Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie



Vergelijkbare documenten
Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie

Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

PATIËNTEN INFORMATIE. Suprapubische katheter

PATIËNTENINFORMATIE TRANSURETHRALE VERBLIJFSKATHETER

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

H Inbrengen katheter via de buik (suprapubische katheter)

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen. Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 8

Suprapubische katheter

Suprapubische katheter. Poli Urologie Route 60

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

Suprapubische katheter

Suprapubische katheter

Aandachtspunten bij de verzorging van een zorgvrager met een verblijfskatheter. Bousery Patricia Docent KTA Brugge. Inleiding

Urineretentie Moeite hebben met plassen na de bevalling

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

onbewaakte kopie Protocollenboek Voorbehouden en Risicovolle en Overige handelingen Hoofdstuk Nier- en blaaskatheterisatie

Toolkit Blaaskatheter

Inbrengen suprapubische katheter

PERMANENT KATHETER INBRENGEN EN VERZORGEN

Blaaskatheter Radboud universitair medisch centrum

Suprapubisch katheter

Plaatsen en verzorgen van een buikkatheter suprapubische katheter

Urologie Blaaskatheter via de buik / suprapubische katheter

Informatie urinekatheter

De suprapubische katheter

Blaaskatheterisatie. Marga Mulders & Chantal Jorissen. dinsdag 22 april 2014

Suprapubische katheter

Suprapubische katheter

Suprapubische catheter

Informatie over uw blaaskatheter

Urineretentie Moeite hebben met plassen na de bevalling

Blaaskatheter via de buik. Suprapubische katheter

Suprapubische katheter

Suprapubisch katheter

Naar huis met een blaassonde

Verblijfskatheter Inbrengen en verzorgen. Maatschap Urologie IJsselland Ziekenhuis

Informatie over de verblijfskatheter Urologie

Informatie over een verblijfskatheter. Afdeling Urologie

Informatie urinekatheter

ZELFKATHETERISATIE BIJ MAN OF VROUW

PROTOCOL: BLAASKATHETERISATIE: VERBLIJFSKATHETER INBRENGEN, VROUW

Informatie suprapubische katheter

Een catheter. Albert Schweitzer ziekenhuis januari 2015 pavo 0119

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 42

Suprapubische Katheter

BZ Blaastraining. Na een gynaecologische operatie. Gynaecologie

Nefrostomiekatheter Radboud universitair medisch centrum

Naar huis met een blaassonde

Sophia Kinderziekenhuis. Katheteriseren van de blaas. Handleiding voor ouders/verzorgers

PROTOCOL: BLAASSPOELEN EENMALIG MBV UROTAINER. DOEL Het spoelen van de Katheter met als doel de levensduur van de katheter te verlengen.

Handleiding voor (zelf)katheteriseren van de blaas

Een suprapubische blaaskatheter

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 61

TransUrethrale Resectie van een blaastumor (TURT)

Suprapubische katheter (buikkatheter)

Suprapubische katheter

Informatie suprapubische katheter

Verzorging nierkatheter nefrostomie katheter

Suprapubische katheter

Dubbel J-katheter (JJ-katheter)

Suprapubische katheter

Suprapubische katheter (urologie)

De suprapubische katheter. (buikkatheter) Urologie

Skillstrainingscentrum Limburg Verzorgende Verpleegkundigen Wijkverpleegkundigen

Een buikkatheter. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Blaastraining na een gynaecologische operatie

Urologie. Verblijfskatheter

Blaaskatheter thuis verzorgen. Een blaaskatheter. Urinezak. Beenzak. Nachtzak

Naar huis met een blaaskatheter Urologie

Een suprapubische catheter

Afdeling: Urologie. Onderwerp: Blaaskatheter

Suprapubische katheter

Informatie over een verblijfscatheter. Afdeling Urologie

Het verwijderen van een suprapubisch katheter en het inbrengen van een ballonkatheter

Urologie. Nefrostomiekatheter.

Suprapubische katheter

Verwijderen van prostaatweefsel via de urinebuis (TURP)

Urineweginfecties bij kwetsbare ouderen

TVT-O en TVT Operatieve ingreep bij stressincontinentie. Gynaecologie

Thuis met uw Suprapubische Katheter

Suprapubische katheter

Een suprapubische katheter

Wat is een TVT-operatie? De kans dat de operatie uw klachten verhelpt Hoe verloopt een TVT-operatie?

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 56

Verwijderen van prostaatweefsel via de urinebuis (TURP)

Naar huis met een blaaskatheter of suprapubische katheter

Urologie Verblijfskatheter

Thuis met een blaaskatheter Gynaecologie

Met een katheter naar huis

Plaatsen en verzorgen van suprapubische blaaskatheter

Buikkatheter. (Supra-pubische katheter) Urologie. 5104i URO.023/0612

Transurethrale resectie van de blaas (TURB)

Nefrostomiekatheter. Verzorging

Een verblijfskatheter inbrengen bij een man

Blaasspoelingen met mitomycine of epirubicine

Informatie over het doel, de voorbereiding voor het plaatsen van en de verzorging van de nefrodrain thuis

Transcriptie:

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 15 Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie Aandachtspunten bij de voorbereidingen en tijdens de blaaskatheterisatie De voorbereiding en inbrengen van een eenmalige of intermitterende katheter gebeuren op dezelfde wijze als voor de verblijfskatheter. De katheter wordt ingebracht met steriele handschoenen of steriele pincet. Voor elke katheterisatie bij een cliënt wordt een nieuwe katheter gebruikt. Indien de cliënt zichzelf katheteriseert kan, bij een aantal merken, de katheter onder de kraan worden gereinigd en worden hergebruikt 1. In het ziekenhuis wordt dit niet toegepast en gebruikt de cliënt steeds een nieuwe steriele katheter. Te snelle lediging van de blaas kan eventueel een collaps (flauwte) van de cliënt veroorzaken doordat de grote vaten in de omgeving van de blaas open gaan staan. Dit is afhankelijk van de leeftijd en conditie van de cliënt en de conditie van de nieren 2. Observeer de cliënt tijdens het legen van de blaas. Wanneer de cliënt zich niet goed voelt: Klem de katheter af totdat de cliënt herstelt. Leg de cliënt zo mogelijk in trendelenburg. Overleg met de arts als de cliënt niet herstelt. Na herstel: Adviseer de cliënt zo mogelijk (veel) te drinken. Een katheter moet voorzichtig worden ingebracht. Forceer het inbrengen niet. Een obstructie kan het gevolg zijn van spasmen van de sluitspier of een vernauwing daarvan. Laat de cliënt hoesten of rustig zuchten wanneer bij het inbrengen weerstand wordt ondervonden. Als de katheter daarna nog steeds niet in te brengen is, dient de arts daarover te worden ingelicht. Beëindig bij een bloeding uit de blaas (urethra) de handeling en licht de arts in. Observatiepunten bij verblijfskatheters Let op de volgende punten: de hoeveelheid urine Zeker wanneer de katheter pas is ingebracht dient de urineproductie gecontroleerd te worden. Per 24 uur is de urineproductie ongeveer 1500 ml. Dit betekent ongeveer 60 ml per uur. Onrust of verwardheid van de cliënt Psychische onrust en verwardheid kan het risico op het zelf verwijderen van de katheter vergroten. De volgende observatie punten kunnen wijzen op een blaasontsteking: bestanddelen in de urine Controleer de urine op aanwezigheid van slierten, vlokken, gruis of bloed. Penetrante geur Een penetrante geur kan worden waargenomen tijdens het legen van de urinezak. Let tdaarom ijdens het legen op de geur. 1 2 De Werkgroep Infectie Preventie doet hierover geen uitspraak. Vaak wordt alertheid gevraagd bij een afloop van 500 ml of meer, maar ook bij geringere hoeveelheden kan dit voorkomen. Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 1 (van 5)

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 16 Pijn in de onderbuik Pijn kan wijzen op een blaasontsteking. Blaaskrampen echter wijzen meestal niet op een blaasontsteking. Het is een natuurlijke reactie op de aanwezigheid van een vreemd voorwerp. Door blaaskrampen kan de urine langs de katheter lekken. Het terugbrengen van de hoeveelheid vloeistof in de ballon tot 5 ml kan de krampen en het lekken verminderen. De krampen kunnen ook ontstaan doordat de katheter verstopt of afgekneld is. Temperatuur Verhoging op koorts in combinatie met één van de bovengenoemde punten kan een aanwijzing zijn voor een blaasontsteking. Probleemoplossing bij verblijfskatheters Beschadigd slijmvlies van urethra. Cliënt verdraagt de verblijfskatheter niet. Gebrekkige urineafvoer. Verkeerde maat of plaatsing Breng nieuwe katheter in met juiste van de katheter. Gebrekkige maat. inbrengtechniek. Controleer de bevestiging van de Katheter is niet goed katheter en fixeer de katheter (opnieuw) gefixeerd, waardoor zoals het hoort. trekkracht ontstaat. Irritatie van het slijmvlies van de urethra of blaas. Invloed op zelfbeeld van de cliënt. Knik in de slang. Verstopte slang, bijv. door bloedstolsels, bezinking. Gebruik een bandje ter ondersteuning van de katheter om onnodige trekkracht te voorkomen. Bespreek het geven van een anticholinergicum met de medische staf. Overweeg het gebruik van een 100% siliconen katheter bij verdenking van overgevoeligheid voor latex. Geef uitleg over de noodzaak en de functie van de katheter. Stel de cliënt gerust en bied ondersteuning. Bespreek alternatieve behandelmethoden met het multidisciplinaire team. Zorg dat urine vrij kan lopen. Als er een driewegkatheter geplaatst is, begin dan met blaasspoelen. Is er een standaard verblijfskatheter in gebruik, spoel dan de katheter. Spoel de blaaskatheter met een fysiologische zoutoplossing om de doorgankelijkehid na te gaan. Verwissel de blaaskatheter verkort bij een cliënt die geregeld een verstopte blaaskatheter heeft, stapsgewijs het tijdsinterval tussen de katheterwisselingen, tot de voorstopping wordt voorkomen. Zorg voor een ruime vochtinname van 1,5 tot 2 liter per dag. Overweeg bij een verstopte blaaskatheter intermitterende Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 2 (van 5)

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 17 Urinelekkage rond katheter (langs de katheter). Heamaturie Verkeerde plaatsing van een katheter, bijv. in de blaashals. Blaasirritatie. Irritatie door de katheterballon. Onjuiste kathetermaat. katheterisatie. Herplaats de katheter. Zorg dat de katheter/het opvangsysteem goed zijn ondersteund. Overweeg bij aanhoudende lekkage intermitterende katheterisatie Controleer of er 10 ml in de ballon zit (standaard) Verwissel de katheter voor eentje met de juiste maat, meestal 2 Ch kleiner. Ga na of er een kleinere maat blaaskatheter mogelijk is en evalueer het effect op de heamaturie Vul de katheterballon pas nadat de urine is afgevloed en schuif de blaaskatheter daarna nog 2 cm bij vrouwen en 5 cm bij mannen op en evalueer het effect op de heamaturie Urineweginfectie Blaaskrampen Onvoldoende aseptische werkwijze en/of reiniging van de urethra. Besmetting van de kathetertip. Verkeerde omgang met de materialen. Doorbreken van het gesloten systeem. Overweeg bij heamaturie (veroorzaakt door langdurige blaaskatheterisatie) intermitterende katheterisatie Verwissel de blaaskatheter binnen 24 uur na de start van een antibioticabehandeling. Antibiotica krijgt de bacterie niet weg uit de blaaskatheter. De katheter moet worden verwisseld, omdat de katheter anders een bron vormt voor een nieuwe infectie3. Ga na of er een kleinere maat blaaskatheter mogelijk is en evalueer het effect op de blaaskramp Verlies van de katheter. Ballon is niet goed gevuld. Onjuiste fixatie van een katheter zonder ballon. Katheterballon kan leeggelopen zijn, toevallig letsel. Verminder de inhoud van de katheterballon en evalueer het effect op de blaaskramp Controleer of de hoeveelheid water in de ballon voldoende is. Controleer fixatie van de katheter Katheter moet zo snel mogelijk vervangen worden omdat het suprapubische kanaal dicht kan gaan. Neem direct contact op met de verpleegkundige of andere professional die gespecialiseerd is in katheters om de katheter opnieuw in te brengen. 3 Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 3 (van 5)

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 18 Mogelijke problemen tijdens het verwijderen van de katheter Ballon legen lukt niet. Plooien in de ballon na het leeglopen, met als gevolg daarvan de vorming van een verdikking. Pijn Beschadigde of defecte klep Controleer de klep op beschadigingen. in het kanaal van de ballon. Probeer 2-3 ml steriel water in het ballonkanaal te spuiten om de verstopping los te maken. Als dit niet lukt, gebruik dan een spuit met naald om de vloeistof uit het ballonkanaal te zuigen (boven de klep) Obstructie in het kanaal. Bevestig een spuit op het vulkanaal van de katheter en laat deze gedurende 20-40 minuten erop zitten. Het effect van de zwaartekracht zal het leeglopen bevorderen. Als geen van bovenstaande acties succes heeft, raadpleeg de arts. Ballon kan niet terugkomen in dezelfde vorm als vóór het opblazen, hetgeen een verdikte rand veroorzaakt. Verdikking (zoals hierboven), of gevoeligheid bij de blaashals of in de urethra door de katheter. Nadat de katheter verwijderd is, moet de ballon worden geïnspecteerd om er zeker van te zijn dat deze intact is en er geen resten in de blaas zijn achtergebleven. Trek de katheter voorzichtig terug nadat de ballon geleegd is, maar stop zodra u weerstand voelt. Gebruik een spuit om 1-2 ml NaCl in de ballon te spuiten; deze actie zal ervoor zorgen dat de scherpe randen vervlakken. Het terugtrekken van de katheter moet nu eenvoudiger zijn en het ongemak voor de clënt en de kans op letsel aan de urethra kleiner. Het inbrengen van een anesthetische gel (lignocaïne/lidocaïne) in de afvoeropening van de katheter 3-5 minuten vooraf aan het verwijderen, kan de gevoeligheid bij de blaashals verminderen. Let op dat er meer dan 2-3 ml moet worden gebruikt, aangezien deze hoeveelheid in de katheter achterblijft. Let op: Als er fouten of problemen met het product zijn, is het van belang om contact op te nemen met de fabrikant om hem op de hoogte te brengen van het probleem. Mogelijke problemen na het verwijderen van de katheter Frequent urineren en dysurie. Ontsteking van het urethraslijmvlies. Zorg voor een vochtinname van 2-3 liter per dag (30 ml/kg/dag). Informeer de cliënt dat veel plassen en pijn bij het plassen veel voorkomen, maar meestal verdwijnen als iemand drie keer heeft geplast. Informeer de arts als het probleem blijft bestaan. Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 4 (van 5)

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Nier- en blaaskatheterisatie 19 Urineretentie. Kleine hoeveelheden bloed aan het begin, tijdens of aan het einde van de urinestroom van de cliënt. Aandrang om te urineren en niet op tijd bij het urinaal/toilet komen. Kleine hoeveelheden (druppels of scheutjes) urineverlies. Dit probleem moet binnen enkele dagen minder worden. Blaas kan zich niet legen. Angst bij de cliënt. Kleine beschadiging van het weefsel in de urethra. Stimuleer de cliënt om meer vocht in te nemen. Bied de cliënt een warm bad of warme douche om de ontspanning te bevorderen. Als dit niet helpt, palpeer de blaas dan met de hand of doe een bladderscan (indien mogelijk). Informeer de arts als het probleem aanhoudt, want dan moet de client mogelijk opnieuw gekatheteriseerd worden. Stimuleer de cliënt om meer vocht in te nemen. Stel de cliënt gerust dat dit probleem geen kwaad kan. Leg aan de cliënt uit dat dit meestal over gaat binnen 24-48 uur. Zo niet: urinekweek om urineweginfectie uit te sluiten. Geef de cliënt incontinentiemateriaal. Leg uit dat dit meestal een kortdurende complicatie is van katheterisatie. Bronnen Werkgroep Infectiepreventie (WIP): Verzorging bij urinelozing en stoelgang. Verpleeghuis-, woon- en thuiszorg. September 2004. Revisie: september 2009 Preventie van infecties als gevolg van blaaskatheterisatie via de urethra. Ziekenhuizen, Werkgroep Infectiepreventie. Vastgesteld: juli 2005, Gewijzigd: juli 2006 en september 2006. Revisie: juli 2010. Richtlijn blaaskatheters. Langdurige blaaskatheterisatie bij patiënten met complexe multimorbiditeit. Verenso. April 2011 European Association of Urology Nursus (EAUN), Katheterisatie, urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Evidence based richtlijnen voor best practices in de urologische gezondheidszorg. 2012. VenVn, EAUN. Katheterisatie. Urethrale en suprapubische verblijfskatheters bij volwassenen. Juni 2013. zie: http://urologie.venvn.nl/protocollenenrichtlijnen.aspx (externe link). Observatiepunten en complicaties bij katheterisatie: 5 (van 5)