Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

B 19 Voortgezet verbliif 19

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

5 Machtiging tot voorlopig verblijf

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

A 4 1. Vreemdelingen aan wie verblijf in Nederland is toegestaan (art Vw)

Tweede Kamer der Staten Generaal

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

BESCHIKKING VAN DE MINISTERIELE WERKGROEP VOOR HET PERSONENVERKEER VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE VAN 28 JUNI 1967

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 teneinde te voorzien in aanpassing van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

B 7 Asielzoekers en vluchtelinqen 3. Inleidinq

Verblijfsrechtelijke gevolgen van. (tijdelijk) verblijf buiten Nederland

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

B1 O. Onderdanen van de Republiek Suriname

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

B 14 Buitenlandse studenten 3

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 26 november 2015 Onderwerp De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

overleg met de vreemdelingendienst ter plaatse waar de vreemdeling werd aangetroffen.

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381

Voortgezet verblijf secundaire migranten

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Vreemdelingen- en vluchtelingenrecht

Het onderzoek van de IND richt zich op de vraag of de asielzoeker inderdaad gegronde(serieuze) redenen heeft.

B 2 Molukkers 3. 1 Inleidinq

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/180

Aan Land en Taal Ministerie van Buitenlandse Zaken. Directie Afrika. Cluster Ambtsberichten en Terugkeer Postbus T.a.v.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MEDEDELING AAN DE LEDEN

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Oordeel

ECLI:NL:RVS:2016:2279

U vraagt asiel: asiel, krijgt u aanwijzingen van de grensbewakingsambtenaren

Vraag 1: Kent u de berichtgeving over het stijgende aantal asielaanvragen van Kosovaren in Nederland? 1)

2019 no. 40 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 12 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Aan de Voorzitter van de Staten Generaal der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Raadsvoorstel 2003/434

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Inleiding Verblijf in de vrije termijn Visa voor kort verblijf Uitgevers (november )

Informatie over de rechten en plichten van asielzoekers in relatie tot het hoger onderwijs

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Datum: 15 november Rapportnummer: 2010/327

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

Koninklijk besluit betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen.

Rapport. Datum: 5 februari 2003 Rapportnummer: 2003/027

Bijlage C 37 Uittreksel uit het Vluchtelingenverdrag en uit het Protocol van 31 januari 1967 met artikelsgewijze toelichtinq

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0423/4. Amendement. Marek Jurek, Jussi Halla-aho, Branislav Škripek namens de ECR-Fractie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. h2>klacht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

U vraagt asiel aan in Nederland. Waarom is het belangrijk dat u de brochure goed doorleest?

2 Bezwaar en administratief beroep

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

EUROPEES PARLEMENT. Commissie werkgelegenheid en sociale zaken. Voorstel voor een richtlijn (COM(2002) 548 C5-2002/ /0242(CNS))

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Wet arbeid Vreemdelingen

A 5 Toezicht Aantekeninqen in en het tijdelijk in bewarinq nemen van reis- en identiteitspapieren

Richtlijn van de Raad d.d. 21 mei 1973, nr. 73/148/EEG, Pb EG 1973, nr. L1 72.

7 Gedraesliin bil simaleringen in het o~s~orinesregister

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In bezwaar of beroep

CM Utrecht, 23 oktober Betreft: implementatie Richtlijn 2001/55 inzake tijdelijke bescherming van ontheemden

Dienst Terugkeer en Vertrek Ministerie van Veiligheid en Justitie

B17. Slachtoffers van vrouwenhandell

Directoraat-Generaal voor Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

C10-3 Circulaire inzake bijstandsverlening aan vreemdelingen

Regeling Briefadres gemeente Zoeterwoude 2014

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 74

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1982-1983 Rijksbegroting voor het jaar 1983 17600 Hoofdstuk VI Departement van Justitie Nr.42 ' Samenstelling: Leden: Haas-Berger (PvdA), Stoffelen (PvdA), G. C. van Dam (CDA), Kosto (PvdA), voorzitter, Salomons (PvdA), Patijn (PvdA), K. G. de Vries (PvdA), Evenhuis-van Essen (CDA), Wessel- Tuinstra (D'66), Faber (CDA), Tripels (VVD), ondervoorzitter, Buikema (CDA), Van der Burg (CDA), Schutte (GPV), Krajenbrink (CDA), Lankhorst (PPR), Van Es (PSP), Daies (PvdA), Janmaat (Centrumpartij), Korthals (WD), Wiebenga (VVD), De Grave (VVD), Lucassen- Stauttener (VVD). Plv. leden: Van den Bergh (PvdA), vacature PvdA, Hermes (CDA), Stemerdink (PvdA), Van Kemenade (PvdA), Wallage (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Laning-Boersema (CDA), Dees(VVD), Cornelissen (CDA), Van den Toorn (CDA), Leerling (RPF), Dijkman (CDA), Brouwer (CPN), Van Ooijen (PvdA), Van Dis (SGP), Hermans (VVD), Jacobse (VVD), Rempt-Halmmans de Jongh (VVD), Lauxtermann (VVD). 2 Samenstelling: Leden: Van der Spek (PSP), Ter Beek (PvdA), voorzitter, Scholten (CDA), ondervoorzitter, Aarts (CDA), De Kwaadsteniet (CDA), Patijn (PvdA), Meijer (PvdA), Engwirda (D'66), Stemerdink (PvdA), De Boer (CDA), Beckers-de Bruijn (PPR), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Nijpels (WD), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Wagenaar (RPF), De Waart (PvdA), Wallage (PvdA), Van den Toorn (CDA), Schreuders (CPN), Ubels-Veen (EVP), Voorhoeve (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD). Plv. leden: Knol (PvdA), G. C. van Dam (CDA), Couprie (CDA), Van der Linden (CDA), Tazel3ar (PvdA), Den Uyl (PvdA), Wessel-Tuinstra (D'66), Poppe (PvdA), Van der Mei (CDA), Van lersel (CDA), Herfkens (PvdA), Evenhuis (VVD), B. de Vries (CDA), Waalkens (VVD), Van Rossum (SGP), K. G. de Vries (PvdA), Zijlstra (PvdA), Schutte (GPV), Jacobse (VVD), Den Ouden-Dekkers (WD), Terpstra (WD). VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 5 september 1983 De vaste Commissies voor Justitie 1 en voor Buitenlandse Zaken 2 en de Bijzondere Commissie 3 voor Culturele Minderheden hebben zich onlangs intern beraden over de problematiek met betrekking tot de recentelijk uit Suriname uitgeweken Surinaamse onderdanen. Daarbij hebben zij besloten een aantal bij hen gerezen vragen aan de Staatssecretaris van Justitie en de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken ter schriftelijke beantwoording te doen toekomen. Een lijst van de desbetreffende vragen gaat als bijlage hierbij. Aan de hand van de ingekomen antwoorden zal worden nagegaan, of nadien alsnog een mondeling overleg terzake met u wenselijk is. De Commissies stellen het op prijs uw antwoord op deze vragen zo mogelijk op korte termijn te ontvangen. De voorzitter van de vaste Commissie voor Justitie, Kosto De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Ter Beek De voorzitter van de Bijzondere Commissie voor Culturele Minderheden, Van Ooijen De griffier van de vaste Commissie voor Justitie, Kerkhofs Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 1

3 Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), Haas-Berger (PvdA), Van Ooijen (PvdA), voorzitter, G. C. Van Dam (CDA), Weijers (CDA), Faber (CDA), Evenhuis-van Essen (CDA), Jacobse (VVD), Müller-van Ast (PvdA), Hermans (VVD), Andela-Baur (CDA), Van Kemenade (PvdA), Jabaaij (PvdA), Buurmeijer (PvdA), Buikema (CDA), Mik (D'66), Krajenbrink (CDA), Lankhorst (PPR), Brouwer (CPN), Van Es (PSP), Dales (PvdA), Ubels-Veen (EVP), Janmaat (Centrumpartij), Den Ouden-Dekkers (VVD), Wiebenga (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD), Plv. leden: Leerling (RPF), Knol (PvdA), Vacature PvdA, Cornelissen (CDA), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Hermsen (CDA), Dijkman (CDA), Weisglas (VVD), Stoffelen (PvdA), Korthals (VVD), Aarts (CDA), Salomons (PvdA), Kosto (PvdA), Van den Bergh (PvdA), vacature CDA, Wessel-Tuinstra (D'66), De Kok (CDA), Herfkens (PvdA), Schutte (GPV), Evenhuis (VVD), Terpstra (VVD), Kamp (VVD). BIJLAGE Vragen over de problematiek met betrekking tot de recentelijk uit Suriname uitgeweken Surinaamse onderdanen A1. Hoeveel Surinamers zijn er sedert december 1982 naar Nederland gekomen? Hoeveel hebben er een verblijfsvergunning gevraagd? Hoeveel vroegen asiel? Hoe groot is het percentage van afwijzing van de verschillende categorieën? Hoe groot is het percentage van aanvragen dat gehonoreerd is? Hoeveel verblijfstitels zijn er verstrekt als A-status, respectievelijk B-status? Welke criteria worden bij een en ander gehanteerd? Neemt het aantal aanvragen om een verblijfsvergunning toe of af? Hoeveel aanvragen liggen er voor naturalisatie? Wat is in concreto de versoepeling van het toelatingsbeleid? Moeten de Surinamers aan wie een verblijfsvergunning is geweigerd terug naar Suriname? A2. Deelt de Regering de opvatting dat het beleid voorshands er op gericht zou moeten zijn dat Surinamers, die op grond van de politieke situatie in Suriname zijn uitgeweken, tijdelijk in ons land op verantwoorde wijze moeten worden opgevangen en daartoe een adequate verblijfstitel dienen te verkrijgen en bij verandering van het politieke klimaat in Suriname weer snel zouden moeten kunnen repatriëren? A3. Zo ja, welke beleidsinstrumenten staan daarvoor ter beschikking, resp. kunnen worden gecreëerd? A4. Welk beleid wordt door Justitie gevoerd in de gevallen, dat illegaal in Nederland verblijvende Surinamers voor dienstplicht in Suriname worden opgeroepen, doch deze dienst in verband met de politieke situatie in dat land weigeren? A5. Hoe moet voor de Surinamers het criterium worden geïnterpreteerd, dat er «vrees voor hun veiligheid bestaat»? Hoeveel personen vragen juist op grond van dit criterium verblijf in Nederland aan? Welke gevolgen trekt de Staatssecretaris van Justitie uit het rapport van de International Commission of Jurists van 21 maart 1983? A6. Kan de Regering meedelen of het toelatingsbeleid ten aanzien van Surinamers momenteel verschilt van het toelatingsbeleid ten aanzien van anderen, bij voorbeeld de Polen, en hoe komt dat tot uiting? BI. Hoeveel visa, respectievelijk toeristenvisa, zijn er sinds 8 december 1982 aan Surinamers verstrekt? B2. Hoeveel daarvan zijn er na drie maanden verlengd? B3. Werkt er op het ministerie van Buitenlandse Zaken een apart informatiebureau ten behoeve van Surinamers? Hoe functioneert dat bureau? B4. Welke instructies heeft het departement van Buitenlandse Zaken aan de betreffende ambassades gestuurd met betrekking tot de aan de Surinamers te verlenen visa? B5. Waaruit bestaat het mandaat dat de ambassade in Suriname heeft om visa te verlenen? Is er een stormloop op visa? B6. Wat is de positie van de uitgeweken Surinamers in de Nederlandse Antillen en de VS (Miami)? Is er duidelijke beweging van deze groepen richting Nederland? Is er contact met de desbetreffende regeringen? B7. Is het waar dat Surinamers, die via Frans Guyana naar Nederland kwamen aanzienlijk minder problemen ondervonden dan zij die via de VS uitweken? Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 2

B8. Hoeveel uitgewekenen zijn tot nu toe niet via de Nederlandse ambassade te Paramaribo in Nederland binnengekomen, en hoeveel zijn er Nederland niet binnengekomen die niet via deze ambassade hun reispapieren hebben gekregen? B9. Is het waar dat de weg via de Nederlandse ambassade te Paramaribo juist liever wordt vermeden door mensen die uit Suriname weg willen vanwege het militaire regime aldaar? Is het waar dat men daar in de rij moet staan en derhalve gemakkelijk gefotografeerd kan worden, zodat bij voorbeeld achterblijvende familieleden last ondervinden van het regime? B10. Is het waar, dat op de Franse ambassade te Paramaribo veel gemakkelijker en op veel kortere termijn visa te verkrijgen zijn? B11. Is het mogelijk aan te geven hoeveel uitgewekenen deze weg bewandelen? B12. Is het waar, dat de grootste hoeveelheid vluchtelingen eerst naar Frans Guyana gaat? Is het waar dat er aldaar een groep wordt opgevangen door de Franse autoriteiten in een ziekenhuis in de grensplaats St. Laurent? Is het waar dat juist deze mensen «spontaan» zijn gevlucht met achterlating van alles en zonder de juiste reispapieren? B13. Kan worden vermeld hoeveel Surinamers via Frans Guyana, met het daar van de Franse autoriteiten ontvangen visum, naar Parijs reizen en bij de Nederlandse ambassade te Parijs alsnog een Nederlands visum pogen te verwerven? Is het waar dat zij aldaar een visum voor Nederland niet kunnen verkrijgen, omdat ze een tijdje in Parijs hebben doorgebracht? B14. Is het mogelijk aan te geven hoeveel uitgewekenen tot nu toe met de trein vanuit Parijs via Roosendaal naar Nederland gekomen zijn? Hoevelen zijn hiervan bij de grens aangehouden en teruggestuurd? B15. Is het waar dat in de trein tussen Antwerpen en Roosendaal de conducteur reeds nagaat in welke coupé's personen met een zwarte huidskleur zitten, zodat ze voor de Nederlandse grens reeds door de marechaussee eruit gehaald kunnen worden? B16. Is het waar, dat in Parijs een gezin uit elkaar is gehaald, doordat de Nederlandse ambassade aldaar alleen aan de man en niet aan de vrouw en hun twee kinderen een verblijfsvergunning van 30 dagen heeft gegeven? C1. Kunnen Surinamers met een visum, op grond van de politieke situatie in Suriname, een uitkering krijgen, of krijgen ze die pas nadat ze een vergunning tot verblijf hebben gekregen? Voor welke uitkeringen komen ze eventueel in aanmerking? Welk beleid wordt ten deze gevoerd? C2. Zijn duidelijke instructies gegeven aan de gemeentelijke sociale diensten betreffende de bijstandsverlening aan de hier sinds december 1982 gekomen Surinamers? Zo ja, welke? C3. Wordt een bijstandsregeling analoog aan die van de gevluchte Polen na de opstand aldaar overwogen? C4. Wat voor rechten op woonruimte hebben Surinamers met een verlengd visum? C5. Hoe is de positie van Surinaamse studenten die naar Nederland komen, met name nu de Surinaamse universiteit gesloten is? Welke knelpunten doen zich voor bij de komst van Surinaamse studenten naar Nederland? Om welke aantallen studenten gaat het? Wie betaalt hun opvang en studie? Kunnen ze aanspraak maken op bestaande regelingen of Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 3

worden aparte regelingen gemaakt? Hoe staat het met de studiefinancieringsfaciliteiten? Hoe is hun juridisch-verblijfsrechtelijke positie? Welke criteria gelden er voor toelating van deze studenten? Geldt bij voorbeeld de eis van terugkeer? Welke gevolgen heeft het opschorten van de overeenkomst met Suriname voor de positie (juridisch en financieel) van deze studenten? Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 4

MINISTERIE VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de vaste Commissie voor Justitie uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 19 mei 1983 In antwoord op uw brief van 30 maart jl. inzake bovenvermelde aangelegenheid doe ik u hierbij, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken, van Onderwijs en Wetenschappen, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de antwoorden op de gestelde vragen toekomen. De Staatssecretaris van Justitie, V. N. M. Korte-van Hemel Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 5

Antwoord op vragen over de problematiek met betrekking tot de recentelijk uit Suriname uitgeweken Surinaamse onderdanen A1, B1, B2: Sedert december 1982 tot en met 25 maart j.l. zijn door de Ambassade te Paramaribo 1404 visa verleend. Hoeveel personen van dit visum daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt is niet bekend. Het aantal visa dat in genoemde periode door andere Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland is afgegeven bedraagt ongeveer 40. Van de verlenging van de geldigheidsduur van visa wordt geen registratie bijgehouden. Naar schatting gaat het om enkele tientallen verzoeken. Aangetekend zij dat in plaats van verlenging van de geldigheidsduur van een visum een vergunning tot verblijf of asiel kan worden gevraagd. Van de hier bedoelde personen hebben er 125 een vergunning tot verblijf aangevraagd. Zoals tijdens de behandeling van de begroting voor Justitie is gezegd, is het niet raadzaam gegevens te verstrekken over asielaanvragen en asielverlening. Dit kunnen aanwijzingen zijn die de veiligheid van de betrokkenen in gevaar kunnen brengen. Wel kan worden gezegd dat het aantal asielaanvragen betrekkelijk gering is. Bij de beoordeling van asielaanvragen worden de gebruikelijke criteria gehanteerd. Verwezen moge worden naar de «Notitie Vluchtelingenbeleid) (Tweede Kamer, 1979-1980, nr. 15990). Aan 45 personen is een vergunning tot verblijf verleend. De overige aanvragen zijn nog in behandeling. Hierbij worden eveneens de gebruikelijke criteria gehanteerd, tenzij sprake is van aanvragers die voor hun veiligheid hebben te vrezen doch die geen asielverzoek willen indienen. Deze aanvragen worden vanuit dat gezichtspunt bezien. Het aantal aanvragen om een vergunning tot verblijf in gevallen als hier bedoeld neemt af. Er zijn 39 verzoeken om naturalisatie in behandeling. 17 verzoeken zijn reeds ingewilligd. Wat het toelatingsbeleid aangaat bestaat thans het volgende beeld. Degenen die een visum hebben gekregen of op andere wijze Nederland zijn binnengekomen en om redenen van veiligheid niet terug kunnen, hebben hier te lande een toevlucht gevonden c.q. hun zal een toevlucht worden geboden. Zij die geen redenen hebben te vrezen voor hun veiligheid en die ook overigens niet voor verblijf in aanmerking komen zullen ons land weer moeten verlaten. A2. Uit het bovenstaande moge blijken dat het beleid er inderdaad op gericht is om Surinamers die op grond van de huidige situatie in Suriname om veiligheidsredenen hun land hebben moeten verlaten verblijf in ons land toe te staan zolang zulks nodig is. Het staat vanzelfsprekend iedereen vrij op het door hem gekozen moment terug te keren ongeacht de verblijfstitel waarop men zich hier te lande bevindt. A3. Een speciaal op de situatie in Suriname gericht beleid met wijziging van de bestaande wettelijke regelingen op het punt van het verblijf is gezien het voorgaande onnodig. De bestaande beleidsinstrumenten bieden afdoende voorziening. A4. Indien een illegaal in Nederland verblijvende Surinamer niet naar Suriname kan terugkeren in verband met de situatie aldaar bestaat de mogelijkheid een verzoek om verblijf c.q. asiel hier te lande in te dienen. Dit verzoek zal worden behandeld overeenkomstig hetgeen daarover reeds is gesteld. A5. Het criterium «vrees voor veiligheid» dient zowel voor Surinamers als voor andere asielzoekers geïnterpreteerd te worden zoals aangegeven in de notitie vluchtelingenbeleid (zie het antwoord op vraag 1). Uit het in deze vraag bedoelde rapport en op grond van andere ter beschikking staande gegevens worde de conclusie getrokken dat in Suriname een situatie is ontstaan op grond waarvan bepaalde personen gegronde redenen kunnen hebben te vrezen voor hun veiligheid. Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 6

A6. Indien het gaat om personen zoals hierboven bedoeld, is er geen verschil tussen de beoordeling van verzoeken om toestemming tot verblijf hier te lande van Surinamers en van andere vreemdelingen. Wel wordt, gelet op de bijzondere banden tussen Nederland en Suriname, het criterium «land van eerste opvang» ten aanzien van Surinamers niet gehanteerd. Uitgeweken Surinamers die zich reeds in een derde land bevinden zal derhalve desgevraagd niettemin een toevlucht in Nederland worden geboden. B3. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken functioneert geen apart informatiebureau ten behoeve van Surinamers. Uiteraard worden door het ministerie vragen ter zake - indien mogelijk - beantwoord c.q. voorgelegd aan andere ministeries. B4, 5. Ten einde Surinamers die zich in moeilijkheden bevinden als gevolg van de gebeurtenissen in december 1982 te helpen, is de mogelijkheid geopend dat de Nederlandse ambassade ter plaatse zelfstandig terstond visa afgeeft. Ook bestaat de mogelijkheid gebruik te maken van een versnelde procedure waardoor de consultatie minder dan 24 uur in beslag neemt. In de maanden december 1982 tot en met 25 maart 1983 is een sterke toename van het aantal visumaanvragen geconstateerd in vergelijking met de maanden december 1981 tot en met maart 1982. In laatstgenoemde maanden bedroeg het aantal aanvragen 1234. Sedert december 1982 tot en met 25 maart 1983 zijn 4107 aanvragen ingediend. Het aantal aanvragen neemt langzaam af. B6. Omtrent het aantal uitgeweken Surinamers in de Nederlandse Antillen en de VS zijn geen gegevens beschikbaar. In de VS hebben ongeveer 30 Surinamers visa voor Nederland aangevraagd die vrijwel alle zijn verleend. In de Antillen zijn enkele aanvragen ingediend die evenmin problemen hebben opgeleverd. Er is dan ook geen reden voor een bijzonder contact met de betreffende regeringen. B7. Het aantal Surinamers dat volgens de beschikbare gegevens via Frans Guyana naar Nederland is gekomen bedraagt ongeveer 40. In hoeverre zij meer of minder moeilijkheden ondervonden dan degenen die via de Verenigde Staten reisden is niet bekend. Wat de visaverlening in de Verenigde Staten betreft waren er aanvankelijk, zoals reeds tijdens de behandeling van de begroting van Justitie is gezegd, enige problemen omdat de honoraire consul te Miami niet bevoegd is visa te verlenen. Dit probleem is inmiddels door de afgifte van verklaringen opgelost. B8. Verwezen moge worden naar het antwoord op de vragen B6 en B7. B9. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat verreweg het grootste deel van de Surinamers die hun land wilden verlaten zich tot de Nederlandse ambassade hebben gewend om een visum aan te vragen. Van moeilijkheden voor de aanvragers en hun familieleden is tot op heden niet gebleken. B10, 11. Zoals uit het antwoord op de vragen B4, 5 blijkt, kunnen door de Nederlandse ambassade in de daar bedoelde gevallen zelfstandig visa worden verleend. Uitgewekenen konden (en kunnen) zonder uitstel vertrekken. Indien het gaat om visa voor een toeristisch bezoek dan kan het zich inderdaad voordoen dat een visum voor Frankrijk eerder wordt verleend dan voor Nederland. Bij een bezoek aan Nederland zal in bepaalde gevallen controle op het reisdoel noodzakelijk zijn waardoor de verlening van het visum wordt vertraagd. Volgens recente opgave zouden door de Franse ambassade te Paramaribo enkele tientallen visa per week voor een bezoek aan Frankrijk worden verleend. B12. Zoals in het antwoord op vraag B7 is gesteld hebben zich 40 personen aangemeld die op deze wijze naar Nederland zijn gereisd. Het is waar dat een groep Surinamers is opgevangen in het in deze vraag bedoelde Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17600, hoofdstuk VI, nr. 42 7

ziekenhuis. Ineen enkel geval betrof het hier mensen die zonder reispapieren Suriname hadden verlaten. B13. Verwezen moge worden naar het antwoord op vraag B7 en B12. Betrokkenen zijn in Nederland toegelaten. Zoals uit het antwoord op vraag A6 blijkt wordt het criterium «land van eerste opvang» in deze gevallen niet gehanteerd. B14, 15. Hieromtrent zijn geen gegevens bekend. Overigens moge worden opgemerkt dat voor zover bekend op het traject Antwerpen-Roosendaal geen personencontrole plaatsvindt. De marechaussee kan op Belgisch grondgebied geen controle uitoefenen. B16. Zonder nadere gegevens kan het gestelde in deze vraag niet worden geverifieerd. C1. De uitkering welke eventueel aan hier te lande verblijvende Surinamers kan worden verleend, vindt plaats op grond van de Algemene Bijstandswet. Met betrekking tot het bijstandsbeleid ten aanzien van de hierbedoelde groep geldt als uitgangspunt, dat Surinamers vreemdelingen zijn en dat derhalve met betrekking tot de mogelijkheden van bijstandsverlening geen onderscheid wordt gemaakt tussen Surinamers en andere vreemdelingen. Het vorenstaande houdt in dat de mogelijkheid tot bijstandsverlening eerst ontstaat wanneer een vergunning tot verblijf is aangevraagd c.q. is verleend. C2. Via de Rijksconsulenten Bijstandszaken zijn de gemeenten uitdrukkelijk geïnformeerd omtrent het onder C1 geformuleerde uitgangspunt. In de praktijk blijken hieromtrent - voor zover de gegevens beschikbaar zijn - geen problemen te bestaan. C3. De situatie met de Polen verschilt in die zin, dat deze geen vergunning tot verblijf wilden aanvragen om hun mogelijke terugkeer niet in gevaar te brengen. Voor zover bekend is ten aanzien van Surinamers van een dergelijke situatie (nog) geen sprake. C4. De betekenis van het al dan niet verlengde visum is niet meer dan dat het betrokkene is toegestaan een bepaalde periode in Nederland te verblijven. In beginsel heeft iedereen die in Nederland met een geldige titel verblijft recht op zelfstandige woonruimte. Wel zal voor zover relevant moeten worden voldaan aan plaatselijke regelingen. In de praktijk betekent dit dat iemand met een al dan niet verlengd visum veelal aangewezen zal zijn op inwoning. Bij kennissen of families, huur van kamers of duurdere woningen. C5. Ten aanzien van de positie van Surinaamse studenten geldt de huidige regeling. Deze regeling ziet er als volgt uit. a. Toelating tot w.o. - eerste cursusjaar - Geen recht op studiefinanciering. - Bij studierichtingen zonder numerus fixus: overigens geen belemmeringen voor de toelating van studenten die aan de vooropleidingseisen voldoen. - Bij numerus fixusstudierichtingen: toelating via deelname aan de gewogen loting. Bij studierichtingen waarvoor een quotum geldt voor niet-nederlanders: Surinamers kunnen als Nederlanders deelnemen aan de gewogen loting. - Voor Surinamers werden tot op heden jaarlijks 12 voorrangsplaatsen beschikbaar gesteld, die door de Surinaamse regering mochten worden verdeeld over de studierichtingen met een numerus fixus, onder de Tweede Kamerzitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 8

beperking dat het studierichtingen moet betreffen die niet aan de universiteit te Paramaribo kunnen worden gevolgd. De betrokken studenten konden dus rechtstreeks zonder gewogen loting worden toegelaten. Binnenkort zal contact worden opgenomen met de Minister van Buitenlandse Zaken over de vraag of de aanwijzing van de 12 personen met ingang van het komende studiejaar op een andere wijze dient te geschieden. b. Toelating tot w.o. 2e en volgende cursusjaren (gevorderde studenten) - Geen recht op studiefinanciering. - Studierichtingen zonder numerus fixus: overigens geen belemmering voor gekwalificeerde studenten. - Studierichtingen met numerus fixus: de universiteiten hebben krachtens artikel 3 quater Machtigingswet inschrijving studenten de bevoegdheid de toelating tot een hoger cursusjaar te weigeren aan studenten die van buiten komen. Het college van bestuur heeft evenwel de bevoegdheid in bijzondere gevallen ontheffing te verlenen. c. Toelating tot h.b.o. - eerste en hogere cursusjaren - Geen recht op studiefinanciering. - Het bevoegd gezag van een school beslist over de toelating. De knelpunten welke zich voordoen bij de komst van Surinaamse studenten naar Nederland spitsen zich vooral toe op: - verblijfsvergunning; - studiefinanciering; - opvang en begeleiding in Nederland. Voor wat betreft het aantal Surinaamse studenten, dat na 8 december 1982 Suriname heeft verlaten en dat thans in Nederland verblijft, kan worden uitgegaan van een aantal van 200 studenten. De Surinaamse studenten dienen zelf te beschikken over voldoende middelen van bestaan om onder meer de studie te betalen. Surinaamse studenten, die zijn toegelaten als vluchteling en aan wie een A-status is verleend kunnen voor een rijksstudietoelage in aanmerking komen. d. Verblijfsrechtelijke positie Met betrekking tot hun toelating en hun verblijfsrechtelijke positie geldt het gestelde in de Vreemdelingencirculaire, Hoofdstuk B10, onder 2.2.4. Dit houdt onder meer in dat - tenzij van een asielsituatie sprake is - Hoofdstuk B14 van de Vreemdelingencirculaire van toepassing is en derhalve de te verlenen vergunningen tot verblijf in deze gevallen worden beperkt voor studiedoeleinden. Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 17 600, hoofdstuk VI, nr. 42 9