna (voor externe door de gebruiker op te geven parameters). Op basis van empirische gegevens worden de modelparameters (variabelen) gemeten of geschat en ingesteld. Dit noemt men het kalibreren van het model. Na deze fase kan de modelvalidatie plaatsvinden. 3 De verhouding tussen voltijdsequivalent en aantal koppen is een parameter die verschilt per sector en per beroepsgroep en in de tijd. Wij houden de meest recente situatie echter constant voor de toekomst. Een belangrijke volgende parameter is de overgangskans, dat diegenen die voor een bepaalde leeftijdsgroep actief zijn in de sector, 5 jaar later en 5 jaar ouder nog actief zijn. Wij drukken de verhouding uit als percentage. Deze percentages worden berekend voor de overgang van 2009 naar 5 jaar ouder en 5 jaar later in 2014. Deze verhoudingen worden dan steeds opnieuw toegepast op de volgende groep die in die leeftijd terecht komt. Vanaf een bepaalde leeftijd wordt dit percentage lager dan 100%. Het betekent dat men de sector verlaat, en zal moeten vervangen worden bij gelijkblijvende tewerkstelling. Daarnaast is er de uitbreidingsvraag. Dit is het verschil tussen de werkgelegenheid in 2014 en 5 jaar vroeger. Het is de netto-vraag naar nieuwe beroepskrachten. Positieve getallen wijzen op een groei van de sector. Op basis van de gemaakte hypothesen over de groei van de sector, zal deze totale vraag evolueren. De som van de vervangingsvraag en de uitbreidingsvraag is het totaal of bruto instroom of bruto vraag. Het betreft het totaal. Let wel, wij spreken hier opnieuw van netto stromen omdat in werkelijkheid nog meer dynamiek in een sector bestaat, met name men vertrekt van de ene voorziening maar gaat werken in een andere. Voor de 2 bedrijven is er aan de ene kant een vertrek en aan de andere kant een nieuwe aanwerving, maar per saldo voor de sector in het geheel, in onze statistieken, zou er geen beweging zijn gebeurd. De bruto instroom wordt ingevuld door nieuwe afgestudeerden, die wij verdelen over de jongste leeftijdscategorieën. Een beperkt deel van nieuwe intredes zijn de herintreders die gestopt waren met werken en terug opduiken in de sector. Per beroepsgroep kunnen wij deze scenario s invullen per werksetting. Finaal kunnen wij zij ook aggregeren om zodoende de totale vraag te kennen, de totale werkgelegenheid, en de totale nieuwe instroom omwille van de expansievraag en de vervangingsvraag. Bij elke van de deelsectoren laten wij maar instromen wat werkelijk nodig is. Bij de inschatting van het totale arbeidsaanbod laten wij in elke werksetting het arbeidsaanbod wegvloeien zoals dit ook te zien was in de deelsectoren, maar voegen wij tenslotte het volledige nieuwe aanbod toe aan de groep die over blijft. De bruto instroom is daar gelijk aan de uitstroom van gediplomeerden uit het onderwijs. 3 http://nl.wikipedia.org/wiki/kalibreren 16

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context b1.2 Demografie Om toekomstvoorspellingen voor de in-en uitstroom betreffende het onderwijs mogelijk te maken, baseren we ons op de demografische bevolkingsvooruitzichten. Voor de demografische cijfers baseren we ons op de bevolkingsstatistieken van het ADSEI. In tabel b1.1 wordt een overzicht gegeven van de bevolkingscijfers die worden aangewend in Tempus Fugit. Een belangrijke opmerking is dat we geen cijfers hebben omtrent de Vlaamse Gemeenschap. Via een eenvoudige hypothese en berekening bekomen we de bevolking binnen de Vlaamse Gemeenschap: bevolking Vlaamse Gemeenschap = bevolking Vlaams Gewest + 17% Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 17

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Tabel b1.1 Demografie, Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest (1980-2012: waarnemingen; 2013 2061: bevolkingsvooruitzichten) Schooljaar Aantal 18 jarigen Vlaams Gewest Aantal 18 jarigen Brussels Gewest Aantal 18 jarigen Vlaamse Gemeenschap Aantal 16 jarigen Vlaams Gewest Aantal 16 jarigen Brussels Gewest Aantal 16 jarigen Vlaamse Gemeenschap 1980 94 976 13 719 97 309 n.b. n.b. n.b. 1981 95 266 13 457 97 554 n.b. n.b. n.b. 1982 96 350 13 470 98 640 n.b. n.b. n.b. 1983 96 801 13 369 99 074 n.b. n.b. n.b. 1984 92 731 12 847 94 915 n.b. n.b. n.b. 1985 89 254 12 338 91 351 n.b. n.b. 84 466 1986 86 227 11 957 88 260 n.b. n.b. 84 510 1987 83 657 11 729 85 651 n.b. n.b. 82 370 1988 82 772 11 810 84 780 n.b. n.b. 82 214 1989 82 570 12 184 84 641 n.b. n.b. 78 350 1990 80 568 11 878 82 587 n.b. n.b. 75 032 1991 77 035 11 472 78 985 70 423 10 275 72 170 1992 73 563 10 998 75 433 67 462 10 102 69 179 1993 70 914 10 387 72 680 69 276 10 143 71 000 1994 68 018 10 312 69 771 71 075 10 233 72 815 1995 69 800 10 472 71 580 72 280 10 467 74 059 1996 71 504 10 539 73 296 73 396 10 469 75 176 1997 72 639 10 787 74 473 73 294 10 749 75 121 1998 73 708 10 772 75 539 73 296 10 629 75 103 1999 73 654 11 041 75 531 71 136 10 354 72 896 2000 73 758 11 001 75 628 69 803 10 167 71 531 2001 71 538 10 751 73 366 67 851 10 383 69 616 2002 70 312 10 521 72 101 66 620 10 177 68 350 2003 68 575 10 878 70 424 68 417 10 618 70 222 2004 67 517 10 623 69 323 68 715 10 805 70 552 2005 69 222 11 127 71 114 69 992 11 059 71 872 2006 69 556 11 370 71 489 70 933 11 202 72 837 2007 71 006 11 492 72 960 73 733 11 314 75 656 2008 71 905 11 691 73 892 74 812 11 430 76 755 2009 74 688 11 919 76 714 74 523 11 461 76 471 2010 75 750 12 108 77 808 72 701 11 452 74 648 2011 75 610 12 246 77 692 70 106 11 607 72 079 2012 73 860 12 272 75 946 69 905 11 650 71 886 2013 71 094 12 350 73 194 70 193 11 965 72 227 2014 70 940 12 371 73 043 70 654 12 251 72 737 2015 71 242 12 661 73 394 69 465 12 236 71 545 2016 71 644 12 910 73 839 68 797 12 659 70 949 2017 70 423 12 872 72 611 69 407 12 871 71 595 2018 69 716 13 251 71 969 68 242 13 106 70 470 2019 70 263 13 439 72 548 67 897 13 044 70 114 2020 69 098 13 635 71 416 68 658 13 402 70 936 18

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Tabel b1.1 Demografie Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest (1980-2012: waarnemingen; 2013 2061: bevolkingsvooruitzichten) (vervolg) Schooljaar Aantal 18 jarigen Vlaams Gewest Aantal 18 jarigen Brussels Gewest Aantal 18 jarigen Vlaamse Gemeenschap Aantal 16 jarigen Vlaams Gewest Aantal 16 jarigen Brussels Gewest Aantal 16 jarigen Vlaamse Gemeenschap 2021 68 705 13 547 71 008 71 158 13 808 73 505 2022 69 436 13 871 71 794 72 549 14 084 74 943 2023 71 905 14 252 74 328 74 435 14 415 76 886 2024 73 273 14 487 75 736 75 399 14 518 77 867 2025 75 113 14 788 77 627 77 373 14 706 79 873 2026 76 040 14 872 78 568 76 914 15 005 79 465 2027 77 969 15 039 80 526 77 771 15 163 80 349 2028 77 495 15 308 80 097 76 830 14 926 79 367 2029 78 326 15 447 80 952 76 775 15 032 79 330 2030 77 366 15 205 79 951 76 991 15 092 79 557 2031 77 310 15 290 79 909 77 300 15 170 79 879 2032 77 503 15 338 80 110 77 637 15 223 80 225 2033 77 804 15 404 80 423 77 916 15 261 80 510 2034 78 147 15 444 80 772 78 156 15 282 80 754 2035 78 422 15 478 81 053 78 257 15 296 80 857 2036 78 667 15 500 81 302 78 254 15 274 80 851 2037 78 770 15 502 81 405 78 119 15 253 80 712 2038 78 764 15 483 81 396 77 889 15 222 80 477 2039 78 625 15 462 81 254 77 554 15 193 80 137 2040 78 394 15 435 81 018 77 193 15 151 79 769 2041 78 077 15 404 80 696 76 803 15 096 79 369 2042 77 715 15 367 80 327 76 398 15 049 78 956 2043 77 337 15 319 79 941 76 025 15 012 78 577 2044 76 944 15 273 79 540 75 721 14 972 78 266 2045 76 579 15 245 79 171 75 447 14 923 77 984 2046 76 282 15 206 78 867 75 275 14 885 77 805 2047 76 007 15 164 78 585 75 231 14 858 77 757 2048 75 833 15 130 78 405 75 304 14 827 77 825 2049 75 780 15 110 78 349 75 466 14 814 77 984 2050 75 861 15 085 78 425 75 681 14 804 78 198 2051 76 025 15 072 78 587 75 999 14 798 78 515 2052 76 251 15 065 78 812 76 334 14 797 78 849 2053 76 558 15 065 79 119 76 662 14 797 79 177 2054 76 893 15 068 79 455 76 962 14 807 79 479 2055 77 222 15 067 79 783 77 209 14 818 79 728 2056 77 529 15 076 80 092 77 457 14 829 79 978 2057 77 774 15 089 80 339 77 669 14 837 80 191 2058 78 016 15 101 80 583 77 836 14 859 80 362 2059 78 230 15 109 80 799 77 984 14 866 80 511 2060 78 401 15 130 80 973 78 122 14 883 80 652 * Vlaamse Gemeenschap = Vlaams Gewest + 17% Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bron Tot en met 1990 bevolkingsprognoses Plus est en vous herbekeken, deel 1: het aanbod van zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap 1995-2000. Vanaf 1991 aangevuld met ADSEI bevolkingsvooruitzichten (2013 2061) 19

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context b1.3 Instroom onderwijs Een 1ste fase in het schetsen van het aanbod betreft de instroom vanuit het onderwijs. Voor een zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van het totale pakket aan zorgopleidingen, opteren we voor de onderwijsstatistieken van het Vlaams Onderwijs. Ondanks de grote hoeveelheid aan informatie die het Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs ons biedt, zijn we toch een aantal databeperkingen tegengekomen. Om deze data-leemtes zo betrouwbaar mogelijk in te vullen, hanteren we een aantal hypotheses die in volgende paragrafen worden toegelicht. Kader 1.2 Overzicht specifieke benamingen bepaalde statistieken aantal studenten en leerlingen De aangewende onderwijsstatistieken uit het Statistisch Jaarboeken handelen niet over de exacte aantallen van studenten. Zo wordt het aantal studenten namelijk geschat via het werkelijk aantal inschrijvingen. Deze inschrijvingen zijn echter een overschatting van de werkelijke studentenpopulatie. In wat volgt, wordt de nodige duiding gegeven bij de telling van aantal studenten op een aantal onderwijsniveaus, met name het hoger onderwijs en het volwassenenonderwijs. Hoger onderwijs Aantal inschrijvingen met een diplomacontract. Een diplomacontract is hierbij een contract dat je als student kan aangaan met een hoger onderwijsinstelling. Hiermee schrijf je je als student in met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding voor een volledig schakel- of voorbereidingsprogramma of voor een postgraduaatsopleiding. (Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs: voorpublicatie 2012-2013, Hoger onderwijs, p. 188). Volwassenenonderwijs Aantal unieke inschrijvingen. De definitie van unieke inschrijving voor een opleiding komt hierbij overeen met het volgende: iemand die zich gedurende een referteperiode 2 of meer keer inschrijft in dezelfde opleiding en binnen hetzelfde stelsel, wordt slechts eenmaal geteld. Wanneer hij/zij zich 2 (of meer) keer inschrijft in dezelfde opleiding, maar in een verschillend stelsel (de ene keer lineair, de andere keer modulair), dan wordt hij tweemaal geteld. Wanneer hij/zij zich in 2 verschillende opleidingen - al dan niet binnen hetzelfde studiegebied - inschrijft, wordt hij tweemaal geteld. (Statistisch Jaarboek van het Vlaams onderwijs: voorpublicatie 2012-2013); Volwassenenonderwijs, p. 251). Deze manier van tellen, levert echter dubbeltellingen op waardoor het totaalcijfer het werkelijk aantal studenten overstijgt. Ter illustratie: in het schooljaar 2012-2013 telt het studiegebied Personenzorg (waartoe onder andere de opleidingen tot verzorgende en zorgkundige behoren) 9 000 unieke inschrijvingen tegenover 7 000 studenten (fysieke personen). VDAB en project 600 Aantal gestarte cursisten in 1 jaar. Modulair onderwijsstructuur in het volwassenenonderwijs en gedeeltelijk in het secundair onderwijs De modularisering van opleidingen in het volwassenenonderwijs zorgt ervoor dat er minder transparantie is omtrent het werkelijk aantal studenten en welk cursuspakket deze studenten volgen. Zo staat de modularisering voor meer flexibilisering, hetgeen betekent dat er verschillende opleidingstrajecten mogelijk zijn. Zo kan men als student kiezen voor een variabele opleidingsduur en kan men bovendien, afhankelijk van de eerder verworven competenties (beroepssfeer) of de eerder verworden kwalificaties (vooropleiding), een verkort traject volgen. Dit betekent dus dat de studenten binnen dezelfde opleiding een verschillend traject kunnen volgen om uiteindelijk toch tot hetzelfde resultaat, met name het studiebewijs, te komen. Een voorbeeld van een zorgopleiding in het volwassenenonderwijs dat een modulaire structuur heeft, is de opleiding HBO5-verpleegkunde. Daarnaast zijn er ook een aantal zorgopleidingen met een modulaire structuur in het secundair onderwijs (voor meer informatie zie hoofdstuk 2 uit het hoofdrapport). 20

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Kader1.3 Hypothesen schatting aantal eerstejaars Hypothese: schatting aantal eerstejaars in het hoger onderwijs (professionele en academische bachelor) In het kader van het flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004 zijn er een aantal maatregelen genomen om het hoger onderwijs meer flexibel te maken. Dit wil zeggen dat studenten vrij kunnen kiezen hoeveel opleidingsonderdelen van minimaal 3 studiepunten zij kunnen opnemen. Methodologisch gezien betekent dit dat het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs vanaf het schooljaar 2005 2006 niet langer meer de opleidingen opdeelt naar studiejaar maar enkel nog naar behaald diploma (professionele bachelor, academische bachelor en master). Vanaf het schooljaar 2005 2006 gaan we ons baseren op volgende hypothese voor het schatten van het aantal eerstejaars: - We nemen de gemiddelde verhouding tussen het aantal eerstejaars en het totaal aantal studenten binnen eenzelfde opleidingen en dit over de laatste 5 jaar (indien mogelijk) waar we de eerstejaars nog werkelijk kunnen traceren (2000 2001 tot en met 2004 2005). Het gemiddeld verhoudingspercentage wordt vervolgens toegepast op de beschikbare totaalcijfers. - Ter verifiëring tellen we daarnaast ook het aantal generatiestudenten 4 om zo na te gaan in welke mate de verhouding tussen de generatiestudenten en ons geschat aantal eerstejaars constant blijft. Als benchmark hanteren we hierbij de verhouding tussen het aantal generatiestudenten en het werkelijk aantal eerstejaars over de periode 2001-2002 tot en met 2004-2005. Bovendien kan dit laatste percentage dienen om voor de nieuwe opleidingen (met name vanaf het schooljaar 2005-2006) het aantal eerstejaars te schatten. Opmerking: geen schatting aantal eerstejaars in de opleidingen BuSO, DBSO en VWO Wat betreft de opleidingen op het niveau van buitengewoon secundair onderwijs (BuSO), het deeltijds beroeps secundair onderwijs (DBSO) en het volwassenenonderwijs (VWO) (met name deze waarvoor geen VDAB-cijfers voorhanden zijn), zullen we enkel de totale studentenpopulatie weergeven en geen schatting maken van het aantal eerstejaars. 5 De reden hiervoor is dat het aantal eerstejaars moeilijk betrouwbaar te schatten is gezien de geringe eenduidige informatie omtrent deze onderwijsstatistieken. Om het aantal studenten, met name het aantal eerstejaars, naar de toekomst toe te schatten, maken we gebruik van het aantrekkingspercentage. In het merendeel van de gevallen (enkel niet bij de specialisatiejaren TSO en BSO) wordt de aantrekking van de opleidingen berekend tussen het aantal eerstejaars in de opleiding en het aantal 16 jarigen (voor de secundaire opleidingen) en het aantal 18 jarigen (voor de hogere opleidingen) binnen de Vlaamse Gemeenschap. De demografische factor speelt hierbij dus een belangrijke rol (zie tabel b1.1). Schatting aantal eerstejaars 3de graad secundair onderwijs (TSO en BSO) Om het aantal eerstejaars naar de toekomst toe te schatten, maken we steeds gebruik van het aantrekkingspercentage. Het aantrekkingspercentage wordt hierbij op 2 verschillende manieren berekend. Het aantrekkingspercentage is hierbij gelijk aan de verhouding tussen het aantal eerstejaars 3de graad BSO/TSO en het aantal 16-jarigen n de Vlaamse Gemeenschap. Zowel de prognoses als de scenario s zullen hierbij gebruik maken van het laagste en hoogste aantrekkingspercentage over de laatste 5 jaar. Zo bekomen we dus 2 scenario s op de langere termijn, met name een hoog en een laag. Schatting aantal derdejaars 3de graad secundair onderwijs (TSO en BSO) Het aantrekkingspercentage voor de specialisatiegraad, met name het 3de jaar 3de graad (BSO) of Se n Se (TSO) wordt berekend op basis van de verhouding tussen het aantal afgestudeerden in de specialisatiegraad en het aantal afgestudeerden in de relevante vooropleiding in het 2de jaar van de 3de graad. In de onderliggende hypothese gaan we ervan uit dat iedereen die het 3de jaar begint ook slaagt. Aangezien we ons in de prognoses baseren op het gekend aantal eerstejaars, vallen het hoge en het lage scenario samen. In de scenario s op de langere termijn daarentegen, baseren we ons op het geschat aantal toekomstige afgestudeerden uit de vooropleiding. We gaan hierbij uit van het gemiddeld 4 Een generatiestudent kan hierbij gedefinieerd worden als een student die zich in een bepaald academiejaar voor het eerst inschrijft met een diplomacontract voor een professioneel of academisch gerichte bachelor in het Vlaamse hoger onderwijs. Het statuut van generatiestudent geldt voor dat volledige academiejaar (Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs). Vanaf het schooljaar 2008-2009 zijn er dubbeltellingen mogelijk in de aangewende statistieken uit het Statistisch jaarboek van het Vlaams Onderwijs. Een student die zich binnen het academiejaar voor meerdere opleidingen heeft ingeschreven, wordt bij elke inschrijving geteld als generatiestudent. Voordien werd enkel de eerste inschrijving van de generatiestudent opgenomen in de onderwijsstatistieken. 5 Tot en met 2005-2006 beschikken we echter wel nog over het aantal eerstejaars van de lineaire opleidingen op het niveau Hoger Beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs (HBO5-VWO). 21

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context aantrekkingspercentage over de laatste 5 jaar. Het hoog en het laag scenario wordt bepaald op basis van het aantal gediplomeerden in het hoog en laag scenario over de laatste 5 studiejaren van de vooropleiding. Schatting aantal eerstejaars hoger onderwijs (professionele bachelor en academische bachelor) Het aantrekkingspercentage wordt berekend op basis van de verhouding tussen het aantal eerstejaars in een opleiding hoger onderwijs en het aantal 18-jarigen in de Vlaamse Gemeenschap. Een overzicht van de verschillende berekeningsmethodes van het aantrekkingspercentage wordt in onderstaand kader weergegeven. Kader 1.4 Algemene berekening aantrekkingspercentages 6 Secundair onderwijs - 1 ste jaar 3de graad TSO/BSO: aantrekkingspercentage (j) (j + 1) = eerstejaars 3de graad BSO TSO jaar (j) (j + 1) 100 aantal 16 jarigen VL Gemeenschap jaar (j) - 3de jaar 3de graad TSO/BSO: aantrekkingspercentage (j) (j + 1) = Hoger onderwijs7 Professionele bachelor en academische bachelor aantrekkingspercentage (j) (j + 1) = leerlingen 3de j 3de gr (j) (j + 1) aantal afgestudeerden 2de j 3de gr (j 1) (j) 100 aantal eerstejaarsstudenten in jaar (j) (j + 1) 100 Aantal 18 jarigen Vl Gemeenschap jaar (j) b1.4 Uitstroom onderwijs b1.4.1 Soorten studiebewijzen 8 Om in het bos de bomen nog te onderscheiden, volgt hierna een summier overzicht van de diverse termen voor studiebewijzen die gehanteerd worden. Secundair onderwijs - BSO (2de jaar, 3de graad): studiegetuigschrift. - BSO (3de jaar, 3de graad), TSO en ASO (2de jaar, 3de graad): diploma secundair onderwijs. - TSO (Se-n-Se): certificaat. - DBSO: studiegetuigschrift (min. 4 schooljaren), diploma secundair onderwijs (min. 5 schooljaren), certificaat (volledige opleiding geslaagd). - BuSO: attest (opleidingsvorm 1 en 2), getuigschrift (opleidingsvorm 3), studiebewijzen conform gewoon secundair onderwijs (opleidingsvorm 4). 6 j-(j+1) is bijvoorbeeld schooljaar 2001-2002, omdat de schooljaren telkens over 2 jaren lopen. 7 Ondanks de mogelijke zij-instroom, blijven we voor het hoger onderwijs steeds het aantrekkingskracht berekenen t.o.v. het aantal 18-jarigen. Een aantrekkingskracht op basis van een hogere voor de zij-instromers heeft weinig zin. Zo is het aantrekkingspercentage geen exact cijfer is maar louter een gestileerde index t.o.v. een gestandaardiseerde noemer, met name het aantal 18-jarigen. 8 Meer informatie vind je op website van onderwijs Vlaanderen. Voor het secundair onderwijs: gids voor leerlingen in het secundair onderwijs); voor het volwassenenonderwijs: http://www.ond.vlaanderen.be/volwassenenonderwijs/cursisten/opleidingsaanbod_centra.htm#welke_studiebewij zen_of_diplomas_kan_ik_behalen_in_het_volwassenenonderwijs; voor de VDAB: contactpersonen Peter De Tollenaere en Joris Gabriëls. 22

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Hoger onderwijs - Professionele bachelor (3de jaar): bachelorsdiploma. - Master aan hogeschool of universiteit: masterdiploma (vanaf 4de jaar mogelijk afhankelijk van de opleiding). Volwassenenonderwijs - Certificaat: dit studiebewijs wordt verkregen na een modulaire opleiding op het niveau secundair volwassenenonderwijs of op het niveau hoger beroepsonderwijs van het volwassenenonderwijs indien het gaat om een opleiding van minder dan 900 lestijden. - Graduaatsdiploma: studiebewijs dat wordt verkregen na een opleiding op het niveau hoger beroepsonderwijs van meer dan 900 lestijden. - Deelcertificaat: voltooiing van een module binnen een modulaire opleiding. - Attest is de vroegere benaming voor een deelcertificaat, hetgeen dus wordt uitgereikt na het behalen van een module van een opleiding. - Diploma secundair onderwijs: bekrachtigt de opleiding Algemene Vorming. VDAB 9 - VDAB-attest: attest dat louter geldt als een bewijs dat men de opleiding gevolgd heeft. - VDAB-bekwaamheidsattest. Dit attest geldt als een soort toegangsattest (erkend door de VDAB) om bepaalde beroepen te mogen uitoefenen. Dit attest is als studiebewijs evenwaardig aan een getuigschrift vanuit het voltijds secundair onderwijs. Voor de opleiding polyvalent verzorgende in de Diensten Gezinszorg bijvoorbeeld wordt dit gelijkgesteld aan een getuigschrift dat men verkrijgt na een overeenstemmende opleiding in de 3de graad BSO in het voltijds onderwijs. Als de VDAB samenwerkt met niet-onderwijspartners (zoals de diensten Gezinszorg) worden dit bekwaamheidsattest uitgereikt door de VDAB zelf. - Eindcertificaat: studiebewijs behaald na voltooiing opleiding aangeboden door VDAB onderwijspartners (bv. CVO); dit is voor bepaalde beroepen nodig om in orde te zijn met kwalificatievereisten. Dit certificaat wordt dus uitgereikt door een VDAB-onderwijspartner. b1.4.2 Beperking onderwijsstatistieken Om het aantal diploma s tot op heden in beeld te brengen, maken we gebruik van de onderwijsstatistieken uit het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs. Het in kaart brengen van de diploma s uit het volwassenenonderwijs heeft echter een heel aantal methodologische problemen met zich meegebracht. Zo ondervindt het Vlaams Ministerie momenteel de nodige problemen om de diploma s vanuit de CVO s correct te registreren. In de nabije toekomst zou deze databank wel volledig opgesteld moeten zijn, hetgeen echter te laat is voor huidig onderzoek. In de huidige studie beschikken we wel reeds voor het schooljaar 2011-2012 over correcte en volledige cijfers. b1.4.3 Berekening slaagpercentages en schatting aantal gediplomeerden Wat betreft zowel het regulier onderwijs als het niet-regulier onderwijs via de VDAB beschikken we wel over de nodige data omtrent de gediplomeerden uit het verleden. Om het aantal gediplomeerden naar de toekomst toe te schatten, maken we meestal gebruik van het slaagpercentage. De berekeningsmethodes van de slaagpercentages worden weergegeven in kader 1.5 en hieronder verder toegelicht. 9 https://partners.vdab.be/esftendering/documenten/polyvalent%20verzorgende.pdf en Joris Gabriëls (VDAB). 23

bijlage 1 Methodologie van manpowerplanning voor de zorgsector en de demografische context Kader 1.5 Berekening slaagpercentages Secundair onderwijs - 2de jaar 3de graad TSO/BSO: aantal diploma sjaar (j + 1) (j + 2) Slaagpercentage jaar (j) (j + 1) = aantal eerstejaarsstudenten jaar (j) (j + 1) 100-3de jaar 3de graad TSO/BSO: aantal diploma s jaar (j) (j + 1) Slaagpercentage jaar (j) (j + 1) = aantal eerstejaarsstudenten jaar (j) (j + 1) 100 Hoger onderwijs - Professionele bachelor opleiding (3de jaar) aantal diploma s jaar (j + 2) (j + 3) Slaagpercentage jaar (j) (j + 1) = aantal eerstejaarsstudenten jaar (j) (j + 1) 100 - Academische 4-jarige opleiding (4de jaar) aantal diploma s jaar (j + 3) (j + 4) Slaagpercentage jaar (j) (j + 1) = aantal eerstejaarsstudenten jaar (j) (j + 1) 100 - Academische 5-jarge opleiding (5de jaar) aantal diploma s jaar (j + 4) (j + 5) Slaagpercentage jaar (j) (j + 1) = aantal eerstejaarsstudenten jaar (j) (j + 1) 100 Schatting aantal gediplomeerden 3de graad secundair onderwijs (TSO en BSO) Dit slaagpercentage wordt berekend op basis van de verhouding tussen het aantal gediplomeerden en het aantal eerstejaars en dit uiteraard binnen dezelfde studiecohorte. Dit laatste wil zeggen dat we ervanuit gaan dat elke student het normale traject doorloopt. Bij een opleiding van in dit geval 2 studiejaren zullen we ons dus baseren op het aantal eerstejaars in het schooljaar voordien. Schatting aantal gediplomeerden 3de jaar 3de graad secundair onderwijs (TSO en BSO) We baseren ons op het gemiddeld slaagpercentage over de laatste 5 jaar en het geschat aantal eerstejaars in de toekomst om de nodige scenario s te maken. Aangezien een specialisatiejaar slechts 1 studiejaar duurt, wordt het slaagpercentage bekomen door het aantal gediplomeerden in het specialisatiejaar (3de jaar, 3de graad) te delen door het aantal leerlingen in het specialisatiejaar binnen hetzelfde schooljaar. Vervolgens wordt het bekomen slaagpercentage vermenigvuldigd met het geschat aantal starters in dit specialisatiejaar. Schatting aantal gediplomeerden hoger onderwijs (professionele bachelor en academische master) Het slaagpercentage wordt berekend op basis van de verhouding tussen het aantal gediplomeerden en het aantal eerstejaars. Voor de professionele bachelor opleiding bijvoorbeeld, betekent dit het aantal gediplomeerden binnen een bepaald schooljaar gedeeld door het aantal eerstejaars 2 schooljaren voordien. Aangezien we niet bij de onderwijsstatistieken van alle opleidingen over het nodige detail beschikken, zo is bijvoorbeeld de link tussen het aantal eerstejaars en academische bachelor en masterdiploma niet altijd eenduidig, zullen we gebruik maken van een alternatieve hypothese. Een nadeel bij deze berekeningsmethodes is dat er geen prognoses voor de nabije toekomst kunnen gemaakt worden. Zo wordt een mogelijke toename van de interesse of desinteresse over de afgelopen jaren niet in de hypothese opgenomen. Deze alternatieve berekeningsmethode wordt verder geduid in onderstaand kader. Kader 1.6 Alternatieve berekening: combinatie aantrekkingspercentages en slaagpercentages Aangezien het direct verband tussen het aantal eerstejaars en het aantal gediplomeerden voor bepaalde opleidingen niet altijd even eenduidig is en dus moeilijk te berekenen, hanteren we nog een alternatieve hypothese. Deze alternatieve hypothese is een combinatie van de voorgaande berekeningen betreffende het aantrekkingspercentage en het slaagpercentage De berekening is als volgt: aantal gediplomeerden jaar (j) (j + 1) Aantrekkingspercentage jaar (j) (j + 1) = aantal 18 jarigen Vlaamse Gemeenschap jaar (j) (j + 1) 24

bijlage 2 Instroom van zorgberoepen via het regulier onderwijs en volwassenenonderwijs, recente periode 1999-2014 en toekomstverkenning 2014-2059 b2.1 Verpleegkunde b2.1.1 Aantal eerstejaarsstudenten De zij-instroom voor de opleiding tot gegradueerde verpleegkunde (HBO5) bestaat uit de opleidingsinitiatieven project 600 en de VDAB. De zij- instroom voor de opleiding professionele bachelor verpleegkunde bestaat uit de opleidingsinitiatieven project 600, opleidingen ondersteund door de VDAB, het brugprogramma en de bijscholing kine/paramedici. Om tot de cijfers project 600 te komen, hebben we voor de openbare sector de nodige assumpties moeten toepassen om tot een schatting van het aantal eerstejaars per opleidingsniveau (bachelor of HBO5) te komen: - aangezien de RSZPPO-gegevens voor de openbare sector geen detail geven van de studenten naar niveau van opleidingen (HBO5 of bachelor), vonderstellen wij, overeenkomstig de verhouding naar niveau bij het aantal nieuwe gestarte kandidaten in 2006-2013, dat gemiddeld genomen 10% de opleiding op niveau professionele bachelor start; 10 - de verdeling van het aantal eerstejaars voor de openbare sector is geschat op basis van de gemiddelde verhouding tussen het aantal eerstejaars en de totale studentenpopulatie voor de jaren 2000 2006 in het regulier onderwijs. De data voor de privésector (²) zijn daarentegen wel allemaal werkelijke cijfers. 10 RSZPPO-gegevens project 600 (Sarah De Schuytener). 25

bijlage 2 Instroom van zorgberoepen via het regulier onderwijs en volwassenenonderwijs, recente periode 1999-2014 en toekomstverkenning 2014-2059 Tabel b2.1 Evolutie van het (geschat) aantal eerstejaarsstudenten in de opleiding tot bachelor verpleegkunde, bachelor vroedkunde en HBO5-verpleegkundige in de Vlaamse Gemeenschap (1980 2013) HBO5- verpleegkunde (excl. zijinstroom)* HBO5- verpleegkunde (project 600, privé en publiek) HBO5- verpleegkunde (VDABopleiding) Totaal HBO5 verpleegkunde Professionele bachelor verpleegkunde (excl. zijinstroom)* Professionale bachelor verpleegkunde (bijscholing kineparamedici) Professionele bachelor verpleegkunde (project 600) Professionele bachelor verpleegkunde (VDABopleiding) Totaal professionele bachelor verpleegkunde* Professionele bachelorvroedkunde 1980-1981 2 336 n.b. n.b. 2 336 2 545 n.b. n.b. n.b. 2 545 n.b. 1981-1982 2 542 n.b. n.b. 2 542 2 790 n.b. n.b. n.b. 2 790 n.b. 1982-1983 2 470 n.b. n.b. 2 470 2 602 n.b. n.b. n.b. 2 602 n.b. 1983-1984 2 390 n.b. n.b. 2 390 2 468 n.b. n.b. n.b. 2 468 n.b. 1984-1985 2 183 n.b. n.b. 2 183 2 264 n.b. n.b. n.b. 2 264 n.b. 1985-1986 1 983 n.b. n.b. 1 983 2 141 n.b. n.b. n.b. 2 141 n.b. 1986-1987 1 628 n.b. n.b. 1 628 2 061 n.b. n.b. n.b. 2 061 n.b. 1987-1988 1 625 n.b. n.b. 1 625 2 248 n.b. n.b. n.b. 2 248 n.b. 1988-1989 1 434 n.b. n.b. 1 434 2 321 n.b. n.b. n.b. 2 321 n.b. 1989-1990 1 348 n.b. n.b. 1 348 1 885 n.b. n.b. n.b. 1 885 n.b. 1990-1991 1 199 n.b. n.b. 1 199 1 790 n.b. n.b. n.b. 1 790 n.b. 1991-1992 1 238 n.b. n.b. 1 238 1 959 n.b. n.b. n.b. 1 959 n.b. 1992-1993 1 340 n.b. n.b. 1 340 1 950 n.b. n.b. n.b. 1 950 n.b. 1993-1994 1 528 n.b. n.b. 1 528 2 253 n.b. n.b. n.b. 2 253 n.b. 1994-1995 1 677 n.b. n.b. 1 677 2 372 n.b. n.b. n.b. 2 372 n.b. 1995-1996 1 491 n.b. n.b. 1 491 2 036 n.b. n.b. n.b. 2 036 410 1996-1997 1 706 n.b. n.b. 1 706 2 240 n.b. n.b. n.b. 2 240 356 1997-1998 1 678 n.b. n.b. 1 678 2 257 n.b. n.b. n.b. 2 257 404 1998-1999 1 538 n.b. n.b. 1 538 2 194 n.b. n.b. n.b. 2 194 420 1999-2000 1 400 n.b. n.b. 1 400 1 723 n.b. n.b. n.b. 1 723 415 2000-2001 1 232 305 93 1 630 1 443 n.b. 96 66 1 605 395 2001-2002 1 084 250 142 1 476 1 471 1 30 65 1 567 420 2002-2003 878 181 242 1 301 1 572 42 16 72 1 702 468 2003-2004 1 226 103 465 1 794 1 542 10 30 208 1 790 545 2004-2005 1 107 52 508 1 667 1 550 0 11 171 1 732 511 2005-2006 1 119 16 463 1 598 1 684 3 5 163 1 855 563 2006-2007 1 103 100 529 1 732 1 749 1 22 189 1 961 616 2007-2008 1 242 34 476 1 752 1 881 n.b. 12 150 2 043 660 2008-2009 1 071 164 638 1 873 1 983 n.b. 25 176 2 184 714 2009-2010 1 069 148 851 2 068 2 175 n.b. 24 273 2 472 806 2010-2011 1 048 254 989 2 291 2 350 n.b. 34 322 2 706 826 2011-2012 1 388 175 891 2 454 2 603 n b 30 323 2 956 888 2012-2013 1 217 126 1 352 2 695 2 960 n b 32 427 3 419 921 * Aantal eerstejaars professionele bachelor verpleegkunde inclusief vroedkunde tot en met 1994-1995. Bron Plus est en vous deel 1: het aanbod van zorgberoepen in de Vlaamse Gemeenschap (1995-2010) aangevuld met data uit het Statistisch Jaarboek van het Vlaams Onderwijs (2006-2013), gegevens project 600 (Febi en RSZPPO) en VDAB-jaarverslagen (2001-2013) 26