Ooievaar Ciconia ciconia Voorkomen: schaarse broedvogel, vrij algemene doortrekker en schaarse wintergast



Vergelijkbare documenten
Kerkuil Tyto alba. Voorkomen in de broedtijd. Voorkomen: vrij schaarse broedvogel; standvogel. Huidig voorkomen

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

HAK-AL 2009 nr. 5: IJsvogels tussen Lek en Linge in 2008 door Marcel Kok

Meer over de ooievaar. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Hieraan herken je hem

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Topjaar soorten overig jarig riet

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Inhoud. Voedsel. Leefgebieden Visarend. Ruud Kampf. Bijna alleen vis: Broedpaar: 175 kg per gezin /seizoen

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

Bokjes in het Hart van Gelderland

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

GRAUWE KLAUWIER OP DE LEUSDERHEIDE

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

12.1 Ekster (Pica pica)

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

DE KERKUIL: EEN SUCCESVERHAAL

OPKOMST VAN DE HALSBANDPARKIET IN NEDERLAND EN UTRECHT André van Kleunen

Kwartelkoning beheer 2015 langs de Waal, Rijn en IJssel

Lees je wijzer met de ooievaar! Tekstbegrip oefenen met de vogels van Beleef de Lente

Aantal gevonden legsels in 2008

Ganzen in de Bommelerwaard. Brandganzen nabij Brakel

Ooievaars ringen 2018

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Jaarverslag Bijeneters 2017

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Woord vooraf. Hoe hun seizoen verliep, kunt u lezen in dit jaarverslag.

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

GROTE EN KLEINE ZILVERREIGERS IN UTRECHT, EEN VERGELIJKING

Roodborsttapuit Saxicola rubicola herovert het agrarisch landschap?

De Boomvalk (Baumfalke) in Midden-Limburg

Notitie: Compenserende maatregelen voor steenuilen in de Waalsprong: Stand van zaken eind 2010.

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Geringde Grauwe Ganzen in Limburg

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

Onderzoek Vleermuizen en jaarrond beschermde nesten. Bos en voormalige tennisbaan. Mahlerlaan Amsterdam

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

of Facebook>Ooievaars.nl

Effecten op de boomvalk van het Bp Lelylaan te Amsterdam

Nieuwsbrief Jaar van de Patrijs in Zeeland

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Afrika van levensbelang voor onze vogels

Mahlerlaan Amsterdam. Roofvogelonderzoek. Opdrachtgever: O.G.A. Tussentijdsverslag : 2 september 2015

STORK. Jaarverslag 2018

Vinken, waar komen ze vandaan

STICHTING IT EIBERTSHIEM

Wat feitjes rond de duizendste Eempoldertelling

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT

Roofvogel gegevens Loonse en Drunense duinen e.o. Jaar 2013

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Steenuilenbescherming verslag Steenuilenwerkgroep Echt-Susteren Geco Visscher Fred van Geneijgen

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

De Grutto; Nationale Vogel van Nederland

9.2 Spreeuw (Sturnus vulgaris)

Jaarverslag 2007 It Eibertshiem.!

Bermenplan Assen. Definitief

Versie Maart Verslag Inventarisatie kansen roofvogels Zuidas- Zuidasdok Maart 2016

Kerkuilbroedgegevens 2011 Regio 18 Noord-Brabant, subregio 14 de Kempen Vogelwerkgroep De Kempen

Algemene weetjes over de Slechtvalk

Monitoring van Steenuilen in : een succes!

Succesvol 7-legsel in 2008

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Door Matthias Koster, Sovon districtscoördinator D13, Grote Rivieren

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

NIEUWSBRIEF OVER HET JAAR 2012

3.2 Populatieomvang van Nederlandse broedvogels en trekvogels

Vogelringstation Oud Valkeveen 1 e periode 2013

EemlandE. Weidevogelland

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Monitoringsnieuwsbrief 1 mei 2016

Broedresultaten steenuil 2007

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

Notitie flora en fauna Uitbreiding bouwblok Beliënberkdijk 21, Someren-Eind 2009

KAVEL 2 EN 3 FLORA- EN FAUNADOSSIER. Opdrachtgever: O.G.A. periode : versie: : 16 mei Auteur : M. Kuiper

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Roek en Boomvalk. in de Lickebaert: ongemakkelijke buren. Loek Batenburg. zuidwestelijke uitloper het Groene Hart van

de Steenuil (Nestkastenproject) L. Peeters

Terreingebruik en voedselkeus van broedende Steenuilen in de Achterhoek

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

Notitie quickscan beschermde soorten Prinsejagt-Driehoeksbos te Eindhoven

Een ander lid van de klauwierenfamilie is de Klapekster. Het is helaas geen broedvogel meer in Nederland, maar wel een regelmatige wintergast.

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Over eten en gegeten worden

Vogelwerkgroep De Kempen. Nieuwsbrief. Wespendievenonderzoek in de Kempen 2012.

Copy-sluitingsdatum 30 juni 2004

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Transcriptie:

Ooievaar Ciconia ciconia Voorkomen: schaarse broedvogel, vrij algemene doortrekker en schaarse wintergast Auteur: Sjak Gielen 15 maart 2012 4 september 2007 BRD - Kranenburg Dietrich Cerff NABU-Naturschutzstation Niederrhein De Ooievaar is in het werkgebied terug van weggeweest. Zowel het aantal waarnemingen als broedgevallen en overwinteraars is deze eeuw duidelijk toegenomen. Voorkomen in de broedtijd Huidig voorkomen Er werd in 2011 op 14 lokaties gebroed: zeven in het Duitse en zeven in het Nederlandse deel van het werkgebied. Zoals uit figuur 1 blijkt ligt het zwaartepunt momenteel in de rivieruiterwaarden. Daarnaast werden op een aantal plaatsen overzomerende vogels gemeld in de directe omgeving van nestpalen (in figuur 1 rode stip zonder jaartal).

Figuur 1. Nestlokaties met jaar waarop voor het eerst gebroed is. Biotoop Open tot halfopen landschappen met verspreid voorkomende bomen waarbij de vegetatie op de grond niet te hoog is vormen het ideale landschap voor de soort. In deze gebieden zijn met name de vochtige, laagliggende terreinen en rivierdalen die omgeven zijn door natte weilanden en hooilanden, bijzonder geschikt. De Ooievaar prefereert ruigere, matig bemeste, extensief gebruikte graslanden omdat daar de favoriete prooisoorten voldoende voorhanden zijn: muizen, mollen, kikkers, grote insecten en regenwormen (ook veel in intensief grasland aanwezig). Ook vissen, jonge hazen en weidevogels worden echter gegeten. De afstand van nest tot voedselgebied moet liefst niet groter zijn dan 2,3 kilometer. Afwisseling in biotoop, (hoog-laag en nat-droog) is belangrijk omdat dat garant kan staan voor variatie in het voorkomen van prooidieren. In de kuikenfase zijn met name zachtere prooien zoals regenwormen van groot belang. Intensief gebruikte graslanden zijn tijdens en direct na het maaien in trek. Het lage broedsucces in de beginperiode (vóór 2005 lager dan 2,0 uitvliegende jongen per succesvol paar) staat volgens onderzoek rechtstreeks in verband met de geringe

kwaliteit van de voedselbiotoop. Vanaf 2008 ligt het broedsucces boven de 2,0 en sinds 2010 zelfs rond de 3. De uitruil van agrarische percelen in het buitendijkse gebied heeft hier mogelijk ook aan bijgedragen. Betrouwbare gegevens over het broedsucces zijn moeilijk te geven omdat de gegevens, met name voor het Nederlandse deel onvolledig zijn en omdat het om een (nog) gering aantal data gaat. Voor de Duitse Düffel zijn exacte gegevens overigens wel voorhanden. Veranderingen Tot 2000 Uit het verre verleden zijn broedgevallen bekend van het kasteel in Well tot 1902 en van een paalnest in Middelaar jaarlijks tot en met 1913. In het eerste decennium van de 20 ste eeuw waren er in de Duitse Düffel broedparen in Wyler, Kranenburg, Zyfflich, Rindern, Keeken, Griethausen en Salmorth. In Niel en Mehr waren er elk zelfs 6. In totaal zo n 20-25 broedparen. In 1922 was dat gedaald tot 7 en in 1933 was er nog maar 1 paar in Zyfflich. Later, van 1944 tot 1947, broedde één paar in Scheffenthum. Daarna niets meer. Deze neergang zou voornamelijk veroorzaakt zijn door de ingrijpende verlaging van het grondwaterpeil (als onderdeel van de algehele intensivering van het agrarisch grondgebruik) en de aanleg van hoogspanningsleidingen en andere bekabeling ( Verdrahtung der Landschaft ) die in toenemende mate slachtoffers eiste. In het aangrenzende Nederlandse deel (Duffelt en Ooijpolder) zijn geen broedparen bekend uit de vorige eeuw. Wel zat er een paar in Lent (tot en met 1941) en bij Gendt (tot en met 1942). Vermoedelijk zullen er ook broedparen zijn geweest in het Land van Maas en Waal maar alleen uit Druten is broeden met zekerheid bekend (1934 en 1937-1942). Uit het Land van Cuijk zijn geen broedparen uit de vorige eeuw bekend. 2000-heden Dit magere beeld uit de vorige eeuw is toch wel drastisch veranderd met de komst van het Nederlandse herintroductieprogramma dat vanaf 1969 langzaam begon te lopen en aan het eind van de 20 e eeuw voor een enorme comeback zorgde. Daarnaast zijn ook vogels betrokken uit Duitsland en Frankrijk. De huidige broedvogels in het werkgebied zijn voor het merendeel (nog) afkomstig van deze programma s. Intrigerend in dit verband was de waarneming van vier Ooievaars die in juni 1965, dus nog vóór de herintroductie, op Salmorth aan enige nestbouw zouden zijn begonnen. Vanaf 1979 werden weer regelmatig Ooievaars in het werkgebied gezien maar broedgevallen leverde het aanvankelijk niet op. Op 19 juli 1982 werd het eerste paalnest door de VWG geplaatst o.l.v. Wim Schurink nabij het Zevenmetergat langs de Kerkdijk in de Ooijpolder. In 1989 werden twee nestplatformen opgericht door Dr. Wolfgang Pilz aan het Duitse Wylermeer. Daarna volgde de bouw in Zyfflich.

16 14 12 10 Nederland Duitsland 8 6 4 2 0 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 Fig 2: Broedgevallen in het Duitse en Nederlandse deel van het werkgebied. In 1995 werd het eerste broedgeval weer genoteerd in het Duitse Zyfflich (pas succesvol in 1996). Daarna verschenen broedparen in Keeken (2001), Kranenburg (2006), Wyler (2008), Wardhausen (2009), Bimmen (2010) en in 2011 een tweede nest in Kranenburg. In Nederland begon de ontwikkeling in 1998 met een nest langs de dijk in Deest. Daarna volgden de Ooijpolder - Paardenwei (1999), Gennep (2000), Kekerdom (2004), De Vilt bij Beugen (2007), de Staartjeswaard bij Beuningen (2009), Leuth (2010) en tenslotte de Ambtswaard in Bemmel (2012). Overigens werden niet al deze locaties sinds de vestigingsdatum jaarlijks bezet. 35 30 25 Nederland Duitsland 20 15 10 5 0 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 Figuur 3: Uitgevlogen jongen in het Duitse en Nederlandse deel.

Voorkomen buiten de broedtijd Trektijd Normaal gesproken trekken Ooievaars eind augustus weg uit hun broedgebieden en meestal zijn ze in de eerste weken van april weer terug. Vooral in het najaar kunnen grote groepen op trek worden waargenomen. Sinds 2006 worden jaarlijks wel groepen van meer dan 50 vogels gemeld. 83 ex. overvliegend naar zuid op 15 september 2011 Trektelpost Maldens Vlak 75 ex. overvliegend naar zuid op 6 augustus 2006 Nijmegen Kolping 63 ex. overvliegend op 17 september 2010 Groesbeek De Bruuk De Nederlandse Oooievaars overbruggen doorgaans in 2 à 3 weken via de Straat van Gibraltar de afstand naar de westelijke Sahel waar ze vooral in de noordelijke grassteppe of de direct daaronder gelegen akkerbouwzone van de droge savanne overwinteren. Sinds 1970 kiezen in toenemende mate Ooievaars voor overwintering in Noord Afrika (Marokko en Algerije) en zelfs in Zuid-Europa (Iberisch schiereiland en Zuid-Frankrijk). De overlevingskansen van Ooievaars in de winterperiode in de Sahellanden en op de trek terug worden sterk beïnvloed door de neerslaghoeveelheden aldaar. De afname van de jachtdruk tijdens de trek sinds 1980 heeft het grotere aantal slachtoffers van de toegenomen hoeveelheid hoogspanningsmasten weten te compenseren. Er zijn twee terugmeldingen van in het werkgebied geringde Ooievaars. Op 18 juni 2011 werden nestjongen door Holmer Vonk geringd in Leuth en Kekerdom. Een exemplaar werd 81 dagen later in Ophemert (41 km) dood gevonden. Een andere vogel werd als draadslachtoffer 68 dagen later gevonden in de Franse Poitou- Charente (756 km). Op 7 augustus 2008 werd net ten westen van Beuningen een groep van liefst 100 Ooievaars waargenomen. Een derde deel daarvan bevond zich in een weiland aan de grond en de overigen in de lucht. Op 14 september 2011 werden ca. 100 Ooievaars waargenomen die boven Lent afzeilden richting Oosterhout. Het zijn de grootste groepen die ooit gezien werden. Winter Het aantal overwinterende Ooievaars is vooral na 2002 sterk gestegen. Een aantal broedparen (individueel herkenbaar dankzij de ringen) blijkt ook in de winter in de buurt van het nest aanwezig te zijn. De Nederlandse broedvogels, en dus ook die in ons werkgebied, zijn voor het merendeel afkomstig uit reïntroductieprogramma s in Nederland of aangrenzende delen van Duitsland. Adulte projectvogels vertonen doorgaans geen trekgedrag en overwinteren hier of slechts iets zuidelijker. Hun jongen vertonen veelal normaal trekgedrag en gaan tot in West-Afrika. Toch ligt deze kwestie gecompliceerder. Ooievaars zijn behoorlijk opportunistisch. Zeker in zachte winters kunnen Ooievaars zelf goed voedsel bemachtigen. Bij strengere winters vallen ze meer terug op makkelijk bereikbaar voedsel bij partikulieren, dierentuinen en bij ooievaarsstations. Er zijn Ooievaars die in de zomer gebruik maken van plekken waar wordt bijgevoerd maar die toch op trek gaan. Er zijn er ook die in de broedperiode onafhankelijk zijn van bijvoeren en vervolgens in Nederland overwinteren. Er zijn zelfs Ooievaars die het ene jaar wel en het andere jaar niet op trek gaan. Waar Ooievaars de keus op baseren om wel of niet op trek te gaan is niet bekend. Het heeft ongetwijfeld iets met het voedselaanbod te maken maar er zijn ook andere factoren in het spel.

Er is een groot verschil in trekgedrag tussen broedvogels en jongen. Landelijke cijfers uit 2010 geven aan dat van de broedvogels 65% op trek gaat terwijl dat voor de jongen op bijna 100% ligt. Terugkijkend vanaf de eerste wintertellingen (2001) concludeert STORK dat het percentage overwinteraars onder de broedvogels is afgenomen van 50% naar 35%. Min of meer vaste overwinteraars tot nu toe zijn de vogels van Boven-Leeuwen, Groesbeek-De Horst, Ooijpolder-Paardenwei, Beugen, Kekerdom, Kranenburg, Wardhausen en Rindern. Het pionierpaar van Zyfflich (Jan en Marie) lijkt inmiddels gestorven. Andreas Barkow van NABU schat (mededeling per email) dat in 2011 de helft van de huidige broedparen van de Düffel (9-10 paar) overwintert (dus 4-5 paar). 16 14 12 overwinteraars broedgevallen 10 8 6 4 2 0 2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001 2000 1999 1998 1997 1996 1995 Figuur 4: Aantal broedgevallen en overwinteraars in de periode 1995 2011. Toelichting bij de grafiek: Voor het vaststellen van het aantal overwinteraars is alleen gekeken naar vogels aan de grond die werden waargenomen in de maanden december, januari en februari. Het jaartal 1995 heeft betrekking op het aantal overwinteraars in de winter 1995/96. Let op 1 territorium betreft 2 vogels. In de figuur is te zien dat het toenemend aantal broedgevallen aanvankelijk ook leidt tot een toename van het aantal overwinterraars. De verrassende dip in het aantal overwinteraars in 2001-2003 wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een geringe waarnemersinspanning in het Duitse deel van het werkgebied. Als we bedenken dat er twee vogels gemoeid zijn met één broedgeval dan blijkt dat vanaf 2007 niet alle broedvogels meer in de winter in het werkgebied blijven. De verwachting dat de nazaten, in toenemende mate, weer het traditionele trekgedrag van wilde vogels zouden gaan vertonen waarbij het merendeel de winter doorbrengt in West-Afrika lijkt door deze cijfers te worden bevestigd en is voor de Nederlandse situatie ook bewezen. De reïntroductieprogramma s zijn gestart in 1969 maar sinds kort is men gestopt met het fokken en uitzetten van Ooievaars. Ook het bijvoeren wordt afgebouwd. Het ligt dan ook in de lijn der verwachtingen dat het aantal overwinteraars op den duur zelfs weer zal gaan dalen.

Verspreidingskaart Ooievaar 2000 2011 Voor een actuele verspreidingskaart klik op onderstaande link: http://nijmegen.waarneming.nl/soort/maps/7?from=2000-01-01&to=2030-12- 31&grid=1000&only_valid=0 De geringe presentie in de Duitse Düffel wordt veroorzaakt doordat relatief weinig vogelaars hier kijken en relatief ook veel gedane waarnemingen buiten Waarneming.nl terecht komen. Overige wetenswaardigheden Dat het mooiste paalnest niet altijd het meest aantrekkelijke hoeft te zijn voor een Ooievaar bleek mij toen ik in Arnhem Meinerswijk twee Ooievaars het kostbare nieuwgeplaatste daknest (een pronkstuk) op de steenfabriek opzichtig zag mijden terwijl ze wel volop belangstelling toonden voor een zeer aftands paalnest dat 30 meter verderop stond weg te rotten. In het jaar 2000 deden voor het eerst Ooievaars een poging op het oude gemeentehuis van Gennep. Een nest werd gebouwd en 4 eieren kwamen uit alhoewel één jong op de eerste dag stierf. Toen de deken van Gennep op 19 mei vanuit een hoogwerker de resterende jongen wilde zegenen, bleken ze gestorven, waarschijnlijk door onderkoeling tijdens een plotselinge weersverslechtering. Een ander leuk weetje is dat de juvenielen in Zyfflich jaarlijks geringd worden en dan de naam krijgen van kinderen van de plaatselijke kleuterschool. Deze zijn op de onderstaande foto herkenbaar aan de oorkondes die ze in een korte plechtigheid overhandigd kregen. Zo betrekken ze de locale bevolking daar dus bij hun vogels.

Literatuur van den Bergh L.M.J., Gerritse W.G., Hekking W.H.A., Keij P.G.M.J. & Kuyk F. 1979. Vogels van de Grote Rivieren. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. van den Bergh L., van Leeuwen J., Möller D., Müskens G., Thissen J. & Visser D. 1985. Die Vögel der Düffel im Kreise Kleve. Beiträge zur Avifauna des Rheinlandes. Heft 24 1986. Düsseldorf. p 32 Brouwer P., Gorissen R., Hagemeijer W. & Helmer W. 1985. Vogels van de Ooypolder. Van Hoorn Nijmegen. pp 77-78 Hendriks R., Hornman M., Pahlplatz R. & van der Weide M. 2001. Vogels in het Land van Cuijk. Vogelwerkgroep Rijk van Nijmegen en omstreken, Nijmegen. pp 136-137 http://www.niederrheinstoerche.de/ Hustings F., van der Coelen J., van Noorden B., Schols R. & Voskamp P. 2006. Avifauna van Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht. pp 101-102 SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. pp 86-87 STORK website: www.ooievaars.eu Thissen J. Ongepubliceerd cijfermateriaal Thissen J. De Ooievaar als broedvogel in de Gelderse Poort in 2004. in Mourik 2004-2 pp. 22-24 Vogeltrekstation Wageningen. Ringgegevens (veelal afkomstig van STORK)

Voorbergen A. & Voslamber B. 2003. Mogelijkheden ter verbetering van het voedselbiotoop van de Ooievaar (Coconia ciconia) in de Gelderse Poort. SOVONinformatierapport 2003/13. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen Zwarts L., Bijlsma R.G., van der Kamp J. & Wymenga E. 2009. Living on the edge: Wedlands and birds in a changing Sahel. KNNV Publishing, Zeist, The Netherlands. Chapter 20 White Stork Ciconia ciconia pp. 252-265