Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa

Vergelijkbare documenten
Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa

Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa

Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen

Bepaling visaanbod Noordoost-Groningen

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Vismigratie onder het kanaal

2 Materiaal en methode

VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL

De visstand in vaarten en kanalen

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk

KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013

Hydraulische evaluatie vispassages "Meele" en "Wijhe"

Vismigratie onderzoek Hertogswetering

KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016

Vismigratie-onderzoek. Dwarsdiep Onderzoek naar de werking van een tweetal vispassages in het Dwarsdiep

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

Bijlagenrapport 6 Hidrostalpompen

Bijlagenrapport 8 Gesloten schroefpompen

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Bijlagenrapport 4 Centrifugaalpompen

KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011

KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014

KRW visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016

KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015

Vismigratie in de Achterhoek

BIJLAGENRAPPORT 9. GEmALEN Of vermalen worden fase 3 OPEN SCHROEFPOMPEN. w09 RAPPORT

KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

MONITORING EN EVALUATIE VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2013

Bijlagenrapport 3 Vijzels; faunapomp

MONITORING EN EVALUATIE VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN

Bijlagenrapport 9 Open schroefpompen

Werkplan ten behoeve de biologische monitoring vispassage Oranjesluizen te Schellingwoude

BIJLAGENRAPPORT 3. GEmALEN Of vermalen worden fase 3 VIJZELS & FAUNAPOMP. w03 RAPPORT

Visstandmonitoring Zuidlaardermeer (KRW) en Foxholstermeer 2009

Bijlagenrapport 7 Gesloten schroefpompen (compact)

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

Schroefcentrifugaalpompen

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Het visperspectief. Een blije blik? Veel vragen, weinig antwoorden! Peter Heuts Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Verbindingen voor vis

Geautomatiseerde monitoring van vismigratie door de vispassage bij de Bieberg (NB), 2006

Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever

Met DNA visstand monitoren op de grote rivieren

KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Monitoring vismigratieknelpunten 2013

Wetenschappelijk onderzoek naar het visbestand en de vismigratie in de Grensmaasregio in het Vlaamse Gewest

Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel

Rapportage Fuikenmonitoring Vispassage Vechtpark Vechtpark te Hardenberg

Visonderzoek Gamerensche Plas

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Visintrek via inlaatwerk bij gemaal Colijn voorjaar Rapportnummer: /001 Status rapport: Definitief Datum rapport: 28 september 2012

! " # # $ ( ) * +, ( " - +. ( '. / / #

Werkprotocol onderzoeken vismigratie

KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Noord 2011

Vismigratie waterschap Brabantse Delta. Reinier van Nispen

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Maandag 17 juli Bemonstering Balengracht en Grote Nete.

Titel van het project (Kort en krachtige weergave van het onderwerp)

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010

Vismigratie via de vispassage bij Grave, voorjaar 2007

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen

Monitoring vismigratie - najaar 2013/ voorjaar 2014

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Geschiedenis van de Drentsche Aa

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014

Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen

KRW-visstandmonitoring Schildmeer 2009

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Monitoring visaanbod en migratie Oostwaard

Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen

Netwerk vissenwaarnemers Noord-Brabant

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen

RWS Waterdienst. Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in Projectnummer:

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in juli 2008

Ultrasone bestrijding blauwalg - effecten op vis

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Onderzoek vispasseerbaarheid sifon Wilhelminakanaal

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september

Verkenning kansen Groene Golf

Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst. De aanpassing van de KRW vismaatlatten. Eddy Lammens, RWS WD

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

Visinventarisatie in Lek en uiterwaarden rondom de stuw van Hagestein. Roon Bakels en Willie van Emmerik RAVON Utrecht september 2005

KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

ONDERZOEK NAAR DE PASSEERBAARHEID VAN SIFONS.

Experimentele inventarisatie van visschade bij gemalen

Vispassage Vierlingsbeek, meer dan alleen veel vis

Transcriptie:

Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa Inlaat meander Loonerdiep Rapport 2012-034 W. Patberg G. Wolters

Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa Inlaat meander Loonerdiep Rapport 2012-034 W. Patberg G. Wolters bezoekadres oosterweg 127 Haren postadres postbus 111 9750 AC Haren telefoon 050 8200018 telefax 050 8200013 email info@koemanenbijkerk.nl website www.koemanenbijkerk.nl

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 3 Colofon Opdrachtgever Waterschap Hunze en Aa s Postbus 195, 9640 AD, Veendam Contactpersoon opdrachtgever P.P. Schollema Titel Subtitel Auteurs Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa Inlaat meander Loonerdiep W. Patberg, G. Wolters Datum 26 juni 2012 Pagina s (inclusief bijlagen) 34 Opdrachtnr Brief met kenmerk IN12-0712/12-0531 Projectnr 2012-010 Rapportnr 2012-034 Status Akkoord Eindrapport Ir. G.H. Bonhof Paraaf Foto omslag: Inlaat Loonerdiep Deze publicatie kan geciteerd worden als: Patberg, W. & G. Wolters. 2012. Evaluatie vismigratievoorzieningen Drentsche Aa, Inlaat meander Loonerdiep. Rapport 2012-034. Koeman en Bijkerk bv, Haren. In opdracht van Waterschap Hunze en Aa s, Veendam. Koeman en Bijkerk bv / Waterschap Hunze en Aa s Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Koeman en Bijkerk bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Koeman en Bijkerk bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede schade welke voortvloeit uit toepassingen van resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Koeman en Bijkerk bv; opdrachtgever vrijwaart Koeman en Bijkerk bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing.

4 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 5 Inhoudsopgave Summary 7 Samenvatting 9 1 Inleiding 11 1.1 Achtergrond 11 1.2 Onderzoekslocatie Inlaat meander Loonerdiep 11 1.3 Doel en onderzoeksvragen 12 1.4 Projectuitvoering 13 2 Materiaal en methoden 15 2.1 Vangopstelling 15 2.2 Uitvoering, verwerking vis en gegevens 15 3 Resultaten 17 3.1 Algemeen 17 3.2 Vangstresultaten; soorten en aantallen 17 3.3 Vangstresultaten; lengteklassen 18 3.4 Verloop vangsten tijdens onderzoeksperiode 19 4 Discussie en conclusies 23 4.1 Discussie 23 4.2 Samenvatting resultaten 24 4.3 Conclusies 25 4.4 Aanbeveling 25 5 Literatuur 27 Bijlage I Vangstresultaten per fuiklichting 29

6 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 7 Summary At the request of the Regional Water Authority Hunze and Aa s, Koeman and Bijkerk investigated the patency of the inlet located in the Loonerdiep which was constructed to bring water into an old meander of the Loonerdiep. The inlet is located in the Loonerdiep south of Loon and water is let in from the Deurzerdiep. This work was carried out in the period March 5 June 1 2012, as part of the Interreg project Living North Sea. To investigate the patency of the inlet for fish, a fyke net was placed upstream from the inlet such that the inlet was completely closed. The net was emptied every two to three days yielding a total of 25 samples. Overall 1352 fish were caught, representing 14 species. Gudgeon was the most abundant species (660 individuals caught) followed by Bleak, Perch and Roach (respectively 325, 136 and 123 individuals). Nine species belonged to the eurytopic guild, four to the rheophilic and one to the limnophilic guild. In numbers they were more or less equally divided over the eurytopic and rheophilic guilds (respectively 48 and 51%). Considering the migration guilds the local-migrating species were the most abundant. The majority of fish (89%) belonged to the length class >0+-15 centimeter (mainly Gudgeon). Eight species were caught in the 16-25 centimeter class (86 individuals), three species in the class 26-40 centimeter (13 individuals of which 11 were Eels). In the class >=41 centimeter only Eels were caught (41 individuals). Only eight fish were caught in the 0+ class. The smallest fish caught was a Gudgeon of 6 centimeter and the largest was an Eel of 89 centimeter. The course of the catches are characterized by three periods of increased catches. The first two peaks were dominated strongly by Gudgeon whereas the third was dominated mainly by Bleak. The increased catches seemed to follow increasing temperatures of the air and water. Based on the species composition of the caught fish and their lengths one can conclude that the inlet in the Loonerdiep should be passable for most migrating fish which are present in this part of the river system.

8 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 9 Samenvatting Op verzoek van het Waterschap Hunze en Aa s heeft Koeman en Bijkerk bv in de periode 5 maart tot en met 1 juni 2012 onderzoek gedaan naar de vispasseerbaarheid van de inlaat in het Loonerdiep. De inlaat is gelegen in het Loonerdiep ten zuiden van Loon en is geconstrueerd om een oude meander van het Loonerdiep weer watervoerend te maken. Water wordt ingelaten vanuit het genormaliseerde Deurzerdiep in de richting van het Loonerdiep. Het onderzoek maakte onderdeel uit van het Interreg project Living North Sea. Om de passeerbaarheid van de inlaat te onderzoeken is een fuik bovenstrooms van de inlaat geplaatst, zodanig dat de gehele instroomopening werd afgesloten. De fuik is om de twee tot drie dagen gelicht. In totaal zijn er 25 lichtingen uitgevoerd. In totaal zijn er 1352 vissen gevangen verdeeld over veertien soorten. Riviergrondel is met 660 exemplaren de meest gevangen vis, gevolgd door Alver (325), Baars (136) en Blankvoorn (123). Van de veertien soorten behoren er negen tot het eurytope stromingsgilde, vier tot het rheofiele gilde en één soort tot het limnofiele gilde. De vangstaantallen zijn min of meer gelijk verdeeld over het rheofiele en eurytope gilde met respectievelijk 48 en 51%. Riviergrondel neemt bijna het gehele aandeel van de rheofielen voor zijn rekening. Binnen het eurytope gilde wordt het grootste deel door Alver ingenomen. Er is slechts één limnofiele soort aangetroffen: Ruisvoorn. Wat migratiegilden betreft zijn de lokaal-migrerende vissoorten het meest in aantal aangetroffen.het grootste deel van de gevangen vis behoort tot de categorie >0+-15 centimeter (89%) en hierbij gaat het voornamelijk om Riviergrondel. In de klasse 16-25 centimeter zijn acht soorten waargenomen en wat aantallen betreft komt deze klasse met 86 exemplaren op de tweede plaats. In de categorie 26-40 centimeter zijn slechts drie soorten met 13 exemplaren waargenomen. Elf hiervan waren Palingen. In de categorie >=41 centimeter zijn alleen maar Palingen (41 stuks) gevangen. In de klasse 0+ zijn slechts 8 vissen gevangen.de kleinste vis die gevangen is, was een Riviergrondel van 6 centimeter en de grootste een Paling van 89 centimeter.het verloop van de vangsten wordt in het algemeen gekenmerkt door drie perioden van toegenomen vangstaantallen. De eerste twee pieken werden sterk gedomineerd door Riviergrondel en de derde door Alver. De pieken in de vangsten lijken te volgen op zowel stijgende maximale luchttemperaturen en toenemende watertemperaturen. Op basis van de soortensamenstelling en de lengteverdeling kan geconcludeerd worden dat de meeste trekbehoeftige vissoorten, die in dit deel van het systeem aanwezig zijn, de inlaat in het Loonerdiep moeten kunnen passeren.

10 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 11 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Het stroomdal van de Drentsche Aa kent een grote diversiteit aan soorten en habitattypen. Deze waarden worden landelijk erkend en hebben het gebied de status van Nationaal Park (Nationaal Beek en Esdorpenlandschap Drentsche Aa) en Natura 2000 gebied opgeleverd. In het gebied wordt veel aandacht besteed aan het behoud en verdere verbetering van de aanwezige natuurwaarden. Een van de programma s waar het Waterschap samen met Provincie Drenthe, Staatsbosbeheer en de Hengelsportfederatie Groningen Drenthe veel aandacht aan besteed is het vispasseerbaar maken van dit stelsel van beken conform de Visie Vismigratie - Van Wad tot Aa (Riemersma en Kroes 2006). Hier wordt al een aantal jaren aan gewerkt en ondertussen zijn er circa 36 knelpunten opgelost. De komende jaren zullen ook de resterende 13 knelpunten aangepakt gaan worden. Om de werking van de reeds gerealiseerde vismigratie voorzieningen te evalueren, selecteert het Waterschap ieder jaar een aantal voorzieningen die gedurende de voorjaarstrek bemonsterd worden. Deze onderzoeken worden uitgevoerd in het kader van het overkoepelende onderzoek project Living North Sea waarbinnen gekeken wordt naar de volledige vismigratie routes van zee naar bron die voor diadrome soorten van belang zijn. In 2012 zijn binnen het stroomdal van de Drentsche Aa vier vismigratievoorzieningen onderzocht; een vispassage en een duiker in het Loonerdiep en een vispassage en een duiker in het Deurzerdiep. Beide diepjes liggen in elkaars verlengde ten oosten van Assen (Figuur 1). Voorliggende rapportage behandelt de resultaten van het onderzoek naar de vispasseerbaarheid van de duiker in het Loonerdiep. 1.2 Onderzoekslocatie Inlaat meander Loonerdiep De inlaat meander Loonerdiep maakt deel uit van een serie vismigratievoorzieningen in de oude meander van het Loonerdiep. Deze herstelde meander maakt het voor de vissen mogelijk om het verdeelwerk Loon te passeren en vanuit het Loonerdiep stroomopwaarts te zwemmen in de richting van het Deurzerdiep. Echter, voordat de vissen het Deurzerdiep bereiken komen ze een viertal kunstwerken tegen in de oude meander. Te weten, in stroomopwaartse richting: 1. Vispassage Loonerdiep 3 (betonnen bekkens met stoorstenen) 2. Vispassage Loonerdiep 2 (betonnen bekkens met stoorstenen) 3. Vispassage Loonerdiep 1 (voorde met wandelpad + steenstort drempel) 4. Inlaat oude meander Loonerdiep Gedurende het voorjaar van 2012 worden de vispassage Loonerdiep 2 en de inlaat bemonsterd. Deze keuze is gemaakt omdat de vispassages Loonerdiep 2 en 3 qua constructie vrijwel identiek zijn. Als passage 2 gepasseerd is zijn de vissen ook langs

12 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 Figuur 1 De ligging van de vier vismigratievoorzieningen in het stroomdal van de Drentsche Aa die in het voorjaar van 2012 zijn onderzocht (Schollema, 2012). De inlaat meander Loonerdiep is onderwerp van dit rapport. passage 3 gezwommen. Vispassage Loonerdiep 1 is een betrekkelijk eenvoudige passage met weinig verval. De verwachting is dat het laatste kunstwerk, de inlaat, het kritische punt voor vismigratie zal zijn op deze locatie (Schollema 2012). De inlaat meander Loonerdiep is onderwerp van dit rapport. De duiker of Inlaat meander Loonerdiep is gelegen in het Loonerdiep ten zuiden van Loon (Figuur 1). De inlaat is geconstrueerd om een oude meander van het Loonerdiep weer watervoerend te maken. Water wordt ingelaten vanuit het genormaliseerde Deurzerdiep in de richting van het Loonerdiep. 1.3 Doel en onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is de werking van de inlaat te onderzoeken gedurende de voorjaarsmigratie. De volgende onderzoeksvragen worden gesteld: Welke soorten kunnen de vispassage in stroomopwaartse richting passeren? Wat zijn de aantallen per soort die passeren en hoe is de lengteverdeling? In welke periode vindt de migratie plaats

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 13 In welke periode vindt de migratie plaats? Figuur 2 Inlaat meander Loonerdiep. Beide foto s zijn genomen vanuit het Deurzerdiep. Van deze kant stroomt het water de duiker in richting het Loonerdiep. De verkregen gegevens kunnen gebruikt worden om de vispasseerbaarheid van de inlaat te bepalen. Tevens kunnen de gegevens gebruikt worden bij de aanleg van nieuwe vismigratievoorzieningen. 1.4 Projectuitvoering Het project is uitgevoerd in samenwerking Mans Vos, een gecertificeerde beroepsvisser uit de regio, en de Hengelsportfederatie Groningen Drenthe. Hieronder een lijst met alle personen die aan het project hebben meegewerkt: Koeman en Bijkerk bv Beroepsvisserij Gerwin Bonhof: projectcoördinatie, veldwerk Wouter Patberg: rapportage, verwerking gegevens, veldwerk Gersjon Wolters: verwerking gegevens, veldwerk Mans Vos Waterschap Hunze en Aa s Peter Paul Schollema: opdrachtgever, begeleiding, veldwerk Cas Franke: veldwerk Hengelsportfederatie Groningen Drenthe Hennie Huttinga: verwerking gegevens, veldwerk Frans Leeuw: veldwerk

14 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 15 2 Materiaal en methoden 2.1 Vangopstelling Om de vispasseerbaarheid van de inlaat te bepalen, is een fuik aan de bovenstroomse kant van de inlaat (in het Deurzerdiep) geplaatst. De fuik is zodanig geplaatst dat de instroomopening van de inlaat volledig werd afgesloten. De gebruikte fuik had een maaswijdte van 5 millimeter halve maas. De diameter van de eerste hoepel bedroeg 70 centimeter. Figuur 3 De opstelling van de fuik bovenstrooms van de inlaat. De fuik was zodanig geplaatst dat de gehele instroomopening van de inlaat werd afgesloten. 2.2 Uitvoering, verwerking vis en gegevens De fuik is geplaatst op 5 maart 2012. Vervolgens is de fuik om de twee of drie dagen geleegd. De laatste lichting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2012. In totaal zijn er 25 lichtingen uitgevoerd. Bij iedere lichting is rommel verwijderd en is de fuik schoongemaakt. De gevangen vissen werden na iedere lichting gemeten (op 1 centimeter nauwkeurig) en op naam gebracht. Na meting is de vis bovenstrooms van de inlaat in het Deurzerdiep teruggezet om hervangst te voorkomen.

16 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 De gegevens zijn verwerkt met het databaseprogramma Piscaria. Dit programma is door de STOWA speciaal ontwikkeld voor de opslag en verwerking van visgegevens. De vangsten zijn per fuik en per lichting ingevoerd en verwerkt tot de in dit rapport gepresenteerde grafieken en tabellen. In dit rapport zijn de vissoorten ingedeeld in stromings- en migratiegilden. Hiervoor is gebruik gemaakt van Emmerik (2003). In Bijlage I zijn de vangsten per fuiklichting weergegeven.

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 17 3 Resultaten 3.1 Algemeen De bemonsteringen op de locatie inlaat meander Loonerdiep zijn goed verlopen. Het onderzoek is niet verstoord als gevolg van diefstal van fuiken of beschadigingen aan de fuik door bijvoorbeeld ratten. De lichtingen konden volgens schema worden uitgevoerd. Tijdens het onderzoek heeft er één incident plaatsgevonden; op 24 mei bleek dat de fuik was losgesneden. Op deze dag was de fuik bij de vispassage Loonerdiep 2 gestolen. Het lossnijden zal ongetwijfeld geleid hebben tot lagere vangstaantallen aangezien de inlaat hierdoor niet meer volledig was afgesloten. 3.2 Vangstresultaten; soorten en aantallen In totaal zijn er 1352 vissen gevangen verdeeld over veertien soorten (Tabel 1). Riviergrondel is met 660 exemplaren de meest gevangen vis, gevolgd door Alver (325), Baars (136) en Blankvoorn (123). Van de veertien soorten behoren er negen tot het eurytope stromingsgilde, vier tot het rheofiele gilde en één soort tot het limnofiele gilde. Opvallend was de vangst van een Zonnebaars (Figuur 4). Figuur 4 Links een Zonnebaars. Gevangen op 10 mei. Het exemplaar is 11 centimeter lang. Rechts een Alver, op de Riviergrondel na de meest gevangen soort op de locatie inlaat meander Loonerdiep. Gebaseerd op de stromingsgilden werden de vangsten qua aantallen zo goed als gelijk verdeeld over de rheofiele en eurytope soorten met respectievelijk 48 en 51% (Figuur 4). Riviergrondel neemt bijna het gehele aandeel van de rheofielen voor zijn rekening. Binnen het eurytope gilde wordt het grootste deel door Alver ingenomen. Er is slechts één limnofiele soort aangetroffen, Ruisvoorn, goed voor 1% van de totaalvangst. De gevangen soorten zijn onder te verdelen in vijf verschillende migratiegilden (Figuur 4); katadroom, regionaal, lokaal, lokaal/regionaal en potamodroom. Wat aantallen betreft wordt de helft (50%) ingenomen door de lokaal-migrerende vissoorten, wat voornamelijk toe te schrijven is aan het grote aandeel van Riviergrondel in de vangsten. Daarnaast zijn de regionaal (voornamelijk Alver) en lokaal/regionaal (voornamelijk Baars en Blankvoorn)

18 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 Tabel 1 De gevangen aantallen per soort. Per soort is ook aangegeven tot welk stromings- en migratiegilde het behoort, volgens Emmerik (2003). Naam Stromingsgilde Migratiegilde Aantal Paling Eurytoop Katadroom 52 Alver Eurytoop Regionaal 325 Baars Eurytoop Lokaal/regionaal 136 Blankvoorn Eurytoop Lokaal/regionaal 123 Brasem Eurytoop Lokaal/regionaal 1 Kolblei Eurytoop Lokaal 2 Pos Eurytoop Lokaal 2 Snoek Eurytoop Lokaal/regionaal 7 Zonnebaars Eurytoop Lokaal 1 Ruisvoorn Limnofiel Lokaal 13 Bermpje Rheofiel Lokaal 2 Riviergrondel Rheofiel Lokaal 660 Serpeling Rheofiel Potamodroom 25 Winde Rheofiel Potamodroom 3 eurytoop limnofiel rheofiel katadroom regionaal lokaal/regionaal lokaal potamodroom Figuur 5 aantallen. Percentuele verdeling over stromings- (links) en migratiegilden (rechts) op basis van gevangen migrerende gilden met respectievelijk 24 en 20% vertegenwoordigd. Het aandeel van de overige migratiegilden is katadroom (4%) en potamodroom (2%). 3.3 Vangstresultaten; lengteklassen In Tabel 2 staan per soort de gevangen aantallen per lengteklasse weergegeven. De lengteklassen zoals ze in Piscaria zijn gedefinieerd, worden ook hier gebruikt. Deze indeling is voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Voor Snoek geldt echter een andere indeling dan de overige vissoorten. De indeling voor Snoek is gebaseerd op habitatvoorkeur; Snoeken vanaf circa 35 centimeter bevinden zich vaker in het open water terwijl kleinere Snoeken vaker schuilt tussen de vegetatie (STOWA 2010). Het grootste deel van de gevangen vis behoort tot de categorie >0+-15 centimeter (89%) en hierbij gaat het voornamelijk om Riviergrondel en in mindere mate Alver en Baars.

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 19 Tabel 2 Per gevangen soort de aantallen per lengteklasse (centimeter). De meest gevangen soort staat bovenaan. De vetgedrukte getallen geven per soort de lengteklasse aan waarin de meeste exemplaren zijn gevangen. Soort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41 Riviergrondel 660 660 Alver 325 5 319 1 Baars 136 2 114 20 Blankvoorn 123 1 74 47 1 Paling 52 11 41 Serpeling 25 14 11 Ruisvoorn 13 10 3 Winde 3 1 2 Bermpje 2 2 Pos 2 2 Kolblei 2 1 1 Brasem 1 1 Zonnebaars 1 1 0-15 16-35 36-44 45-54 >=55 Snoek 7 2 1 4 Van de soorten Alver, Baars en Blankvoorn zijn er vissen uit de onderliggende 0+ klasse gevangen. Echter, in kleine aantallen; respectievelijk 5, 2 en 1. Voor de Riviergrondel geldt zelfs dat alle 660 gevangen Riviergrondels in de lengteklasse >0+-15 centimeter vallen. Ook het overgrote deel van de gevangen Alver en Baars, na de Riviergrondel de meest gevangen vissoorten, vallen in die klasse >0+-15 centimeter. In de klasse 16-25 centimeter zijn acht soorten waargenomen en wat aantallen betreft komt deze klasse met 86 exemplaren op de tweede plaats. Baars en Blankvoorn zijn hierin de grootste vertegenwoordigers. In de categorie 26-40 centimeter zijn slechts drie soorten met 13 exemplaren waargenomen (waarvan 11 Palingen). In de categorie >41 centimeter zijn alleen maar Palingen (41 stuks) gevangen. De kleinste vis die gevangen is, was een Riviergrondel van 6 centimeter en de grootste een Paling van 89 centimeter 3.4 Verloop vangsten tijdens onderzoeksperiode Figuur 6 geeft het verloop van de gevangen aantallen vissen per vissoort in de tijd weer. Op basis van deze figuur kan een indruk verkregen worden van het verloop van de migratie van de verschillende vissoorten gedurende de onderzoeksperiode. Naast het vangstverloop is ook het verloop van de watertemperatuur en de maximale luchttemperatuur tijdens de onderzoeksperiode weergegeven. Eén van de stimuli voor vismigratie is de watertemperatuur (Kroes en Monden 2005). De maximale luchttemperatuur is opgenomen omdat het vermoeden bestaat dat vis in het

aantal Temperatuur (graden Celsius) 20 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 250 30 200 150 100 50 0 25 20 15 10 5 0 Zonnebaars Winde Snoek Serpeling Rietvoorn Riviergrondel Pos Paling Kolblei Blankvoorn Brasem Bermpje Baars Alver T water T lucht (max.) datum Figuur 6 Weergave van de aantallen gevangen vis per soort en per lichting gecombineerd met het verloop van de watertemperatuur (T water) in het Loonerdiep en de maximale luchttemperatuur (T lucht (max.)) gedurende de onderzoeksperiode. vroege voorjaar migratiebewegingen gaan vertonen zodra er zich mooie warme dagen voordoen. De bovenlaag van het water kan dan snel opwarmen. Uit Figuur 6 blijkt dat de maximale luchttemperatuur en de watertemperatuur sterk met elkaar correleren. De watertemperatuurgegevens zijn afkomstig van continu-metingen door een diver die in het Loonerdiep hangt op 0,5 meter diepte bij de brug bij Loon. Door de stroming zal het water in de beek goed gemengd zijn. Als gevolg daarvan zal de temperatuur in de gehele waterkolom min of meer hetzelfde zijn. Deze waarden worden representatief geacht voor het temperatuursverloop van het water bij de inlaat. De maximale luchttemperatuurgegevens zijn gemeten in Eelde en verkregen via www.knmi.nl. Het onderzoek startte in een warme periode en duurde tot 28 maart. Hierna bleef het lange tijd relatief koud tot ongeveer eind april. Eind april begon de luchttemperatuur weer sterk te stijgen. De watertemperatuur nam over de gehele periode toe, maar vertoont een fluctuerend patroon. Deze fluctuaties in watertemperatuur vertonen een sterke correlatie met de maximale luchttemperatuur. Het verloop van de vangsten wordt in het algemeen gekenmerkt door drie perioden van toegenomen vangstaantallen; de eerste piek begint half maart en loopt door tot begin april. In deze periode was het Riviergrondel die in de grootste aantallen werd aangetroffen. De tweede piek loopt van eind april (23-4) tot en met 7 mei. Ook in deze periode werden de vangsten gedomineerd door Riviergrondel met nog grotere aantallen

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 21 dan tijdens de eerste piek. Na deze periode liep de vangst plotseling sterk terug (10 mei) waarna er geleidelijk weer meer gevangen werd met aantallen rond de 130 vissen op 24 mei. In deze derde piek van half tot eind mei werden de vangsten in aantallen gedomineerd door Alver. De pieken in de vangsten lijken te volgen op zowel stijgende maximale luchttemperaturen en toenemende watertemperaturen. Echter, toenames in de temperatuur (lucht en water) hebben niet altijd geleid tot grotere vangstaantallen. Dit zou men kunnen wijten aan het feit dat naast de temperatuur nog meerdere factoren als stimulus voor de vismigratie op kunnen treden. Hierbij valt te denken aan daglengte en debiet. Daarnaast kunnen verschillende vissoorten verschillend reageren op deze stimuli. Voor vrijwel alle soorten die in redelijke aantallen zijn gevangen (>10) geldt dat ze gedurende de gehele onderzoeksperiode zijn aangetroffen. Een aantal van deze soorten hebben een duidelijke periode waarin ze het meest talrijk worden aangetroffen. Een goed voorbeeld hiervan is de Riviergrondel. Deze rheofiele soort werd, op één na, bij elke lichting aangetroffen en laat twee duidelijke pieken zien tijdens het onderzoek; eind maart en eind april/begin mei. Wat de vangsten van Riviergrondel betreft lijkt er een relatie met de temperatuur te bestaan. De afname in de vangsten begin april gaan gepaard met een koudere periode waardoor de watertemperatuur afneemt. Een toename in de vangst op 13 april wordt voorafgegaan door een aantal warmere dagen waardoor de watertemperatuur wat stijgt. Een daling van de temperaturen na deze dag leidt direct tot mindere vangsten. Zowel voor Riviergrondel als in zijn algemeenheid. Een volgende toename in de temperatuur half april leidt weer tot een toename in de vangsten. Ondanks stijgende temperaturen zijn de vangsten van Riviergrondel begin mei over zijn hoogtepunt heen. Riviergrondel paait normaal gesproken in de periode april- mei bij een watertemperatuur van tenminste 12 C. Deze temperatuur werd voor het eerst op 28 april bereikt, vlak na de grootste vangstpiek op 26 april. Ook Alver laat een duidelijk migratiepatroon zien. Deze soort werd bij vele fuiklichtingen aangetroffen, maar heeft een duidelijk piek in de tweede helft van mei. Overigens werden de eerste grote aantallen Alver gevangen op 3 mei. Deze dag werd voorafgegaan door een aantal mooie dagen waardoor de watertemperatuur sterk steeg tot boven de 15 C. Volgens Kroes en Monden (2005) paait Alver tussen de 15 en 22 C. Serpeling, behorend tot het rheofiele gilde, werd ook gedurende de eerste twee vangstpieken het meest aangetroffen. Van Winde (rheofiel) zijn slechts drie exemplaren aangetroffen. Deze werden alle drie gevangen op 3 mei. De Snoek is de enige soort die alleen in het begin van het onderzoek is aangetroffen; na 16 april is deze soort niet meer gevangen. Van Snoek is bekend dat deze soort vroeg migreert (februari maart; Kroes en Monden, 2005) en paait bij een temperatuur van 6 tot 14 C. Hier betrof het echter maar zeven exemplaren.

22 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 23 4 Discussie en conclusies 4.1 Discussie Tijdens het onderzoek er voor gekozen om gebruik te maken van fuiken met een smalle maas (5 millimeter) om ook kleinere soorten als bijvoorbeeld Bermpje en Riviergrondel goed te kunnen vangen. Ondanks de keuze voor de smallere maas zijn er slechts twee Bermpjes gevangen. Daarnaast zijn er acht vissen in de klasse 0+ gevangen. Wat de Bermpjes betreft kunnen hier meerdere oorzaken kunnen hier aan ten grondslag liggen; of er komen geen (of weinig) Bermpjes voor in het onderzochte deel van het Loonerdiep of de inlaat is slecht passeerbaar voor Bermpjes. De bepaling van de vispasseerbaarheid van de inlaat meander Loonerdiep is onderzocht door een fuik stroomopwaarts achter de inlaat te plaatsen. Tijdens vele vismigratieonderzoeken in het voorjaar wordt ook de watergang stroomafwaarts van de vismigratievoorziening dichtgezet met een fuik om zo het visaanbod te bepalen. Het aanbod geeft dan een indicatie van de hoeveelheid vis en de vissoorten die in potentie van de migratievoorziening gebruik zouden kunnen en/of willen maken. Een vergelijking tussen het aanbod en de gepasseerde vis geeft dan een indicatie over de passeerbaarheid van de migratievoorziening. In eerder uitgevoerde onderzoeken is wel getracht het aanbod te meten door een fuik stroomafwaarts van de vispassage te plaatsen. De vangsten van deze fuik lagen echter bijna altijd lager dan de vangsten in de passagefuik. Dit kwam omdat de watergang met de aanbodfuik niet volledig kon worden afgesloten waardoor een deel van de vis er langs kon. Het gevolg was doorgaans dat het gebruik van een aanbodfuik geen extra informatie oplevert terwijl de kosten voor het onderzoek wel hoger lagen. In dit geval is er dus gekozen om enkel stroomopwaarts van de inlaat te vissen. Middels onderhavig onderzoek kunnen dus geen harde uitspraken gedaan worden over welk percentage van de vis en de aanwezige vissoorten die de passage hadden willen passeren, ook daadwerkelijk gepasseerd is. Het enige dat hierover gezegd kan worden is dat vanuit het veld geen signalen zijn gekomen (bijvoorbeeld ophoping van veel vis benedenstrooms van de passage) dat er veel meer aanbod is geweest dan dat er vis over de passage is gekomen. Ondanks bovenstaande kanttekening is door het onderzoek wel duidelijk geworden welk vissoorten in welke aantallen de inlaat kunnen passeren (Tabel 1). Ook de lengtes van de gepasseerde vissen zijn bekend (Tabel 2). Hieruit kan de passeerbaarheid van de inlaat voor verschillende typen vissoorten (sterk/niet sterke zwemmers, bodemsoorten/ pelagische soorten) bepaald worden. Zo zijn zowel bodemsoorten (Bermpje, Pos en Paling), als pelagische soorten (o.a. Alver en Blankvoorn) en soorten die zowel bij de bodem als pelagisch leven (o.a. Baars, Serpeling en Riviergrondel) in staat de passage te passeren. Ook variëren de gevangen soorten sterk in hun sprintcapaciteit. Volgens Kroes en Monden (2005) heeft de Paling een sprintsnelheid van 1 m/s en een Serpeling een van 2,4 m/s. De Snoek wordt zelfs een sprintsnelheid van 3 6,9 m/s toebedeeld. De Riviergrondel, de meest gevangen soort op deze locatie, heeft een sprintsnelheid van 0,6 2,0 m/s. Op basis van de hier gevonden resultaten kan de passeerbaarheid van de voorziening doorvertaald worden naar niet-aangetroffen soorten en op die manier van

24 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 betekenis zijn voor de aanleg van soortgelijke vismigratievoorzieningen op andere locaties. Zoals vermeld in de inleiding maakt de inlaat meander Loonerdiep deel uit van een serie vismigratievoorziening die als doel hebben het verdeelwerk in het Deurzerdiep voor vis passeerbaar te maken. Verwacht werd dat de inlaat het meest kritische punt voor de vismigratie zal zijn. Dit blijkt allerminst uit een vergelijking van de vangstgegevens bij de inlaat en de vispassage Loonerdiep 2 (Patberg & Wolters 2012 in voorbereiding); gedurende dezelfde periode zijn bij de inlaat zijn 1352 vissen gevangen in tegenstelling tot 508 exemplaren bij de vispassage. Ook zijn er meer soorten gevangen bij de inlaat, 14 tegenover 12 gevangen soorten bij de passage. Ook worden bij de inlaat zowel grote als kleine vissen en pelagische en bodemsoorten gevangen. Omdat het aanbod bij beide vismigratievoorzieningen niet is bepaald, kan op basis van het aantal gepasseerde vissen niet bepaald worden welk van de twee het meest kritische punt is in de vismigratie. Op basis van de zwemcapaciteit van de aangetroffen soorten en de levenswijze (pelagisch of nabij de bodem) kan men de passeerbaarheid van de voorzieningen vergelijken. Op basis daarvan verschillen ze niet sterk van elkaar en is op basis van de vangstgegevens geen meest kritische punt aan te wijzen. Naast het bepalen van de vispasseerbaarheid van de inlaat is het ook een doel van dit onderzoek om te weten in welke periode de migratie plaatsvindt. Om de start van de migratieperiode te kunnen bepalen moet er vroegtijdig begonnen worden met de monitoring waardoor men vanuit (relatief) lage vangstaantallen een toename in de vangsten waarneemt en zo kan zien dat de migratie op gang komt. Het verloop van de vangsten tijdens dit onderzoek laten duidelijk de start van de migratie zien; in het begin van het onderzoek worden vissen in lage aantallen gevangen en na een aantal lichtingen nemen de vangsten, eind maart, geleidelijk in aantal toe. Aan het einde van de onderzoeksperiode namen de vangstaantallen weer af. Gezien de vismigratie in zijn algemeenheid doorgaans tot begin juni plaatsvindt zijn we er van uitgegaan dat deze daling in vangstaantallen het einde van de migratieperiode inluidde. Hierdoor hebben we alle potentieel migrerende soorten kunnen vangen. Kortom, het verloop van de vangsten laat zien dat het onderzoek tijdig is gestart en lang genoeg heeft doorgelopen om een goed beeld van de migratieperiode te krijgen. 4.2 Samenvatting resultaten In totaal zijn er bij de inlaat meander Loonerdiep 1352 vissen gevangen verdeeld over veertien soorten. Riviergrondel is de meest gevangen vis (49%) gevolgd door Alver (24%) en Baars (10%). Qua aantallen waren de rheofiele soorten het meest abundant. Ten aanzien van de migratiegilden hadden de lokaal migrerende soorten de overhand. Verreweg de meest gevangen vis behoorde tot de lengtecategorie >0+-15 centimeter (89%). In de klasse 16-25 centimeter werd 6,3% van de vissen gevangen (86 stuks) en in de klasse 26-40 centimeter slechts 1%. 41 vissen

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 25 vielen in de klasse > 41 centimeter, allemaal Palingen. In de categorie 0+ zijn slechts acht vissen gevangen, waarvan 5 Alvers. De kleinste vis die gevangen is, was een Riviergrondel van 6 centimeter en de grootste een Paling van 89 centimeter. Het verloop van de vangsten in het algemeen wordt gekenmerkt door drie perioden van toegenomen vangstaantallen. Voor de soorten Riviergrondel en Alver is een duidelijk migratiepatroon in de vangsten waar te nemen. De pieken in de vangsten werden bijna allemaal vooraf gegaan aan relatief hoge maximale luchttemperatuur en watertemperatuur. 4.3 Conclusies Tijdens de onderzoeksperiode zijn diverse vissoorten (zowel pelagische en bodemsoorten) de inlaat gepasseerd. Ook zijn er over een brede lengterange (6-78 centimeter) vissen gevangen. Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de inlaat meander Loonerdiep vispasseerbaar is voor een groot aantal vissoorten. 4.4 Aanbeveling Aanbevolen wordt om bij toekomstig onderzoek vanaf het begin van het veldwerk een reservefuik achter de hand te hebben die dezelfde maaswijdte heeft als de onderzoeksfuik. Gebleken is dat een maximale maaswijdte van 5 millimeter halve maas noodzakelijk is om ook de kleine vissoorten goed te vangen. Wanneer bij diefstal tijdens het onderzoek nog een nieuwe fuik moet worden vervaardigd kost dit teveel tijd omdat de gehanteerde maaswijdte niet standaard is.

26 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 27 5 Literatuur Emmerik, W.A.M. 2003. Indeling van de vissoorten van de Nederlandse binnenwateren in ecologische gilden en in hoofdgroepen. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Kroes, M.J. & S. Monden. 2005. Vismigratie, een handboek voor herstel in Vlaanderen en Nederland. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. Riemersma, P. & M. J. Kroes, 2006. Van Wad tot Aa. Visie Vismigratie Groningen Noord Drenthe 2005-2015. Grontmij Noord, Drachten / Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein, 111 pagina s incl. 3 bijlagen en 2 visiekaarten). Schollema, P.P. 2012. Monitoringsplan vismigratievoorzieningen Loonerdiep en Deurzerdiep. Waterschap Hunze en Aa s, Veendam. STOWA, 2010. Handboek Hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. STOWA-rapport 2010-28.

28 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 29 Bijlage I Vangstresultaten per fuiklichting 8-3-2012 Blankvoorn 2 12 17 0,1 17 54 Riviergrondel 2 10 11 0 9 12 12-3-2012 Blankvoorn 1 13 13 0 22 22 Riviergrondel 7 9 11 0,1 7 12 Serpeling 1 23 23 0,1 121 121 15-3-2012 Baars 1 16 16 0 49 49 Blankvoorn 1 11 11 0 13 13 Riviergrondel 5 10 12 0,1 9 16 Serpeling 1 20 20 0,1 78 78 19-3-2012 Blankvoorn 9 9 14 0,1 6 28 Riviergrondel 21 9 12 0,2 7 16 Serpeling 2 15 15 0,1 32 32 22-3-2012 Baars 1 13 13 0 25 25 Blankvoorn 1 16 16 0 44 44 Riviergrondel 23 9 13 0,3 7 20

30 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 26-3-2012 Baars 8 12 16 0,3 19 49 Blankvoorn 11 9 21 0,4 6 109 Paling 1 62 62 0,4 444 444 Riviergrondel 33 8 14 0,2 5 25 Ruisvoorn 2 10 13 0 10 24 Serpeling 6 8 25 0,4 4 158 Snoek 1 83 83 4,2 4179 4179 29-3-2012 Baars 9 11 16 0,2 14 49 Bermpje 1 9 9 0 6 6 Blankvoorn 4 9 24 0,3 6 170 Riviergrondel 61 8 11 0,6 5 12 Snoek 1 33 33 0,2 220 220 2-4-2012 Alver 1 12 12 0 12 12 Baars 2 12 12 0 19 19 Blankvoorn 1 20 20 0,1 92 92 Riviergrondel 5 10 11 0,1 9 12 5-4-2012 Alver 6 11 14 0,1 9 19 Snoek 1 57 57 1,3 1258 1258 10-4-2012 Baars 8 11 15 0,2 14 40 Riviergrondel 5 10 11 0 9 12

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 31 13-4-2012 Alver 2 12 13 0 12 15 Baars 4 12 16 0,1 19 49 Brasem 1 16 16 0 36 36 Blankvoorn 13 10 19 0,6 9 78 Paling 1 41 41 0,1 118 118 Riviergrondel 39 8 11 0,3 5 12 Serpeling 1 19 19 0,1 67 67 Snoek 3 24 58 2,2 79 1330 16-4-2012 Alver 4 12 13 0 12 15 Baars 1 14 14 0 32 32 Blankvoorn 2 11 16 0,1 13 44 Riviergrondel 7 9 11 0,1 7 12 Snoek 1 66 66 2 2010 2010 19-4-2012 Riviergrondel 7 9 12 0,1 7 16 23-4-2012 Alver 5 10 13 0,1 7 15 Blankvoorn 6 9 21 0,2 6 109 Paling 2 63 89 1,9 468 1415 Riviergrondel 41 8 12 0,4 5 16 Ruisvoorn 2 13 15 0,1 24 39 Serpeling 1 8 8 0 4 4

32 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 26-4-2012 Alver 4 11 13 0 9 15 Baars 1 12 12 0 19 19 Bermpje 1 9 9 0 6 6 Blankvoorn 11 10 34 1,1 9 544 Riviergrondel 147 8 13 1,2 5 20 Serpeling 1 9 9 0 6 6 30-4-2012 Alver 1 11 11 0 9 9 Baars 11 10 19 0,4 11 87 Blankvoorn 8 11 19 0,3 13 78 Paling 2 50 60 0,6 223 400 Riviergrondel 37 7 10 0,3 3 9 Ruisvoorn 3 13 19 0,1 24 86 Serpeling 4 19 23 0,4 67 121 3-5-2012 Alver 58 8 15 0,6 3 24 Baars 13 12 21 0,6 19 121 Blankvoorn 20 9 21 0,7 6 109 Paling 4 35 67 1,3 71 569 Riviergrondel 98 6 12 0,7 2 16 Ruisvoorn 1 14 14 0 31 31 Serpeling 4 8 17 0,1 4 47 Winde 3 15 18 0,1 32 58

Evaluatie inlaat meander Loonerdiep 33 7-5-2012 Alver 10 9 13 0,1 5 15 Baars 31 11 18 0,8 14 73 Blankvoorn 26 9 24 1 6 170 Riviergrondel 67 7 11 0,5 3 12 10-5-2012 Baars 11 11 17 0,3 14 60 Blankvoorn 1 12 12 0 17 17 Kolblei 1 12 12 0 17 17 Paling 1 67 67 0,6 569 569 Riviergrondel 2 10 11 0 9 12 Zonnebaars 1 11 11 0 26 26 14-5-2012 Alver 10 11 15 0,1 9 24 Baars 9 10 20 0,3 11 103 Blankvoorn 3 13 20 0,2 22 92 Paling 4 42 71 1,8 128 686 Riviergrondel 8 9 12 0,1 7 16 Ruisvoorn 3 10 17 0,1 10 59 Serpeling 1 9 9 0 6 6 17-5-2012 Alver 29 10 17 0,4 7 36 Baars 1 12 12 0 19 19 Paling 1 45 45 0,2 159 159 Riviergrondel 4 7 11 0 3 12 Serpeling 1 9 9 0 6 6

34 Koeman en Bijkerk rapport 2012-034 21-5-2012 Alver 39 9 15 0,6 5 24 Baars 1 9 9 0 8 8 Paling 5 38 71 1,7 93 686 Riviergrondel 16 6 11 0,1 2 12 Ruisvoorn 2 15 20 0,1 39 102 Serpeling 2 8 10 0 4 9 24-5-2012 Alver 85 7 15 0,9 2 24 Baars 10 8 13 0,1 5 25 Blankvoorn 2 11 13 0 13 22 Paling 15 28 80 3,8 35 1005 Riviergrondel 13 6 10 0,1 2 9 28-5-2012 Alver 55 7 14 0,6 2 19 Baars 10 11 17 0,3 14 60 Blankvoorn 1 7 7 0 3 3 Kolblei 1 20 20 0,1 91 91 Paling 15 37 72 4,6 85 717 Pos 1 12 12 0 22 22 Riviergrondel 6 7 11 0 3 12 31-5-2012 Alver 16 8 14 0,2 3 19 Baars 4 10 17 0,1 11 60 Paling 1 65 65 0,5 517 517 Pos 1 13 13 0 29 29 Riviergrondel 6 6 9 0 2 7