INHOUDSOPGAVE. Lindenhaeghe, januari 2012 ii Inhoudsopgave. s3067-020



Vergelijkbare documenten
Informatie over de Autoriteit Financiële Markten. Een kennismaking. Wat doet de AFM?

Registratie AFM Ons kantoor is geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten onder nummer

Dienstenwijzer. Alles over onze financiële dienstverlening

Bedrijfsinformatie Dienstenwijzer

ZLM als tussenpersoon

Inleiding Dit is het dienstverleningsdocument (tevens dienstenwijzer) van Assurantiekantoor All in One

Dienstenwijzer Verzekeren

Van Tol Financial service is een financieel dienstverlener in Barendrecht. Ik adviseer, bemiddel en bied (meestal op verzoek,

Verzekeren Met advies. Goed om te weten

ZLM als tussenpersoon

Dit document wordt u aangeboden door Acturance Financiële Diensten, Kamille 29, 8607 DE te Sneek.

Dienstverleningsdocument

Dienstverleningsdocument

DIENSTENWIJZER. Wie zijn wij?

Dienstverleningsdocument Grispen-Küppers Assurantiën en Financieringen VOF

Dienstenwijzer/Dienstverleningsdocument

Dienstenwijzer Bedrijf

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Wij staan ingeschreven in de registers van: AFM Kifid Kamer van Koophandel

DIENSTENWIJZER / DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Mocht u menen dat wij niet adequaat op uw klacht hebben gereageerd, dan kunt u zich wenden tot dit klachteninstituut: KiFid

Dienstverleningsdocument en dienstenwijzer Hendriks Hypotheken & Financiële Planning BV

Dienstverleningsdocument

Deze Dienstenwijzer wordt u aangeboden door Adviescentrum EverCare Eindhoven, Fransebaan 590 a-c, 5627 JM Eindhoven.

Tammes Assurantiën Laan v. Nieuw Oosteinde 232, Voorburg Tel: Fax : tammes@tammes.nl Web :

Hypotheken en Verzekeringen Correspondentieadres: Arie de Jongstraat 7 (bezoek uitsluitend op afspraak) 2553 RK Den Haag

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

"ALLES OVER FINDIGO" Wie zijn wij?

Dienstverleningsoverzicht Vos Verzekeringen

Dienstverleningsdocument

Dienstverleningsdocument

Let op! In dit document beschrijven we wat we normaal gesproken doen en wat de gemiddelde prijs is van deze diensten. Deze

Deze Dienstenwijzer wordt u aangeboden door: Tuinte Hypotheken, De Tuin 23, 1611 KR Bovenkarspel.

Dienstenwijzer Van der Veen Financieel Advies B.V., Hypotheekcompany Rijssen en Vincent Assurantien.

Dienstenwijzer Janssen BML

Dienstverleningsdocument

Dienstenwijzer. Geachte cliënt, Inleiding

Dienstenwijzer Particulier

Deze Dienstenwijzer wordt u aangeboden door Financieel Comfort B.V., Hoornplantsoen 50, 2652 BM Berkel en Rodenrijs.

DIENSTENWIJZER / DIENSTVERLENINGSDOCUMENT Deze Dienstenwijzer wordt u aangeboden door Het Poliskabinet, Postbus 79, 2910AB Nieuwerkerk aan den IJssel.

DIENSTENWIJZER WET FINANCIËLE DIENSTVERLENING

Wie zijn wij? ZAKELIJK Litjens Assurantiën B.V.

ONZE DIENSTVERLENING. Salland Hypotheek- & Financieel Advies

Dienstenwijzer. Wie zijn wij?

Dienstenwijzer Assurantiekantoor De Smale, Assurantiekantoor S. de Smale

versie 4.0 mkb Dienstenwijzer Lamond Verzekeringen en Financiële Diensten

DIENSTENWIJZER / DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Hypothekers Team is een kleinschalige financiële dienstverlener die regionaal en landelijk werkt.

Deze Dienstenwijzer wordt u aangeboden door C.J. Timmermans, Wendelnesseweg-Oost 58, 5161 ZB Sprang-Capelle.

Dienstenwijzer Jan de Jong Financiële Diensten

Dienstenwijzer. Opgesteld : 9 September 2016 Versie : 1.0

Dienstverleningsdocument

Wij willen ons graag aan u voorstellen en u informeren over onze werkwijze.

Dienstverleningsdocument

DIENSTENWIJZER/DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Dienstenwijzer Janssen BML

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Regeling vaststelling toetstermen examens financiële dienstverlening Wft

Dienstenwijzer. Majoor en Hulshof Adviesgroep B.V. Wie zijn wij?

In geval van nood zijn wij buiten kantoortijden bereikbaar via telefoonnummer

Dienstenwijzer Dienstverleningsdocument

Informatie over toezicht. Toezicht

VDL Hypotheken B.V., Kerkbuurt 52 te Sliedrecht.

Dienstenwijzer De Laat Assurantiën

Dienstverleningsdocument

In geval van nood zijn wij buiten kantoortijden bereikbaar via telefoonnummer

Dienstenwijzer. Inhoudsopgave INLEIDING... 2 ONS KANTOOR... 2 WAT DOEN WIJ?... 3 ONZE WERKWIJZE... 3 WAT VERWACHTEN WIJ VAN U?...

Dienstverleningsdocument

Dienstverleningsdocument

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

vtwfinance.nl Dienstverleningsdocument

Dienstenwijzer Van den Beukel Assurantien B.V.

Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (KiFiD)

Voets Assurantien is bij onder andere de volgende organisaties geregistreerd, zodat uw rechten en de kwaliteit van ons advies gewaarborgd blijven:

Let op! In dit document beschrijven we wat we normaal gesproken doen en wat de gemiddelde prijs is van deze diensten. Deze

DIENSTENWIJZER. Onze gegevens Domek B.V Burgemeester Godschalxstraat SB s-hertogenbosch Telefoon

Dienstenwijzer Adviesgroep Van der Roest

levensverzekeringen schadeverzekeringen spaarrekeningen hypotheken kredieten beleggen in fondsen Onze adresgegevens zijn:

DIENSTENWIJZER WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT (WFT)

Biezenweide 52, 3344GB, Hendrik Ido Ambacht. Appelgaard 21, 2995xp, Heerjansdam Rob Snijders

Rogstraat GR Grave

Dienstenwijzer. Leeneman Advies en Consultancy Pagina 1 van 6

Dienstenwijzer (midden- en kleinbedrijf)

Dienstenwijzer. Financieel dienstverlener met vergunning Nationaal Regime MiFID Wet op het financieel toezicht Maart 2011 Versie 1.

Hoe komen wij tot een advies? Hoe zit het met onze beloning?

D I E N S T E N W I J Z E R

Inleiding 61 Recht 62 Huwelijksrecht 65 Echtscheiding 72 Erfrecht 76 Schenkingen 92 Erfbelasting 99 Samenvatting 103

Dienstenwijzer Bedrijf

André Feijs Financiële Planners

Naam en adres Onze gegevens luiden: BijMartijn Hypotheken Heile Schoorstraat EC Tilburg

Dienstverleningsdocument:

Dienstenwijzer Briljant Advies B.V./Hypotheeksteun.nl. 1. In deze dienstenwijzer kunt u kennismaken met de diensten van Briljant Advies

DIENSTENWIJZER/DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

Wij zijn VDZ. Onze boodschap is helder: niemand regelt je geldzaken. beter dan wij. Dat is niet arrogant bedoeld, maar het uitgangspunt

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

DIENSTVERLENINGSDOCUMENT

.VASTGOEDCENTER. Advieswijzer

Dienstenwijzer. Welkom bij Van der Doelen Assurantiën B.V.

Dienstverleningsdocument M.N. Zuppelli Hypotheken & Verzekeringen/Financepoint

Transcriptie:

OPLEIDING WFt Basis

OPLEIDING WFT BASIS

Lindenhaeghe, januari 2012 ii Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE 1 FINANCIËLE DIENSTVERLENING 1 1.1 De economische kringloop 2 1.1.1 Economische sectoren 2 1.1.2 Productiefactoren 2 1.1.3 Financiële producten en economische kringloop 3 1.2 De omgeving van de financieel dienstverlener 4 1.3 Consument/klant 5 1.4 (Andere) financieel dienstverleners 5 1.5 Toezichthouders op de financiële instellingen 6 1.5.1 Functioneel toezicht 6 1.5.2 Strafrechtelijk toezicht 10 1.5.3 Niet-wettelijk toezicht 10 1.6 Brancheorganisaties 11 1.6.1 Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) 11 1.6.2 Stichting Dutch Securities Institute (DSI) 12 1.6.3 Verbond van Verzekeraars 12 1.6.4 Adviseurs in financiële zekerheid (Adfiz) 12 1.6.5 Stichting Financiële Dienstverlening (StFD) 12 1.7 Klachteninstituut 13 1.7.1 Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) 13 1.7.2 Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars (SKGZ) 14 1.7.3 Tuchtraad Financiële Dienstverlening 15 1.8 Wft-exameninstituten en opleidingsinstituten 16 1.9 College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) 16 1.9.1 Vaststellen toetstermen 17 1.9.2 Erkennen en toezien op Wft-exameninstituten 17 1.9.3 Gelijkstellingsregime 18 1.10 De Nederlandsche Bank (DNB) 18 1.11 Europese Centrale Bank (ECB) 19 1.12 Zelftoets 20 1.12.1 Antwoorden op de zelftoets 21 2 DE JURIDISCHE POSITIE VAN EEN CONSUMENT 23 2.1 Juridische begrippen 23 2.1.1 Rechtsbronnen 23 2.1.2 Publiek- en privaatrecht 24 2.1.3 Regelend en dwingend recht 25 2.1.4 Voorwaarden voor een rechtsgeldige (financiële) overeenkomst 25 2.1.5 Vernietigbare overeenkomst 27 2.1.6 Nietige overeenkomst 27 2.2 Samenlevingsvormen 28 2.2.1 Ongehuwd samenwonen 28 2.2.2 Huwelijk en geregistreerd partnerschap 30 2.3 Toestemming vereist van de partner 33

Lindenhaeghe, januari 2012 iii Inhoudsopgave 2.3.1 Handelingen met betrekking tot de eigen woning 33 2.3.2 Het aangaan van huurkoop 33 2.3.3 Persoonlijke borgstelling 34 2.3.4 Het doen van anders dan gebruikelijke giften 34 2.4 Erfrecht 35 2.4.1 Groepen van erfgenamen 36 2.4.2 Plaatsvervulling 37 2.4.3 Legitieme portie 37 2.4.4 Testament 37 2.5 Zelftoets 39 2.5.1 Antwoorden op de zelftoets 40 3 FISCALE POSITIE VAN EEN CONSUMENT 43 3.1 Inkomstenbelasting 44 3.1.1 Box 1: inkomen uit werken en wonen 44 3.1.2 Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang 51 3.1.3 Box 3: inkomen uit sparen en beleggen 52 3.1.4 Persoonsgebonden aftrek 54 3.1.5 Heffingskorting 55 3.2 Loonbelasting 55 3.3 Successiewet 57 3.3.1 Erfbelasting 58 3.3.2 Schenkbelasting 59 3.4 Zelftoets 61 3.4.1 Antwoorden op de zelftoets 62 4 FINANCIËLE POSITIE VAN DE CONSUMENT 65 4.1 De inkomenspositie van de klant 65 4.2 De vermogenspositie van de consument 67 4.2.1 Solvabiliteit 68 4.2.2 Liquiditeit 68 4.3 Vermogensplan 68 4.3.1 Sparen 69 4.3.2 Lenen 69 4.3.3 Ontsparen 70 4.4 Levensfases van de klant 70 4.4.1 Startopfase 70 4.4.2 Expansiefase 71 4.4.3 Rijpheidsfase 71 4.4.4 Teruggangsfase 72 4.5 Spaarmotieven 72 4.5.1 Zekerheidsmotief 73 4.5.2 Doelmotief 73 4.5.3 Vermogensmotief 74 4.6 Horizon van de doelstellingen 74 4.7 Beleggersdilemma 75 4.8 Risicoprofiel van de klant 75

Lindenhaeghe, januari 2012 iv Inhoudsopgave 4.8.1 Risicotolerantie 75 4.8.2 Risicobeleving 76 4.8.3 Risicograad en risicoprofiel 76 4.8.4 Leidraad informatie over risicoprofielen 77 4.9 Zelftoets 78 4.9.1 Antwoorden op de zelftoets 79 5 DISTRIBUTIE VAN FINANCIËLE PRODUCTEN 81 5.1 Rechtstreekse verkoop en verkoop via andere distributiekanalen 81 5.1.1 Rechtstreekse verkoop 82 5.1.2 Verkoop via andere distributiekanalen 82 5.2 Distributie naar product 83 5.2.1 Distributie van verzekeringen 83 5.2.2 Distributie van consumptieve kredieten 84 5.2.3 Distributie van hypothecaire geldleningen 85 5.2.4 Distributie van beleggingen 85 5.3 Banken 86 5.3.1 Activiteiten van banken 87 5.3.2 Rentemarge en matching 88 5.3.3 Bankbalans 90 5.3.4 Vermogensmarkt 90 5.3.5 Risico s van de bank 91 5.3.6 Depositogarantiestelsel 93 5.3.7 Herstel vertrouwen in banken 95 5.4 Verzekeraars 98 5.4.1 De systematiek van verzekeren 98 5.4.2 Rechtsvorm van de verzekeraar 99 5.4.3 Samenwerkingsverbanden 99 5.5 Pensioenfondsen 101 5.5.1 Uitvoeringsmogelijkheden van het pensioen 101 5.5.2 Dekkingsgraad 102 5.6 Bemiddelaars 103 5.6.1 Soorten bemiddelaars volgens de Wft 103 5.6.2 De taken van bemiddelaars 105 5.7 Zelftoets 107 5.7.1 Antwoorden op de zelftoets 108 6 WET OP HET FINANCIEEL TOEZICHT (WFT) 111 6.1 Reikwijdte 111 6.1.1 Financiële producten 112 6.1.2 Financiële diensten 114 6.1.3 Consistentie 117 6.2 De vergunning 117 6.2.1 De vergunningsplicht 117 6.2.2 Uitzonderingen op de vergunningplicht 118 6.2.3 Controle op de vergunningsplicht 119 6.2.4 Banken en verzekeraars 119

6.2.5 Ontheffing 119 6.2.6 Verval van de vergunning 119 6.2.7 Intrekking van de vergunning 120 6.3 De eisen aan de financieel dienstverlener 120 6.3.1 Betrouwbaarheid 121 6.3.2 Deskundigheid 122 6.3.3 Financiële zekerheid 124 6.3.4 Bedrijfsvoering 124 6.4 Verantwoordelijkheid tussen aanbieder en bemiddelaar 125 6.4.1 Verbonden bemiddelaar 126 6.4.2 Vergewisplicht 126 6.4.3 Meldingsplicht 127 6.4.4 Wederzijdse afhankelijkheid 127 6.5 Zorgplicht 128 6.5.1 Informatieverschaffing 128 6.5.2 De financiële bijsluiter 130 6.5.3 Klantprofiel 133 6.5.4 Provisie- en commissieregels en kostentransparantie 134 6.5.5 Beloning adviseur of bemiddelaar 138 6.6 Bevindingen AFM over compliance 141 6.6.1 Optreden tegen niet of onjuiste naleving regelgeving 141 6.6.2 Onderzoek 142 6.7 Boetestelsel financiële toezichtwetgeving 143 6.8 Internationale ontwikkelingen 143 6.8.1 Richtlijn verzekeringsbemiddeling 144 6.8.2 Richtlijn Verkoop op afstand 144 6.8.3 Richtlijn betreffende betalingsdiensten in de interne markt 144 6.9 Burgerlijk Wetboek (BW) 145 6.10 Zelftoets 146 6.10.1 Antwoorden op de zelftoets 147 7 SPAARPRODUCTEN, OBLIGATIES, AANDELEN, VASTGOED EN OPTIES 149 7.1 Liquiditeiten 149 7.1.1 Spaarrekeningen (giraal sparen) 149 7.1.2 Internetsparen 150 7.1.3 Deposito 150 7.1.4 Kasbiljetten en spaarbrieven 151 7.1.5 Valutarekeningen 151 7.1.6 Ethisch verantwoord sparen (groen sparen) 151 7.1.7 Klimspaarrekening 151 7.1.8 Spaarloonregeling 152 7.2 Obligaties 152 7.3 Aandelen 154 7.4 Vastgoed 154 7.5 Opties 155 Lindenhaeghe, januari 2012 v Inhoudsopgave

Lindenhaeghe, januari 2012 vi Inhoudsopgave 7.5.1 Calloptie 157 7.5.2 Putoptie 158 7.6 Risico s van beleggen 158 7.6.1 Koopkrachtrisico 158 7.6.2 Renterisico 159 7.6.3 Valutarisico 159 7.6.4 Beursrisico 159 7.6.5 Debiteurenrisico 160 7.6.6 Liquiditeitsrisico 160 7.6.7 Politiek risico 160 7.7 Beleggingsrendement 160 7.8 Risico versus rendement 161 7.9 Zelftoets 162 7.9.1 Antwoorden op de zelftoets 163 8 COLLECTIEF BELEGGEN 165 8.1 Individueel en collectief beleggen 165 8.2 Soorten beleggingsinstellingen 166 8.2.1 Groeifonds 166 8.2.2 Fiscale beleggingsinstelling 167 8.2.3 Vrijgestelde beleggingsinstelling 167 8.2.4 Fonds voor gemene rekening 167 8.3 De voordelen van beleggingsinstellingen 167 8.4 Beleggingsfondsen in aandelen 168 8.4.1 Wereldwijde fondsen 168 8.4.2 Regiofondsen 169 8.4.3 Landenfondsen 169 8.4.4 Bedrijfstakfondsen 169 8.4.5 Themafondsen 169 8.4.6 Indexfondsen 169 8.4.7 Clickfondsen 169 8.5 Beleggingsfondsen in obligaties 170 8.6 Vastgoedfondsen 170 8.6.1 Beursgenoteerde vastgoedfondsen 170 8.6.2 Niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen 170 8.7 Mixfondsen 171 8.8 Open- en closed-end-beleggingsfondsen 171 8.8.1 Open-end-beleggingsfonds 171 8.8.2 Closed-end-beleggingsfonds 171 8.8.3 Semi-open-end-beleggingsfondsen 172 8.9 Kosten van beleggingsfondsen 172 8.10 De beleggingsrekening/giraal beleggen 173 8.11 Zelftoets 174 8.11.1 Antwoorden op de zelftoets 175 9 BETAALREKENING EN BETAALFACILITEITEN 177 9.1 Geld 177

9.1.1 Ruilmiddel 177 9.1.2 Rekeneenheid 178 9.1.3 Oppotmiddel 178 9.2 Soorten geld 178 9.2.1 Wettig betaalmiddel 179 9.2.2 Omzetten van giraal naar chartaal geld en andersom 179 9.3 Banken en geld: het betalingsverkeer 179 9.4 Kenmerken van een betaalrekening 180 9.4.1 De en/of-rekening 180 9.4.2 De en/en-rekening 180 9.5 Betalingsvormen 180 9.5.1 Betaalvormen voor toonbankbetaling 181 9.5.2 Betaalvormen voor girale betaling 182 9.6 Koop op afstand 183 9.7 Betaalopdrachten 184 9.7.1 Betaling tussen rekeninghouders van één bank 184 9.7.2 Betaling tussen rekeninghouders van verschillende banken 184 9.8 Het openen van een betaalrekening 185 9.8.1 Procedure 185 9.9 Payment service directive (PSD) 187 9.9.1 Aanbieders van betaaldiensten 187 9.9.2 Betalingen die vallen onder de PSD 187 9.9.3 Uniforme regels door de PSD 188 9.9.4 Single Euro Payments Area (SEPA) 190 9.10 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) 191 9.10.1 Klantonderzoek 191 9.10.2 Melding ongebruikelijke transacties 192 9.11 Money transfer 194 9.12 Zelftoets 196 9.12.1 Antwoorden op de zelftoets 197 10 CONSUMPTIEF KREDIET 199 10.1 Wat is een consumptief krediet? 199 10.2 Criteria voor het verstrekken van kredieten 200 10.2.1 Kredietwaardigheid 200 10.2.2 Burgerlijke staat 201 10.2.3 Leeftijd 201 10.2.4 Betalingsverleden 201 10.2.5 Persoonlijke indruk 202 10.2.6 Zekerheden 202 10.3 Begrippen bij kredietverstrekking 207 10.3.1 Kredietsom 207 10.3.2 Kredietlimiet 207 10.3.3 Kredietvergoeding 207 10.4 Vormen van krediet 208 10.4.1 Goederenkrediet 208 Lindenhaeghe, januari 2012 vii Inhoudsopgave

Lindenhaeghe, januari 2012 viii Inhoudsopgave 10.4.2 Geldkrediet 208 10.5 Aflosvormen 208 10.5.1 Doorlopend krediet 209 10.5.2 Aflopend krediet 211 10.5.3 Vast krediet 212 10.6 Belenen 213 10.7 Kredietbehoefte 213 10.8 Beheer 215 10.8.1 Informatieverstrekking 215 10.8.2 Ingebrekestelling en verzuim 215 10.8.3 Omgaan met blijvende betalingsachterstanden 216 10.8.4 Beheer bij zekerheden 218 10.9 Zelftoets 219 10.9.1 Antwoorden op de zelftoets 220 11 HYPOTHECAIR KREDIET 223 11.1 Een verantwoord hypotheekbedrag 223 11.1.1 Inkomenspositie 224 11.1.2 De waarde van het onderpand 226 11.1.3 Andere zekerheidsvormen 227 11.1.4 De rentestand 227 11.2 Aktevormen 229 11.2.1 Vaste hypotheek 229 11.2.2 Krediethypotheek 229 11.2.3 Bankhypotheek 230 11.3 Aflossingsvormen 230 11.3.1 De lineaire hypotheek 230 11.3.2 De annuïtaire hypotheek 231 11.3.3 De (traditionele) levenhypotheek 232 11.3.4 De spaarhypotheek 232 11.3.5 De beleggingshypotheek 233 11.3.6 De bankspaarhypotheek 233 11.3.7 De aflossingsvrije hypotheek 234 11.3.8 De krediethypotheek (rekening-couranthypotheek) 235 11.4 De Nationale Hypotheek Garantie 235 11.5 De rol van de notaris 236 11.5.1 Keuze notaris door de klant 236 11.5.2 Stukken van geldverstrekker naar notaris 236 11.5.3 Voorbereiding door de notaris 237 11.5.4 Geld naar de notaris 237 11.5.5 Passeren akte 237 11.5.6 Inschrijving akte bij kadaster 237 11.6 Zelftoets 238 11.6.1 Antwoorden op de zelftoets 239 12 VERZEKEREN EN RISICO S 243 12.1 De risico s van bezit, vermogen en inkomen 243

12.2 Schade en leven 244 12.2.1 Schadeverzekeringen 244 12.2.2 Sommenverzekeringen 245 12.2.3 Persoonsverzekeringen 245 12.3 Verplicht en vrijwillig verzekeren 245 12.3.1 Verplichte verzekeringen 245 12.3.2 Sociale verzekeringen 246 12.3.3 Vrijwillige verzekeringen 249 12.3.4 Niet-verzekerbaar risico 250 12.4 De prijs van een verzekering 250 12.5 Productwijzer 250 12.6 Fraude en Informatie Systeem Holland (FISH) 251 12.7 De verzekeringsovereenkomst 251 12.7.1 De onopzegbare polis 252 12.7.2 Doorlopende polis of aflopende polis 252 12.7.3 Gedragscode geïnformeerde verlenging en contractstermijnen 252 12.7.4 Digitale polis 254 12.7.5 Opzegbaarheid van een verzekering 254 12.7.6 De premiebetaling 255 12.8 Zelftoets 256 12.8.1 Antwoorden op de zelftoets 257 13 SCHADEVERZEKERINGEN 259 13.1 Hoofdgroepen 259 13.1.1 Brandverzekeringen 259 13.1.2 Transportverzekeringen 260 13.1.3 Variaverzekeringen 260 13.2 Een nadere kijk op schadeverzekeringen 261 13.2.1 Definitie schadeverzekering 261 13.2.2 Burgerlijk Wetboek 262 13.2.3 Oververzekering en onderverzekering 265 13.2.4 Co-assurantie 265 13.2.5 Dubbelverzekering 266 13.2.6 Voorlopige dekking 266 13.2.7 Subrogatie 266 13.2.8 De open polis 266 13.2.9 Bereddingsplicht 267 13.2.10 De schadebewijslast 267 13.2.11 De polis 267 13.3 De schadeverzekeringsovereenkomst 268 13.3.1 Acceptatie van verzekeringen 268 13.3.2 Ingang van de dekking 268 13.3.3 Polisvoorwaarden 269 13.3.4 Prijs van een verzekering 269 13.3.5 Beëindiging van de verzekeringsovereenkomst 270 13.4 Soorten polissen 271 Lindenhaeghe, januari 2012 ix Inhoudsopgave

13.4.1 Maatschappijpolissen 271 13.4.2 Makelaarspolissen 271 13.4.3 Beurspolissen 271 13.5 Particuliere schadeverzekeringen 272 13.5.1 De AVP (aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren) 272 13.5.2 De opstalverzekering 274 13.5.3 De inboedelverzekering 275 13.5.4 De kostbaarhedenverzekering 277 13.5.5 De glasverzekering 277 13.5.6 De gezinsrechtsbijstandverzekering 277 13.6 De verzekeringen voor het MKB 278 13.6.1 De bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering (AVB) 278 13.6.2 De beroepsaansprakelijkheidsverzekering 278 13.6.3 De gebouwenverzekering 278 13.6.4 De inventaris- en goederenverzekering 279 13.6.5 De bedrijfsschadeverzekering 279 13.7 De Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen 279 13.8 Cascodekking 281 13.9 Zelftoets 282 13.9.1 Antwoorden op de zelftoets 284 14 LEVENSVERZEKERINGEN EN PENSIOEN 287 14.1 Definitie levensverzekering 287 14.2 Partijen 288 14.2.1 Verzekeraar 289 14.2.2 Verzekeringnemer 289 14.2.3 Verzekerde 289 14.2.4 Begunstigde 290 14.3 Totstandkoming van de levensverzekeringsovereenkomst 290 14.3.1 Offerte 291 14.3.2 Aanvraagformulier en medische waarborgen 291 14.3.3 Voorlopige dekking 292 14.3.4 Onderzoek gezondheid en acceptatie 292 14.3.5 Overeenkomst 292 14.4 Aanvullende dekkingen 292 14.4.1 Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 292 14.4.2 Ongevallenverzekering 293 14.5 Indeling van levensverzekeringen 293 14.5.1 Kapitaalverzekeringen 293 14.5.2 Renteverzekeringen 295 14.6 Pensioen 296 14.6.1 Pensioensoorten 297 14.6.2 Opbouw tijdens jaren dat werknemer werkt 297 14.6.3 AOW-franchise 297 14.6.4 Pensioenregelingen 297 14.7 Zelftoets 299 Lindenhaeghe, januari 2012 x Inhoudsopgave

14.7.1 Antwoorden op de zelftoets 300 15 ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID 303 15.1 Ziekte en arbeidsongeschiktheid 303 15.1.1 Loondoorbetaling en WIA voor werknemers 303 15.1.2 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor werknemers 305 15.1.3 Zelfstandig ondernemers 306 15.2 Persoonlijke ongevallenverzekering 307 15.3 Bestrijding van ziektekosten 308 15.3.1 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 308 15.3.2 De Zorgverzekeringswet (Zvw) 309 15.4 Zelftoets 312 15.4.1 Antwoorden op de zelftoets 313 Lindenhaeghe, januari 2012 xi Inhoudsopgave

1 FINANCIËLE DIENSTVERLENING De consument kan met geld verschillende dingen doen, zoals sparen, beleggen of lenen. Daarvoor bieden financiële instellingen diverse financiële producten aan. Gebleken is dat veel consumenten deze producten aanschaffen zonder zich er in verdiept te hebben. De consument heeft dus bescherming nodig om ervoor te zorgen dat hij een financieel product aanschaft dat past bij zijn wensen, behoeften en financiële situatie. Dit is de reden waarom de Wet op het financieel toezicht (Wft) is ingevoerd. De Wft legt financieel dienstverleners tal van regels op bij de verkoop van financiële producten. In dit hoofdstuk bekijken we eerst de rol van de financiële producten binnen de economische kringloop. We beschrijven vervolgens de omgeving van financieel dienstverleners. Bij de uitvoering van hun werkzaamheden hebben financieel dienstverleners te maken met consumenten, toezichthouders, brancheverenigingen en erkende geschillencommissies. De toezichthouders zijn benoemd in de Wft. De brancheverenigingen behartigen belangen voor financieel dienstverleners. De geschillencommissies spelen een rol bij een geschil tussen consument en een financieel dienstverlener. Na bestudering van dit hoofdstuk bent u in staat om: het verband aan te geven tussen de begrippen consument/klant en producent; in een eenvoudige economische kringloop de geld- en goederenstromen te beschrijven; de wettelijke vormen van toezicht op de financiële markten te benoemen en op hoofdlijnen te omschrijven (prudentieel, systeem, gedrag en strafrechtelijk); het doel van het toezicht op de financiële sector uit te leggen en aan te geven welke instanties dit toezicht uitvoeren; de taken van DNB en de Europese Centrale Bank (ECB) te noemen; te omschrijven welke financiële instellingen onder toezicht van de AFM vallen; te omschrijven wat met zelfregulering wordt bedoeld; de drie operationele doelstellingen van de AFM te beschrijven; de verschillende samenwerkingsvormen en samenwerkingsorganisaties binnen de verzekeringsbranche te noemen; klachten- en geschilleninstellingen te benoemen en kort te beschrijven op welk gebied zij werkzaam zijn; de rol van de Stichting Financiële Dienstverlening (StFD) te beschrijven; de rol van het College van Deskundigen te beschrijven; de werking van het self assessment te beschrijven. Lindenhaeghe, januari 2012 1 Wft - Basis

1.1 DE ECONOMISCHE KRINGLOOP De economische kringloop is een schema waarin alle geldstromen in een economie worden weergegeven. Onderstaand schema is een voorbeeld van een eenvoudige economische kringloop. Economische kringloop 1.1.1 Economische sectoren In het kringloopmodel worden diverse economische sectoren onderscheiden: gezinnen. De gezinnen noemen we ook wel de consumenten of klanten. Zij zijn eigenaar van de productiefactoren; overheid. De overheid zorgt onder andere voor regelgeving en toezicht. Daarnaast int en besteedt zij belastinggelden; ondernemingen. De ondernemingen noemen we ook wel bedrijven of producenten. De bedrijven maken alle producten en kopen daarvoor de benodigde productiefactoren van de gezinnen (consumenten); financiële instellingen. Deze instellingen vormen de schakel tussen sectoren die geld over hebben (sparen) en sectoren die geld tekort hebben (lenen). Consumenten die geld over hebben, storten het overtollige geld op een spaarrekening. Sectoren die geld tekort hebben, lenen geld van de financiële instellingen. Daarnaast zorgen financiële instellingen ook voor verzekeringsproducten. 1.1.2 Productiefactoren De consumenten leveren de ondernemingen productiefactoren. Lindenhaeghe, januari 2012 2 Wft - Basis

Economen onderscheiden in hoofdlijnen drie soorten productiefactoren: arbeid. Arbeid is alle geestelijke en lichamelijke inspanning van mensen. Voorbeelden zijn het lichamelijke werk van een stratenmaker en het kenniswerk bij het verrichten van vaatchirurgie. Een persoon ontvangt voor het verrichten van arbeid loon of winst; kapitaal. Bij de productiefactor kapitaal gaat het om de kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen zorgen voor verbetering, vereenvoudiging en vergroting van de productie. Kapitaalgoederen worden gebruikt om goederen en diensten mee te produceren, bijvoorbeeld machines voor het maken van goederen en vrachtauto s voor het leveren van diensten. Om kapitaalgoederen te kunnen aanschaffen is geld nodig. De consumenten sluizen dit geld veelal via financiële instellingen door aan ondernemingen die hiervoor vergoeding ontvangen: rente. Daarnaast zorgen consumenten ook voor geld door aandelen te kopen van een onderneming, zodat kapitaalgoederen aangekocht kunnen worden; grond. Bij de factor grond gaat het om de natuurlijke hulpbronnen. Dat kan het land zelf zijn, maar het kan ook gaan om mineralen, olie, gas en kolen die in de aarde en onder water gedolven kunnen worden. Voor veel natuur geldt dat het als productiefactor pas van betekenis is wanneer er door mensen en machines wat mee is gedaan. Zo wordt een steenkolenlaag op een paar honderd meter diepte pas interessant als mensen en machines de kolen binnen bereik hebben gebracht. De vergoeding voor het verstrekken van grond is huur of pacht. Voorbeeld Het bedrijf J. Beton BV is een fabriek waar beton wordt geproduceerd. Voorbeelden van productiefactoren die worden gebruikt bij J. Beton BV zijn: arbeid: er zijn 20 mensen in loondienst; kapitaal: er is een aantal machines; grond: er wordt onder andere zand en grind gebruikt. Alle productenfactoren gezamenlijk zorgen ervoor dat er uiteindelijk beton is. De consumenten die deze productiefactoren leveren, ontvangen hiervoor dus inkomen. Zij raken vaak een deel van hun inkomen kwijt doordat zij belasting moeten betalen aan de overheid. Van het geld dat overblijft, geven de consumenten het grootste deel uit aan het kopen van goederen (consumptiegoederen) en diensten. Het bedrag dat dan - eventueel - overblijft, zijn de besparingen; consumenten sparen om in de toekomst bepaalde doelen te realiseren. Ook hierbij spelen financiële instellingen een belangrijke rol. 1.1.3 Financiële producten en economische kringloop In hoofdlijnen bieden financiële instellingen drie producten aan die direct voortvloeien uit de economische kringloop: Lindenhaeghe, januari 2012 3 Wft - Basis

betaalrekeningen. De consument of onderneming (producent) kan via een dergelijke rekening geld ontvangen en weer opnemen om te besteden; spaar- en beleggingsproducten. De consument of onderneming (producent) kan overschotten bewaren en rendabel maken door gebruik te maken van deze producten; kredieten. De consument of ondernemer (producent) kan geld lenen als zij geld tekort hebben om bepaalde uitgaven te kunnen doen. Daarnaast bieden financiële instellingen verzekeringsproducten aan. De verzekeringsproducten vloeien niet rechtstreeks voort uit de economische kringloop. Verzekeringen zorgen voor financiële zekerheid bij de consumenten. De producten die rechtstreeks voortvloeien uit de economische kringloop, zorgen er dus voor dat het geld van de consumenten of producenten terechtkomt bij andere producenten of andere consumenten. Besparingen door sectoren met een geldoverschot worden dus via financiële instellingen doorgesluisd naar sectoren met een geldtekort. De markt waarop dit doorsluizen plaatsvindt noemen we ook wel de vermogensmarkt. 1.2 DE OMGEVING VAN DE FINANCIEEL DIENSTVERLENER De financieel dienstverlener heeft met veel partijen te maken. In onderstaand overzicht treft u deze partijen aan. Klachteninstituut College Deskundigheid Klanten (consumenten) ) Financieel dienstverlener Opleidings- en exameninstituten Financiële Dienstverlening (CDFD) Brancheorganisaties Andere financieel dienstverleners Toezichthouder(s) De Nederlandsche Bank (DNB) Europese Centrale Bank (ECB) De financieel dienstverlener en zijn omgeving Lindenhaeghe, januari 2012 4 Wft - Basis

In dit hoofdstuk komen alle partijen aan bod waarmee de financieel dienstverlener te maken heeft. We beginnen met de klant (consument). 1.3 CONSUMENT/KLANT Een consument is een eindgebruiker van goederen of diensten. Met andere woorden: een consument is de persoon die goederen of diensten koopt zonder de intentie te hebben deze te verkopen of te verwerken voor de verkoop. Een klant is een andere benaming voor consument. Het woord klant is in het algemeen concreter. Er wordt ook wel gezegd dat de klant een consument is met een gezicht. De klant is dus een bepaalde persoon. Een consument is meer een algemeen begrip. Producenten maken producten en verkopen deze producten. Een financieel product wordt vaak aangeduid met de term financiële dienst. Het is immers geen tastbaar product. Daarom spreken we binnen de financiële dienstverlening ook niet van de producenten. De term aanbieders is gebruikelijker. Voorbeelden van aanbieders van financiële producten zijn banken en verzekeraars. Voorbeeld Frans sluit een verzekering af bij verzekeraar X. Frans is de klant. De verzekeraar is de aanbieder van financiële producten. Het financiële product dat Frans aanschaft is een verzekering. 1.4 (ANDERE) FINANCIEEL DIENSTVERLENERS In hoofdlijnen onderscheiden we drie soorten financieel dienstverleners: aanbieders. Dit zijn dienstverleners die producten ontwikkelen en deze producten aanbieden aan de klant. Een voorbeeld van een aanbieder is een verzekeraar of bank. bemiddelaars. Deze groep financieel dienstverleners ontwikkelt geen producten, maar verkoopt de producten van de aanbieders. Bemiddeling is erop gericht dat er een overeenkomst tot stand komt tussen een consument en een aanbieder. Een voorbeeld van een bemiddelaar is een assurantietussenpersoon. adviseurs. Adviseren verschilt van bemiddelen doordat adviseren zich beperkt tot het contact leggen tussen consument en aanbieder. Bij advies zal de consument zelf meer initiatief moeten nemen. Een voorbeeld van een adviseur is een onafhankelijke financiële planner die zich beperkt tot het schrijven van een advies, maar geen producten verkoopt. Tussen aanbieders en bemiddelaars is uiteraard altijd contact. Dit is bij adviseurs anders. Er zal wel eens contact zijn tussen adviseurs en aanbieders, maar noodzakelijk is dit niet. Lindenhaeghe, januari 2012 5 Wft - Basis

1.5 TOEZICHTHOUDERS OP DE FINANCIËLE INSTELLINGEN Financiële instellingen hebben de plicht om goed voor hun klanten te zorgen: zij moeten bij de advisering in het belang van de klant te handelen. Het handelen in het belang van de klant kan op gespannen voet staan met het in rekening brengen van provisies. De adviseur kan namelijk zijn eigen belangen belangrijker vinden dan die van de klant. Voor de bescherming van de klanten zijn verschillende organisaties verantwoordelijk. Deze organisaties worden toezichthouders genoemd. In onderstaande figuur wordt het toezicht op de financiële instellingen in hoofdlijnen uiteengezet. Strafrechtelijk Toezicht op de financiële instellingen Wettelijk Niet-wettelijk Functioneel Toezicht op financiële instellingen De taak van de toezichthouders is erop toe te zien dat de instellingen handelen in het belang van de klanten. De toezichthouders toetsen dit aan de hand van zogenoemde zorgplichtregels. In hoofdlijnen onderscheiden we zorgplichtregels die betrekking hebben op het: wettelijke toezicht. Het wettelijke toezicht is gebaseerd op de geschreven wet. De toezichthouders en hun taken staan beschreven in de wetgeving. Onder het wettelijke toezicht vallen het: - functioneel toezicht. Het functionele toezicht heeft betrekking op het functioneren van het financiële stelsel; - strafrechtelijk toezicht. Het strafrechtelijke toezicht controleert op strafrechtelijke feiten; niet-wettelijke toezicht. Dit is toezicht dat niet is vastgelegd in de wet. De branche van financieel dienstverleners heeft naast de wettelijke regels ook zelf regels opgesteld. 1.5.1 Functioneel toezicht Het hiernavolgende figuur geeft een overzicht van het functioneel toezicht op financiële instellingen. Lindenhaeghe, januari 2012 6 Wft - Basis

Minister van Financiën: hoofdverantwoordelijk voor functioneren financiële stelsel Autoriteit Financiële Markten (AFM): gedragstoezicht De Nederlandsche Bank (DNB): prudentieel toezicht systeemtoezicht Functioneel toezicht De Minister van Financiën is de hoofdverantwoordelijke voor het functioneren van het financiële stelsel. Dit heet, zoals we al eerder aangaven, het functioneel toezicht. Het daadwerkelijke toezicht op het financiële stelsel wordt uitgevoerd door DNB en de AFM. Het functioneel toezicht op de financiële instellingen kent verschillende vormen van toezicht. Deze vormen zijn: gedragstoezicht. Dit is het toezicht op het gedrag van de financieel dienstverlener ten opzichte van de consument. Gedragstoezichthouder is de AFM; prudentieel toezicht. Het prudentieel toezicht richt zich vooral op het voorkómen van faillissementen van financiële instellingen. Prudentieel toezichthouder is DNB; systeemtoezicht. Dit toezicht is gericht op de stabiliteit van het financiële systeem als geheel. Het systeemtoezicht hangt nauw samen met het prudentieel toezicht. Dit is de reden waarom DNB ook systeemtoezichthouder is. Voorts zijn de AFM en DNB beide belast met het integriteitstoezicht, het toezicht op een integere bedrijfsvoering. In hoofdstuk 6 komen we hierop terug. Gedragstoezicht De AFM is de gedragstoezichthouder op de financiële markten in Nederland. Dit betekent dat de AFM erop moet letten of bedrijven en personen die werkzaam zijn op de financiële markten, zich houden aan de wetten en regels. Op de financiële markten opereren financiële ondernemingen zoals banken, verzekeraars, vermogensbeheerders, pensioenfondsen en assurantietussenpersonen. Deze ondernemingen hebben dus te maken met het gedragstoezicht van de AFM. Voorbeeld De AFM legt een boete op van 24.000 aan assurantietussenpersoon X te Zaltbommel. De boete is opgelegd omdat assurantietussenpersoon X, bij de acceptatie van aanvragen voor consumptief krediet beoordelingscriteria hanteerde die onvoldoende gericht waren op het voorkómen van overkreditering. Lindenhaeghe, januari 2012 7 Wft - Basis

Lindenhaeghe, januari 2012 8 Wft - Basis De belangrijkste taken van de AFM zijn: toezicht op de financiële dienstverlening aan consumenten. Financieel dienstverleners zijn bedrijven en personen die actief zijn als bemiddelaar, adviseur of aanbieder van financiële producten. Voorbeelden van financiële producten zijn: kredieten, spaarrekeningen en verzekeringen. Financieel dienstverleners moeten handelen in het belang van hun klant. Zij moeten aan de klant juiste, begrijpelijke en niet-misleidende informatie verstrekken. De AFM ziet er dus op toe dat dienstverleners dergelijke informatie verstrekken. Daarnaast moeten dienstverleners aan bepaalde voorwaarden voldoen, willen zij een vergunning van de AFM krijgen of behouden. Zonder vergunning is het niet mogelijk in financiële producten te bemiddelen of financiële producten verkopen. Ook ziet de AFM er op toe dat de financieel dienstverlener de regelgeving met betrekking tot de financiële bijsluiter nakomt. De financiële bijsluiter moet ervoor zorgen dat de klant financiële producten kan vergelijken. Op de financiële bijsluiter komen we in hoofdstuk 6 terug; toezicht op de handel in effecten. Financiële ondernemingen die op de beurs in effecten handelen, moeten zich aan bepaalde regels houden. Er zijn dus regels voor onder meer bedrijven die in effecten handelen en effecten uitgeven en accountants die de boekhouding van deze bedrijven controleren. Daarnaast houdt de AFM toezicht op het handelen met voorkennis. Voorkennis wil zeggen dat een consument koersgevoelige informatie heeft die niet voor iedereen bekend is. Een consument mag geen aandelen kopen of verkopen als hij hierover voorkennis heeft. Met andere woorden: handelen met voorkennis is verboden. Voor financieel dienstverleners die onder de Wft vallen, is het van belang: een goed overzicht te krijgen van de verschillende Wft-normen; te toetsen welke normen hun bedrijfsvoering raken; en te toetsen of ze aan de voornoemde normen voldoen. Om deze reden heeft de AFM een digitaal Wft-self assessment ontwikkeld. Financieel dienstverleners moeten elk jaar een self assessment invullen. Het self assessment bestaat uit een digitale vragenlijst. Door het invullen van deze lijst toetst de dienstverlener zijn bedrijfsvoering. De financieel dienstverlener beoordeelt of hij aan alle wettelijke toezichteisen voldoet. Het voldoen aan de wettelijke toezichtvereisten noemen we ook wel Wft-compliance. Op basis van de uitkomsten stuurt de AFM een adviesrapport met aandachtspunten en tips. Het self assessment heeft drie doelen: vaststellen voldoen wettelijke eisen. De financieel dienstverlener stelt aan de hand van het assessment vast of zijn bedrijfsvoering voldoet aan een selectie van wettelijke eisen. Vervolgens kan hij, waar nodig, zijn bedrijfsvoering aanpassen; het geven van praktische handvatten. De dienstverlener krijgt, door het invullen van het self assessment, handvatten hoe hij zijn bedrijfsvoering moet aanpassen;