COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN Prudentieel Toezicht BRUSSEL, 15 februari 1995 CIRCULAIRE D1/ WB 95/1 AAN DE WISSELKANTOREN Koninklijk besluit betreffende de wisselkantoren en de valutahandel. I. Inleiding De E.G.-richtlijn 91/308 van 10 juni 1991 inzake het witwassen van geld verplichtte de Lid- Staten om de wisselkantoren te onderwerpen aan regels inzake identificatie van hun cliënten en inzake interne organisatie. Dit gebeurde door de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld (Belgisch Staatsblad van 9/2/1993). Door deze wet werd ook artikel 195 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten gewijzigd, teneinde het mogelijk te maken de wisselkantoren aan een controleregime te onderwerpen. Het koninklijk besluit betreffende de wisselkantoren en de valutahandel van 27 december 1994 (Belgisch Staatsblad van 18 januari 1995), hierna het Besluit genoemd, regelt thans de registratie van en het toezicht op de wisselkantoren, die toevertrouwd werden aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Dit Besluit legt tevens voor de contante valutahandel een borderelverplichting op. Hierbij dient vermeld dat de overtreding van het voornoemd Besluit strafrechtelijk gesanctioneerd is krachtens artikel 213, 1,1 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten. In bijlage bij deze circulaire worden de tekst van de artikelen 194 en 195 van de wet van 4 december 1990, de wet van 11 januari 1993 en het koninklijk besluit van 27 december 1994 gevoegd. Een modelschema voor de samenstelling van het registratiedossier gaat eveneens als bijlage. II. Toelichting bij de reglementering inzake wisselkantoren en valutahandel l. Toepassingsgebied Voor de toepassing van dit Besluit wordt, krachtens artikel l, onder wisselkantoren verstaan de in België gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die beroepshalve verrichtingen doen van contante aankoop of verkoop van deviezen in contanten of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart, met uitzondering van de beursvennootschappen, de kredietinstellingen en de Post. Louizalaan 99-1050 Brussel Tel. (02)535.22.11 Fax (02)535.23.23
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 2 Worden hierbij niet beschouwd als wisselkantoren, de personen die betalingen in deviezen ontvangen voor de levering van goederen of voor dienstverrichtingen. Het Besluit bepaalt tevens dat bepaalde natuurlijke of rechtspersonen die contante deviezenverrichtingen als bedoeld hiervoor uitvoeren, niet als wisselkantoor beschouwd worden, voor zover deze verrichtingen aan bepaalde voorwaarden voldoen. Worden met name niet als wisselkantoren beschouwd, de personen die voor hun normale cliënten contante deviezenverrichtingen uitvoeren die uit hun aard rechtstreeks aansluiten bij hun hoofdbedrijf. De tegenwaarde van deze verrichtingen mag echter niet meer bedragen dan 1.500 ECU in één verrichting of via meer verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan. Met toepassing van deze bepaling zal de Commissie oordelen of een registratie vereist is. 2. Registratieverplichting De registratieprocedure wordt vastgelegd in de artikelen 2 tot en met 8 van het Besluit. Met het oog op een vlotte behandeling van de registratieprocedure volgen hierna een aantal verduidelijkingen met betrekking tot het verzoek om registratie dat, samen met een dossier (waarvan een model in bijlage) in twee exemplaren, binnen de in punt 7, infra, bepaalde termijn aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen moet worden bezorgd per aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. 2.1. Het dossier moet, met toepassing van artikel 3 van het Besluit, de volgende inlichtingen bevatten. - Wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, moet de identiteit worden opgegeven van de aanvrager en van de andere personen die de feitelijke leiding van het wisselkantoor zullen waarnemen. Inzonderheid aan de hand van een gedetailleerd curriculum vitae, opgesteld volgens het standaarddocument in het modelschema in bijlage, en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag van maximum 3 maanden oud, zal de Commissie kunnen oordelen of de aanvrager alsmede de personen die de feitelijke leiding waarnemen, over de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring beschikken om deze functies waar te nemen (artikel 4, 1 van het Besluit). In voorkomend geval worden de activiteiten, mandaten of functies die door de bedoelde personen als beroep worden uitgeoefend buiten hun wisselkantoorbedrijf, duidelijk omschreven. - Wanneer het een vennootschap betreft, omvat het dossier de oprichtingsakte en haar huidige statuten. Tevens moet duidelijk en omstandig worden aangegeven met welke ondernemingen zij verbonden is in de zin van de reglementering op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen.
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 3 Opgave moet gedaan worden van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de vennootschap. Indien een rechtspersoon meer dan de bedoelde 5 % bezit, wordt ook de aandeelhoudersstructuur van deze rechtspersoon gevraagd, evenals zijn statuten. Deze gegevens zullen de Commissie voor het Bank- en Financiewezen moeten overtuigen, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid, van de geschiktheid van de betrokken aandeelhouders (artikel 4, 2º van het Besluit). De samenstelling van de bestuurs-en beheersorganen van de vennootschap wordt medegedeeld evenals, in voorkomend geval, de identiteit van de commissaris(sen)- revisor(en). De identiteit van de personen die de feitelijke leiding van het wisselkantoor zullen waarnemen moet, met hetzelfde doel en op een identieke wijze worden opgegeven als hoger beschreven, nl. wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon betreft. - De bijzondere aandacht wordt gevestigd op de verplichting tot naleving van de bepalingen van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld (artikel 4, 3 en 4 van het Besluit). In dit verband moet, met toepassing van artikel 3, eerste lid, 3 van het Besluit, bij elke aanvraag tot registratie de identiteit worden opgegeven van de persoon of personen die verantwoordelijk is of zijn voor de toepassing van de voormelde wet van 11 januari 1993. Deze personen dienen van een adequaat hiërarchisch niveau te zijn en dienen in principe uit de leiding te worden gekozen. Zij zullen op dit vlak de gesprekspartners zijn van de Commissie. - Er dient (artikel 3, eerste lid, 4 van het Besluit) een algemene beschrijving te worden gegeven van de voorgenomen deviezen-activiteiten en van de administratieve en boekhoudkundige organisatie daarvoor. De gevraagde gegevens omvatten onder meer de aard van de activiteiten en de samenstelling van de cliënteel, het voorraadbeheer, het aantal en het adres van de vestigingspunten, het aantal personeelsleden en het organigram. De boekhoudmethodes en -systemen, inclusief de informaticatoepassingen moeten bondig beschreven worden. Een model van aankoopen verkoopborderel dient eveneens aan het registratiedossier toegevoegd te worden. Bijzondere aandacht moet geschonken worden aan de procedures voor interne controle, informatieverstrekking en -centralisatie, om deviezenverrichtingen, die met het witwassen van geld verband houden, te voorkomen, op te sporen of te verhinderen.
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 4 - Inzake financiële informatie (artikel 3, eerste lid, 5 van het Besluit) bevat het registratiedossier de laatste jaarrekening. Zo die niet bestaat of ouder is dan 3 maanden, dient een boekhoudstaat opgegeven te worden, die ten hoogste 3 maanden oud is en een gedetailleerde beschrijving geeft van de actief- en passiefstaat, van de resultaten van het lopende boekjaar en van de rechten en verplichtingen. De Commissie kan, zoals bepaald in artikel 3, tweede lid van het Besluit, om mededeling verzoeken van andere inlichtingen die zij voor de beoordeling van het verzoek tot registratie nodig acht. - Het is hierbij evident dat, zoals bepaald in artikel 3, derde lid van het Besluit, elke belangrijke wijziging in de bovenvermelde gegevens zonder verwijl aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen moet worden gemeld. Dit geldt a fortiori ingeval van stopzetting van het bedrijf van wisselkantoor. 2.2. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen spreekt zich uit over de aanvraag binnen 4 maanden na de voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen de 6 maanden na ontvangst van de aanvraag. Haar beslissing wordt schriftelijk medegedeeld (artikel 5 van het Besluit). De wisselkantoren worden slechts geregistreerd en hun registratie gehandhaafd voor zover: - de personen die de feitelijke leiding waarnemen over de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring beschikken; - de aandeelhouders, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van het wisselkantoor, geschikt bevonden worden; - de wisselkantoren zich schikken naar de bepalingen van het onderhavig besluit, de artikelen 194 en 195 van de wet van 4 december 1990 alsook van de wet van 11 januari 1993; - zij, gezien de aard en de omvang van hun werkzaamheden, over de passende administratieve en boekhoudkundige organisatie beschikken om de voormelde wetsbepalingen na te leven. 2.3. Artikel 6 van het Besluit regelt de beroepsprocedure tegen de beslissingen van de Commissie inzake registratie of wanneer zij geen uitspraak heeft gedaan binnen de bij artikel 5 van het Besluit gestelde termijnen. De aanvragers kunnen bij de Minister van Financiën beroep aantekenen binnen de vijftien dagen na de kennisgeving van de beslissing of na afloop van de hoger vermelde termijnen. 2.4. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen maakt elk jaar een lijst op van de geregistreerde wisselkantoren. Deze lijst en de tussentijdse wijzigingen daarin worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt (artikel 7 van het Besluit).
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 5 2.5. Het is de wisselkantoren, krachtens artikel 8 van het Besluit, verboden op enigerlei wijze te verwijzen naar de registratie- en toezichtsprocedures ingesteld door het Besluit. 3. Toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen Het toezicht door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt uitgeoefend volgens de bepalingen van de artikelen 9 tot 13 van het Besluit. De Commissie houdt, krachtens artikel 10 van het Besluit, toezicht op de naleving door de wisselkantoren van de bepalingen van onderhavig Besluit, van de artikelen 194 en 195 van de wet van 4 december 1990 alsmede van de wet van 11 januari 1993. Het weze hierbij dus duidelijk gesteld dat dit toezicht geen prudentieel karakter heeft. 3.1. De wisselkantoren moeten aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de volgende kwantitatieve gegevens meedelen (artikel 9, l van het Besluit) : - jaarlijks : hun jaarrekening - volgens nader te bepalen regels inzake inhoud, vorm en periodiciteit : - het totale bedrag van de aan- en verkopen ; - de opsplitsing van dit bedrag per verhandelde munt ; - het aantal opgestelde borderellen. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan de voorlegging vragen van andere kwantitatieve gegevens omtrent het bedrijf van de wisselkantoren. 3.2. Jaarlijks leggen de wisselkantoren, krachtens artikel 9, 2 van het Besluit, aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een verslag voor, opgesteld door de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de voormelde wet van 11 januari 1993. Dit verslag omvat een overzicht van de verrichtingen die zouden kunnen verband houden met het witwassen van geld, de typologie van deze verrichtingen alsook het eraan gegeven gevolg. Tevens dient een overzicht te worden gegeven van de getroffen maatregelen inzake de interne procedures en de overige initiatieven van de verantwoordelijke. 3.3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan bij de uitoefening van haar toezicht alle daartoe noodzakelijke inlichtingen vorderen, binnen een door haar te bepalen termijn. Zij kan eveneens ter plaatse al dan niet vooraf aangekondigde inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in bezit van het wisselkantoor (artikel 10, tweede en derde lid van het Besluit). De wisselkantoren zullen de hiertoe aangestelde personeelsleden van de Commissie alle medewerking verlenen. 3.4. Artikel 11 van het Besluit bepaalt dat de relaties tussen een bepaalde cliënt en een wisselkantoor niet tot de bevoegdheid van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen behoort, tenzij diens toezicht dat vergt.
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 6 4. Regels inzake het intrekken, schorsen of herroepen van de registratie en de beroepsmogelijkheden bij de Minister van Financiën, worden vastgelegd in de artikelen 12 en 13 van het Besluit. De Commissie kan de registratie schorsen of herroepen, wanneer zij vaststelt dat het wisselkantoor bij het verzoek tot registratie of nadien bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt of wanneer zij de reeds in punt 2.2, supra, vermelde wetgeving niet naleven. Vooraleer tot deze maatregelen over te gaan, zal de Commissie, binnen een door haar te bepalen termijn, het betrokken wisselkantoor de gelegenheid geven haar zijn opmerkingen mee te delen. Het wisselkantoor kan tegen de bedoelde beslissing van de Commissie beroep aantekenen bij de Minister van Financiën binnen drie werkdagen na de kennisgevingsdatum. Het beroep schorst de beslissing, tenzij de Commissie, om ernstige redenen, haar beslissing uitvoerbaar heeft verklaard niettegenstaande elk beroep. 5. Bepalingen inzake valutahandel Artikel 15 van het Besluit voert vanaf l mei 1995, inzake contante valutahandel (de contante aankoop of verkoop van deviezen in contanten of met cheques in deviezen dan wel met gebruik van een krediet- of betaalkaart), de verplichting in een borderel op te maken. Deze borderelverplichting geldt inzonderheid voor de wisselkantoren. Dit borderel zal vooraf of automatisch genummerd worden. Het zal tevens minstens de volgende gegevens bevatten : - de naam of de handelsbenaming van het wisselkantoor; - de valutabedragen ; - de toegepaste koers ; - de eventueel aangerekende kosten en provisies ; - de datum van de verrichtingen. Wanneer het gaat om een deviezenverrichting voor een tegenwaarde van 10.000 ECU of meer, in één of meer verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan, moet het borderel het mogelijk maken om de cliënt te identificeren. Aan de cliënt wordt een exemplaar van het borderel overhandigd. Een modelexemplaar van het borderel zal, zoals reeds vermeld, bij het in punt 2, supra, beschreven registratiedossier gevoegd worden. 6. Vergoeding aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen De wisselkantoren zullen, krachtens artikel 16 van het Besluit, binnen een termijn van l maand na hun registratie, aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een éénmalige vergoeding betalen van 75.000 BEF.
COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN p. 7 Jaarlijks zullen zij, uiterlijk op 30 juni, en dit voor het eerst in het jaar na toekenning van de registratie, een vergoeding betalen ten belope van 0,25 pro mille van hun omzet in deviezenverrichtingen, berekend op het totaalbedrag van de verkopen in het voorafgaand kalenderjaar, met een minimum van 40.000 BEF en een maximum van 400.000 BEF. De Commissie zal U hiertoe vooraf aanschrijven. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan desgevallend uitzonderlijke uitgaven die zij inzake toezicht op een wisselkantoor heeft moeten verrichten, ten laste leggen van het betrokken kantoor. 7. Overgangs- en slotbepalingen Het Besluit trad in werking op 18 januari 1995. Artikel 17 van het Besluit bepaalt dat de natuurlijke of rechtspersonen die bij de inwerkingtreding van het Besluit in het toepassingsgebied vallen van artikel l van het Besluit, binnen vier maanden na de inwerkingtreding van het Besluit, dus uiterlijk op 18 mei 1995, een verzoek tot registratie in de zin van het voormeld artikel 3 bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen moeten indienen. De nieuw op te richten wisselkantoren moeten, vooraleer hun activiteit uit te oefenen, zich vooraf door de Commissie laten registreren. De bepalingen van hoofdstuk II van het Besluit, met name deze inzake valutahandel, treden in werking op l mei 1995, met name op de eerste dag van de vierde maand volgend op die waarin het Besluit in het Belgisch staatsblad werd bekendgemaakt. Bijlagen: - Modelschema voor registratiedossier (Bijwerking april 2004) - Bijlage 1 bij het registratiedossier (Bijwerking april 2004) - Bijlage 2 bij het registratiedossier (Bijwerking april 2004) - Bijlage 3 bij het registratiedossier (Bijwerking april 2004)