BRL-K23003/01 2006-05-24



Vergelijkbare documenten
Ontwerp installatie oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol (BRL K23003)

BRL-K21020/

BRL-K21017/ Definitief

Kiwa N.V. 3/12/14. Roy Senden. Partner for progress

Beoordelingsrichtlijn

Datum Oktober 2017 GASTEC QA ALGEMENE EISEN

Beoordelingsrichtlijn

Beoordelingsrichtlijn

KOMO attest-met-productcertificaat

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie conform NEN C1-2010

Wijzigingsblad BRL

Beoordelingsrichtlijn

VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN RAPPORT VAN OPLEVERING BRANDMELDINSTALLATIE

Wijzigingsblad BRL 2202 (zonwerend)(warmtereflecterend) isolerend dubbelglas voor thermische isolatie 31 december 2014

Beoordelingsprogramma CCV-certificatieschema Installeren Brandmeldinstallaties

VEBON. VEBON-NOVB Eind- en toetstermen Onderhoudsdeskundige Brandmeldinstallaties

Beoordelingsrichtlijn

BRL 9600 Nationale Beoordelingsrichtlijn

CLASSIFICATIE VAN CERTIFICATEN NAAR BRANDCOMPARTIMENTERING

Programma van Eisen Brandmeldinstallaties (BMI) Volgens NEN 2535:2017

Beoordelingsrichtlijn

Bijlage A. Programma van Eisen (PvE)

MEMORANDUM 65 CLASSIFICATIE VAN CERTIFICATEN NAAR BRANDCOMPARTIMENTERING

Wijzigingsblad BRL 2813

Rapport van Onderhoud

KOMO attest-met-productcertificaat

Wijzigingsblad BRL 2502

BRL 9935 Deel 01. Beoordelingsrichtlijn. Bijzonder deel 01: kritiekversie d.d

BLUSCENTRALE TYPE BMC 8010

KOMO attest-met-productcertificaat

BRL 9935 Deel 03. Beoordelingsrichtlijn. Bijzonder deel 03: Kritiekversie d.d

VEBON Eind- en Toetstermen Ontwerpdeskundige Rookbeheersingssystemen VEBON

VEBON. VEBON-NOVB Eind- en toetstermen Projecteringsdeskundige Brandmeldsinstallaties

Brandveiligheid volgens plan

Wijzigingsblad BRL K905/02

Inspectiecertificaat Conform Bouwbesluit 2012

Seminar Functiebehoud 2018 Page Copyright protected Seminar Functiebehoud Wie ben ik Hans de Jong Vestigingsleider VdS Schadenverhütung GmbH

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie Conform NEN 2535:2009 en correctie C1:2010

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie Conform NEN 2535:2009 en correctie C1:2010

Nationale Beoordelingsrichtlijn

De nieuwe weg naar erkenning

Wijzigingsblad BRL

Regeling Brandmeldinstallaties. Samenvatting

Certificering van brandmeldinstallaties

Brandmeldcentrale BMC-V

Eind- en toetstermen BMI

Wijzigingsblad BRL 0511 Verankeringen voor betonnen sandwichconstructies

Brandveiligheid door Blussystemen TVVL

WIJZIGINGSBLAD BRL 1332 Het thermisch isoleren met een in situ spraysysteem van polyurethaanschuim. Pagina 1 van 5 d.d

Veiligheid als uitgangspunt

Een gecertificeerd bedrijf moet voldoen aan het CCV Certificatieschema Brandmeldinstallaties (verder genoemd het Schema).

Wijzigingsblad BRL 0503

Al-Beveiliging Service B.V. Buitenhaven 7a 5211 TP s-hertogenbosch Telefoon : info@al-beveiliging.nl. Logboek Brandmeldsysteem

attest-met-productcertificaat

Beoordelingsrichtlijn

PROGRAMMA VAN EISEN BRANDMELDINSTALLATIE

Certificatie bestaande brandmeldinstallaties. LPCB Nederland B.V. R.B.J. (René) Leijzer 26 oktober 2011

KE 52. Februari Keuringseis 52. Gasdistributieafsluiters voor bedrijfsdrukken tot en met 16 bar

-Initiële inspectie- + -Vervolginspectie- .-Organisatorische maatregelen-

drs. H.J.O. van Doorn, directeur Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

KOMO. Naam certificaathouder. kwaliteitsverklaring

CERTIFICEREN IN GEBRUIK STELLEN SERVICE EN ONDERHOUD VERVANGINGSADVIES

BEDIENINGSINSTRUCTIE BLUSCENTRALE TYPE 8010

VEILIGHEIDSREGIO HAAGLANDEN. RAPPORT VAN OPLEVERING Rook- en warmteafvoerinstallaties (RWA)en Rookbeheersingsinstallaties in parkeergarages

Wijzigingsblad BRL

Nationale beoordelingsrichtlijn

PROGRAMMA VAN EISEN BMI & AOI

STOOM en certificering

Wijzigingsblad BRL 4702

BRL-K14012/ Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa procescertificaat voor: Legionella veilig beheerde installaties

-Initiële inspectie- + -Vervolginspectie- -Bouwkundige voorzieningen-

drs. H.J.O. van Doorn, directeur Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

PERIODIEKE CONTROLES MET BETREKKING TOT BRANDBESTRIJDING

Beoordelingsrichtlijn

VOOR DE AFGIFTE VAN EEN

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Beoordelingsrichtlijn

Inspectieblad uitvoeren initiële inspectie

Introductie NPR 5313 Computerruimtes en datacenters -

KOMO attest K67986/03

Algemene sterkte van de bouwconstructie , 2.3 en 2.4, lid 1a en 1b Sterkte bij brand en 2.11

Nationale Beoordelingsrichtlijn

Programma van Eisen Brandmeldinstallatie

Bestaande ontruimingsalarminstallaties

Algemeen Vervang in het document Nationale Beoordelingsrichtlijn voor Beoordelingsrichtlijn.

RAPPORT VAN ONDERHOUD. Brandmeldsystemen

drs. H.J.O. van Doorn, directeur Het attest is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO:

Beoordelingsrichtlijn

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

KOMO Attest K67986/04

<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situa

Certificering en inspectie. Seminar Klaar voor 2015! 29 januari 2014: sprinklerinstallaties

Beoordelingsprogramma REOB Onderhoudsbedrijf CCV-certificatieschema Onderhoud Blusmiddelen versie 4.0

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

Beheer brandmeldinstallaties

Kwaliteitsverklaringen, afgegeven op basis van BRL 5065 Mineraal gebonden houtwolplaten d.d behouden hun geldigheid tot

attest-met-productcertificaat Geldig tot Onbepaald Pagina 1 van 5

Rapport van Onderhoud

Transcriptie:

BRL-K23003/01 2006-05-24 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol

BRL BRL-K23003/01 2006-05-24 Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol 2006 Copyright, Kiwa N.V. Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Het gebruik van deze Beoordelingsrichtlijn door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld. Bindend verklaring Deze beoordelingsrichtlijn is door de directeur Certificatie en Keuringen van Kiwa bindend verklaard per 24 mei 2006 Kiwa N.V Certificatie en Keuringen Sir Winston Churchill-laan 273 Postbus 70 2280 AB Rijswijk Telefoon 070 41 444 00 Telefax 070 41 444 20 Internet www.kiwa.nl

Voorwoord Deze Beoordelingsrichtlijn is vastgesteld door het College van Deskundigen Brandveiligheid, waarin belanghebbende partijen op het gebied van ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol zijn vertegenwoordigd. Dit College begeleidt ook de uitvoering van certificatie en stelt zonodig deze Beoordelingsrichtlijn bij. Waarin deze Beoordelingsrichtlijn sprake is van College is daarmee bovengenoemd College bedoeld. Deze Beoordelingsrichtlijn zal door Kiwa worden gehanteerd in samenhang met het Kiwa - Reglement voor Productcertificatie, waarin de algemene spelregels van Kiwa voor certificatie zijn vastgelegd. Deze Beoordelingsrichtlijn beoogt om op basis van de stand der techniek een acceptabel niveau van brandveiligheid te waarborgen om schade aan mens en goederen te voorkomen dan wel te beheersen. Verder is NFPA 2010 2006 meegenomen als leidraad voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. In tweede instantie is dit ook gedaan met de pren 15276-2. Deze Beoordelingsrichtlijn is opgesteld door de technische werkgroep BRL-K23003, waarin de volgende leden vertegenwoordigd waren ten tijde van het opstellen; - P. Baars Kiwa Certification and Inspection (voorzitter) - M. de Boer Ajax Brandbeveiliging - F.C. Koelewijn SFA Fireprotection - J. van Straaten Frontline Fire Protection - R.G.C. Reijns CFS Trading - C. van Toer Protec Brandbeveiliging - P.E. Voshol Kiwa Certification and Inspection (secretaris)

Inhoud 1.1 Algemeen 6 1.2 Toepassingsgebied 6 1.3 Begrippen en afkortingen 7 1.4 Eisen en bepalingsmethoden 10 1.5 Acceptatie van door de fabrikant geleverde onderzoeksrapporten 10 1.6 Kwaliteitsverklaring 11 2.1 Algemeen 12 2.2 Positie van de brandblusinstallatie in de beveiligingsketen 12 2.3 Proceseisen en bepalingsmethoden 16 2.4 Ontwerpen 17 2.5 Detailontwerp en projecteren 18 2.6 Installeren 22 2.7 Inbedrijfstelling 23 2.8 Het opleveren 24 2.9 Nazorg 24 3.1 Algemeen 26 3.2 Voedingseenheid c.q. sturingseenheid van de aërosol brandbluscomponent 27 3.3 Typetesten t.b.v. van specifieke toepassingen 27 4.1 Algemeen 28 4.2 Beheerder van het kwaliteitssysteem 28 4.3 Interne kwaliteitsbewaking schema / kwaliteitsplan 28 4.4 Wettelijke aansprakelijkheid 28 4.5 Procedures en werkinstructies 28 4.6 Overige eisen aan het kwaliteitssysteem 28 4.7 Organisatie en personeel 28 4.8 Competenties personeel 29

4.9 Eisen opleidingen 30 4.10 Uitbesteden van werkzaamheden 34 4.11 Persoonlijke beschermingsmiddelen 34 4.12 Documentenbeheer 34 4.13 Beproevingsmiddelen 34 4.14 Apparatuur en materieel 34 4.15 Opslag van materiaal en materieel 34 4.16 Registratie / checklist 35 4.17 Brandblusinstallatie certificaat 35 4.18 Meldingen 35 4.19 Certificatiemerk 36 5.1 Onderzoeksmatrix 37 6.1 Algemeen 38 6.2 Certificatiepersoneel 38 6.3 Frequentie van externe controles 39 6.4 Specifieke door het College vastgestelde regels 40 7.1 Publiekrechtelijke regelgeving 41 7.2 Normen / normatieve documenten: 41 Bijlagen 1 model productcertificaat 2 model IKB schema 3 model brandblusinstallatie certificaat 4 Kruistabel BRL-K23003 en NFPA 2010 5 Model PVE aërosol blusinstallatie 6 Model Inspectierapport

1 Inleiding 1.1 Algemeen De in deze beoordelingsrichtlijn opgenomen eisen worden door Kiwa gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag, en de instandhouding van een productcertificaat voor ontwerp, installatie, oplevering en nazorg van brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden is Kiwa gebonden aan de eisen die in het hoofdstuk Afspraken over de uitvoering van certificatie zijn vastgelegd. 1.2 Toepassingsgebied De processen zijn bestemd om te worden toegepast op het ontwerpen, waaronder projecteren, installeren en opleveren van een beveiliging door middel van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol voor inrichtingen en compartimenten. De controle op de randvoorwaarden (zie onderstaand) voor het effectief blussen, waarbinnen de brandblusinstallatie moet kunnen functioneren vallen binnen dit certificatieschema. Verder bevat het proces ook de nazorg van de brandblusinstallaties gebaseerd op droge aërosol. Geschiktheid Hierbij dient door de gecertificeerde installateur vooraf kenbaar gemaakt te worden voor, welke type branden de aërosol brandblusinstallatie geschikt is, de aantoonbaarheid dient plaats te vinden door een attest bij het productcertificaat van de BRL-K23001. Dit attest heet?toepassingsattest voor Aërosol bluscomponenten volgens BRL-K23001?. Randvoorwaarden voor functioneren De randvoorwaarden voor het kunnen functioneren van de brandblusinstallatie moeten gedefinieerd zijn door de gecertificeerde installateur. Hierbij moeten minimaal de volgende aspecten worden beschouwd: Bouwkundige voorzieningen voor compartimentering in relatie tot brandwerendheid, rekeninghoudend met brand van binnen- en buitenuit en mogelijke abrupte drukopbouw door het systeem en / of de aanwezige brandbare stoffen in het compartiment; Koppeling met voorzieningen voor detectie van brand, brandalarmeringsapparatuur (optische en akoestische signaalgevers) en handmelders voor blussing blokkeren en activeren. Er moet voor en tijdens de blussing een waarschuwing zijn (akoestisch en optisch); Koppelingen naar technische installaties zoals ventilatie- en luchtbehandelingssystemen, rookbeheerssystemen, deuren, noodstroomvoorzieningen, etc.; Het gebruik van de te beveiligen ruimte, wat betreft de opslagconfiguratie in de beveiligde ruimte, de relatie tussen de aanwezige brandbare stoffen en het ontwerp van de brandblusinstallatie moet duidelijk zijn, dit moet tot uiting komen in de risico afweging behorende bij het integrale beveiligingsconcept van de te beveiligen ruimte; Het gebruik van de te beveiligen ruimte, wat betreft de aanwezigheid van mensen en de daarmee eventueel gepaarde risico s, dit moet tot uiting komen in de risico afweging behorende bij het integrale beveiligingsconcept van de te beveiligen ruimte; De wederzijdse beïnvloeding van beveiliging van aangrenzende ruimten en gebouwen; Er moet voor en tijdens de blussing een waarschuwingssignaal (akoestisch en optisch) zijn.; De bekendheid van de interne organisatie van het beveiligde object met de werking van de brandblusinstallatie en de bijbehorende consequenties. De brandmeldinstallatie zelf valt buiten het toepassingsgebied van deze beoordelingsrichtlijn (BRL). De ingangscontrole op het functioneren de brandmeldinstallatie in relatie tot de sturingen aan de brandblusinstallatie valt wel binnen het toepassingsgebied. 2006-05-24 6 van 67

Primair wordt op basis van een door CCV geaccepteerd installatiecertificaat van de brandmeldinstallatie gecontroleerd. Secundair wordt een functionele eindcontrole op de brandmeldinstallatie en bijbehorende sturingen uitgevoerd. Droge aërosol bluscomponenten mogen niet worden gebruikt bij branden met onderstaande materialen, tenzij testen van geaccrediteerde testlaboratoria dit aantoonbaar hebben gemaakt. Kernbranden als bedoeld in klasse A. Zuurstofdragende chemische stoffen zoals nitro-cellulose en kruit. Reactieve metalen zoals lithium, sodium, kalium, magnesium, titanium, zirkonium, uranium en plutonium. Sodium chloraat en sodium nitraat. Metaaloxides. Organische peroxiden en hydrazine. Indien er redelijkerwijs twijfel is of er een effectieve blussing kan plaatsvinden op producten die in een ruimte zijn opgeslagen kan er een test worden uitgevoerd waarvan de details in het toepassingsattest voor aërosol bluscomponenten volgens BRL-K23001 worden vermeld. Droge aërosol bluscomponenten mogen niet worden gebruikt in zones en zones in ruimten met brandgevaarlijke vloeistoffen of stof, welke een explosieve damp / luchtmengsel kunnen veroorzaken en waarvoor een zone-indeling conform het gestelde in de NPR 7910-1 of 2 is vastgesteld tenzij in de beveiligde ruimte doelmatige voorzieningen zijn getroffen zodat wordt voldaan aan de Europese ATEX - richtlijn. 1.3 Begrippen en afkortingen In deze beoordelingsrichtlijn wordt verstaan onder: College van Deskundigen: het College van Deskundigen Brandveiligheid ; Aërosol: colloïdaal mengsel van een stof in een gas; Audit: systematisch en onafhankelijk onderzoek om te bepalen of een activiteit op het gebied van kwaliteit en de daarmee samenhangende resultaten overeenstemmen met de geplande maatregelen en of deze maatregelen op doeltreffende wijze zijn geïmplementeerd en geschikt zijn voor het bereiken van de doelstellingen. Het onderzoek moet zijn gefocust op de output van het proces. Praktisch gezien richt de audit zich op de organisatorische en bedrijfskundige activiteiten (software) die leiden tot de borging van de output van het proces. Zie ook ISO 8402; Automatisch: niet bestuurd door de hand van de mens; Behuizing: constructie waar de droge vaste blusstof is in opgeslagen en van waar uit de blusstof door de uitstroomopening naar buiten wordt getransporteerd; Beoordelingsrichtlijn: de in het College gemaakte afspraken over het onderwerp van certificatie; Bevoegd gezag; de vergunning verlenende installatie in vele gevallen de Gemeente of Provincie. Die dit ter advies bij de (regionale) Brandweer neerleggen. Brandbluscomponenten; Onderdelen zoals de ontsteker, de verpakking gevuld met droge vaste blusstof, die na activering een droge aërosol (blusmedium) uitwerpt met als functie om de brand te blussen en de ophangconstructie; Brandbluscentrale: centrale eenheid voor de aansturing van de brandblusinstallatie conform EN 12094-1 en niet te verwarren met de brandmeldcentrale conform EN 54-2 en EN 54-4. Brandblusmechanisme (chemisch): na ontsteking van de droge blusstof wordt deze als droge aërosol uitgeworpen, die bestaat uit fijn verdeelde deeltjes (bijvoorbeeld 40% van de massa) specifiek gebaseerd op alkalische metaal zouten en gassen (bijvoorbeeld 60% van de massa) voornamelijk bestaand uit stikstof, kooldioxide, waterdamp. De droge aërosol blust chemisch door in te grijpen in de kettingreactie van het verbrandingsproces door de vrije radicalen te binden. Door de vrije radicalen te binden wordt voorkomen dat de vrije elektronen in de buitenste schil van de stof kunnen reageren met andere stoffen, waardoor het verbrandingsproces wordt gestopt. Beide acties vinden voornamelijk plaats 2006-05-24 7 van 67

aan het oppervlak van de deeltjes in de droge aërosol van microformaat. Deze deeltjes zijn gesuspendeerd in een edelgas. Hoe kleiner de deeltjes hoe effectiever het mechanisme werkt; Brandblusinstallatie: een systeem bestaand uit diverse componenten om een brand te blussen, zoals brandbluscomponenten, de stuurkabels en de stuurcentrale en de functionele randvoorwaarden zoals genoemd in het toepassingsgebied en wat invulling moet geven aan een integraal beveiligingsconcept. Voor de installatie die in het hoge risicosegment vallen op basis van de bepaling in het PVE ligt er duidelijk voorwaarden voor het afgeven van het installatiecertificaat op basis van het inspectierapport; CI: Certificatie Instelling; CCV: Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid; Colloïdaal: de toestand van stoffen die zich fijn verdeeld in een vloeistof c.q. gas bevinden, waarbij de deeltjes groter zijn dan een molecule en kleiner dan die in suspensie; EN: Europese Norm; Eisende partij: de bevoegde autoriteit is primair het gemeentebestuur of diens gemachtigde die de toepassing van de brandblusinstallatie heeft geëist en/of moet goedkeuren. Daarnaast kan iedere andere rechtspersoon als eisende partij optreden zoals de brandverzekeraars. Deze eisende partijen zullen de uitgangspunten voor de brandblusinstallatie moeten vastleggen; HBO; Hogere beroepsopleiding; IKB - schema: een beschrijving van de door de installateur uitgevoerde kwaliteitscontroles, als onderdeel van zijn kwaliteitssysteem; Inspectie: activiteiten zoals meten, onderzoeken, beproeven, of schatten van 1 of meer kenmerken van het product en het vergelijken van de resultaten daarvan met gespecificeerde eisen om vast te stellen of overeenkomstigheid voor elk kenmerk is bereikt. Het gaat hierbij specifiek om de inspectie van de brandblusinstallatie en bijbehorende randvoorwaarden. Praktische gezien richt de inspectie op de technische fysieke output van het proces (hardware). Zie ook ISO 8402 onder keuring ; ISO: Internationale Standaardisatie Organisatie; MBO; Middelbare beroepsopleiding; MVK: Middelbaar veiligheidskundige; NEN: Nederlandse Norm; NFPA: National Fire Protection Association; Installateur: de partij die er voor verantwoordelijk is dat processen bij voortduring voldoen aan de eisen waarop de certificatie is gebaseerd, in dit geval de ontwerpende en installerende partij en de partij die nazorg levert; Principaal: eigenaar van de te beveiligen inrichting; Projecteren: tweede stap in het ontwikkelingsproces van een brandblusinstallatie, waarbij op basis van het programma van eisen de installatie wordt uitgelegd; PVE: Programma van eisen met hierin opgenomen randvoorwaarden voor de brandblusinstallatie; RIE: Risico Inventarisatie en Evaluatie; Suspensie: vloeistof of gas waarin een andere stof in zeer kleine deeltjes zweeft; Standtijd: Zie BRL-K23001; Vaste brand blusstof (VBB): de vaste vorm welk door temperatuurverhoging wordt omgezet in een aërosol; Brandblusinstallatie certificaat: verklaring van de installateur, dat het ontwerp, de geleverde brandblusinstallatie of nazorg voldoen aan deze beoordelingsrichtlijn de eisen. Noodplan: plan hoe te handelen in geval van calamiteiten. Brandcompartiment; Gedeelte van één of meer gebouwen bestemt als maximaal uitbreidingsgebied. Technische ruimte; Ruimte voor het plaatsen van de apparatuur, noodzakelijk voor het functioneren van een gebouw, waaronder in elk geval begrepen een meterruimte, een liftmachine ruimte en een stookruimte. Eventueel verder uitbreiden met verschillende ruimten; Verzekeraar: persoon of instelling, die tegen vergoeding (premie) op zich neemt het in de polis genoemde risico te dragen; Vuurbelasting; Vuurbelasting als bedoeld in NEN 6090. 2006-05-24 8 van 67

Voedingseenheid; Eenheid die geschikt moet zijn om de aërosol componenten te activeren ; WDBDO; Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag als bedoeld in NEN 6068. Lichte industriefunctie; Industriefunctie waarin activiteiten plaats vinden, waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. Overige gebruiksfunctie; Niet in dit lid benoemde gebruiksfunctie voor activiteiten waarbij het verblijven van mensen een ondergeschikte rol speelt. Activeringsmechanisme; Automatische of handmatige activering die leid tot de fysieke uitstroom van het aërosol brandblusmiddel. Automatisch; Uitvoering van een functie zonder de noodzaak van bedoelde interventie. Automatisch / handmatige schakelaar; Middel om de installatie te veranderen van automatische naar handmatige activering. Toelichting; dit kan door middel van een handmatige schakelaar op het controle paneel of een andere eenheid of een personeelsdeur blokkering. Controle apparaat; Een apparaat dat in staat is om de volgorde van gebeurtenissen die leiden tot de activering. Ontgrendeldeling apparaat; Handmatig uitschakelapparaat dat de elektrische activering van de aërosol generator voorkomt, zie hiervoor EN12094-1. Toelichting. De werking van het apparaat moet een indicatie geven over de ont/vergrendeling. Handmatig; Een benodigde bedoelde handeling om een functie te kunnen voltooien. Niet te bezetten ruimte; Een ruimte die niet bezet kan worden door mensen gezien zijn afmetingen of andere fysieke beperkingen zoals ondiepe kasten. Normaal niet bezette ruimte; Een ruimte die niet is bezet door mensen onder normale omstandigheden, maar nu en dan kortstondig betreden mag worden. Normaal bezette ruimte; Een ruimte die onder normale omstandigheden is bezet door mensen. Verminderd zicht; Wanneer droge aërosol generatoren worden geactiveerd ontstaat verminderd zicht tijdens en na het uitstromingsperiode and kan gevaarlijke situaties creëren voor mensen in zowel de beveiligde als in de ruimtes waar het in tweede instantie naar toe stroomt. In alle voorgestelde toepassingen van droge aërosol, waar de mogelijkheid bestaat mensen de beveiligde ruimte gaan betreden of in de buurt zijn van de beveiligde ruimte moeten voldoende bescherming moet aanwezig zijn, zoals training voor aanwezig personeel, waarschuwingsseinen, een vooralarm voor uitstroming en een ontgrendeldeling apparaat van de installatie. Ventilatiemiddelen na de brand moeten aanwezig zijn. Minimum veiligheidsvoorzieningen Type ruimte Tijd vertragingsapparaat Schakelaar automatisch / handmatig Ontgrendelings apparaat Niet bezette ruimte Niet nodig Niet nodig Nodig Normaal niet bezette Niet nodig Nodig Nodig ruimte Normaal bezette ruimte Nodig Nodig Nodig Toelichting; De intentie van deze tabel is om te onnodige blootstelling aan bewoners door uitgestroomd aërosol brandblusmiddel. Factoren zoals de tijd naar de uitgang en het risico voor de bewoners door het vuur moeten in overweging genomen worden bij de bepaling van de uitstroom tijdsvertraging van de installatie Tabel 1 (zie tabel in 5.5.2 van pren15276-2: 2005) 2006-05-24 9 van 67

1.4 Eisen en bepalingsmethoden In deze beoordelingsrichtlijn zijn eisen en bepalingsmethoden vastgelegd. Daaronder wordt verstaan: 1.4.1 Eisen Functionele eisen: essentiële eisen die aan een product gesteld moeten worden om het product door de gebruiker veilig te kunnen gebruiken en functioneel is voor het doel waar het voor bedoeld is. Prestatie-eisen: in maten of getallen geconcretiseerde eisen die zijn toegespitst op bepaalde (functionele) eigenschappen van het onderdeel van het bouwdeel (brand blusinstallatie en randvoorwaarden ) en die een te behalen grenswaarde bevatten die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten. Producteisen: in maten of getallen geconcretiseerde eisen die zijn toegespitst op de (identificeerbare) eigenschappen van de in het bouwdeel (brand blusinstallatie en randvoorwaarden ) toegepaste producten en die een te behalen grenswaarde bevatten die ondubbelzinnig kan worden berekend of gemeten. Proceseisen: geconcretiseerde eisen waaraan het proces moet voldoen, zonodig met inbegrip van de daarbij aan te houden condities en randvoorwaarden waaronder het proces mag of moet plaats vinden. 1.4.2 Bepalingsmethoden Toelatingsonderzoek: het onderzoek om vast te stellen dat aan alle in de BRL gestelde eisen wordt voldaan. Controleonderzoek: het onderzoek dat na certificaatverlening wordt uitgevoerd om vast te stellen dat de gecertificeerde processen en uitgevoerde werkzaamheden bij voortduring aan de in de BRL gestelde eisen voldoen. In de onderzoeksmatrix is samengevat welk onderzoek zal worden uitgevoerd door Kiwa bij de toelating en bij controles, en met welke frequentie het controleonderzoek zal worden uitgevoerd. 1.5 Acceptatie van door de fabrikant geleverde onderzoeksrapporten Indien door de fabrikant rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overlegd om aan te tonen dat aan de eisen van de BRL wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren NEN-EN 45012 voor certificatie-instellingen die systemen certificeren NEN-EN-ISO/IEC 17024 voor certificatie-instellingen die personen certificeren. De instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen, wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overlegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatieinstelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overlegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het betreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren. 2006-05-24 10 van 67

1.6 Kwaliteitsverklaring De op basis van deze BRL af te geven kwaliteitsverklaringen worden aangeduid als productcertificaat 1 afgegeven aan de gecertificeerde installateur. Verder wordt door de gecertificeerde installateur de volgende kwaliteitsverklaring afgegeven. Brandblusinstallatie certificaat Per opgeleverde installatie in de vorm van een brandblusinstallatie certificaat volgens deze BRL. Bij de 1:1 inspectie van de brandblusinstallatie kan dit pas nadat het inspectierapport van de CI aangeeft, dat alle bevindingen positief zijn aangaande de brandblusinstallatie en randvoorwaarden, zie verder paragraaf 6.3 van deze BRL. De gecertificeerde installateur verklaart hiermee dat de brandblusinstallatie voldoet aan deze beoordelingsrichtlijn en is gecontroleerd volgens deze BRL. Dit certificaat dient door Kiwa te worden geregistreerd om valide te zijn. Een kopie van dit certificaat moet in het logboek behorende bij de installatie gearchiveerd worden. Het origineel moet bij de installateur gearchiveerd zijn. Modellen van deze kwaliteitsverklaringen zijn als bijlage bij deze BRL opgenomen. 1 Productcertificaat: een document waarin Kiwa verklaart dat een product geacht wordt te voldoen aan de in het productcertificaat vastgelegde products pecificatie, en de volgens dat proces uitgevoerde werkzaamheden geacht worden te voldoen aan de prestatie-eisen, die zijn vastgelegd in de daarvoor geldende beoordelingsrichtlijn, mits: De tijdens het proces toegepaste producten en materialen voldoen aan de in het productcertificaat vermelde specificatie; De in het productcertificaat opgenomen verwerkingsvoorschriften worden gehanteerd; De in het productcertificaat vermelde toepassingsvoorwaarden in acht worden genomen. 2006-05-24 11 van 67

2 Proceseisen en bepalingsmethoden 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan de processen moeten voldoen. Deze eisen zullen onderdeel uitmaken van de technische specificatie van het proces van de gecertificeerde installateur die wordt opgenomen in het productcertificaat. 2.2 Positie van de brandblusinstallatie in de beveiligingsketen Onderstaande tabel 1 en tekst in paragraaf 2.2 zijn informatief bedoeld. Onderdelen in de beveiligingsketen 1. Voorzieningen voor branddetectie op basis van NEN 2535/A1: 2002; Brandveiligheid van gebouwen Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen 2. Voorzieningen voor de sturing van: Geregelde ventilatie Compartimentering Brandalarmeringsapparatuur; Optische en akoestische voorzieningen voor waarschuwingssignalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties) Doormelden intern en/of extern Blussen 3. Voorzieningen voor geregelde ventilatie 4. Bouwkundige voorzieningen voor compartimentering zijnde ruimte dichtheid in relatie tot standtijd aërosol voor total flooding. Hierbij moet ook in acht worden genomen dat een blussing geen ongewenste activering van blussing in een andere ruimte tot gevolg heeft. 5. Brandalarmeringsapparatuur; Voorzieningen voor optische en akoestische signalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties). Voorziening voor blussing blokkeren en blussing activering 6. Voorzieningen voor doormelden intern aan de Brandmeldinstallaties 7. Voorzieningen voor blussen Tabel 2. De noodzaak van de componenten wordt bepaald door de inrichting of het object, wat beveiligd moet worden en het Programma van eisen. Belanghebbenden binnen het Programma van Eisen kunnen zijn: Eigenaar c.q. opdrachtgever; Bevoegd gezag; Verzekeringmaatschappij. Informatieve toelichting. Het bevoegde gezag gebruikt onder andere een modelbouwverordening om te komen tot de bepaling of een brandblusinstallatie nodig is. Randvoorwaarden voor de brandblusinstallatie om te kunnen functioneren zijn; 2006-05-24 12 van 67

Branddetectie volgens NEN2535/A1;2002; Brandveiligheid van gebouwen Brandmeldinstallaties Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen of gelijkwaardige normen op basis van een door CCV geaccepteerd certificatieschema. Ruimten met een brandwerendheid moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2003 en achterliggende normen bijvoorbeeld NEN6068. Zelfsluiting van deuren en ramen die toegang geven tot de beveiligde ruimten. Mogelijke ventilatieverliezen ten gevolge van bezwijken van delen van de bouwkundige voorzieningen bijvoorbeeld luiken, ramen en deuren. Het uitzetten van ventilatie die belemmerend is voor de blussing in de beveiligde ruimten. De randvoorwaarden moeten ingevuld worden door/of namens de eigenaar c.q. opdrachtgever van de installatie om het functioneren van de installatie mogelijk te maken. Deze randvoorwaarden vallen binnen de beoordeling van de installateur en de CI. Het proces is als volgt vorm gegeven in de volgende processtappen. Input Processtap Output Proceseigenaar Wensen en eisen klant, verzekeraar, bevoegde gezag 2.4 ONTWERPEN (minimale voorwaarden) Programma van Eisen 1) Eigenaar / opdrachtgever Programma van Eisen 2.5 DETAIL ONTWERP EN PROJECTEREN Installatieplan Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003 Installatieplan 2.6 INSTALLEREN Installatie / Checklist Installatie Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003 Installatie 2.7 INBEDRIJFSTELLEN Installatie welke functioneert Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003 Installatie welke functioneert 2.8 OPLEVEREN Rapport van Oplevering / Logboek/Brandblusinstallatie certificaat 2) Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003 Onderhoudsovereenkomst Figuur 1. 2.9 NAZORG Onderhoudsrapport / Brandblusinstallatie certificaat Gecertificeerd installateur op basis van BRL K23003 1) In processtap 1 moeten de minimale randvoorwaarden worden afgedekt. 2) Indien een eisende partij (verzekeraar, bevoegd gezag en/of klant) een 1 op 1 inspectie eist, dan moet deze inspectie plaats vinden door de CI. 2006-05-24 13 van 67

Nevenindicator C A E F B D J K L G H Figuur 2a opbouw integraal. De onderdelen C, D, G, H en L zijn onderdeel van deze BRL. A. Automatische brandmelders B. Brandmeldcentrale (EN 54-2+4) /Brandbluscentrale (EN 12094-1) C. Brand alarmeringsapparatuur (optische en akoestische signaalgevers D. Handmelders blussing blokkeren en blussing activeren E. Doormeldapparatuur voor brandmeldingen F. Ontvangststation voor brandmeldingen G. Besturingsapparatuur voor brandblusinstallatie H. Blusinstallatie gebaseerd op droge aërosol J. Doormeldapparatuur voor storingsmeldingen K. Ontvangststation voor storingsmeldingen L. Energievoorzieningen 2006-05-24 14 van 67

Brandmeldinstallatie Brandblusinstallatie Nevenindicator K A J J J D B E H C I J J J C L F L L G Figuur 2b opbouw differentiaal A Automatische brandmelder B Brandmeldcentrale (EN 54-2) C Brand alarmeringsapparatuur D Handbrandmelders E Blus activeerknop F Blus blokkeerknop G Blus onderbrekingsknop H Blus stuurunit (EN 12094-1) I Voedingsunit aërosol generatoren J Aërosol generator(en) K Doormelding brand/storing L Energie voorziening 2006-05-24 15 van 67

2.3 Proceseisen en bepalingsmethoden De eisen te stellen aan processen en de bepalingsmethoden zijn vastgelegd in onderstaande regels en voorschiften. In figuur 3 is een overzicht gegeven van de processtappen. Deze dienen als uitgangspunt voor het projecteren, de installatie, het in bedrijfstellen, het opleveren en de nazorg van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol. Voor het detailontwerp en projecteren zijn de volgende documenten verplicht te worden gebruikt. Norm aërosol Aansturing Signalering NEN 2535/A1: 2002; Brandveiligheid van gebouwen X Brandmeldinstallaties - Systeem - en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen; hoofdstuk 6.4 Energievoorziening en hoofdstuk 8 Installatievoorschrift voor bekabeling. NEN 3011: 1986; Veiligheidskleuren en tekens. X X NEN-EN 54-reeks, Automatische brandmeldinstallaties. NEN-EN54-1: 1996; Inleiding. NEN-EN54-2: 1999; Brandmeldcentrale (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie). NEN-EN54-3/A1: 2002; Brandalarmeringsapparatuur - Akoestische signaalgevers. NEN-EN54-4/A1: 2003; Energievoorziening (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie). NEN-EN12094-1: 2003; Vaste brandblusinstallaties Onderdelen voor blusgassystemen deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen (voor de stuurcentrale van de brandblusinstallatie). NEN6068: 2004; Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten. NFPA 2010: 2006: Standard on Aerosol Fire- Extinghuising Systems Bouwbesluit ARBO Besluit Arbeidsomstandigheden wet, artikel 4.4, Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen Beleidsregel Arbeidsomstandighedenwet, artikel 4.4-7, Bescherming van werknemers bij automatische brandblusinstallatie met chemische en inerte blusstoffen. De ontwerpinstructies, berekeningsmodellen en installatie instructies van de gecertificeerd aërosol installateur op basis van BRL -K23001. X X X X X X Aanvullende documenten vanuit het PVE X X X X Tabel 3. X X X Bouwkundig Organisatorisch X X X 2006-05-24 16 van 67

Voor de fase van installeren, indrijfstellen en opleveren zijn de volgende documenten verplicht te gebruiken. Hoofdstuk 6.4 en 8 van NEN2535/A1;2002; Brandveiligheid van gebouwen Brandmeldinstallaties Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen; NEN 3011: 1986; Veiligheidskleuren en tekens; NEN-EN12094-1: 2003; Vaste brandblusinstallaties Onderdelen voor blusgassystemen deel 1: eisen en beproevingsmethoden voor automatische elektrische stuur- en vertragingsinrichtingen: NFPA 2010: 2006: Standard on Aerosol Fire-Extinghuising Systems Bouwbesluit De installatie-instructies van de gecertificeerd aërosol installateur op basis van BRL- K23001; Aanvullende eisen vanuit het PVE. Voor de fase van nazorg zijn de volgende documenten verplicht te gebruiken. De onderhoudsinstructies van de gecertificeerde installateur op basis van BRL-K23001 Aanvullende documenten vanuit het PVE. Verder zijn in het vervolg van deze beoordelingsrichtlijn aanvullende eisen gesteld die specifiek zijn brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol. 2.4 Ontwerpen De ontwerpeisen moeten worden vastgelegd in het Programma van Eisen (PVE). Het PVE moet duidelijke functionele en prestatie eisen bevatten voor de brandblusinstallatie qua doelmatigheid en functionaliteit, randvoorwaarden en eventuele ander object gebonden criteria die gelden voor de brandveiligeid door middel van een aërosol brandblusinstallatie. Het Programma Van Eisen wordt ter verificatie aangeboden aan het bevoegde gezag, verzekeringsmaatschappij, opdrachtgever c.q. eigenaar van de inrichting. Deze partijen kunnen tijdens de verificatie aangeven, dat een 1 op 1 audit noodzakelijk is. Tijdens deze audit wordt ook het PVE beoordeeld door Kiwa. Het PVE moet geverifieerd zijn door de belanghebbenden en bij vergunningplicht installaties minimaal het bevoegde gezag. Indien de belanghebbenden partijen een positieve autorisatie hebben gegeven aan het ontwerp van de installatie, kan men overgaan tot het detailontwerp van de automatische brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol en de overige componenten van de installatie. De gecertificeerde installateur zal uiteindelijk het ontwerpproces valideren. Het ontwerpproces dient vorm te worden gegeven conform de ISO9001: 2000 en deze BRL. Indien een PVE wordt aangeleverd, dat niet is geverifieerd door de belanghebbenden zal dit niet geaccepteerd kunnen worden. 2.4.1 Programma van eisen Voordat tot een ontwerp van een brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol kan worden overgegaan, zullen minimaal onderstaande uitgangspunten moeten worden bepaald binnen het PVE door of in overleg met de belanghebbenden en de bevoegde autoriteiten, te weten: De omvang van de brandblusinstallatie; brandklasse volgens EN2, gevraagde concentratie binnen welke tijd, ruimte eenheid; De prestatie-eis voor het thermische vermogen van de brandgrootte en de brandkenmerken van de opgeslagen productconfiguratie per gebouw of deel van het gebouw of object; Bijzondere omgevingsomstandigheden per ruimte; De indeling van de bluszones; De plaats van de brandweeringang; 2006-05-24 17 van 67

Eventueel de noodzaak van een aparte voorziening voor het terugstellen ('resetten') van de sturing van de brandblusinstallatie bij of op de brandbluscentrale; Twee groepsafhankelijke of twee melderafhankelijke branddetectie De melding van interne en/of externe storingen, waaronder bewaking op kortsluiting en draadbreuk; Voorzieningen voor onafhankelijke ventilatie; Voorzieningen voor compartimentering (deuren); Voorzieningen voor brandalarmeringsapparatuur (optische en akoestische voorzieningen voor waarschuwingssignalering voor het verlaten van de ruimte (niet verwarren met ontruimingsinstallaties); Voorzieningen voor blussing blokkeren en blussing activeren; Eventuele vertraging qua reactie van het systeem na het signaal blussing activeren van 30 seconde (in afwijking EN 12094-1), De mogelijk schadelijke effecten door blootstelling van mensen en goederen aan de blusstof; Combinatie van brandblusinstallatie gebaseerd op droge aërosol en andersoortige blusinstallaties zijn toegestaan als de blussystemen geen nadelige effecten hebben op het prestatieniveau van blussing; Het noodplan met de handelswijze hoe te handelen bij het activeren van de aërosol brandblusinstallatie; Aanrijdbeveiligingen ; Eventuele overige aanvullende eisen. 2.5 Detailontwerp en projecteren Het PVE moet door de eisende partijen zijn geautoriseerd. De verdere detaillering van de componenten, waarbij capaciteit, prestatie en positie van de componenten bepaald moeten worden. Onderstaande punten zullen meegenomen moeten worden in de detaillering: De hoeveelheid benodigde blusstof volgens het productcertificaat van de aërosol volgens BRL-K23001; De algemene minimale veiligheidsfactor binnen BRL-K23003 is 1,3 boven de berekende hoeveelheid op basis van de vastgestelde waardes op basis BRL-K23001. BRL-K23001 geeft aan dat 100% homogene vulling moet plaatsvinden in 60 seconden. De projectering van de brandbluscomponenten moet hierop gericht zijn. Het vermogen van de componenten moet gerelateerd worden aan het volume van de ruimte en de bepaalde standtijd volgens BRL-K23001. Het vermogen van de componenten moet gerelateerd worden aan thermisch vermogen van de brandgrootte en de brandkenmerken van de opgeslagen productconfiguratie per gebouw of deel van het gebouw of object. Hiermee wordt bedoeld dat bekend moet zijn wat de materialen c.q. middelen zijn die beveiligd moeten worden en of dit mogelijk is om te blussen met het blusmiddel volgens BRL-K23001; De projectering moet rekening houden met de systeemgrenzen, belangrijke aspecten zijn; ruimte volume, specifieke ruimteverhoudingen in hoogte en breedte in relatie tot de uitstroomlengte van de brandbluscomponenten; De projectering moet rekening houden met de ruimtedichtheid (0,1% lek volgens BRL- K23001). Punten van aandacht zijn mogelijkheden tot het ontsnappen van aërosol, zoals via deuren, bovenlichten, mangaten, ramen, deksels, enzovoorts. Dit moet rekenkundig bepaald worden op basis van een visuele inventarisatie van de ruimte(n). Indien dit niet praktisch uitvoerbaar is, zal een doorfan test uitgevoerd moeten worden om eventuele lekkages in de ruimten op te sporen; Eventuele schadelijke onder- c.q. overdruk via berekeningen gerelateerd naar bouwkundige constructies; De toepasbaarheid van de aërosol componenten moet getoetst worden aan NPR7910-1 of NPR7910-2; De minimale veiligheidsafstand tot mensen is die afstand waarbij een maximale temperatuur van 75 C na activering van het aërosol component zal aangetoond moeten worden in het ontwerp; 2006-05-24 18 van 67

De minimale veiligheidsafstand tot brandbare goederen is die afstand waarbij een maximale temperatuur van 200 C na activering van het aërosol component zal aangetoond moeten worden in het ontwerp; De minimale afstand volgens specificatie fabrikant tussen de behuizing en brandbare of hitte gevoelige objecten met speciale aandacht voor elektrische componenten; Ontruimings- en vertragingstijden; Het type ontsteker; de ontsteker dient zodanig gekozen te zijn dat deze onder ongunstige omstandigheden kan functioneren. Hierbij is de relatie van het vermogen van de ontsteker tot de voeding van belang. Hierbij zal duidelijk moeten zijn hoe de aansturing verloopt. Motivatie en berekeningen voor een gelijktijdige of sequentiële aansturing behoren tot het ontwerp. Binnen het ontwerp moet aangegeven worden hoe de functionele eindcontrole op de aansturing dient plaats te vinden. Bij de noodstroomvoorziening moet rekening worden gehouden met de aansturing van de brandblusinstallatie en waarschuwingsinstallatie en daar waar nodig de ontruimingsinstallatie. Tijdens de functionele eindcontrole moeten deze aspecten ook gecontroleerd worden; De bevestigingen van de componenten; De optische en akoestische signaalgevers met het doel om te waarschuwen voor blussing en het signaal tot ontruiming te geven; De kabels voor de brandblusinstallatie. Zie hiervoor hoofdstuk 6.4 en 8 van NEN2535, EN54-4. Spanningsverlies op de bekabeling, is van belang naast het gebruik van potentiaalvrije contracten en parallel sturingen. Standaard serie sturingen zijn niet toegestaan. Digitaal aangestuurde systemen met adres identificatie hebben een andere relatie tot het benodigde vermogen, maar moeten wel aantoonbaar functioneren. Dit moet gecontroleerd worden tijdens het ontwerpen. Een functionele typetest is nodig om de specifieke configuratie te testen. De prestaties van deze typetest moeten gedeclareerd worden op het productcertificaat van de installateur. Indien nodig moeten stuurkabels ontworpen worden met functiebehoud; De brandbluscentrale in verband met de bewaking op kortsluiting en draadbreuk; De (noodstroom) voeding; Handsturingen (geel); Blusblokkeringen; Voorzieningen voor ventilatie en sluitingen van deuren e.d. voor compartimentering; Voorzieningen voor het veilig werken c.q onderhoud aan de brandblusinstallatie; Veiligheid voor mens en milieu. De gecertificeerde installateur zal uiteindelijk het ontwerpproces valideren. Het ontwerpproces dient vorm te worden gegeven conform de ISO9001: 2000 en de eisen in deze BRL. De output van het detailontwerp is een installatieplan. In het installatieplan moeten volgende aspecten tot uiting komen. Installatietekening, blokschema en functiematrix. Op de installatietekening dienen minimaal onderstaande onderwerpen te worden weergegeven: Naam, adres, woonplaats eigenaar brandblusinstallatie Naam, adres, woonplaats gecertificeerd installateur Overzicht beveiligde ruimte en eventueel omliggende ruimten (inclusief verlaagde plafonds en/of verhoogde vloeren) Legenda Brandmeldcentrale / blusmodule Blusbewakingseenheden Automatische melders (Neven)indicatoren Optische en akoestische signaalgevers Handmelders activeren en blokkeren blussing Type aërosol bluscomponenten gerelateerd naar de locatie Waarschuwingsborden op de toegangsdeuren moeten geprojecteerd zijn. Aan de binnen- en de buitenzijde van de beveiligde ruimte moeten waarschuwingsborden 2006-05-24 19 van 67

worden aangebracht volgens de geldende wetgeving, zoals onder andere de ARBO - wetgeving. 2.5.1 Detail omsloten ruimte Om te voorkomen dat de brand zich door openingen uitbreidt tot aangrenzende risico s, waarbij mogelijk herontsteking kan ontstaan, dienen alle openingen dicht te zijn of daar waar dit mogelijk is te worden voorzien van automatische afsluitingen. De sluiting van deze openingen moet liggen binnen de tijd van de start van de blussing. Het blusmedium nodig voor dit doel dient te worden berekend om de benodigde concentratie in de ruimte te bereiken. Dit type brandblusinstallaties dient uitsluitend te worden toegepast indien permanent een omsluiting van het risico aanwezig is. Daarbij dient de omsluiting te waarborgen dat de gewenste concentratie van het blusmedium kan worden bereikt en onderhouden voor de voor de blussing gewenste minimale periode. Dit uitgangspunt draagt er zorg voor de complete en blijvende blussing van de brand van het betrokken brandbare materiaal of materialen. Hierbij moeten volgende processtappen worden doorlopen: 1e berekenen wat de maximale lek mag zijn. 2e brandwerendheid volgens bouwbesluit 3e Visuele inspectie van de ruimte, waarbij vastgesteld moeten worden of de ruimte geen grootte lekken heeft. Bijvoorbeeld wanddoorvoering of niet afgedichte wanddoorvoeringen boven een verlaagd plafond. De normale kieren bij deuren en ramen zijn geen enkel probleem in het functioneren van de brandblusinstallatie Toelichting De normale openingen (kieren) bij deuren en ramen zijn geen enkel probleem in het functioneren van de brandblusinstallatie waarbij openingen zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen om de openingen te beperken. Een opening met een breedte van meer dan 10 mm is niet toegestaan. 4e Indien het niet mogelijk is om de gehele ruimte visueel te inspecteren zal een doorfan test verricht moeten worden om vast te stellen in hoeverre de ruimte voldoende dicht is. N.B. Dit zal dus waarschijnlijk vaker in de onderhoudsfase plaatsvinden. De omsluiting van de beveiligde ruimte dient te beschikken over een zodanig structurele sterkte en integriteit om de thermische drukopbouw door recessieve brandontwikkeling of ingebrachte concentratie van het blusmedium te kunnen weerstaan. Indien de bij het inbrengen van het blusmedium ontwikkelde drukken een gevaar vormen voor de structurele sterkte van de omsluiting, dienen voorzieningen te worden getroffen om te hoge drukken middels ventilatie voorzieningen te voorkomen. Ontwerpers dienen daarvoor de procedures ontwikkeld door fabrikanten van drukontlastingsystemen te raadplegen. 2.5.2 Detail brandwerendheid De brandwerendheid van de bouwkundige voorzieningen moet voldoen aan de fundamentele voorschriften van de Europese Construction Products Directive (CPD) en de eisen in de het Nederlandse bouwbesluit en eventueel aan de PGS15. Toelichting In CPD Richtlijn 89/106/EEG bijlage I wordt worden de volgende fundamentele voorschriften weergegeven t.a.v. Brandveiligheid; De voor de bouw bestemde producten moeten kunnen dienen voor de uitvoering van werken die (als geheel en in gedeelten) mede uit economisch oogpunt voor gebruik geschikt zijn en daartoe voldoen aan de volgende fundamentele voorschriften, voor zover die zijn vastgelegd. Aan deze voorschriften moet bij normaal onderhoud gedurende een economisch relevante 2006-05-24 20 van 67