Rapport. Datum: 21 september 2007 Rapportnummer: 2007/201



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 28 september 2006 Rapportnummer: 2006/337

Verzoeker, die optrad als gemachtigde in een ontslagzaak, klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI), thans UWV WERKbedrijf:

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 23 november 2007 Rapportnummer: 2007/271

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 2 november Rapportnummer: 2011/328

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/109

b. de werkneemster in gesprekken met verzoeker een grote emotionele en mentale weerbaarheid toonde en onbewogen was;

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Beoordeling Bevindingen

2. Het UWV nodigde verzoeker op 19 september 2006 uit voor een gesprek met de arbeidsdeskundige op 26 september 2006.

Rapport. Datum: 26 april 2007 Rapportnummer: 2007/077

Rapport. Datum: 28 juni 1999 Rapportnummer: 1999/282

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 22 november 2010 Rapportnummer: 2010/332

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/189

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam. Datum: 29 augustus Rapportnummer: 2012/137

Rapport. Datum: 22 december 2008 Rapportnummer: 2008/317

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Beoordeling. h2>klacht. Verzoekster klaagt erover dat:

Rapport. Klacht over UWVWerkbedrijf uit Groningen. Datum: Rapportnummer:

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304

Rapport. Datum: 3 mei 2001 Rapportnummer: 2001/123

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Uitvoering Onderwijs uit Groningen. Datum: 4 mei Rapportnummer: 2011/139

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/126

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Deskundigenoordeel Een onderzoek naar de manier waarop het UWV. (de klacht over) een deskundigenoordeel heeft afgehandeld.

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Groningen. Datum: 24 maart Rapportnummer: 2014/023

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Rapport over een klacht over het UWV te Rotterdam. Publicatiedatum: 6 januari Rapportnummer: 2015/003

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/335

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Transcriptie:

Rapport Datum: 21 september 2007 Rapportnummer: 2007/201

2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat: een arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) Heerlen in haar rapportage van 7 april 2006 ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen mogelijkheden voor passend werk waren bij zijn eigen werkgever. Volgens verzoeker heeft de arbeidsdeskundige onzorgvuldig onderzoek gedaan naar alternatieve passende arbeidsmogelijkheden binnen het bedrijf van zijn werkgever; het UWV Heerlen de door hem over de handelwijze van de arbeidsdeskundige ingediende klacht niet zorgvuldig heeft behandeld. Volgens verzoeker heeft het UWV niet geverifieerd of de arbeidsdeskundige de juiste medische gegevens aan haar onderzoek c.q. advies ten grondslag heeft gelegd en of zij in haar dossier aantekeningen heeft gehouden van de aan hem gedane mededelingen. Beoordeling Algemeen I. Bevindingen 1. Verzoekers advocaat (hierna: verzoeker) diende op 2 juni 2006 een klacht in over een met naam genoemde arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) Heerlen. De klacht betrof de door haar geschreven rapportages in het kader van de door de werkgever van verzoeker aangevraagde ontslagvergunning en de herbeoordeling van zijn WAO-uitkering. Verzoeker was van mening dat de arbeidsdeskundige onzorgvuldig onderzoek had gedaan en in haar verslaglegging niet correct had weergegeven wat er tussen haar en verzoeker was besproken. Verzoeker stelde in dit kader dat geen recente medische informatie was opgevraagd. Verzoekers echtgenote had hierover bij zijn behandelend specialisten geïnformeerd en gebleken was dat de laatste informatie in oktober 2005 was opgevraagd terwijl de betreffende herbeoordeling werd afgerond in april 2006. Tevens stelde verzoeker dat zijn mening in de arbeidsdeskundige rapportage niet volledig en juist was weergegeven en dat onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek was gedaan naar de beschikbaarheid van voor hem passende functies bij zijn werkgever. Als gevolg hiervan was de werkgever een ontslagprocedure gestart waardoor verzoeker werkloos dreigde te worden. 2. Het UWV handelde de klacht per brief van 30 augustus 2006 af en sprak hierin geen oordeel uit over de klacht dat de arbeidsdeskundige onzorgvuldig onderzoek zou hebben gedaan voor wat betreft het advies in het kader van de ontslagaanvraag. Voorts bood het UWV excuses aan voor het feit dat het verzoeker niet duidelijk was gemaakt dat de advisering in het kader van de ontslagaanvraag deels was gebaseerd op de informatie uit

3 de herbeoordeling in het kader van de WAO. 3. Omdat verzoeker zich met deze klachtafhandeling niet kon verenigen wendde hij zich op 7 september 2006 tot de Nationale ombudsman. Hij klaagde erover dat het UWV geen oordeel uitsprak over de gegrondheid van zijn klacht en geen onderzoek had gedaan naar de feiten waarop zijn klacht berustte. Verzoeker stelde dat de arbeidsdeskundige niet had geverifieerd of zij de juiste medische gegevens aan haar advies ten grondslag had gelegd. Ook was niet onderzocht of de arbeidsdeskundige aantekeningen in haar dossier had gehouden over de gedane mededelingen aan verzoeker. Voorts was verzoeker van mening dat de arbeidsdeskundige wel degelijk tekort was geschoten door geen behoorlijk onderzoek te doen naar of kritische vragen te stellen over alternatieve passende arbeidsmogelijkheden in het bedrijf van de werkgever. 4. Op verzoek van de Nationale ombudsman stuurde verzoeker op 19 september 2006 kopieën van de betreffende arbeidsdeskundige rapportage en de daaraan ten grondslag liggende medische functionele mogelijkhedenlijst. 5. Op 23 oktober 2006 legde de Nationale ombudsman de klacht voor aan het UWV. In reactie daarop liet het UWV op 22 november 2006 weten dat de arbeidsdeskundige het absoluut niet eens was met de mening van verzoeker dat het onderzoek naar de mogelijkheden voor passend werk onzorgvuldig is geweest. In dit kader werd verwezen naar de arbeidsdeskundige rapportage van 7 april 2006 en werd gesteld dat de arbeidsdeskundige hier feitelijk niets aan toe te voegen had. Voorts stelde het UWV dat de arbeidsdeskundige verzoeker uitvoerig had geïnformeerd over haar wijze van onderzoek en was verzoeker zowel mondeling als schriftelijk geïnformeerd over de afwegingen en conclusies. In de rapportage van 7 april 2006, zo vervolgde het UWV, stond verwoord dat de arbeidsdeskundige alle in het bedrijf voorkomende functies uitvoerig met de werkgever had besproken. Beargumenteerd was aangegeven waarom de arbeidsdeskundige de functies niet passend vond. Slechts één functie, medewerker kaartverkoop, werd wellicht passend geacht maar een plaatsingsmogelijkheid in deze functie was, gelet op de vaste medewerkers, op dat moment binnen de termijn van een jaar niet beschikbaar. Voor de medische gegevens, zo vervolgde het UWV, was uitgegaan van het meest recente standpunt van de verzekeringsarts en kon derhalve geen sprake zijn van onzorgvuldigheid. Het UWV was van mening dat het arbeidsdeskundig onderzoek zorgvuldig was verricht, zowel inhoudelijk als ook de wijze van informeren van verzoeker. Het UWV achtte de klacht ongegrond. 6. In de betreffende arbeidsdeskundige rapportage is onder andere het volgende weergegeven: " Ik had op kantoor een gesprek met betrokkene op 4 april 2006. Op verzoek van betrokkene nam ook dhr. Van H, registerarbeidsdeskundige (.), deel aan dit gesprek.

4 (.) Gesprek met betrokkene Betrokkene werd geïnformeerd over de strekking van de arbeidsongeschiktheidswetten, de rol van het UWV daarin en de te volgen procedure m.b.t. zijn arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. (.) Betrokkene is er veel aan gelegen in passend werk te kunnen hervatten bij de eigen werkgever. Hij heeft nu een arbeidsdeskundig adviesbureau ingeschakeld om de mogelijkheden voor passend werk bij H. te onderzoeken. De officiële contacten met H. (werkgever; N.o.) lopen via zijn advocaat. (.) Onderzoek bij werkgever Op 31.03.06 had ik een persoonlijk onderhoud met de werkgever in de persoon van mevrouw D. en de heer S. Alle in het bedrijf voorkomende functies zijn uitvoering besproken. Het merendeel van de in het bedrijf voorkomende functies zijn de buschauffeurs. Op grond van de functiebelasting ten aanzien van (.) kan het werk als buschauffeur niet meer als passend voor betrokkene beschouwd worden. Met name ten aanzien van (.) is er sprake van een overschrijding van de belastbaarheid. Gezien de vooropleiding van betrokkene kunnen functies waarvoor een mbo-niveau of meer is vereist niet als passend worden beschouwd. De resterende functies worden onderstaand beoordeeld. In het dossier zijn de functiebeschrijvingen gevoegd. H. heeft 8 rayonkantoren en heeft een werkgebied tot Nijmegen. Gezien de woonplaats van betrokkene dient passend werk zich te bevinden in de rayons Heerlen, Maastricht of Weert. De openbare vervoersbedrijven hebben een eigen telefonische klantenservice. Gezien de beperkingen ten aanzien van (.) kan dit niet als passend werk voor betrokkene beschouwd worden. Gezien het fors stresserende karakter van het werk en de grote intensiteit van werken worden medewerkers maximaal 20 uur per week te werk gesteld. Ten aanzien van de vooropleiding wordt een MAVO-diploma met 2 vreemde talen gevraagd. Betrokkene voldoet niet aan deze eis.

5 In Heerlen zijn 3,8 FTE medewerkers kaartverkoop. Er zijn geen vacatures. Alle medewerkers hebben een vaste aanstelling. Het werk kan evenwel qua fysieke belasting als passend worden beschouwd. In de praktijk zou uitgetest moeten worden of betrokkene ook als persoon geschikt is voor een dergelijke functie. Dit heeft echter enkel zin als er ook een plaatsingsmogelijkheid is. Binnen een termijn van 1 jaar zullen naar verwachting geen mogelijkheden ontstaan. Het bedrijf heeft 1 medewerker reizigersfaciliteitenbeheer in de genoemde regio's. Het betreft een onderhoudsfunctie van wachtgelegenheden en dergelijke. Hiervoor is het noodzakelijk (.). Op grond van deze belasting kan de functie niet als passend worden beschouwd. De postkamer in Weert heeft 1 vaste medewerker. Hier ontstaan geen mogelijkheden. Het bedrijf heeft een eigen drukkerij. Naast een grafisch geschoolde medewerker heeft dit bedrijfsonderdeel 1 medewerker die drukwerk bezorgt en dergelijke. Gezien het noodzakelijke (.) is deze functie niet passend. Samenvattend kan gesteld worden dat enkel de functie medewerker kaartverkoop qua fysieke belasting als passend kan worden beschouwd waarbij betrokkene redelijk voldoet aan de functie-eisen. Of betrokkene over voldoende kwaliteiten en affiniteit beschikt voor deze functie zou in de praktijk nader onderzocht moeten worden. Er zijn evenwel nu en binnen de termijn van 1 jaar geen plaatsingsmogelijkheden in deze functie. De overige in het bedrijf voorkomende functies kunnen niet als passend voor betrokkene worden beschouwd. (.) Reactie van betrokkene De bevindingen, zoals in deze rapportage verwoord, werden op 04.04.06 in een persoonlijk onderhoud met betrokkene besproken. Betrokkene kon zich niet vinden in hetgeen met hem besproken is. Betrokkene is gewezen op de bezwaar- en beroepsmogelijkheid. Betrokkene en de door hem ingeschakelde arbeidsdeskundige zijn van mening dat H. verplicht is een passende werkopstelling voor betrokkene te bieden. Men ziet hiertoe mogelijkheden in deeltaken of het beperkt in uren rijden. Ik deel deze mening niet " 7. De Nationale ombudsman legde de reactie van het UWV vervolgens op 3 januari 2007 voor aan verzoeker en bood daarbij de mogelijkheid om hierop te reageren. Verzoeker maakte daar geen gebruik van.

6 8. Gelet op de stelling van verzoeker dat geen gebruik was gemaakt van de meest recente medische informatie aangezien hierover voor het laatst met de behandelend specialist contact was geweest in oktober 2005, nam de behandelend medewerkster van de Nationale ombudsman hierover op 23 mei 2007 telefonisch contact op met het UWV. Uit dit gesprek bleek dat inderdaad op 25 oktober 2005 schriftelijk medische informatie was opgevraagd door de verzekeringsarts. De reactie die van de behandelend specialist hierop op 28 december 2005 werd ontvangen en op 3 januari 2006 aan de verzekeringsarts werd voorgelegd, gaf vervolgens geen aanleiding om de opgestelde functionele mogelijkhedenlijst aan te passen. II. Beoordeling Ten aanzien van de klacht over het onzorgvuldig arbeidsdeskundig onderzoek naar alternatieve passende arbeidsmogelijkheden binnen het bedrijf van verzoekers werkgever. 9. Het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving houdt in dat bestuursorganen bij de voorbereiding van hun handelingen de relevante informatie verwerven. 10. Verzoeker klaagt erover dat de arbeidsdeskundige onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar alternatieve passende arbeidsmogelijkheden bij zijn werkgever en daardoor ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat er geen mogelijkheden voor passend werk waren. 11. Uit de arbeidsdeskundige rapportage blijkt dat de arbeidsdeskundige op 31 maart 2006 heeft gesproken met twee mensen namens de werkgever. In dit gesprek zijn alle voorkomende functies bij de werkgever besproken en als zodanig in de rapportage beschreven. Vervolgens wordt in de rapportage beargumenteerd waarom de betreffende functies niet passend zijn. Voor zover de Nationale ombudsman kan beoordelen heeft de arbeidsdeskundige de ongeschiktheid van alle voorkomende functies vanwege de fysieke belasting of andere vereisten, zoals opleiding, professioneel en steekhoudend onderbouwd. Slechts één functie werd wellicht passend geacht maar een plaatsingsmogelijkheid in deze functie was op dat moment binnen de termijn van een jaar niet beschikbaar. Het is de Nationale ombudsman niet gebleken dat de informatie die door de arbeidsdeskundige is verworven bij het bezoek aan de werkgever onvolledig of onjuist zou zijn. De klacht dat de arbeidsdeskundige onzorgvuldig onderzoek gedaan heeft naar alternatieve passende arbeidsmogelijkheden kan de Nationale ombudsman, gelet op het bovenstaande, dan ook niet volgen. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk. 12. Voor zover de klacht de conclusies van de arbeidsdeskundige over de passendheid van de functies betreft, stelt de Nationale ombudsman geen onderzoek in naar de juistheid

7 van deze conclusies. De arbeidsdeskundige kwam tot haar conclusies vanuit haar specifieke arbeidsdeskundige kennis en professionaliteit en vervolgens maakte haar oordeel onderdeel uit van de basis van een voor bezwaar vatbare beslissing in het kader van de WAO. Indien verzoeker de juistheid van de conclusies aan de orde zou willen stellen, is een bezwaarprocedure hiervoor de aangewezen weg. In een dergelijke procedure zal een bezwaararbeidsdeskundige dan beoordelen of de arbeidsdeskundige tot de juiste conclusies is gekomen. Vervolgens staat de mogelijkheid open om beroep aan te tekenen bij de rechter. Ten aanzien van de onzorgvuldige behandeling van de klacht. 13. Verzoeker klaagt er tevens over dat het UWV zijn klacht over de handelwijze van de arbeidsdeskundige niet zorgvuldig heeft behandeld omdat het UWV niet heeft geverifieerd of de arbeidsdeskundige de juiste medische gegevens aan haar advies ten grondslag heeft gelegd en of zij in haar dossier aantekeningen heeft gehouden van de aan verzoeker gedane mededelingen. 14. Het UWV stelde in de afhandeling van verzoekers klacht dat bij het arbeidsdeskundig onderzoek was uitgegaan van de meest recente bevindingen van de verzekeringsarts. Bij navraag door de behandelend medewerkster van de Nationale ombudsman bleek dat de medische informatie van de behandelend specialist die op 28 december 2005 was ontvangen op het verzoek van 25 oktober 2005 hier onderdeel van uitmaakte. De Nationale ombudsman is daarom van mening dat niet is gebleken dat onjuiste medische gegevens aan het arbeidsdeskundig onderzoek ten grondslag lagen. Het UWV is op dit punt in de klachtafhandeling dan ook niet in gebreke gebleven. Er is geen strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. 15. In reactie op het aantekeningen houden in het dossier van de aan verzoeker gedane mededelingen stelde het UWV dat de arbeidsdeskundige verzoeker uitvoerig had geïnformeerd over haar wijze van onderzoek en was verzoeker zowel mondeling als schriftelijk geïnformeerd over de afwegingen en conclusies. In het arbeidsdeskundig rapport is de bespreking met verzoeker weergegeven. Daar is duidelijk aangegeven dat de arbeidsdeskundige niet in dezelfde mate als verzoeker mogelijkheden zag voor werkhervatting bij de eigen werkgever. Of het UWV in dit kader is nagegaan of de arbeidsdeskundige aantekeningen had gemaakt van haar mededelingen aan verzoeker is in de klachtafhandeling onbeantwoord gebleven. Op dit punt is derhalve sprake van een onvolledigheid. Dit neemt niet weg dat in het algemeen kan worden gesteld dat het maken van aantekeningen over gedane mededelingen geen voorwaarde zijn om te komen tot een rapportage. Vooral als de mededelingen een algemeen karakter hebben, zal het maken van aantekeningen in het dossier hierover geen toegevoegde waarde hebben. Voorts zal de persoonlijke werkwijze en voorkeur van een onderzoeker, in casu de

8 arbeidsdeskundige, van invloed zijn op het al dan niet maken van aantekeningen tijdens een gesprek of een onderzoek. Conclusie De klacht over de onderzochte gedragingen van een arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Heerlen en van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Heerlen, zijn niet gegrond. Onderzoek Op 7 september 2006 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Hoensbroek, ingediend door de heer mr. A.J.G. Bisscheroux te Kerkrade, met een klacht over een gedraging van een arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Heerlen en een gedraging van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Heerlen. Naar deze gedragingen, die worden aangemerkt als een gedraging van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Amsterdam verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betreffende arbeidsdeskundige de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de arbeidsdeskundige berichtte dat het verslag hun geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie:

9 1. Verzoekschrift (met bijlagen) van verzoeker, gedateerd 7 september 2006. 2. Kopie van de arbeidsdeskundige rapportage van 10 april 2006 met de bijbehorende functionele mogelijkhedenlijst. 3. Reactie van het UWV, gedateerd op 22 november 2006, op de voorgelegde klacht. 4. Op 23 mei en 20 juni 2007 verkregen informatie van het UWV inzake de opgevraagde medische informatie. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond