Validatie van een idiografische hechtingslijst voor volwassenen in relatie tot ZKM-affecten. Validation of an idiographic attachment list for adults in relation to SCM-affects. Mieke van den Boogaard van Grinsven Eerste begeleider: dr. R. van Geel Tweede begeleider: dr. T. Houtmans Juli 2013 Faculteit Psychologie Afstudeerrichting Arbeids- & Organisatiepsychologie Open Universiteit Nederland 1
Inhoudsopgave Voorwoord 2 Inhoudsopgave 4 Samenvatting 6 Abstract 8 1. Inleiding 9 1.1 Algemene inleiding 9 1.2 Hechtingstheorie en hechtingsschalen 10 1.2.1 John Bowlby 10 1.2.2 Mary Ainsworth 12 1.2.3 Hechting bij kinderen 13 1.2.4 Hechting bij volwassenen 14 1.3 Prototypen hechting 16 1.4 De Zelfkonfrontatiemethode (ZKM) 18 1.5 Waarderingstypen 21 2. Relatie hechtingstheorie en affecten 23 2.1 Vraagstelling en Conceptueel model 24 2.2 De relatie tussen de ZAPN-schalen en veilige hechting: theoretische en empirische onderbouwing 25 2.3 De relatie tussen de ZAPN-schalen en vermijdende hechting: theoretische en empirische onderbouwing 27 2.4 De relatie tussen de ZAPN-schalen en angstige hechting: theoretische en empirische onderbouwing 30 3. Methode 33 3.1 Onderzoeksgroep 33 3.2 Meetinstrumenten 33 3.3 Procedure 34 3.4 Analyse 35 4. Resultaten 36 5. Discussie 38 5.1 Inleiding 38 5.2 Hypothesen, theorie en empirie met analyses 38 5.3 Aanbevelingen 43 2
5.4 Conclusie 44 Literatuur 45 Bijlagen 1. Bijlage 1: Samengestelde vragenlijst 48 2. Bijlage 2: Wervingsbrief 55 3. Bijlage 3: herziene hechtingslijst (HL) 56 4. Bijlage 4: 24-Affectenlijst 57 3
Samenvatting Achtergrond: Bowlby is de grondlegger van de hechtingstheorie. Samen met Ainsworth heeft hij veel onderzoek gedaan naar hechting bij kinderen. Hechtingsrelaties die in de kinderjaren zijn opgebouwd zijn vaak van grote betekenis in de volwassenheid. Hierdoor is hechting bij volwassenen ook steeds meer onderwerp van onderzoek geworden. Bartholomew en Horowitz (1991) ontwikkelden een nieuw model van vier hechtingsstijlen voor volwassenen, gebaseerd op de twee werkmodellen van Bowlby (het model van het zelf en het model van de ander). De waarderingstheorie van Hermans, die als basis dient voor de Zelf Konfrontatie Methode (ZKM), en de hechtingstheorie hebben dezelfde twee uitgangspunten: Z(elf) en A(nder). Doel: Affecten spelen een belangrijke rol in zowel de hechtingstheorie als de ZKM. In dit onderzoek is gekeken of er een verband bestaat tussen hechtingsstijl en affecten. Hiervoor werden de 3 hoofdschalen (veilig, vermijdend en angstig) van de zelf ontworpen Hechtingslijst (HL) vergeleken met de vier affectschalen uit de ZKM (Zelf, Ander, Positief en Negatief). Deelnemers, procedure en onderzoeksontwerp: Er hebben 276 respondenten een aantal vragenlijsten digitaal ingevuld via www.thesistools.com (zie bijlage 1 en 2), waarvan er 145 de vragenlijsten (vrijwel) volledig hebben ingevuld die voor dit onderzoek bruikbaar zijn. De gegevens zijn geanalyseerd met behulp van SPSS. Van de respondenten (N=145) is 83,4% vrouw. Hun leeftijd varieert van 16 tot 67; de leeftijd van de mannen varieert van 24 tot 64. De gemiddelde leeftijd van de vrouwen (45,6 jaar) is iets lager dan die van de mannen (49,6 jaar). Ruim 62% van de respondenten heeft een HBO- of universitaire opleiding genoten. Meetinstrumenten: In het onderhavig onderzoek is gebruik gemaakt van een zelf ontworpen hechtingslijst (HL) en de 24-affectenlijst van Van Geel en De Mey (2003). Tevens zijn er een drietal achtergrondgegevens gevraagd, alsmede een viertal open vragen gesteld. Elke respondent diende de vragenlijst twee keer in te vullen: eerst met een goede relatie in gedachten en daarna nog een keer met een moeizame relatie in gedachten. Resultaten: Na factoranalyse werd duidelijk dat alleen de gegevens van de moeizame relatie bruikbaar waren. Er zijn multiple regressie analyses gemaakt, waaruit naar voren komt dat er significante verbanden zijn tussen de hechtingsstijlen (criteriumvariabele) en de affectenlijst, de ZAPN (predictoren). Conclusie: Het voornaamste doel van deze studie is het onderzoek naar de relatie tussen hechtingsstijlen en affecten; deze relatie is middels MRA s aangetoond. Een ander belangrijk doel van deze studie is het samenstellen van een idiografische en narratieve hechtingslijst 4
bruikbaar voor meerdere relaties en geschikt voor toepassing in de hulpverleningspraktijk. Uiteraard zijn er nog verbeteringen mogelijk, maar deze poging kan wel als geslaagd worden gezien. Keywords: hechtingstheorie, hechtingsstijl, affecten, ZKM, HL. 5
Abstract Background: Bowlby is the founder of the attachment theory. Together with Ainsworth he did a lot of research on childhood attachment. Attachment developed in childhood is often of great importance during adult life. Therefore adult attachment has more and more become a topic of research. Bartholomew and Horowitz (1991) developed a new model of four attachment styles for adults based on the two models of Bowlby (the model of the Self en the model of the Other). The valuation theory of Hermans, that forms the basis for the Self Confrontation Method (SCM), and the attachment theory both have the same starting points: the S(elf) and the O(ther). Affects play an important role in both the attachment theory and the Self Confrontation Method (SCM). Aim: Within this study is examined if there is a relation between attachment styles and affects. For this, the three main scales of attachment style (secure, avoidant and anxious) were compared with the four affect scales of the SCM (Self, Other, Positive and Negative). Participants, procedure and design: In total 276 participants filled out both questionnaires digitally using www.thesistools.com (see appendix 1and 2). 145 of these were (almost) completely filled out and so these were useful for this study. The collected data were analyzed with SPSS. The participants (N=145) were divided in 83,4% female (ages 16-67) and 16,6% male (ages 24-64). The mean age of the women was 45,6 year; the mean age of the men was 49,6 year; ample 62% of the participants have a bachelor or master degree. Measurements: In this study, a self-constructed attachment questionnaire and the 24 affects list of Van Geel & De Mey (2003) are used. In advance of filling out these lists, the participants had to answer a few questions about their age, sex and education and also four open questions. Every participant was asked to fill out the questionnaire twice: once with a good relationship in mind and once with a troubled one. Results: Factor analysis showed that only data of the troubled relation could be used. Multiple regression analyses (MRA) were made, which clearly showed significant relations between attachment styles (criterion variable) and the affects S O P N (predictors). Conclusion: The most important aim of this study was to examine the relation between the three attachment styles and affects. Using MRA this relation has been demonstrated. Another important aim of this study was to construct an idiographic, narrative attachment questionnaire for multiple relationships which can be used in care practice. Off course improvements can still be made, but this attempt can be considered as successful. 6
Keywords: attachment theory, attachment style, affects, SCM, HL. 7