Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen



Vergelijkbare documenten
Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen

Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse voorzieningen

Kiezen van taaltoetsen en taalcursussen voor de nieuwe taalnorm 3F

IJsbrand Jepma & Jan Maarse

Bijlage bij de kieswijzers voor taaltoetsen en taalcursussen

IJsbrand Jepma & Jan Maarse

Opleidingsplan

Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen

Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering

Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen

Ontwikkelingen rond VVE in kort bestek

Versie: maart Overzicht nascholing beroepskrachten voorscholen januari t/m juni 2016

Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse voorzieningen

Taalniveau 3F. Voorbereiding, uitvoering, resultaat en borging

Inhoud educatie-opleidingen, toetsing en certificering

Evaluatie Vversterk trainingen. Organisatieaspecten tweede tranche

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE VRAGEN. Datum. 8 november Onderwerp. Ons kenmerk. Taaleis BSW/ RIS294999

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

Evaluatie pilot VVE Nieuwleusen

Brancheorganisatie Kinderopvang Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang Sociaal Werk Nederland BOinK Stichting Voor Werkende Ouders FNV CNV

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Ermelo

Taaleis Nederlands voor IKK en voorschoolse educatie (ve)

Kinderen profiteren van trainingen. Kinderen profiteren van training pm ers

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Beverwijk

Kinderdagverblijf "Plons"

PRAAT MET DE RAAD kort verslag

Leidster en leerkracht maken VVE effectief

Samenwijs St. Jozef. Kwaliteitsonderzoek. voorschoolse educatie

COMMUNICATIE technieken. voor leidinggevenden

SAMEN AAN DE SLAG IN VVE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 25 november 2011 Betreft Bestuursafspraken G4 en G33

UITVOERINGSPROGRAMMA 2013

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen

Piramide. Dé educatieve methode voor alle jonge kinderen

Veranderingen beleid voorschoolse educatie (VE) november/december 2018 Rob Vergeer

Inspectierapport. Kinderopvang Maikids Amsterdam B.V (KDV) Laan van Vlaanderen JM AMSTERDAM Registratienummer:

Aanwijzen deskundige taaltoets

toetsresultaten vmbo en mbo in de regio Den Haag oktober 2011

Wie de schoen past. Kaleidoscoop op het ROC ASA, voor studenten opleiding onderwijsassistent en SPW

SAMEN AAN DE SLAG IN VVE

Beleidsregels Wet taaleis gemeente Edam-Volendam

Beleidsregels Wet Taaleis 2016 betreffende de Participatiewet

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

IKC Het Balkon. Kwaliteitsonderzoek. voorschoolse educatie

GGD Brabant-Zuidoost, Mw. V. van Kilsdonk In opdracht van gemeente: Datum inspectiebezoek: VVE criteria 2014 gemeente Eindhoven

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Westland

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE

Op de voordracht van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, van xxx, nr. xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Veranderingen voorschoolse educatie (VE) beleid grote gemeenten G37/G86 november 2017 Rob Vergeer

Hulp bij ADHD. Scholingsaanbod

Inspectierapport Doomijn peuterspeelzaal Schellerpark (KDV) Schellerpark NZ Zwolle Registratienummer

Hierna lichten we per onderdeel de voortgang toe van deze afspraken in Enschede.

Voorbeeldconvenant Vooren Vroegschoolse Educatie

Kinderdagverblijf Boefje

VVE-pilot Spraak Makend in Oost-Groningen

Piramide. Dé educatieve methode voor alle jonge kinderen

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer

Inspectierapport o.b.s. De Piramide - psz Mini Piramide (PSZ) Duitslandlaan BC Haarlem

Beschrijving leertraject Basiskwalificatie Didactische Bekwaamheid (BDB), inclusief de Basis Kwalificatie Examinering (BKE)

Inspectierapport Het Speelhoekje (KDV) Oijense Bovendijk AH OIJEN Registratienummer

Hulp bij ADHD. Scholingsaanbod

Subsidieaanvraag VVE extra middelen periode 01 november 2012 t/m 31 december 2012

Inspectierapport VVE - arrangement t Kruimeltje Veeneslagen KDV, Brandlicht 1 te Rijssen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Terschelling

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden-Drenthe

Naam Kindercentrum: De Bloemenkinderen SPIL-centrum: Sprookjesbosch Registratienummer LRKP:

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL KETELBINKIE BASISSCHOOL DE WINDROOS

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Merdeka

Product Informatie Blad - Taaltoets

Landelijke training aanpak kindermishandeling (LTAK)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2015 IN DE GEMEENTE. Midden Delfland

Calimero. Kwaliteitsonderzoek. voorschoolse educatie

Bestuursafspraken G4/G33 -Rijk Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen

Evaluatie trainingen Vversterk. Deelnemers eerste tranche

NEDERLANDS en REKENEN

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL HET MOZAÏEK LOCATIE DE BONGERD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Opleidingsbeleidsplan

Voorstel taal- en rekenbeleid [school]

Inspectierapport 't Akkertje (PSZ) Jan Prinsstraat HL HENGELO OV

VVE-beleidsplan Montessori-peutergroep De Peutertuin. locatie Noord Enkhuizen

Inspectierapport Pinokkio (PSZ) Mathilde Wibautstraat MC HOOFDDORP

sine limite voor ieder kind

Ten slotte geef ik u een overzicht van de evaluaties van het achterstandenbeleid die u in maart 2015 van mij mag verwachten.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

Inspectierapport Aanvullende eisen Hengelose Voorschool KOV Hebbes. Peuteropvang 't Heem (KDV) Gerststraat 2 te Hengelo

Voor wie Voor mensen die een voor de opleiding relevante werkplek hebben voor minimaal 20 uur per week, gegarandeerd voor minimaal 1 kalenderjaar.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2014 IN DE GEMEENTE. Leiderdorp

Inspectierapport Doomijn Peuterspeelzaal De Meidoorn (KDV) De Meidoorn NB Koekange Registratienummer

Convenant Proces van signalering, toeleiding en plaatsing voor- en vroegschoolse educatie

VVE beleidsplan. (versie 1.2 /februari 2015)

Inspectierapport VVE - arrangement Stg. Pr. Chr. Peuterspeelzaal t Kruimeltje Veeneslagen KDV, Brandlicht 1 te Rijssen

Voorstel aan de gemeenteraad

De Akkers. Kwaliteitsonderzoek. vroegschoolse educatie

Wmo-werkplaats Twente. Scholingshandleiding voor cursist en trainer. Samenwerken met vrijwilligers

Inspectierapport De Zandloper (PSZ) Zandbos DD HOOFDDORP

GHOR Academie. Opleiding OMAc GHOR Functiegerichte opleiding voor de Operationeel Medewerker Actiecentrum (OMAc) GHOR

Transcriptie:

Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen

Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen Opdrachtgever: ministerie van OCW, directie Primair Onderwijs Olga Abell en IJsbrand Jepma Sardes, Utrecht Juli 2012

Inhoudsopgave Managementsamenvatting 2 1. De gemeente en de keuze voor een taalcursus 5 2. Kieswijzer 8 3. Vier stappen 9 Stap 1: inventariseren van het cursusaanbod 9 Stap 2: situatie in beeld brengen aan de hand van toetsresultaten 13 Stap 3: inventariseren van beschikbare tijd en budget 15 Stap 4: keuze maken voor een cursus 16 Bijlage 1: verantwoording van de kieswijzer 20 Bijlage 2: uitleg bij taalniveau 2F en 3F 21 Bijlage 3: beschrijving van de taalcursussen 24 1

Managementsamenvatting Bestuurlijke afspraken over het verhogen van het taalniveau van pedagogisch medewerkers in de voorschoolse sector De G37 heeft bestuurlijke afspraken gemaakt met het Rijk om het taalniveau van pedagogisch medewerkers bij spreken, lezen en schrijven na te gaan en waar nodig te verhogen. Het is zowel in het belang van het kind als van de pedagogisch medewerker zelf om serieus werk te maken van het eigen taalniveau. Pedagogisch medewerkers die taalvaardig zijn, zijn beter in staat om (doelgroep)kinderen te ondersteunen in hun taalontwikkeling. Bovendien zorgt een voldoende eigen taalniveau voor meer werkplezier en arbeidsperspectief. Afgesproken is dat in 2015 landelijk gemiddeld 90 procent van de pedagogisch medewerkers in de VVE-sector in de G37 voor mondelinge en leesvaardigheden moet voldoen aan niveau 3F. Schriftelijke vaardigheden mogen worden beheerst op niveau 2F. 3F en 2F staan respectievelijk voor Fundamentele kwaliteit op niveau 3 en niveau 2 en zijn onderdeel van een schaal die loopt van 1 t/m 4. Deze indeling is ontleend aan de Referentieniveaus taal van Meijerink. Toetsen en nascholen Een eerste stap bij het verhogen van het taalniveau van pedagogisch medewerkers is het toetsen van het taalniveau. Daarvoor bestaan verschillende taaltoetsen. De Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen 1 is ontwikkeld om gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen te ondersteunen bij de keuze voor de juiste taaltoets. De voorliggende kieswijzer is ontwikkeld om hen te ondersteunen bij de volgende fase: het nascholen van de pedagogisch medewerkers van wie is gebleken dat het taalniveau onder de grens ligt die is vastgesteld in de bestuurlijke afspraken 2. Vier stappen om een gefundeerde keuze te maken voor een taalcursus Om tot een beredeneerde keuze te komen, wordt voorgesteld om vier stappen te doorlopen. Deze vier stappen worden beschouwd als een vervolg op de stappen die eerder zijn genomen bij de keuze voor een taaltoets. Ervan uitgaande dat gemeenten deze stappen hebben doorlopen en daarmee al een goede overlegstructuur hebben met het voorschoolse veld, wordt in de Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen niet meer ingegaan op het vinden van de juiste overlegstructuur. In stap 1 wordt het cursusaanbod bekeken. De taalcursussen zijn beschreven op grond van 15 kenmerken die kunnen worden opgedeeld in de volgende categorieën a) algemene, b) inhoudelijke, c) organisatorische en d) effectiviteitskenmerken. In stap 2 bekijkt de gemeente samen met de organisaties voor voorschoolse instellingen de resultaten van de taaltoetsen en trekt conclusies over de omvang van de groep die moet worden nageschoold en over de inhoud en intensiteit van de cursus. In stap 3 wordt bekeken wat het beschikbare budget is en hoeveel tijd de voorschoolse voorzieningen vrij kunnen maken voor het nascholingstraject. In de laatste stap wordt een keuze gemaakt voor de meest geschikte taalcursus. Hiervoor is binnen de kieswijzer het aanbod vergeleken op vijf belangrijke kenmerken: domein (welke vaardigheden worden getraind?), doel (naar welk taalniveau wordt toegewerkt?), beroepspecificiteit (is de cursus specifiek voor pedagogisch medewerkers of voor een bredere beroepsgroep, en richt het zich op de praktijk van voorschoolse instellingen?), intensiteit (aantal contacturen en aantal uren zelfstudie) en toetsing (wordt er gebruik gemaakt van een onafhankelijke taaltoets en wordt de toets extern afgenomen?). Net als in de Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in 1 Gepubliceerd op de website van Sardes: http://www.sardes.nl/publicaties_detail.php?nav=100&publ=158 2 De huidige kieswijzer is zoveel mogelijk gelijk gehouden aan de Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen. De algemene teksten met beleidsinformatie zijn letterlijk overgenomen en de structuur van het rapport is ongewijzigd. 2

voorschoolse instellingen zijn aan de kenmerken sterren toegekend, al naar gelang de kwaliteit van het kenmerk. Alleen voor het kenmerk intensiteit hebben wij het aantal contacturen tijdens de bijeenkomsten en het aantal zelfstudie-uren gegeven. De intensiteit kan doorwerken in de kosten omdat een cursus met veel contacturen meer vervangingskosten met zich meebrengt. Het begrip kwaliteit moet in deze kieswijzer beschouwd worden als tegemoetkomend aan de doelen die binnen de bestuursafspraken zijn gesteld. Dat maakt dat een training met ambitieuzere doelen (bijvoorbeeld waarin meerdere taaldomeinen aan bod komen) een lagere sterrenwaardering krijgt dan een training die er op is gericht cursisten tot niet meer dan de nieuwe taalnorm op te scholen. Verder is de beoordeling van de cursussen gebaseerd op de beschrijvingen die de trainende instellingen van hun eigen cursus hebben gegeven. Cruciale elementen als de vaardigheid van de trainer konden daarom niet worden meegenomen in de beoordeling. Gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen doen er goed aan om zelf naar referenties of naar het c.v. van de trainer te vragen. De laagste waardering bestaat uit één ster en de hoogste waardering uit vier sterren. In tabel S.1 staat een samenvattend overzicht. Om te beoordelen welke cursussen er positief uitspringen zijn we uitgegaan van minimaal drie sterren op de belangrijkste kenmerken. Hierbij is geen rekening gehouden met kosten, locatie en intensiteit van de training. De volgende aanbieders hebben minimaal drie sterren op de belangrijkste kenmerken: Arcus College, BCO Onderwijsadvies, CED- Groep/Sardes, Deltion College, KleurRijker, 02 Onderwijsadvies/Zuyd Hogeschool, ROC van Amsterdam/ROC ASA, ROC Eindhoven, Taalpartners Vitalis College en Zadkine/Albeda. Tellen we de sterren bij elkaar op, dan springen de volgende aanbieders er het meest positief uit (met tussen haakjes het aantal sterren): ROC van Amsterdam/ROC ASA (16), CED-Groep en Sardes (15), Deltion College (15), KleurRijker (15), ROC Eindhoven (14), Zadkine en Albeda (14). 3

Tabel S.1: Belangrijkste kenmerken van taalcursussen en de waardering in sterren Titel en ontwikkelaar Domein Doel Beroepspecificiteit Intensiteit aantal uren bijeenkomst/zelfstudie Toetsing Plezier in taal (Arcus College) *** *** **** 45/60 *** 1Naar 3F taal op maat (BCO Onderwijsadvies) *** *** **** 32/48 *** @FFF Taalleren (CED-Groep en Sardes) Remediërend maatwerktraject Taal voor Pedagogisch medewerkers (Deltion College) Taalstimulering voor VVEmedewerkers (Driestar Onderwijsadvies) Niveauverhoging Nederlandse taal (Horizon College) *** **** **** 28/78 **** **** **** **** 20/? *** ** *** **** 24/16 *** **** * * In overleg *** Nederlands op de werkvloer voor leidsters VVE (ITTA) *** **** **** 24/16 ** Taalsterk Kinderopvang (KleurRijker) **** **** **** 40/60 *** (Nova Contract) *** * **** 16/? ** Moeiteloos taalvaardig(er) (O2 onderwijsadvies & Zuyd Hogeschool) *** *** **** 32/48 *** Taalscholing VVE (ROC van Amsterdam/ ROC ASA) **** **** **** 90/60 **** Interactieve Taalvaardigheden (ROC Eindhoven) **** *** **** 100/60 *** Bijscholing Nederlands 3F niveau (ROC Leeuwenborgh) ** *** ** 110/200 *** Nederlands in de kinderopvang (Taalpartners) **** *** *** In overleg *** Allemaal Taal (ThiemeMeulenhoff) *** *** *** 32/48 ** Taal op Niveau (TinyEYE/SeeEzi ) ** * ***? ** Taalniveau pedagogisch medewerker van 2F naar 3F (Vitalis College) **** *** *** 60/90 *** Voortraject niveauverhoging voor VVE-leidsters naar niveau 2F (Zadkine en Albeda) **** *** **** 240/? *** 4

1. De gemeente en de keuze voor een taalcursus Naar een nieuwe taalnorm in de voorschoolse sector Pedagogisch medewerkers die binnen de G37 (de 37 grootste gemeenten van Nederland) werkzaam zijn in de voorschoolse instellingen met VVE (kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en voorscholen) voldoen idealiter aan een taalnorm. Dit is nodig om bij jonge (doelgroep)kinderen op een voldoende niveau aan taalontwikkelingsstimulering te kunnen doen. Hierover zijn afspraken gemaakt in de bestuursafspraken tussen Rijk en G4 en G33. Het betreft zowel zittend als nieuw personeel in de voorschoolse sector. Voor het zittende personeel geldt dat de initiële opleiding soms al wat langer geleden is gevolgd. Beginnend personeel dat net klaar is met de opleiding, heeft taalonderwijs genoten dat anders is van inhoud, structuur en examinering (toetsing). Ook de opleidingseisen van de eigen taalvaardigheden in het Nederlands is door de jaren heen veranderd binnen de opleidingen die toeleiden tot de sector van het jonge kind. Dit maakt dat het vrij onduidelijk is wat het taalniveau is van het personeel in de voorschoolse sector. De diploma-eisen op het gebied van Nederlands zijn aan verandering onderhevig geweest. De aanname dat alle pedagogisch medewerkers het vereiste taalniveau bezitten is in elk geval niet reëel. Informatiebox 1: het belang van een hoog taalniveau Het voldoen aan een hoog taalniveau is in het belang van het kind én de pedagogisch medewerker zelf. Voor kinderen die thuis weinig Nederlands horen (zogeheten taalarme gezinnen ) of alleen buitenshuis Nederlands horen is het ongelooflijk belangrijk dat het taalaanbod in voorschoolse instellingen van een hoog niveau is. Pedagogisch medewerkers spelen hierbij een grote rol, ze zijn bij de taalontwikkeling een voorbeeld voor de kinderen. Van een pedagogisch medewerker die taalcompetent is, leren kinderen een grote basiswoordenschat en zinsconstructies die hen helpen bij het stellen van vragen of het vertellen over eigen ervaringen. Ook voor de pedagogisch medewerkers zelf is het gunstig om vaardig te zijn met taal. Het geeft meer voldoening en arbeidsvreugde om te zien dat kinderen sprongen maken in taal omdat jij die spelenderwijs verrijkt. Bovendien verruimt een hoog eigen taalniveau de beroepsperspectieven. Bron: Kees Broekhof, Je bent een voorbeeld voor de kinderen. Taalstimulering in de kinderopvang. KIDDO, 3, 2012. Op dit moment zijn de eisen voor diplomering als Pedagogisch Werker niveau 3 (vanuit het wettelijke kwalificatiedossier) dat alle vaardigheden op 2F worden beheerst. Dit is lager dan het streefniveau bij taal, zoals afgesproken binnen de G37. Bij sommige lichtingen wordt Nederlands niet eens meegewogen bij de zak-/slaagbeslissing. Zolang dit voortduurt, zal de voorschoolse VVEsector te maken blijven krijgen met nieuwe pedagogisch medewerkers die getoetst en bijgeschoold zullen moeten worden om het vereiste taalniveau te beheersen. De drie taaldomeinen waar de nadruk op ligt in de bestuursakkoorden Taal is opgebouwd uit verschillende domeinen. In de bestuursakkoorden wordt onderscheid gemaakt tussen drie taaldomeinen, te weten: (a) mondelinge vaardigheden (luisteren, spreken en gesprekken voeren) (b) leesvaardigheden (tekstbegrip) (c) schriftelijke vaardigheden (schrijven en taalverzorging) Afgesproken is dat in 2015 landelijk gemiddeld 90 procent van de pedagogisch medewerkers in de VVE-sector in de G37 voor mondelinge en leesvaardigheden moet voldoen aan niveau 3F. Schriftelijke vaardigheden mogen worden beheerst op niveau 2F. 3F en 2F staan respectievelijk voor Fundamentele kwaliteit op niveau 3 en niveau 2 en zijn onderdeel van een schaal die loopt van 1 t/m 4. Deze indeling is ontleend aan de Referentieniveaus taal van Meijerink (in bijlage 2 staat meer informatie). 5

Toetsen en scholen van pedagogisch medewerkers in de voorschoolse sector Het is de bedoeling dat in de gemeenten in het kader van de bestuursafspraken tussen Rijk en G4 en G33 pedagogisch medewerkers in de voorschoolse sector getoetst gaan worden op alle genoemde domeinen van de Nederlandse taal, om te zien welk taalniveau ze beheersen. Vervolgens is het de bedoeling dat het voorschoolse personeel dat onder de taalnorm scoort, wordt bijgeschoold. De voorschoolse instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het taalniveau van de pedagogisch medewerkers en dus ook voor bijscholing, indien nodig. Uiteindelijk zullen de voorschoolse instellingen, gefaseerd in 2013 en 2015, bij de GGD en/of Inspectie van het Onderwijs (de toezichthoudende instellingen) moeten kunnen aantonen dat hun pedagogisch medewerkers voldoen aan de gestelde taalnorm. Gemeenten hebben tussen- en einddoelen geformuleerd en budget uitgetrokken om het verhogen van het taalniveau van het voorschoolse personeel in praktijk te brengen. Het ligt daarom voor de hand dat de gemeente de regierol neemt bij het werken aan de nieuwe taalnorm, maar bij de weg daar naartoe het lokale voorschoolse veld en de opleidingsinstituten intensief betrekt. Behoefte aan een kieswijzer Om het keuzeproces voor een taaltoets vanuit verschillende vertrekpunten en criteria te structureren, heeft het ministerie van OCW/directie Primair Onderwijs twee kieswijzers laten ontwikkelen door Sardes: een Kieswijzer Toetsen taalniveau pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen (hierna: Kieswijzer voor Taaltoetsen) en een Kieswijzer Taalcursussen pedagogisch medewerkers in voorschoolse instellingen (hierna: Kieswijzer voor Taalcursussen). De kieswijzers zijn praktische handreikingen om gemeenten te helpen bij het kiezen van een passend scholingsaanbod. De Kieswijzer voor Taaltoetsen is in mei 2012 gepubliceerd. De voorliggende kieswijzer is een vervolg hierop, en beschrijft de stappen die worden doorlopen om tot een keuze te komen voor een taalcursus, nadat de taaltoetsen zijn afgenomen. Het is mogelijk dat gemeenten cursussen willen inkopen die niet in de kieswijzer zijn opgenomen, bijvoorbeeld omdat ze later zijn ontwikkeld. De kieswijzer kan dan ingezet worden als hulpmiddel om de kwaliteit van die cursussen te beoordelen. Aan de hand van de kieswijzers kunnen gemeenten in overleg met voorschoolse voorzieningen een geschikte keuze maken voor een taaltoets en een taalcursus. De kieswijzers bevatten stappen en overwegingen die van belang zijn bij de keuze voor een taaltoets en taalcursus. Ze verwoorden ook de ruimte waarbinnen bewogen kan worden. De beslissing wordt uiteindelijk genomen door de gemeente, in samenspraak met de betrokken voorschoolse instellingen. Samen zullen zij de stappen doorlopen om tot een keuze te komen. Bijlagen In deze kieswijzer zijn drie bijlagen opgenomen. Bijlage 1 bevat de verantwoording van de totstandkoming van de kieswijzer. In bijlage 2 wordt inzichtelijk gemaakt wat precies het verschil is tussen 2F en 3F en welke ontwikkeling het voorschools personeel zal moeten doormaken. Bijlage 3 bevat de lijst van bestaande taaltoetsen waaruit gekozen kan worden. 6

Informatiebox 2: ervaring van Amsterdamse welzijnsorganisatie Dynamo Citaten uit een interview met Francis Eijlders van Welzijnsorganisatie Dynamo uit Amsterdam: Over de nieuwe taalnorm De taaltoets is ons weliswaar opgelegd vanuit de nieuwe taalnorm, maar uiteindelijk brengt het ons in de positie dat we goede kwaliteit kunnen bieden. Voorschool leidsters werken doorgaans vierentwintig uur per week. Daarvan werken ze veertien uur op de groep. In die veertien uur werken ze onder andere aan de taalontwikkeling van peuters, om de kinderen startklaar te maken voor de basisschool. In de tien uur die ze niet op de groep staan houden ze het administratiesysteem bij en schrijven ze observatieverslagen en bijvoorbeeld stukjes voor de nieuwsbrief. Daarnaast heeft een groot deel van hun werk betrekking op communiceren met ouders. Voorschool leidsters moeten de taal voldoende beheersen om niet alleen met ouders gesprekken te voeren, maar ze ook te kunnen begeleiden bij de thuiscomponent van het VVEprogramma. Kortom: taal is een continue factor in het werk van onze voorschool leidsters. Over ondersteuning vanuit de gemeente Wij hebben gedurende het hele traject ondersteuning gekregen van de programmamanagers uit het VVEcluster van DMO, Gemeente Amsterdam. DMO stuurde aan en gaf richting. Dat maakte dat wij zelf niet steeds het wiel uit hoefden te vinden. Dynamo is als Amsterdamse welzijnsorganisatie begin 2011 gestart met het toetsen en nascholen van de voorschool leidsters. 7

2. Kieswijzer Taaltoets en taalcursus als onderdeel van een taalverbeteringstraject Wanneer het taalniveau van de pedagogisch medewerkers is getoetst, zal voor de groep die een te laag taalvaardigheidsniveau blijkt te hebben een taalverbeteringstraject ingekocht worden door de gemeente. Het is verstandig om dit taalverbeteringstraject in nauw overleg met het werkveld af te stemmen. Wanneer gemeenten en voorschoolse instellingen samen afspraken kunnen maken, zal het eenvoudiger worden om de afgesproken doelen uit de bestuursafspraken op tijd te halen. Maak een beredeneerde keuze Bij het maken van de keuze voor een taalcursus spelen diverse factoren een rol. Aan de hand van diverse stappen komt een gemeente, uiteraard in overleg met de betrokken voorschoolse instellingen, tot een beredeneerde keuze. Soms kan snel een keuze worden gemaakt. Bijvoorbeeld omdat een gemeente de zorgvuldig afgewogen keuze van een andere gemeente één-op-één overneemt. De keuze voor een taalcursus kan ook min of meer open staan. De Kieswijzer voor Taalcursussen als vervolg op de Kieswijzer voor Taaltoetsen Een taalverbeteringstraject bestaat uit het toetsen van de pedagogisch medewerkers en het nascholen van de groep die beneden het niveau scoort dat als minimum is gesteld. Voor het toetsen van pedagogisch medewerkers bestaan verschillende taaltoetsen. De Kieswijzer voor Taaltoetsen is ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij de keuze voor de juiste taaltoets. De gemeente neemt daarbij de regierol. De Kieswijzer voor Taaltoetsen beschrijft vijf stappen die worden doorlopen om tot een verantwoorde keuze voor een taaltoets te komen: 1) aansluiten bij mogelijkheden en behoeften van voorschoolse instellingen en hun medewerkers, 2) nagaan van de functie van de taaltoets, 3) kijken naar de taaltoets zelf, 4) bepalen van de kosten en 5) de balans opmaken. De voorliggende kieswijzer, de Kieswijzer voor Taalcursussen, is ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij de volgende fase: het nascholen van de pedagogisch medewerkers van wie is gebleken dat het taalniveau onder de grens ligt die is vastgesteld in de bestuurlijke afspraken. Ook bij de keuze voor een taalcursus neemt de gemeente de regierol. Toetsing en scholing apart Veel cursussen maken gebruik van een voortoets om het startniveau van cursisten vast te stellen, van tussentoetsen om de voortgang te meten en van eindtoetsen om het resultaat te meten. Omdat trainende instellingen belang hebben bij de uitslag van toetsen is het verstandig om toetsen en cursussen niet in één hand te beleggen. Het gebruik van een voortoets moet door een cursusaanbieder niet worden gebruikt om pedagogisch medewerkers te selecteren die in aanmerking komen voor nascholing. De aanbieder zou dan gebaat kunnen zijn bij een laag slagingspercentage. Idealiter nemen trainers de taaltoets die pedagogisch medewerkers voorafgaand aan het scholingstraject hebben gemaakt, als input voor de cursusinhoud. Pedagogisch medewerkers hoeven dan niet twee maal getoetst te worden voor zij een cursus kunnen starten. Voor een natoets geldt dat cursusaanbieders belang kunnen hebben bij een hoog slagingspercentage op de natoets, omdat dat de effectiviteit van de cursus onderschrijft. Een cursusaanbieder kan alleen met een onafhankelijke toets, het liefst afgenomen door een extern bureau, vaststellen welke cursisten er in zijn geslaagd het taalniveau tot de nieuwe taalnorm op te scholen. 8

3. Vier stappen Om tot een beredeneerde keuze te komen, worden ideaal gesproken de volgende stappen bewandeld. Informatiebox 3: de stappen bij het maken van een beredeneerde keuze voor een taalcursus Stap 1: inventarisatie van het cursusaanbod Stap 2: situatie in beeld brengen aan de hand van de toetsresultaten Stap 3: inventariseren van beschikbare tijd en budget Stap 4: keuze maken voor een cursus Vóór de eerste stap kan worden gezet naar een goed onderbouwde keuze voor een taalcursus moet er een goede overlegstructuur zijn met het voorschoolse veld. De kinderopvang- en peuterspeelzaalorganisaties verrichten uiteindelijk het werk; de gemeente is initiatiefnemer en legt verantwoording af aan het Rijk. De gemeente en het voorschoolse veld moeten daarom nauw samenwerken. In de Kieswijzer voor Taaltoetsen is het aansluiten bij mogelijkheden en behoeften van voorschoolse instellingen en hun medewerkers beschreven als eerste stap naar een gefundeerde keuze voor een taaltoets. Normaliter wordt pas na het toetsen van het taalniveau een taalcursus gekozen. Er zou dan al een goede overlegstructuur met het voorschoolse veld moeten bestaan. Gemeenten die geen gebruik hebben gemaakt van de Kieswijzer voor Taaltoetsen worden voor het vinden van aansluiting met het voorschoolse veld naar deze eerste kieswijzer verwezen 3. Stap 1: inventariseren van het cursusaanbod De eerste stap is een verkenning van het bestaande aanbod. Taalcursussen hebben kenmerken die overeenkomen, maar vaak ook verschillen van andere taalcursussen. Om het aanbod aan cursussen goed te kunnen vergelijken, zijn de taalcursussen in deze kieswijzer beschreven volgens een aantal belangrijke kenmerken. Deze staan in informatiebox 4 beschreven. Gemeenten en voorschoolse instellingen kunnen bepaalde kenmerken meer waarderen dan andere, afhankelijk van de eigen situatie. Op die manier wordt een voorkeur ontwikkeld voor een cursus. Bij stap 4 staan we daar uitvoeriger bij stil. In Bijlage 3 zijn de volledige beschrijvingen van de taalcursussen opgenomen. 3 Gepubliceerd op de website van Sardes: http://www.sardes.nl/publicaties_detail.php?nav=100&publ=158 9

Informatiebox 4: kenmerken van een taalcursus 1) Titel: hoe luidt de titel van de cursus? 2) Ontwikkelaar: welke instellingen hebben de training ontwikkeld? 3) Aanbieder: - welke instelling is hoofdaanbieder van de training? - welke overige instellingen verzorgen de training? 4) Bestaansduur: vanaf welk jaar wordt de training gegeven? 5) Beroepspecificiteit: is de training voor specifiek de VVE-sector of voor meerdere beroepen? 6) Taaldomein(en): op welke taaldomeinen heeft de training betrekking? 7) Doel: welke doelen zijn geformuleerd (naar welk taalniveau wordt toegewerkt)? 8) Opbouw: hoe zijn de bijeenkomsten opgebouwd? Welke onderdelen komen aan bod? 9) Intensiteit: - hoe lang is de periode waarbinnen de training wordt gevolgd? - uit hoeveel bijeenkomsten bestaat de training? - hoeveel zelfstudie-uren zijn er voor de training vereist? - hoe vindt zelfstudie plaats (theoretisch, praktijkoefeningen, filmopnames)? - welk contact is er met de trainer buiten de bijeenkomst om (coaching op de werkvloer/online/telefonisch)? 10) Studiemateriaal: van welk studiemateriaal wordt gebruik gemaakt? 11) Groepsgrootte: wat is het minimum en maximum aantal deelnemers per training? 12) Locatie: waar wordt de training gegeven? 13) Certificaat: krijgen de deelnemers een certificaat voor deelname? 14) Effectmeting: - wordt er gebruik gemaakt van een voor- en/of natoets? Zo ja, welke? - is het effect van de training gemeten? 15) Kosten: - wat zijn de deelnamekosten? - wat zijn de extra kosten voor studiemateriaal? Bovengenoemde kenmerken kunnen worden geclusterd in a) algemene, b) inhoudelijke, c) organisatorische en d) effectiviteitskenmerken. a) Algemene kenmerken Tot de algemene kenmerken rekenen wij de ontwikkelaar(s) en aanbieder(s), en de bestaansduur. Ontwikkelaar(s) en aanbieder(s) Sinds de bestuursafspraken met de G37 zijn gemaakt, zijn er veel taalcursussen op de markt gebracht. Dat is goed, want de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers wordt de komende jaren grondig aangepakt. Met het grote aanbod dat er nu ligt zijn er ontwikkelaars en cursusaanbieders die wellicht niet bekend zijn bij gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen. Gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen zullen moeten bepalen of zij hun keuze mede af laten hangen van vertrouwdheid met de ontwikkelaar en aanbieder van de training. Een ander aandachtspunt is de trainerskwaliteit. De kwaliteit van een cursus hangt sterk samen met de kwaliteiten van de trainer. Omdat in deze kieswijzer de beoordeling van de cursussen gebaseerd is op beschrijvingen van de cursussen en niet op bijvoorbeeld effectiviteitsmetingen of observaties, heeft de kwaliteit van individuele trainers hier geen rol in gekregen. Gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen doen er goed aan om trainende instellingen vooraf te vragen om het cv van de trainers, en om referenties. Bestaansduur De bestaansduur van een cursus hangt samen met de reden dat de cursus is ontwikkeld. Enerzijds kan een taalvaardigheidstraining voor volwassenen al jaren tot de kerntaken behoren van een instelling. Dit zien we bijvoorbeeld bij het ITTA (Instituut voor Taalonderzoek en Taalonderwijs Amsterdam), dat al sinds 1987 functiegerichte taaltrainingen verzorgt voor beroepsgroepen. Anderzijds heeft het huidige beleid ervoor gezorgd dat instellingen zich zijn gaan inspannen om een passend aanbod te ontwikkelen dat tegemoetkomt aan het nieuwe beleid. De 10

bestaansduur van deze cursussen is bijvoorbeeld vanaf januari 2013 omdat ze nog in ontwikkeling zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn het Deltion College, O2 Onderwijsadvies, de CED-Groep, Driestar Onderwijsadvies, BCO Onderwijsadvies en ROC Eindhoven. b) Inhoudelijke kenmerken Inhoudelijke kenmerken zijn de beroepspecificiteit, de taaldomein(en), het doel, de opbouw en het studiemateriaal waar gebruik van wordt gemaakt. Beroepspecificiteit Beroepspecificiteit heeft betrekking op de vraag of de cursus specifiek is toegespitst op de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers of op een meer algemene doelgroep. Een aantal ROC s, zoals Leeuwenborgh en Eindhoven, richt zich met de taalcursus bijvoorbeeld op alle medewerkers binnen de sector Zorg en Welzijn. Anderen richten hun training op pedagogisch medewerkers in de kinderopvangsector of, nog specifieker, op pedagogisch medewerkers in de VVE-sector. Taalcursussen die specifiek ontwikkeld zijn voor pedagogisch medewerkers richten zich op sectorspecifieke situaties als het lezen van brochures over veiligheid en gezondheid en het schrijven van verslagen over de kinderen. Specifiek voor de VVE-sector is bijvoorbeeld de communicatie met ouders over thuiscomponenten van een VVE-programma. Daarnaast richten veel cursussen zich niet alleen op het taalniveau van de pedagogisch medewerkers, maar ook op de manier waarop zij de taalontwikkeling van peuters kunnen stimuleren. Daarmee wordt direct het doel gediend dat ten grondslag ligt aan de bestuursafspraken: het verhogen van de kwaliteit van het taalaanbod aan kinderen. Om een goed taalvoorbeeld te zijn voor kinderen moet het taalaanbod van pedagogisch medewerkers niet alleen correct zijn, maar ook op de juiste manier worden ingezet. De keuze voor een cursus met taalstimulering als vast onderdeel, is aan de gemeenten en het voorschoolse veld. Aandacht voor taalstimulering levert een grote bijdrage aan de kwaliteit van het taalaanbod, maar is geen onderdeel van de bestuursakkoorden. Informatiebox 5: demissionair minister van OCW over het nieuwe beleid Ik wil bereiken dat kinderen zo veel mogelijk zonder taalachterstand naar de basisschool gaan. Dit doe ik door de komende jaren extra te investeren in de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve), schakelklassen en zomerscholen. Op de lange termijn verdienen deze investeringen zichzelf terug. Door extra in te zetten op taal verbeteren de kansen van deze jongeren later op de arbeidsmarkt aanmerkelijk. Marja van Bijsterveldt, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bron: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/nieuws/2012/03/12/concrete-afspraken-met-g37-over-aanpaktaalachterstand-jonge-kinderen.html Taaldomein(en) Het taaldomein is van belang vanwege de verschillende kwalificaties van pedagogisch medewerkers. Niet iedereen hoeft in alle, of in dezelfde, taaldomeinen bijgeschoold te worden. Een pedagogisch medewerker kan uitstekende mondelinge vaardigheden hebben en gebrekkige schrijfvaardigheden. Het is dan niet zinvol om een cursus te volgen waarin veel aandacht wordt besteed aan mondelinge taal. Iemand die een laag niveau heeft op alle domeinen zal echter baat hebben bij een integrale cursus. Idealiter biedt een cursus alle mogelijkheden om pedagogisch medewerkers met verschillende kwalificaties te kunnen opscholen naar de nieuwe taalnorm. Een voorbeeld hiervan is de cursus van Zadkine en Albeda College. Dit ROC biedt een vast programma waarin alle modules iedere bijeenkomst op de agenda staan en dus gelijktijdig worden getraind. Daarnaast worden de modules ook apart aangeboden, waarbij een cursist zich gedurende een gegeven periode in één module laat nascholen. Doel Het doel van de cursus definiëren we aan de hand van het referentieniveau waarnaartoe wordt gewerkt. Gemeenten hebben zich met de bestuursafspraken toegelegd op het verhogen van het taalniveau van pedagogisch medewerkers naar 3F voor mondelinge taal en lezen, en 2F voor 11

schrijfvaardigheid. Om niet minder, maar ook niet meer werk te maken van het nascholingstraject zullen idealiter precies dit de doelen zijn van de cursus. Niet alle cursussen hebben deze niveaus echter als einddoel. BCO onderwijsadvies bijvoorbeeld, legt de lat hoger met 3F als einddoel voor alle domeinen, inclusief schrijfvaardigheid. Organisaties voor voorschoolse instellingen zullen zelf moeten bepalen of zij hierin willen investeren. Het is geen landelijk voorgeschreven norm. In sommige cursussen ligt de lat lager omdat zij zich richten op de doelgroep die eerst van 1F naar 2F gebracht moet worden, ook op mondelinge taal en lezen. De aanbieders van deze cursussen hebben doorgaans ook een aanbod dat pedagogisch medewerkers naar 3F brengt. KleurRijker is hier een voorbeeld van. Pedagogisch medewerkers die van 1F naar 3F gebracht moeten worden hebben een langer traject voor de boeg. Managers van voorschoolse instellingen moeten beoordelen of het voor deze werknemers zinvol is een dergelijk traject te starten; de pedagogisch medewerkers moeten in staat worden geacht om een hoger taalniveau te kunnen bereiken. Wellicht is het beter dat sommigen van hen een andere pad bewandelen. Als dat mogelijk is kan hen bijvoorbeeld een functie binnen een groep met kinderen beneden de VVE-leeftijd worden aangeboden. Opbouw De opbouw heeft te maken met de onderdelen die aan bod komen binnen de bijeenkomst en met de manier waarop ze aan bod komen. Wordt het huiswerk klassikaal besproken? Wordt er zelfstandig gewerkt? Worden er rollenspellen gedaan? Worden er presentaties gegeven? Vooral wanneer een bijeenkomst meerdere uren duurt, is een gevarieerd programma prettig. Studiemateriaal Veel cursussen maken gebruik van bestaand materiaal met theorie en grammaticaoefeningen of praktijkopdrachten. Ook wordt veel gebruik gemaakt van zelf samengestelde readers. Vanzelfsprekend wordt binnen iedere training gebruikgemaakt van studiemateriaal, overgenomen van bestaand materiaal of zelf samengesteld. c) Organisatorische kenmerken Organisatorische kenmerken zijn de intensiteit (aantal trainingsuren, aantal zelfstudie-uren, wijze van zelfstudie, et cetera), de groepsgrootte, de locatie, de kosten en het al dan niet verstrekken van een certificaat. Intensiteit Intensiteit heeft te maken met het aantal contacturen door middel van bijeenkomsten, het contact buiten de bijeenkomsten, de tijd die cursisten besteden aan zelfstudie en de manier waarop zelfstudie plaatsvindt (alleen theoretisch of ook door middel van praktijkopdrachten). Het rendement is hoog wanneer cursisten zoveel mogelijk oefenen. De opzet van een training kan hieraan bijdragen met huiswerk en praktijkopdrachten. Ook heeft de trainer soms een rol buiten de bijeenkomsten om, bijvoorbeeld in de vorm van (online) coach. Het grote voordeel van contact buiten de training is de tijdwinst. Een intensieve cursus hangt vaak samen met veel contacturen, maar daarbij moet tegelijkertijd rekening worden gehouden met een grote afwezigheid op de groep door de pedagogisch medewerker die de training volgt. Zowel SeeEzi en TinyEYE als CED-Groep en Sardes bieden een cursus waarin online training is verwerkt, zodat cursisten ook buiten de bijeenkomsten, en vanuit huis, de training kunnen volgen. De intensiteit van trainingen loopt sterk uiteen. Als we kijken naar de totale duur van de bijeenkomsten is de cursus van Nova Contract het minst intensief met in totaal 16 uur aan bijeenkomsten en de cursus van Zadkine het meest intensief met 240 uur aan bijeenkomsten. Aan zelfstudie wordt bij de meeste trainingen rond 2 uur per week besteed. Groepsgrootte De groepsgrootte heeft invloed op de kwaliteit omdat een grotere groep vanzelfsprekend minder persoonlijke begeleiding met zich meebrengt. Tegelijkertijd hangt de mate van begeleiding samen met het aantal en de duur van de bijeenkomsten die zijn ingebouwd in de cursus. In deze kieswijzer bestaat de kleinste groep uit 10 deelnemers en de grootste uit 25. 12

Persoonlijke begeleiding is in veel gevallen ook mogelijk, maar de kosten zijn daarvoor een stuk hoger. Het ITTA bijvoorbeeld, brengt voor een cursus op locatie 775,- per cursist in rekening en voor individuele begeleiding 2.750,-. Certificaat Het al dan niet verstrekken van een certificaat kan voor cursisten een belangrijk kenmerk zijn, omdat ze ermee kunnen aantonen dat ze zich hebben laten nascholen. Ook speelt dit een belangrijke rol bij de verantwoording aan de toezichthouder. De reden tot het verstrekken van een certificaat is echter niet altijd eenduidig. Cursisten kunnen bij BCO Onderwijsadvies een certificaat krijgen na voldoende inzet ; Driestar Onderwijsadvies geeft een certificaat na deelname van ongeveer 80%. De waarde van dergelijke certificaten is niet vastgesteld. Er is geen overkoepelende organisatie die de geldigheid van certificaten bewaakt; het staat instellingen vrij om ze naar eigen inzicht te verstrekken. Om met een certificaat aan te kunnen tonen dat een cursist is bijgeschoold tot de gewenste taalnorm, moet het certificaat gebaseerd zijn op een onafhankelijke taaltoets. Onder effectiviteitskenmerken gaan we hier uitvoeriger op in. d) Effectiviteitskenmerken Er zijn twee manieren om de effectiviteit van een cursus aan te tonen; het meten van de cursus in het algemeen en het meten van de taalvaardigheid van de deelnemers. Effectiviteit van de cursus Wanneer de effectiviteit van een cursus is aangetoond met een gedegen onderzoek, kan dat een goede reden zijn om voor de cursus te opteren. Het is dan immers aangetoond dat de cursus werkt. Veel cursussen maken gebruik van taalvaardigheidstoetsen om het resultaat van iedere deelnemer in beeld te brengen. Dit wordt vaak gezien als een effectiviteitsmeting van de cursus. Het geeft echter van tevoren geen informatie over de slagingskans van de gemiddelde deelnemer. Taalvaardigheidstoetsen per deelnemer Veel cursussen maken gebruik van voor- en/of natoetsen en soms ook van tussentoetsen. Voortoetsen worden gebruikt om het startniveau te bepalen. De meeste gemeenten hebben al gebruik gemaakt van een taalvaardigheidstoets, als selectieinstrument (Welke pedagogisch medewerkers hebben een te laag taalniveau?) en als diagnoseinstrument (Wat is hun niveau op de verschillende taaldomeinen?). Indien er al toetsen zijn afgenomen is het niet nodig cursisten aan nog een voortoets te onderwerpen; dat kan als onprettig worden ervaren. De toetsgegevens uit de selectieronde kunnen aan de instelling geleverd worden die de taalcursus zal verzorgen. Een tussentoets wordt ingezet als monitor-instrument. Met een tussentoets kan de trainer het effect van de training tussentijds meten om te bepalen of de cursist vooruitgang boekt en of de nadruk op de juiste onderdelen ligt. De tussentoets wordt gebruikt om een cursus bij te sturen. Het gebruik van een natoets is een onmisbaar onderdeel van een taalcursus. Zonder natoets kan niet worden aangetoond of een cursus het gewenste resultaat heeft opgeleverd. Dat brengt een belangrijk punt met zich mee. Trainende instellingen hebben er baat bij dat cursisten slagen voor hun cursus. Deze belanghebbende positie maakt dat de instellingen niet hun eigen product zouden moeten toetsen. Het is belangrijk dat dit door een externe, onafhankelijke toetsontwikkelaar wordt gedaan. In hoofdstuk 2 is hier al op ingegaan. Stap 2: de situatie in beeld brengen aan de hand van de toetsresultaten Het verzamelen van de toetsgegevens De eerste stap bestaat uit het verzamelen van de toetsgegevens. De toetsgegevens worden geraadpleegd om te bepalen hoeveel pedagogisch medewerkers moeten worden nageschoold, op welke domeinen zij moeten worden nageschoold en wat hun startniveau is. Pedagogisch medewerkers die over taalniveau 2F beschikken kunnen proberen met een taalcursus op niveau 3F 13

te komen. Het is ook mogelijk dat pedagogisch medewerkers over niveau 1F beschikken. Deze groep zal een intensievere cursus moeten volgen, wat voor hen doorgaans neerkomt op een grotere tijdinvestering. Voor pedagogisch medewerkers met een zeer laag taalniveau kan ook een ander traject in gang worden gezet, bijvoorbeeld een functie op een groep met kinderen beneden de VVE-leeftijd. Welke pad bewandeld wordt is aan de managers van de voorschoolse instellingen. Zij kunnen het beste inschatten of hun personeel leerbaar genoeg is om naar de nieuwe taalnorm te kunnen worden opgeschoold. Sommige toetsinstituten nemen ook toetsen af om de leerbaarheid van de deelnemers te meten (zie hiervoor de Kieswijzer voor Taaltoetsen). Aanbieders van taalcursussen voor pedagogisch medewerkers met een zeer laag taalniveau kunnen of differentiëren binnen een cursusgroep, of bieden verschillende cursussen aan voor verschillende niveaus. Dat geldt ook voor het aanbod aan modules; er zijn cursussen die de taaldomeinen geïntegreerd aanbieden en cursussen die de domeinen apart aanbieden. Voor pedagogisch medewerkers die niet op alle domeinen hoeven worden bijgeschoold is het aantrekkelijk om een taaldomein binnen een aparte module te volgen. Om de situatie in beeld te brengen aan de hand van de toetsgegevens moeten afspraken worden gemaakt met de managers van de voorschoolse instellingen. Het is aan te raden om met iedere organisatie een aparte afspraak te maken en als gemeente het totaaloverzicht bij te houden. De gemeente beschikt zo over een duidelijk overzicht van de omvang van de na te scholen groep. Hiervoor wordt een overzicht gemaakt als het schema hieronder. In één oogopslag kan men zien: a) hoeveel pedagogisch medewerkers worden nageschoold; b) hoe de taaldomeinen over de groep verdeeld zijn; c) welk startniveau de pedagogisch medewerkers hebben op de taaldomeinen. Tabel 1: voorbeeldtabel waarin het aantal pedagogisch medewerkers dat beneden de norm heeft gescoord op de taaltoetsen is opgenomen Peuterspeelzaal Pimpeloentje Beneden de norm op 1 domein Beneden de norm op 2 domeinen Beneden de norm op 3 domeinen Mondelinge taalvaardigheid Lees- vaardigheid Schijf- vaardigheid Totaal aantal domeinen 1F 2F 1F 2F 1F 1F 2F PM er 1 x x x x 1 2 PM er 2 x x x x 3 PM er 3 PM er 4 PM er 5 PM er 6 x x 1 PM er 7 Kinderdagverblijf Het Hobbelpaard PM er x x x x 2 PM er 2 PM er 3 PM er 4 x x x 1 1 Totaal 1 4 1 2 1 4 3 5 6 Totaal aantal leidsters 5 3 4 14

Stap 3: inventariseren van beschikbare tijd en budget Wanneer een beeld is ontstaan van de omvang van de groep die beneden de norm scoort, is het zaak om te bekijken hoeveel ruimte er is om de groep te laten bijscholen. Die ruimte is enerzijds afhankelijk van de vraag hoeveel tijd de voorschoolse organisaties deze pedagogisch medewerkers op de groep kunnen missen, en anderzijds van het beschikbare budget waar de gemeente over beschikt. Van dit budget moet niet alleen de cursus betaald worden, maar ook vervanging op de dagen waarop de pedagogisch medewerkers op cursus is en eventueel reiskosten. In informatiebox 6 worden twee rekenvoorbeelden gegeven van de manier waarop de kosten voor een taalcursus tot stand komen. Naast kosten voor de cursus, vervangingskosten en reiskosten moeten afspraken worden gemaakt over pedagogisch medewerkers die ondanks het volgen van een taalcursus niet de gewenste taalnorm bereiken. De mogelijkheid bestaat dat een pedagogisch medewerker niet leerbaar genoeg is en daarmee niet in staat is om een hoger taalniveau te bereiken. Leerbaarheid kan gemeten worden met een voortoets (zie Kieswijzer voor Taaltoetsen). Het is verstandig om hier als gemeente afspraken over te maken met de organisaties voor voorschoolse instellingen. De Gemeente Amsterdam bijvoorbeeld, heeft met het voorschoolse veld afgesproken dat voor pedagogisch medewerkers die niet slagen, geen verletkosten worden betaald door de gemeente. De verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk pedagogisch medewerkers te laten slagen, ligt daarmee bij het voorschoolse veld. Informatiebox 6: twee rekenvoorbeelden van kosten voor het afnemen van een taalcursus Rekenvoorbeeld 1 Uit de toetsgegevens blijkt dat 50 pedagogisch medewerkers moeten worden nageschoold. 16 van hen hebben op alle domeinen een startniveau 2F. Zij scoren dus onder de norm voor twee vaardigheden (mondeling en lezen). 17 van hen hebben op lezen startniveau 2F en op schrijven startniveau 1F. Ook zij scoren onder de norm voor twee vaardigheden. 13 van hen hebben voor mondelinge taal en lezen startniveau 2F en voor schrijven 1F. Zij scoren onder de norm voor alle drie de vaardigheden. 4 pedagogisch medewerkers scoren 1F op alle domeinen. Ervan uitgaande dat de leidinggevende van deze vier pedagogisch medewerkers er vertrouwen in heeft dat zij leerbaar genoeg zijn om te worden opgeschoold, wordt ook voor hen een integraal traject ingekocht. Voor hen geldt bovendien dat zij, zodra hun taalvaardigheid op alle domeinen naar niveau 2F is gebracht, de domeinen mondelinge en leesvaardigheid naar 3F moeten brengen. Daarom rekenen we vanaf nu niet met 50, maar met 54 cursisten. De volgende cursussen moeten worden ingekocht: (16 x 2 modules) + (17 x 2 modules) + (13 x integraal) + (4 x integraal) + (4 x 2 modules). Kosten voor de cursus Als voorbeeld nemen we het cursusaanbod van de ROC van Amsterdam. De ROCvA brengt 305 in rekening per module. Een integraal traject kost 915. Er worden geen aparte kosten in rekening gebracht voor de toetsen die vast onderdeel zijn voor de cursus, noch voor het studiemateriaal. De kosten voor de cursus bedragen voor deze groep (37 x 610) + (17 x 915) = 38.125. Vervangingskosten Een tweede kostenpost zijn de kosten die de VVE-organisatie maakt door afwezigheid van de pedagogisch medewerker. Het aantal bijeenkomst van de cursus is 30 voor een integraal traject of tien voor een module. Een bijeenkomst duurt 3 uur, met daarbij 2 uur theoretische zelfstudie. Met reistijd inbegrepen komt dit neer op meer dan een halve werkdag, zodat voor iedere bijeenkomst voor de gehele dag vervanging op de VVE-groep moet worden ingezet. Ervan uitgaande dat een werkdag uit 8 uur bestaat en de vervanging 25 per uur kost, komen de vervangingskosten per pedagogisch neer op 200 per bijeenkomst. 17 pedagogisch medewerkers volgen een integraal traject van 30 bijeenkomsten en 37 pedagogisch medewerkers volgen 2 modules van gezamenlijk 20 bijeenkomsten. In totaal zijn dat 1250 bijeenkomsten: 1250 x 200 = 250.000. Het mag duidelijk zijn dat vervangingskosten verreweg de grootste kostenpost zijn. Reiskosten De cursussen worden gegeven op de verschillende ROCvA locaties in Amsterdam. We stellen de reiskosten vanuit de gemeente per persoon op 9 per bijeenkomst: 1250 x 9 = 11.250. Totale kosten Het totaalbedrag om alle 50 pedagogisch medewerkers op het niveau van de nieuwe taalnorm op te scholen komt neer op 38.125 + 250.000 + 11.250 = 299.375. Dat komt neer op 5.988 per pedagogisch medewerker. Voor scholing hoeft geen btw betaald te worden. 15

Rekenvoorbeeld 2 In dit tweede rekenvoorbeeld gaan we uit van de groep pedagogisch medewerkers in het eerste rekenvoorbeeld. Deze keer maken we een berekening voor cursusafname bij het O2 onderwijsadvies. O2 onderwijsadvies biedt 6 modules: gesprekken voeren, luisteren, spreken, lezen, schrijven en taalverzorging. Elke module bestaat uit twee bijeenkomsten. Voor cursisten die een te laag niveau hebben op mondelinge taalvaardigheid worden de modules gesprekken voeren, luisteren en spreken gegeven. Voor cursisten die een te laag schrijfvaardigheidsniveau hebben worden de modules schrijven en taalverzorging gegeven. Voor lezen biedt de cursus één module. We kijken naar de groep uit rekenvoorbeeld 1. 16 pedagogisch medewerkers moeten werken aan mondelinge vaardigheid en leesvaardigheid; dat zijn in deze cursus 4 modules. 17 pedagogisch medewerkers moeten werken aan lees- en schrijfvaardigheid; dat zijn in deze cursus 3 modules. 13 pedagogisch medewerkers gaan werken aan alle vaardigheden; dat zijn in deze cursus 6 modules. 4 pedagogisch medewerkers gaan werken aan alle vaardigheden vanuit startniveau 1F; dat zijn in deze cursus 6 modules. Bovendien laten zij zich daarna bijscholen om voor mondelinge en leesvaardigheid op 3F te komen. Dat zijn nog eens 4 modules. In totaal volgt deze groep (16 x 4) + (17 x 3) + (13 x 6) + (4 x 6) + (4 x 4) = 233 modules. Kosten voor de cursus Deelname kost per module 150 per cursist. Voor 233 modules komt dit neer op een bedrag van 34.950. Vervangingskosten Deze cursus heeft de mogelijkheid om op locatie te worden gegeven. Omdat er drie groepen zijn van een substantieel aantal cursisten met dezelfde startkwalificaties (16, 17 en 13), kunnen er drie trainingen op een locatie in de eigen gemeente worden gegeven. Zelfstudie bestaat uit thuismateriaal waar gemiddeld 2 uur per week aan wordt besteed. Voor pedagogisch medewerkers die de cursus volgen hoeft daarom per bijeenkomst slechts voor een halve dag vervanging op de groep worden ingezet. Dat komt per bijeenkomst neer op 100 per persoon. De vier cursisten met een startkwalificatie op niveau 1F vormen samen een te kleine groep voor een training op locatie. Zij reizen naar de locatie van de trainende instelling en daarom wordt voor een vervanger op de groep gezet voor de hele dag. Dat komt per bijeenkomst neer op 200 per persoon. Voor de groep die op locatie getraind wordt, wordt vervanging ingezet voor (16 x 4) + (17 x 3) + (13 x 6) = 193 modules en dus 386 bijeenkomsten. Dat komt neer op een bedrag van 386 x 100 = 38.600. Voor de groep die de bijeenkomsten op locatie van de trainer volgt wordt vervanging gezocht voor (4 x 6) + (4 x 4) = 40 modules en dus 80 bijeenkomsten. Dat komt neer op een bedrag van 80 x 200 = 16.000. In totaal bedragen de vervangingskosten 38.600 + 16.000 = 54.600. Reiskosten We stellen de reiskosten voor de vier cursisten die de training niet op locatie kunnen volgen per persoon vast op 45 per bijeenkomst, omdat een trainende instelling die op locatie komt trainen niet in de regio hoeft te worden gezocht. De reiskosten komen neer op een bedrag van 80 x 45 = 3600. Totale kosten De totale kosten voor deze cursus bedrage voor deze groep 34.950 + 54.600 + 3600 = 93.150. Per cursist komt dit neer op een bedrag van 1.863. Een belangrijk verschil tussen bovenstaande voorbeelden is uiteraard de intensiteit van de cursus. Het ROCvA houdt met deze groep 1250 bijeenkomsten terwijl O2 Onderwijsadvies 466 bijeenkomsten houdt. De kosten voor de cursussen zelf verschillen niet veel van elkaar. Het grootste verschil komt voort uit de mogelijkheid om de cursus op locatie te volgen, waardoor voor pedagogisch medewerkers niet voor een hele dag, maar voor een dagdeel vervanging kan worden ingezet. Stap 4: keuze maken voor een cursus Een keuze maken op basis van de belangrijkste kenmerken van de cursus Nu de situatie in de gemeente in beeld is gebracht kan een keuze gemaakt worden voor de meest geschikte cursus. Alle cursussen zijn zorgvuldig ontwikkeld en dragen alle bij aan het verhogen van het taalniveau van de deelnemers. De kenmerken van de cursussen lopen echter uiteen. Om een goed onderbouwde keuze te kunnen maken hebben we de meest belangrijke kenmerken in tabel 2 geselecteerd en beoordeeld. Overige kenmerken kunnen in de cursusbeschrijvingen in de bijlage worden teruggevonden. De belangrijkste kenmerken hebben betrekking op het domein (welke 16

vaardigheden worden getraind?), het doel (naar welk taalniveau wordt toegewerkt?), de beroepspecificiteit (is de cursus specifiek voor pedagogisch medewerkers, of voor een bredere beroepsgroep?), de intensiteit (aantal contacturen en aantal uren zelfstudie en toetsing (wordt er gebruik gemaakt van een onafhankelijke taaltoets en wordt de toets extern afgenomen?). Aan de kenmerken zijn sterren toegekend, al naar gelang de kwaliteit van het kenmerk. De laagste waardering bestaat uit één ster en de hoogste waardering uit vier sterren. Alleen voor het kenmerk intensiteit hebben wij het aantal contacturen tijdens de bijeenkomsten en het aantal zelfstudieuren gegeven. De intensiteit kan doorwerken in de kosten omdat een cursus met veel contacturen meer vervangingskosten met zich meebrengt. De totstandkoming van de waarderingen is in informatiebox 7 uitgewerkt. Uit de tabel komt naar voren dat een aantal cursussen de focus heeft gelegd op de belangrijkste kenmerken. Het lijkt verstandig wanneer gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen een cursus inkopen die op de belangrijkste kenmerken niet lager dan 75% scoort, oftewel met minimaal drie sterren beoordeeld is. Hierbij is geen rekening gehouden met kosten, locatie en intensiteit van de training. De volgende aanbieders hebben minimaal drie sterren op de belangrijkste kenmerken: Arcus College, BCO Onderwijsadvies, CED-Groep/Sardes, Deltion College, KleurRijker, 02 Onderwijsadvies/Zuyd Hogeschool, ROC van Amsterdam/ROC ASA, ROC Eindhoven, Taalpartners Vitalis College en Zadkine/Albeda. Tellen we de sterren bij elkaar op, dan springen de volgende aanbieders er het meest positief uit (met tussen haakjes het aantal sterren): ROC van Amsterdam/ROC ASA (16), CED-Groep en Sardes (15), Deltion College (15), KleurRijker (15), ROC Eindhoven (14), Zadkine en Albeda (14). Bij de keuze voor een cursus zullen gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen wellicht rekening willen houden met organisatorische kenmerken als kosten, locatie van de trainende instelling of de mogelijkheid om de training op eigen locatie te kunnen volgen. Daarvoor kunnen de cursusbeschrijvingen in de bijlage worden geraadpleegd. Belangrijk is verder dat de sterrenwaardering is gebaseerd op de afspraken die in de bestuursakkoorden zijn gemaakt. Dat betekent dat de hoogste waardering wordt gegeven aan kenmerken die niet minder ambitieus, maar ook niet ambitieuzer zijn dan deze afspraken. Gemeenten en voorschoolse instellingen kunnen er echter voor kiezen om een ambitieuzer nascholingstraject in te kopen, bijvoorbeeld met aandacht voor taalstimulering of woordenschat. Naar verwachting zullen in de toekomst nieuwe aanbieders op de markt komen, of zullen organisaties die al een cursusaanbod hebben een nieuwe cursus ontwikkelen. Hoewel deze cursussen niet in de kieswijzer zijn opgenomen, kunnen gemeenten en organisaties voor voorschoolse instellingen voor het beoordelen van deze cursussen hoofdstuk 3 van deze kieswijzer raadplegen om de nieuwe cursus zelf te beoordelen. Verantwoording bij de beoordeling van cursussen De beoordelingen van de cursussen op de belangrijkste kenmerken zijn door vier verschillende medewerkers van Sardes gedaan, onafhankelijk van elkaar. De beschrijving van de sterrenwaardering is voldoende specifiek om objectief te kunnen beoordelen. Bijvoorbeeld of het om een algemene taalcursus gaat of om een taalcursus voor pedagogisch medewerkers in de VVEsector. Omdat één van de cursussen een aanbod van Sardes (en de CED-Groep) betreft, is het Expertisecentrum Nederlands gevraagd deze cursus als onafhankelijke partij te beoordelen volgens de gegeven sterrenwaardering. Door deze maatregelen is een objectieve beoordeling van het gehele cursusaanbod tot stand gekomen. 17

Tabel 2: Belangrijkste kenmerken van taalcursussen en de waardering in sterren Titel en ontwikkelaar Domein Doel Beroepspecificiteit Intensiteit aantal uren bijeenkomst/zelfstudie Toetsing Plezier in taal (Arcus College) *** *** **** 45/60 *** 1Naar 3F taal op maat (BCO Onderwijsadvies) *** *** **** 32/48 *** @FFF Taalleren (CED-Groep en Sardes) Remediërend maatwerktraject Taal voor Pedagogisch medewerkers (Deltion College) Taalstimulering voor VVEmedewerkers (Driestar Onderwijsadvies) Niveauverhoging Nederlandse taal (Horizon College) *** **** **** 28/78 **** **** **** **** 20/? *** ** *** **** 24/16 *** **** * * In overleg *** Nederlands op de werkvloer voor leidsters VVE (ITTA) *** **** **** 24/16 ** Taalsterk Kinderopvang (KleurRijker) **** **** **** 40/60 *** (Nova Contract) *** * **** 16/? ** Moeiteloos taalvaardig(er) (O2 onderwijsadvies & Zuyd Hogeschool) *** *** **** 32/48 *** Taalscholing VVE (ROC van Amsterdam/ ROC ASA) **** **** **** 90/60 **** Interactieve Taalvaardigheden (ROC Eindhoven) **** *** **** 100/60 *** Bijscholing Nederlands 3F niveau (ROC Leeuwenborgh) ** *** ** 110/200 *** Nederlands in de kinderopvang (Taalpartners) **** *** *** In overleg *** Allemaal Taal (ThiemeMeulenhoff) *** *** *** 32/48 ** Taal op Niveau (TinyEYE/SeeEzi ) ** * ***? ** Taalniveau pedagogisch medewerker van 2F naar 3F (Vitalis College) **** *** *** 60/90 *** Voortraject niveauverhoging voor VVE-leidsters naar niveau 2F (Zadkine en Albeda) **** *** **** 240/? *** 18