Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder Standdaarbuiten, BRO, projectnummer 211x04958, d.d. 22 maart 2011;



Vergelijkbare documenten
RAPPORT Vooronderzoek conform NEN5725 Markt 5, Standdaarbuiten AM10071

Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten:

Verantwoording groepsrisico gemeente Roosendaal Bestemmingsplan Landgoed Ottermeer

Inleiding. Situering. De situering van het geplande asielzoekerscentrum is in onderstaande figuur weergegeven.

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Verantwoording groepsrisico bestemmingswijziging Rembrandtlaan 25

Verantwoording groepsrisico

ADDENDUM Verkennend bodemonderzoek Kanaalweg (ong.) Griendtsveen AM

Verantwoording groepsrisico gemeente Roosendaal Bestemmingsplan Wouwse Plantage

Verantwoording groepsrisico bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, incl. advies brandweer;

Risicoanalyse transport spoor

Historisch bodemonderzoek conform NEN5725 tevens vooronderzoek naar asbest. voor een perceel gelegen aan

Rapportage advies externe veiligheid

Pierikstraat 11 te Gaanderen Rozenhagelaan 18a (De Overtuin) te Velp. Gemeente Doetinchem. Gemeente Rheden

Memo. Inleiding. Beleidskader

: Quickscan Flora en Fauna, Dijkstraat 23 te Gendt

Externe Veiligheid bestemmingsplan ABC Liendert

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Bestemmingsplan Verdistraat 53 Amersfoort. : Gemeente Amersfoort, mevrouw N. Ludeking

Nieuwe bedrijfslocaties

Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen

RAPPORT Vooronderzoek conform NEN5725 Mgr. Verstraelenstraat (ong.) Sevenum AM10313

BEOORDELING Exter n e v e i l i g h e i d B e s t e m m i n g s p l a n Z u i d - W e s t, L e i d e r d o r p 2 1 d e c e m b e r

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Externe Veiligheid bestemmingsplanherziening Kavel 15 Vathorst (Ierse Pond)

Externe Veiligheid. Bestemmingsplan Aldi Zwaanplein

RAPPORT Vooronderzoek Heinsbergerweg 20 te Montfort, gemeente Roerdalen

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

Verkennend natuurwaardenonderzoek

Notitie. Onderzoek externe veiligheid Lelystad bestemmingsplan Stadsrandgebied. 1 Inleiding

EV rapportage N983 - Rondweg Aduard

Goirle, Vennerode. Onderzoek externe veiligheid. Auteur(s) drs. M. de Jonge. Opdrachtgever Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

vooronderzoek Eindhovensebaan 9c te Nederweert

B.R01. IJsselstein Clinckhoeff - onderzoek externe veiligheid Bunnik Projekten in IJsselstein. datum: 10 oktober 2013

QUICK SCAN FLORA EN FAUNA. Heilleweg 21 te Sluis

Risico-inventarisatie Boekels Ven

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid bestemmingsplanherziening Kavel 15 Vathorst (kavel Vahstal) : Gemeente Amersfoort, mevrouw C.

Planlocatie Nuland Oost te Nuland

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico

Aanleiding van het onderzoek Wat is een quickscan

Rapport. Venderstraat 5 te Haler B1416. Bergs Advies BV Leveroyseweg 9A 6093 NE Heythuysen dhr. N. Maes. Definitief

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Risicoberekeningen spoor Den Bosch Stationskwartier Locatie F

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen N388 Bestemmingsplan Kalkovens en vissershuisje Zoutkamp

Externe Veiligheid 47 extra woningen Vathorst

Externe veiligheid. Algemeen

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan De Geer. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen

Bestemmingsplan Kern Roosteren. Teksten t.b.v. verantwoording groepsrisico

: RUD Utrecht. Externe Veiligheid Omgevingsplan Laak 2B en Velden1F. : Gemeente Amersfoort, mevrouw C. Heezen. : de heer R. Polman

: De heer H. Draaisma : Postbus 126 : 2200 AC Noordwijk

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Risicoanalyse vervoer gevaarlijke stoffen provinciale weg N 996 en Spoorwegtraject Sauwerd Delfzijl te Loppersum

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 17 september P. Coenen-Stalman

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax

Verantwoording groepsrisico plan Businesspark Midden-Limburg te Echt-Susteren

Externe Veiligheid bestemmingsplan Tolboomweg 9 en 16 te Terschuur

:Natuurtoets Beneluxstraat 4, Oisterwijk

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

BIJLAGE 4 Externe veiligheid

memo betreft: Quickscan externe veiligheid, Westzijde , Zaandam, ons kenmerk

Herstructurering Biedermeier Mariaberg te Maastricht Quickscan externe veiligheid. Datum 19 december 2012 Referentie

Intern memo. Projectteam Uitwerkingsplan Almere Poort - Duin 1e fase. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello

BRANDWEER. Telefoon (050) Fax (050) Telefoon (050) Bijlage(n) Ons kenmerk HV Uw kenmerk n.

Verantwoording Groepsrisico bestemmingsplan Buitengebied Drimmelen (dd )

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Externe veiligheid en 20 woningen Noordwolderweg te Bedum

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 29 januari 2015

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

BEOORDELING EXTERNE VEILIGHEID. Plan nieuwbouw school Plein. Gemeente Kerkrade

Bijlage Verantwoording externe veiligheid behorende bij het projectbesluit Koningin Regentesselaan te Roermond. Externe veiligheid

Externe veiligheid en verdubbeling / verbreding N366

Externe Veiligheid haalbaarheidstoets Stationsstraat short stay appartementen

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Externe Veiligheid beheersverordening Prins Hendrikpark te Baarn

Quickscan externe veiligheid Centrum Vught e.o. Kwalitatieve beschouwing relevante risicobronnen

Verantwoording groepsrisico. Bestemmingsplan VOSKO, Goudse Poort gemeente Gouda

Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Markland-college Zevenbergen

Ten behoeve van besluitvorming omtrent de mogelijk te maken ruimtelijke ontwikkeling is onderzoek verricht naar het aspect externe veiligheid.

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING SCHOOLLOCATIE PASTOOR COOLENPLEIN/ ST. JANSTRAAT STANDDAARBUITEN

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Intern memo. Projectgroep bestemmingsplan Youri Egorovweg. Archief afdeling Ruimte en Wonen. Gert-Jan van de Bovenkamp

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Risicoberekening vervoer gevaarlijke stoffen Randweg Zundert

Bijlage 1 Advies brandweer Veiligheidsregio Haaglanden

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Notitie verantwoording groepsrisico bestemmingsplan Maasboulevard.

Bijlage Verantwoording externe veiligheid behorende bij het bestemmingsplan Oude Baan 6-8 te Swalmen

Quickscan externe veiligheid Landgoed 'Klein Wolfswinkel' te Renswoude

Datum : 24 januari : Frederik Stouten. : Marcel Scherrenburg. Betreft : Paragraaf externe veiligheid BP Valburg Zuid.

Plattelandmuseum Roosendaalseweg 39 te Sint Willebrord Externe Veiligheid. Datum 27 juni 2012 Referentie Uw referentie AM12173

Notitie 1. Inleiding

Transcriptie:

Bijlage 6: Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder Standdaarbuiten, BRO, projectnummer 211x04958, d.d. 22 maart 2011;

Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten Datum : 22 maart 2011 Opdrachtgever : Gemeente Moerdijk Ter attentie van Projectnummer : Dhr. L. Willems : 211x04958 Opgesteld door i.a.a. : P. Maas : G. Schalken 1. NATUURWAARDENONDERZOEK 1.1 Natuurbescherming In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ff-wet) in werking getreden. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn die de bescherming van soorten betreft geïmplementeerd. Op basis van de Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te verkrijgen in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Daarnaast geldt voor alle in het wild levende planten en dieren de Zorgplicht. Dit houdt in dat handelingen die niet noodzakelijk verband houden met het beoogde doel, maar nadelig zijn voor de flora en fauna achterwege moeten blijven. Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten 1

Fig. 1. Globale begrenzing plangebied (luchtfoto gemeente Moerdijk) Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten 2

1.2 Beschrijving van het plangebied en aanleiding natuuronderzoek 1.2.1 Ligging van het plangebied Het plangebied is gelegen in het noordelijk deel van de kern Standdaarbuiten (gemeente Moerdijk). Het plangebied grenst aan de nieuwbouwwijk De Vlinderbuurt. Op basis van het bestemmingsplan Vlinderbuurt 2001 is gestart met de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk De Vlinderbuurt in het noordelijk deel van de kern Standdaarbuiten (gemeente Moerdijk). Delen van de wijk, zoals de Dansvlinder, Citroenvlinder, Wintervlinder en de Vuurvlinder, zijn reeds afgerond. Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Vlinderbuurt (2001), vastgesteld door de gemeenteraad van Moerdijk op 25 april 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 juli 2002. Echter, de voorgenomen ontwikkeling met betrekking op de bouw van enkele woningen inclusief ontsluitingsstructuur moet nog gerealiseerd worden. De globale begrenzing van het plangebied is te zien in figuur 1. Allereerst zal gestart worden met de ontwikkeling van 10 starterswoningen, inclusief infrastructuur. Hiervoor zal een omgevingsvergunning aangevraagd worden. Het plangebied wordt grotendeels omringd door woonbebouwing. Ten oosten, ten zuiden en ten westen van het plangebied is de nieuwbouwwijk Vlinderbuurt gelegen. De Vlinderbuurt betreft de meest recente uitbreidingswijk van Standdaarbuiten. De woonwijk is voor een groot gedeelte reeds gerealiseerd. De Vlinderbuurt is een ruimopgezette wijk, met veelal vrijstaande bebouwing bestaande uit twee bouwlagen en een kap. Centraal in de wijk is een groenzone met waterpartij aangelegd. Het noordelijk deel van de Vlinderbuurt moet nog ontwikkeld worden. Hier maakt onderhavig plangebied onderdeel van uit. Direct grenzend aan het plangebied zijn aan de zuidzijde een 10-tal bomen aanwezig. Aan de zuidwestzijde wordt het plangebied direct begrensd door de achtertuinen van de woningen aan de Dokter Spoelstraat. In de achtertuinen zijn enkele bomen en sierheesters. Het plangebied is in de huidige situatie geheel onbebouwd. 1.2.2 Aanleiding van het onderzoek Bij ruimtelijke ingrepen zoals nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Onderhavige ontwikkeling is gelegen in het bestemmingsplan Vlinderbuurt 2001 1. Voor het plangebied is eerder in 2000/2001 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Hierin is aangeduid dat er geen beschermde dier- of plantensoorten aangetroffen zijn. De gemeente Moerdijk geeft aan dat het agrarische gebruik van de gronden in de loop van de jaren niet is gewijzigd, waardoor zij verzekeren dat er geen veranderingen zijn opgetreden ten aanzien van het aspect flora- en fauna. Echter, doordat het onderzoek in 2008 heeft plaatsgevonden zijn de gegevens van dit onderzoek inmiddels gedateerd geraakt. 1 Bestemmingsplan Vlinderbuurt 2001 Standdaarbuiten, vastgesteld door de raad op 25-04-2002 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18-07-2002 Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten 3

1.3 Methode van toetsing In de quick-scan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze werkwijze vloeit voort uit de Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen van het Ministerie van LNV van september 2009. Het doel van dit onderzoek is een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken, het grondgebruik en de mogelijke natuurwaarden binnen het plangebied. Om een beeld te verkrijgen van de natuurwaarden op de locatie is op 17 maart 2011 een veldbezoek gebracht aan het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht. 1.4 Resultaten natuuronderzoek Natuurbeschermingswet: Het plangebied ligt ver buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden. In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied liggen geen wettelijk beschermde Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebied is het Natura 2000-gebied Hollands Diep en ligt op ongeveer 7,5 km afstand van de locatie. Over deze afstand zijn negatieve effecten op beschermde natuurgebieden redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit het project hoeft geen rekening te worden gehouden met wettelijke gebiedsbescherming. Ecologische Hoofdstructuur: Het plangebied valt ook buiten de door de Provincie Noord-Brabant aangewezen natuurgebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Vanuit provinciaal beleid hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met de planologische bescherming van natuurwaarden. Flora: In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en braakliggend. Binnen het plangebied zijn geen noemenswaardige soorten aanwezig. Ook aan de randen van het plangebied en rondom worden deze niet verwacht (het gaat om een intensief gebruikte akker ten noorden van het plangebied en aanwezige tuinen van de woningen rondom het plangebied). De aanwezigheid van bijzondere en beschermde soorten zijn dan ook niet te verwachten. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft er geen rekening gehouden te worden met beschermde plantensoorten. Zoogdieren: Er kunnen enkele algemeen beschermde diersoorten van beschermingsniveau 1 op enige wijze in het gebied voorkomen, zoals Konijn. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op basis van algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van grondgebonden strenger beschermde soorten, zoals Eekhoorn en Steenmarter, op deze locatie redelijkerwijs uit te sluiten. Door de afwezigheid van gebouwen en bomen binnen het plangebied én geschikte bomen buiten het plangebied is het voorkomen van vleermuizen binnen het plangebied uitgesloten. Het plangebied is verder naar verwachting geen significant onderdeel van een foerageergebied van vleermuizen in de omgeving en door de ligging vormt het gebied daarnaast geen lijnstructuur waar als vliegroute van gebuikt gemaakt wordt door vleermuizen. Vogels: Vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen volgens de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten van het Ministerie van LNV uit 2009 zijn in en rondom het plange- Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten 4

bied redelijkerwijs niet te verwachten. Door de ligging van het gebied worden ook geen grondbroedende vogelsoorten verwacht, het terrein is daarnaast in gebruik als hondenuitlaatveld. Overige diersoorten: Het voorkomen van vissen in het plangebied is uitgesloten vanwege het ontbreken van water. Als landbiotoop voor amfibieën en reptielen is het plangebied door de aanwezige verhardingen en afwezigheid van schuilplaatsen niet geschikt. Derhalve zijn negatieve effecten op deze soortgroepen redelijkerwijs niet te verwachten. Voor beschermde ongewervelde soorten, heeft het plangebied weinig waarde door het ontbreken van geschikte biotopen. Deze diersoorten stellen namelijk zeer specifieke eisen aan hun leefomgeving. Negatieve effecten op deze soortengroep zijn derhalve redelijkerwijs uit te sluiten. 1.5 Conclusie en aanbevelingen Door de ontwikkeling van woningen in het plangebied zullen er, gezien de geringe oppervlakte van het terrein en de huidige situatie (open en braakliggend veld; in gebruik als hondenuilaatveld ), geen bijzondere of beschermde natuurwaarden verloren gaan. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde soorten. Natuurwaardenonderzoek Zomervlinder te Standaardbuiten 5

Bijlage 7: Vooronderzoek conform NEN5725 Markt 5, Standdaarbuiten, Aeres Milieu, d.d. 7 april 2010, projectnummer AM10071;

RAPPORT Vooronderzoek conform NEN5725 Markt 5, Standdaarbuiten AM10071 Opdrachtgever BRO - Boxtel Postbus 4 5280 AA BOXTEL Projectnummer Aeres Milieu projectnummer AM10071 Status rapport Definitief Autorisatie Opsteller rapport: paraaf datum ing. B.W. Buizer 7 april 2010 Kwaliteitscontrole: paraaf datum ing.t.k.p.g. Thijssen 7 april 2010.

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 3 1. INLEIDING 5 2. VOORONDERZOEK 7 2.1 Inleiding... 7 2.2 Topografische beschrijving... 7 2.3 Historisch overzicht en omgeving... 7 2.4 Dossieronderzoek... 8 2.5 Asbest... 9 2.6 Omgeving van de onderzoekslocatie... 9 2.7 Bodemopbouw en geo(hydro)logie... 9 2.8 Beschrijving van de onderzoekslocatie... 10 2.9 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie... 10 2.10 Onderzoekshypothese... 10 3. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 11 Bijlagen: 1 Topografische overzichtskaart 2 Kadastrale situatie 3 Foto s onderzoekslocatie 4 Tekeningen

Pagina 2 van 11

Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071 SAMENVATTING Algemeen Projectnummer : AM10071 Opdrachtgever : Gemeente Moerdijk Aanleiding onderzoek : Bestemmingsverandering Soort onderzoek : Vooronderzoek conform NEN5725 Adres onderzoekslocatie : Markt 5, Standdaarbuiten Gemeente : Moerdijk Kadastrale registratie : Sectie D nr. 3005 en 1434 RD-coördinaten : X = 94.556 / Y = 402.760 Oppervlakte onderzoekslocatie : Circa 720 m² Peil maaiveld : Circa 1,3 meter + NAP Peil grondwaterpeil : Circa 0,7 meter + NAP Onderzoekshypothese Hypothese conform NEN5740 : verdacht Conclusie en aanbevelingen In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu in maart 2010 een vooronderzoek uitgevoerd conform NEN5725 Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek op de locatie Markt 5 te Standdaarbuiten. Op basis van de verzamelde historische informatie zijn op de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten uit het verleden aan te wijzen. Deze locatie kan als mogelijk verdacht worden beschouwd. Er bestaat mogelijk een belemmering voor de toekomstige bestemming. De resultaten van dit vooronderzoek geven, ons inziens, aanleiding tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de waarschijnlijke locatie van het voormalig afleverpunt minerale brandstof en de ondergrondse opslagtank voor deze brandstof. Pagina 3 van 11

Pagina 4 van 11

Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071 1. INLEIDING In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu B.V. een vooronderzoek uitgevoerd op de locatie: Adres onderzoekslocatie : Markt 5, Standdaarbuiten, gemeente Moerdijk Kadastrale registratie : Standdaarbuiten, Sectie D nrs. 3005 en 1434 Oppervlakte onderzoekslocatie : circa 720 m 2 Bestemmingsplan : Centrum Standdaarbuiten, functie Horeca Op onderstaande luchtfoto is de situering van het perceel weergegeven. [Bron: Virtual Earth] Luchtfoto met globale begrenzing onderzoekslocatie. Het vooronderzoek wordt uitgevoerd conform de richtlijnen van de NEN 5725 van het Nederlands Normalisatie-Instituut. In dit vooronderzoek wordt het volgende beschreven: a. algemene gegevens; b. het voormalige gebruik van de onderzoekslocatie; c. het toekomstige gebruik van de onderzoeklocatie; d. de directe omgeving van de onderzoekslocatie; e. de bodemopbouw en de diepte en stroming van het freatisch grondwater. Pagina 5 van 11

De benodigde gegevens zijn uit de volgende bronnen verzameld: - terreinbezoek; - overleg met eigenaar en/of gebruikers van het terrein; - informatie van de Gemeente Moerdijk; * afdeling VROM (milieu- en bouwvergunningen, bestemmingsplan, bodemrapporten e.d.); - Bodembeheerplan gemeente Moerdijk, 2005 - Provinciaal Grondwaterplan; - Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant; - Bodemkaart van Nederland; - Bodemloket; - DINO-loket, informatie over de Nederlandse ondergrond; - NAP informatie; - Kadaster; - Informatie van het Waterschap Brabantse Delta - Topografische Atlassen; - Historische Atlassen; - Overige documenten (zoals bouwtekeningen, voormalige ondergrondse brandstoftanks, etc.); - Grondboringen met zintuiglijke beoordeling. Aanleiding De aanleiding voor het uitvoeren van dit vooronderzoek is de herontwikkeling op de onderzoekslocatie. Doel Doel van het vooronderzoek is om op basis van de onderzoeksgegevens vast te stellen of er sprake is van een mogelijke verontreiniging van de bodem met stoffen die een belemmering kunnen vormen met het oog op het voorgenomen gebruik. Indien hiertoe geen aanwijzingen zijn kan de onderzoekslocatie als onverdacht worden beschouwd waardoor een volledig verkennend bodemonderzoek conform de richtlijnen van de NEN5740 achterwege kan blijven. Onderzoek Aeres Milieu B.V. heeft geen binding met de opdrachtgever en de onderzoekslocatie anders dan als onafhankelijk onderzoeksbureau. Pagina 6 van 11

Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071 2. VOORONDERZOEK 2.1 Inleiding De in paragraaf 2.1 t/m 2.6 opgenomen informatie is afkomstig van/uit: Terreininspectie; Archiefonderzoek gemeente Moerdijk; Het Bodemloket; Voormalige en huidige eigena(a)r(esse) en bewoners. De onderzoekslocatie is op dit moment bebouwd met een (voormalige) horecagelegenheid met tuin. De grenzen van het gebied voor vooronderzoek worden gevormd door de aangrenzende percelen van de onderzoekslocatie tot maximaal 50 meter er vandaan. 2.2 Topografische beschrijving De onderzoekslocatie is gelegen aan de Markt 5 in het centrum van Standdaarbuiten. Kadastraal is de locatie bekend onder Standdaarbuiten Sectie D, nr. 3005 en 1434. Volgens het coördinatenstelsel van de Rijksdriehoekmeting (R.D.) is X = 94.556 / Y = 402.760 Zie bijlage 1 voor een topografisch overzicht en bijlage 2 voor de kadastrale situatie. 2.3 Historisch overzicht en omgeving Uit kaartmateriaal van de Grote Historische Topografische atlas van Noord-Brabant, kaartblad 622 (verkend in 1908), is af te leiden dat de onderzoekslocatie en omgeving in die tijd al bebouwd zijn. Bron: Grote Historische Topografische Atlas Noord-Brabant (kaartblad 622) Pagina 7 van 11

2.4 Dossieronderzoek Op 15 maart 2010 is contact opgenomen met de afdeling milieu van de gemeente Moerdijk voor het verkrijgen van historische informatie. In het gemeentelijk archief was slechts één dossier omtrent Markt 5 te Standdaarbuiten aanwezig. Het betreft een Hinderwet dossier d.d. 16 mei 1957 de aanvraag voor het oprichten van een (benzine) pompinstallatie met een ondergrondse tank met een inhoud van 3.000 liter Zie bijlage 4. Uit gesprekken met de huidige eigenaresse (die het pand sinds 1989 bewoont) en de voormalige eigenaar is op te maken dat de bestaande bebouwing in 1946 is gerealiseerd en lang als horeca gelegenheid heeft gefunctioneerd. Aan de noordwestzijde op het perceel heeft vanaf 1957 een afleverzuil voor minerale brandstof gestaan en een ondergrondse opslagtank voor deze brandstof gelegen. In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, is de tank, het afleverpunt en bijbehorende pijp- en installatiemateriaal gereinigd, verwijderd, afgevoerd en verschroot. Aansluitend is een bodemonderzoek ter plaatse uitgevoerd. Het resultaat van het bodemonderzoek heeft aangetoond dat ter plaatse geen verontreinigingen zijn aangetroffen. Alleen is, ondanks alle zoekwerk bij de huidige eigenaresse alsmede bij de vorige eigenaar, geen tanksaneringscertificaat en /of rapportage van het bodemonderzoek voorhanden. Uit informatie van het Bodemloket en het gemeentelijk Bodembeheerplan van de gemeente Moerdijk blijkt op de locatie geen bodemsaneringen hebben plaats gevonden. Ook zijn geen bodemonderzoeken bekend. Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Moerdijk heeft het centrum van Standdaarbuiten de Bodemkwaliteitszone B: licht verontreiniging door langdurige menselijke activiteiten in binnen stedelijk gebied. Verdere relevante dossiers voor dit vooronderzoek zijn niet beschikbaar. Voor zover bekend hebben zich op de onderzoekslocatie geen calamiteiten voor gedaan. 2.5 Asbest Conform de NEN 5707 (Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond)) is er sprake van een asbestverdachte locatie indien er sprake is van één of meer van de hieronder beschreven activiteiten of gebeurtenissen: - de eventuele aanwezigheid in het verleden van bedrijven, die asbesthoudende producten, apparaten of voorwerpen vervaardigen en/of verwerken; - de eventuele aanwezigheid in het verleden en/of heden van bedrijfsgebouwen (o.a. schuren), waarin (veel) asbesthoudende bouwstoffen zijn verwerkt, en of de aanwezigheid van asbestresten in de bodem en/of onder verhardingen (o.a. erven van boerderijen); - de aanwezigheid van woongebouwen, gebouwd van asbestcementplaten, dan wel in het verleden gerenoveerd met toepassing van asbestcementproducten, met een gerede kans dat asbestresten in tuinen en/of plantsoenen zijn achtergebleven; - eventuele stortingen van asbestverdachte afvalstoffen; - de kans op aanwezigheid van asbesthoudende buizen of ophooglagen in de ondergrond; - de toepassing van asbesthoudende beschoeiingen langs watergangen of in (volks)tuinen; - de (vroegere) aanwezigheid van glastuinbouw, danwel afval van kassen op of in de bodem; - er hebben in het verleden calamiteiten met asbest plaatsgevonden (asbestbrand), zonder dat de verspreid geraakte asbestresten (meteen) zijn opgeruimd. Gezien de leeftijd van de woning is het niet uitgesloten dat in het verleden asbest of asbesthoudend materiaal bv verbouwingen of aanpassingen zijn toegepast of gebruikt. Pagina 8 van 11

Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071 2.6 Omgeving van de onderzoekslocatie De onderzoekslocatie ligt in het centrum van Standdaarbuiten. De locatie wordt in het zuid-oosten begrensd door de woning (gedeeltelijk) aan de Markt. Aan de noordoostzijde ligt de openbare weg Markt en aan de zuidzijde door de openbare weg Hoogstraat. Aan de noordwestzijde ligt de openbare weg Markt Volgens het Bodemloket zijn in het verleden op locaties aan de Markt 2 en Markt 26-28 bodemsaneringen uitgevoerd. 2.7 Bodemopbouw en geo(hydro)logie De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie is schematisch weergegeven in tabel 2.1 voor het gebied Standdaarbuiten. diepte lithostratigrafie lithologie hydrogeologie [m-mv] 0-4 Formatie van Naaldwijk klei, zandig slecht doorlatend 4-5 Formatie van Nieuwkoop, veen -- Hollandveen laagpakket 5-11 Formatie van Stramproy leem, zand, zeer fijn matig doorlatend 11-51 Formatie van Waalre leem, zand, zeer fijn bovenste lagen, zeer slecht doorlatend. diepere lagen matig doorlatend Tabel 2.1: Geo(hydro)logische indeling Grondwater De stroming van het freatisch grondwater is volgens Dinoloket noordwestwaarts gericht en bevindt zich op een hoogte van circa 0,7 m - NAP. De onderzoekslocatie bevindt zich niet binnen de grenzen van een grondwaterbeschermingszone van een waterwingebied. Voor zover bekend vindt op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie geen grootschalige grondwateronttrekking(en) plaats die de stroming van het locale freatisch grondwater beïnvloed. 2.8 Beschrijving van de onderzoekslocatie Op 20 maart 2010 is een veldinspectie uitgevoerd, hierbij is gelet op het terreingebruik en de aanwezigheid van ondergrondse tanks, stookplaatsen, (half)verhardingslagen, ophogingen, storthopen, dempingen, afgravingen en asbesthoudend materiaal op het maaiveld. Op de onderzoekslocatie en de directe omgeving zijn geen potentieel verdachte locaties te onderscheiden. De tuin aan de zuid-westzijde maakt onderdeel uit van de onderzoekslocatie. De tuin is grotendeels begroeid met gras. Foto s van de onderzoekslocatie en omgeving zijn opgenomen in bijlage 3. 2.9 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie Men is voornemens voor de locatie een bestemmingswijziging te realiseren. Pagina 9 van 11

2.10 Onderzoekshypothese Gebaseerd op de verzamelde gegevens uit het vooronderzoek kan de onderzoekslocatie als mogelijk verdacht worden beschouwd. Er is een aanleiding te vermoeden dat in het verleden ter plaatse van de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Pagina 10 van 11

Vooronderzoek conform NEN5725, Markt 5, Standdaarbuiten / AM10071 3. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In opdracht van de gemeente Moerdijk heeft Aeres Milieu in maart 2010 een vooronderzoek uitgevoerd conform NEN5725 Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek op de locatie Markt 5 te Standdaarbuiten. Op basis van de verzamelde historische informatie zijn op de onderzoekslocatie bodembedreigende activiteiten uit het verleden aan te wijzen. Deze locatie kan als mogelijk verdacht worden beschouwd. Er bestaat mogelijk een belemmering voor de toekomstige bestemming. De resultaten van dit vooronderzoek geven, ons inziens, aanleiding tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de waarschijnlijke locatie van het voormalig afleverpunt minerale brandstof en de ondergrondse opslagtank voor deze brandstof. Pagina 11 van 11

Bijlage 8: Verkennend bodemonderzoek, Markiezenlaan naast nr. 33 Standdaarbuiten, Moerdijk Bodemsanering BV, d.d. 30 juni 2008, kenmerk 909.01.081.r1;

Bijlage 9: Notitie RMD, Advies EV, actualisatie kern Standdaarbuiten, d.d. 8 januari 2008;

Bijlage 10: Rapportage Actualisatie EV advies kern Standdaarbuiten, d.d. 13-01-2010;

Bijlage 11: Notitie RMD, Geactualiseerd advies externe veiligheid kern Standdaarbuiten, d.d. 15 januari 2010;

Bijlage 12: Verantwoording groepsrisico bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten, incl. advies brandweer;

Verantwoording Groepsrisico Bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten: Er is hier sprake van een ruimtelijk plan (herziening bestemmingsplan, ex. artikel 3.1. van de Wro) binnen het invloedsgebied van een risicovolle transportas, te weten de rijksweg A17 en de gemeentelijke weg Markweg, waarop de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen 2010, van toepassing is. Deze circulaire verplicht het bevoegd gezag om een beoordeling en afweging van de externe veiligheid mee te nemen bij ruimtelijke plannen die in de directe nabijheid zijn gelegen van een transportas waarover transporten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Betreffende circulaire is een voorloper van de in de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen aangekondigde wettelijke verankering van het beleid. Betreffende Circulaire legt deze verplichting eveneens op bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een bepaalde afstand tot buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het plangebied is waarschijnlijk gelegen binnen het invloedsgebied van een of meerdere buisleidingen, gelegen in de landelijke buisleidingenstraat, op meer dan 400 meter. Gezien de grote afstand, het ontbreken van een risicoberekeningmethodiek voor het transport van exoten (toxische vloeistoffen) door buisleidingen en de naar alle waarschijnlijkheid zeer beperkte invloed van de ruimtelijke ontwikkeling op het groepsrisico is de aanwezigheid van de buisleidingenstraat voor kennis aangenomen. Waar nodig is deze wetenschap op kwalitatieve wijze betrokken bij onderstaande verantwoording van het groepsrisico binnen het plangebied. Middels dit document heeft de gemeente Moerdijk invulling gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico dat, ter plaatse van het bestemmingsplan Standdaarbuiten, wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van risicovolle autowegen en buisleidingen. 1. Inleiding: 1.1. Algemeen Om te komen tot een actueel bestemmingsplan dat voldoet aan de eisen van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (nwro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en te komen tot een reductie van het aantal bestemmingsplannen is een onderzoek naar de milieuaspecten uitgevoerd. Een onderzoeksrapport naar de milieuaspecten, waaronder de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied maakt hier onderdeel van uit. In dit rapport (10-09-2008/herziening 07-01-2009), opgesteld door de regionale milieudienst West-Brabant (verder te noemen RMD) zijn de relevante externe veiligheidsaspecten behandeld. De resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen en kwalitatieve analyses, aangevuld door adviezen van de Regionale brandweer Midden- en West-Brabant (31-05-2010) en de RMD (13-01- 2010) vormen de basis voor de bestuurlijk/politieke verantwoording van het groepsrisico ter plaatse van het plangebied. Het externe veiligheidsbeleid in Nederland berust op een tweetal kwantitatieve pijlers; het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico: Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De norm in een nieuwe situatie voor kwetsbare objecten, zoals woningen, bedraagt de kans van 1 op 1 miljoen. Het gebied waarbinnen deze norm wordt overschreden wordt begrensd door de 10-6 contour. Deze norm is juridisch hard. Groepsrisico: Het groepsrisico (GR) is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Tevens wordt het groepsrisico beschouwd als maat voor de maatschappelijke ontwrichting welke kan ontstaan ten gevolge van een incident. Het gebied waarbinnen het groepsrisico dient te worden beschouwd is het invloedsgebied. 1

Het groepsrisico is niet ruimtelijk, met contouren, weer te geven. Dit maakt het groepsrisico moeilijker te bevatten. En omdat de ruimtelijke werking van het groepsrisico veelal de afstanden van de PRcontouren ruim te buiten gaat, is de omgang met het groepsrisico ook gecompliceerder. 1.2. Resultaten risicoberekening Binnen de rapportage zijn beide pijlers (Pr en Gr) onderzocht, ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over risicorelevante transportassen (zie bijlage 2 Notitie RMD). Op basis van de huidige als ook toekomstige vervoersgegevens wordt er geen plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend, met invloed binnen het plangebied. Daarnaast is op basis van de afstanden die in bijlage 5 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 1 januari 2010 zijn opgenomen, de veiligheidszone vastgesteld op 17 meter (gemeten vanaf het midden van de weg). Deze is eveneens niet over het plangebied gelegen. De ontwikkeling van het projectgebied resulteert, ter hoogte van de kern Standdaardbuiten, niet in een overschrijding van de oriëntatiewaarde (OW) tengevolge van zowel de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen dan wel aanwezige transportmodaliteiten. 2. Toets Groepsrisico: Uit de milieutechnische onderbouwing van de bestemmingsplanwijziging, welke is uitgevoerd door de RMD en geactualiseerd op 13 jan 2010, volgt dat in zowel de huidige als ook in de toekomstige situatie het GR niet hoger is dan 0,1 * de oriënterende waarde. Daarnaast neemt het GR nauwelijks toe ten opzichte van de situatie die voor de vaststelling van het ruimtelijke besluit gold. Er is dus geen sprake van een (significante)stijging van het GR als gevolg van de bestemmingsplanherziening. Aansluitend bij het toekomstige beleid (BTEV) kan een uitgebreide verantwoording van het GR achterwege blijven. 2.1. De nulsituatie Voor het groepsrisico moet worden beschouwd welke populatie mogelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen, in onderhavige situatie een ongeval (warme BLEVE) met een tankwagen gevuld met brandbare gassen (LPG) op de A17 en gemeentelijke Markweg. 2.1.1. Vervoer gevaarlijke stoffen A17 De 1% letaliteit grens veroorzaakt door een BLEVE die in het kader van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 1 januari 2010 beschouwd moet worden, bedraagt ca. 330 meter. Bij de berekeningen is uitgegaan van het totale bestemmingsplan. Hierbinnen is de toename van het groepsrisico berekend. Betreffende berekeningen zijn uitgevoerd met het programma RBM-II. Bij de berekening van het groepsrisico is naast de standaard aanwezigheidsgegevens uit RBM-II voor het gebied, gebruik gemaakt van de vervoerscijfers. Gebruik is gemaakt van de vervoerscijfers van Rijkswaterstaat (2007), welke eveneens gelden voor het uitgangsjaar (huidige situatie). Voor de toekomstige situatie zijn de vervoerscijfers uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 1 januari 2010 gehanteerd. Het groepsrisico in beide situaties is in onderstaande tabel 1 weergegeven. Vervoerssituatie Invloedsgebied volgens Circulaire Afstand tot 10-6 contour (m) Factor t.o.v. OW Meest ongunstige kilometervak kern Standdaarbuiten Huidig 200 meter 0 Niet berekend Basisnet 200 meter 0 30*10-9 Tabel 1: Groepsrisico gehele route en maatgevende kilometervak Kern Standdaarbuiten (nulsituatie) Zoals te zien is in de tabel, is de omvang van het groepsrisico uitgedrukt in een factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde (OW). Deze factor is de maximale factor tussen de berekende fn-curve en de 2

oriëntatiewaarde fn 2 = 10-2 voor meer dan 10 slachtoffers. Een factor groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In lijn met de circulaire RNVGS gelden er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik in het gebied dat op meer dan 200 meter van een route of tracé ligt. Bestuursorganen kunnen wel andere maatregelen overwegen voor de mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen, die soms verder reiken dan de genoemde 200 meter. Denk daarbij aan maatregelen voor de zelfredzaamheid van de bevolking, zoals goede vluchtwegen, slimme bouwvoorschriften en specifieke voorlichting. Om deze effecten in beeld te brengen is daarom een gebied van 3.000 meter vanaf de transportas onderzocht. Bij deze 200 meter (onderzoeksplicht GR) uit de Circulaire, wordt aangehaakt vanuit de ontwikkelingen op gebied van het Basisnet. Bij de uitwerking van het Basisnet wordt ernaar gestreefd het vervoer van die stoffen die bepalend zijn voor het GR zoveel mogelijk te laten plaatsvinden buiten gebieden met hoge bevolkingsconcentraties. Betreffende ontwikkelingen en achtergronden die hieraan ten grondslag liggen, zijn eveneens meegenomen bij deze verantwoording. Uit de berekeningen blijkt dat de voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling geen overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico oplevert en het groepsrisico over de kilometer met het hoogste groepsrisico niet toeneemt. Ter hoogte van het plangebied neemt het groepsrisico licht toe, maar is nog steeds nihil. Derhalve kan worden vastgesteld dat de ontwikkelingen binnen het plangebied niet leiden tot een significante stijging van het groepsrisico. Dit geldt voor de situatie uitgaande van zowel de telgegevens van 2007 als van de prognose van het Basisnet weg. Een verdere verantwoording van het GR wordt niet noodzakelijk geacht. 2.1.2. Vervoer gevaarlijke stoffen Markweg Hoewel het plangebied op grenst aan de Markweg blijkt uit de Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen (rapportage 26 maart 2008) dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Markweg zeer beperkt is (minder dan 100 transporten per jaar). Het betreft de bevoorrading van ca. 6 propaantanks gelegen in het buitengebied. In het rapport wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar en van een benadering dan wel overschrijding van de oriënterende waarde. Hoewel tot de huidige situatie de bestemming zal wijzigen heeft dit nauwelijks invloed op het aantal aanwezige personen. Derhalve zal er ook geen (significante) stijging van het groeprisico optreden. Een verdere verantwoording van het GR wordt niet noodzakelijk geacht. 2.2. Advisering Brandweer Midden- en West-Brabant Gedurende het hele besluitvormingstraject is nauw samengewerkt met de Brandweer Midden- en West-Brabant (regionale brandweer). Ten aanzien van de bestemmingsplanwijziging is tevens advies aan Brandweer Midden- en West- Brabant (regionale brandweer) in het kader van de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire) aangevraagd. De regionale brandweer heeft haar advies beperkt tot het instemmen met de onderbouwing die door de gemeente geleverd is ten aanzien van de niet-significante stijging van het groepsrisico. De brandweer heeft nog wel de volgende algemene adviezen meegegeven: - nieuwe risicovolle inrichtingen dienen te worden uitgesloten binnen het plangebied; - de bluswatervoorziening binnen het plangebebied dient te voldoen aan de handreiking - bluswater en bereikbaarheid 2003. Dat betekent dat de primaire bluswatercapaciteit 60 m 3 /h (op een afstand van maximaal 40 m) en de secundaire bluswatervoorziening 90 m 3 /h (op een afstand van maximaal 225 m) dient te zijn. Algemene conclusie is dat het plangebied op voldoende afstand van risicovolle activiteiten is gesitueerd, zodat er sprake is van een aanvaardbare (externe)veiligheidssituatie. Betreffende advisering is verwoord in de als bijlage I opgenomen brief van 31 mei 2010, met referentienummer 201001699. 3

3. Effecten en maatregelen: 3.1. Scenario s Scenario s en optimaliseringmogelijkheden: Welke risicoreducerende maatregelen zijn haalbaar en kunnen betrokken worden. Hierbij worden de diverse ongevalscenario s beschouwd en wordt bezien welke maatregelen mogelijk zijn om risico s terug te dringen (volgens vlinderdasmodel). Vier scenario s zijn in algemene zin te onderkennen: 1. hittebelasting bij brand; 2. drukbelasting ten gevolge van een explosie; 3. druk- en hittebelasting ten gevolge van een Bleve; 4. toxische belasting ten gevolge van een giftig gas/damp. 3.1.1. Mogelijkheden Gezien het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied en effectgebied in de directe omgeving van autowegen wordt de indicatie uit de Leidraad Maatramp door de regionale brandweer als realistisch beschouwd. Dit betekent dat ten tijde van een Bleve rekening moet worden gehouden met bovenstaand slachtofferbeeld. Daarbij is uitgegaan van het worst-case scenario: een zomerse dag waarbij de aanwezige personen zich ook buitenshuis bevinden. Indien zich ongevallen met brandbare vloeistoffen voordoen is tijdige waarschuwing van de in de openbare ruimte aanwezige personen gewenst, zodat deze op veilige afstand van de vloeistof- of plasbrand kunnen geraken (ca. 100 meter van de bron). Het plangebied (objecten) is gelegen op 210 m van de A17, dus buiten deze zone gelegen. Over de A17 vindt eveneens transport van LPG/propaan plaats, wat bij een incident kan leiden tot een Bleve. De invloedsafstand van het vervoer van gevaarlijke stoffen die in het kader van de Circulaire 1 beschouwd dient te worden bedraagt 200 meter. Het invloedsgebied (1% letaliteit)dat wordt veroorzaakt door een BLEVE bedraagt ca. 330 meter en reikt dus tot in het plangebied. Gezien het feit dat het plangebied buiten het invloedsgebied (100% letaliteit) is gelegen, wordt verondersteld dat het groepsrisico miniem wordt beïnvloed door de besluitvorming. Dit wordt ook door de berekeningen (RMD) bevestigd. 4

Ook worden er over de A17, toxische (vloei)stoffen en gassen vervoerd welke invloedsgebieden (1% letaliteit) tot wel respectievelijke 2.400 m en 5.000 m kunnen genereren. Betreffende invloedsgebieden reiken tot ver over het plangebied. Bij een ongeval met toxische stoffen is het noodzakelijk dat de dosis wordt gereduceerd. Bij langdurig vrijkomen van toxische stoffen en bij een korte duur van vrijkomen naar binnen te gaan, ramen, deuren en ventilatiesystemen te sluiten. In een advies van de Gezondheidsraad over rampen met gevaarlijke stoffen wordt eveneens aangegeven dat schuilen de beste optie is, bij een ongeval waarbij toxische vloeistoffen vrijkomen. Belangrijk is dan wel dat mensen de ventilatiekanalen sluiten. Een goede kierdichting speelt hierbij een belangrijke rol. Eisen met betrekking tot centrale afzetmogelijkheid van ventilatie- en aircosystemen kunnen op grond van de WRO worden gesteld en dienen bij de verdere ontwikkeling van het plangebied worden meegenomen. 3.1.2. Optimaliseringsmogelijkheden scenario s Preventieve maatregelen Op het transport van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen heeft de gemeente Moerdijk, geen invloed. Wel worden ontwikkelingen ten aanzien van de introductie van een basisnet, nauwlettend gevolgd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de overige wegen, wordt momenteel door de gemeente onderzocht, waarbij wordt gedacht aan een verbod van het vervoer van gevaarlijke stoffen door woonkernen. 3.2. Zelfredzaamheid 3.2.1. Mogelijkheden Centraal in deze paragraaf staat de vraag of zelfredding mogelijk is gezien het effectscenario. De effectiviteit van de zelfredzaamheid hangt met name af van de urgentie / het effect (moeten maatregelen worden overwogen?) en de haalbaarheid (is er voldoende tijd, middelen etc. voor maatregelen?). De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Bij een ongeval met een explosieve stof komt het neer op zo snel mogelijk op veilige afstand verwijderd raken van de plaats van de dreigende explosie. Bij het scenario wat uit zou kunnen lopen op een bleve is situatie 4 (tabel 8) van toepassing. Tussen het begin van een brand en een bleve ligt 5 tot 30 minuten. Doordat hulpverleners gemiddeld binnen 15 minuten ter plaatse zijn, is de beschikbare tijd kort maar aanwezig. Wordt een bleve op korte termijn verwacht is schuilen direct noodzakelijk. Situatie Effect - Haalbaarheid Geadviseerde Maatregel Slachtofferverwachting 1 Met zekerheid geen effect. Geen maatregel Geen 2 Met zekerheid geen effect of mogelijke Advies Binnen blijven Geen irritatie. 3 Geen zekerheid op geen effect, voldoende. Ontruimen/evacuatie Geen 4 Tijd beschikbaar voor ontruiming kort; reële Snel ontruimen Mogelijk verwachting op slachtoffers bij binnen blijven. 5 Tijd beschikbaar voor ontruiming kort binnen Alarm Binnen blijven Mogelijk blijven biedt naar verwachting afdoende bescherming. 6 Tijd beschikbaar voor enige ontruiming te Alarm Binnen blijven Mogelijk/waarschijnlijk kort; geen zekerheid op effect. Tabel 2: Zelfredzaamheid per situatie 5

Van zelfredzaamheid kan alleen sprake zijn wanneer en dreigende ramp zich tijdig laat aankondigen: een explosie die zich binnen 15 minuten voltrekt geeft weinig mogelijkheden voor zelfredzaamheid. Het aantal aanwezigen binnen een straal van 700 meter is aanzienlijk, deze personen kunnen moeilijk binnen 15 minuten op een veilige afstand worden gebracht, hetgeen ook wordt bevestigd door de lokale brandweer. Bij het langdurig vrijkomen van toxische stoffen is het raadzaam de gehele populatie uit het effectgebied te evacueren. Bij kleine hoeveelheden toxische stoffen is het raadzaam de populatie te alarmeren, waarbij schuilen de voorkeur heeft. 3.2.2. Optimaliseringmogelijkheden zelfredzaamheid Centraal in deze paragraaf staat de vraag of zelfredding gezien het effectscenario optimaal kan plaatsvinden. Hierbij moet worden gekeken naar: Mogelijkheden n.v.t. Ja/Nee 1 Functie-indeling Zijn gebouwen met personen met lage zelfredzaamheid Ja aanwezig? 2 Is hoogbouw aanwezig / geprojecteerd? Nee 3 Zijn er voldoende vluchtwegen? 4 Infrastructuur Is de capaciteit van de vluchtwegen voldoende? 5 Hebben de vluchtwegen de juiste oriëntatie? Dient te worden meegenomen 6 Constructie en brandveiligheid van gebouwen conform in het ontwerp van het Bebouwing Bouwbesluit? plangebied 7 Vluchtrichting uit gebouwen is tegengesteld aan de richting van de bron? 8 Is luchtdichte afsluiting van een gebouw mogelijk? Tabel 3: Zelfredzaamheid per situatie Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten. Dit vluchtaspect zal dus zijn doorwerking moeten vinden in de ruimtelijke inrichting. Het is dus zaak de functionele inrichting zoveel mogelijk te optimaliseren op basis van mobilisatie. De infrastructuur dient dus ook dusdanig te zijn ingericht dat er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn, dat de capaciteit toereikend is en dat de richting zoveel mogelijk loodrecht op de bron is. Minimaal dient het plangebied bij calamiteiten aan een tweetal zijden bereikbaar en te ontvluchten te zijn. Verder dient door de Gemeente Moerdijk aandacht te worden besteed aan de risicocommunicatie zoals die binnen de gemeente is geregeld. Hoe wordt bewerkstelligd dat personen buiten het effectgebied blijven, wanneer een calamiteit heeft plaatsgevonden en er sprake is van een dreigende explosie en/of toxische wolk. De bewoners van zowel de grondgebonden woningen, als van appartementen en de werknemers van de binnen het plangebied aanwezige bedrijven worden geacht zelfstandig en zonder hulp, in geval van dreigende ongevalsituatie, zich te begeven naar een veilig gebied. Door de regionale brandweer worden geen aanvullende maatregelen geadviseerd. 6

3.3. Bestrijdbaarheid Voor de beoordeling van de bestrijdbaarheid wordt de bestrijding en de inrichting van het gebied om de bestrijding te faciliteren beoordeeld. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. De inrichting van de ruimte kan de bestrijding echter negatief of positief beïnvloeden. In samenspraak met de lokale brandweer en andere hulpverleningsinstanties dient gekeken te worden naar: - Bereikbaarheid; is de bron en de belaste omgeving bereikbaar? - Opstelmogelijkheden; is er voldoende ruimte bij de bron en in de belaste omgeving om het materieel te stallen? - Inzetbaarheid van middelen; zijn voldoende blusmiddelen (bluswaterinfrastructuur) aanwezig? De regionale brandweer geeft in haar advies aan dat de bluswatervoorziening binnen het plangebebied dient te voldoen aan de handreiking bluswater en bereikbaarheid 2003. Dat betekent dat de primaire bluswatercapaciteit 60 m 3 /h (op een afstand van maximaal 40 m) en de secundaire bluswatervoorziening 90 m 3 /h (op een afstand van maximaal 225 m) dient te zijn. 3.3.1. Mogelijkheden voor de hulpverlening De vraag staat centraal of een bepaald scenario, in geval van een incident, gegeven de omstandigheden te bestrijden is. De beoordeling van de mogelijkheden van bestrijdbaarheid zal plaatsvinden op meerdere niveaus in de veiligheidsketen: Centraal in deze paragraaf staat de vraag of de inrichting van de ruimte de bestrijding negatief of positief beïnvloedt. Hierbij wordt gekeken naar de bereikbaarheid, de opstelmogelijkheden, de inzetbaarheid van middelen en de mogelijkheden om het aantal blootgestelde personen te reduceren. Mogelijkheden n.v.t. ja/nee 1 Directe bereikbaarheid van de bron voor de brandweer binnen de ja zorgnorm? 2 Bereikbaarheid Geen of zo kort mogelijke afstand tussen opstelplaats en ja incidentlocatie? 3 Locatie te bereiken via twee zijden? ja 4 Goede bereikbaarheid voor hulpverleners in effectgebied? ja 5 Snelheidsbeperkende maatregelen bij uitvalswegen? ja 6 Opstelmogelijkheden Voldoen de opstelmogelijkheden voor de hulpverlening? ja 7 Is inzet van hogedrukspuit mogelijk? ja 8 Inzetbaarheid van middelen Zijn er voldoende schuimblusmiddelen aanwezig? Ja in Breda/ Roosendaal. 9 Is voldoende bluswater aanwezig? ja 10 Vervoer van gewonden is mogelijk van ongevalplaats naar ja opstelplaats? 11 Reductie van aantal Kan door een andere indeling van functies en gebouwen de druk Ja blootgestelde personen op de hulpverleningscapaciteit worden verkleind? 12 Overig Is in het effectgebied een brandweerkazerne of ziekenhuis nee gelegen? Tabel 4: optimaliseringmogelijkheden hulpverlening 7

Op grond van de ligging van het plangebied ten opzichte van de risicobronnen (Rijksweg A17 en de landelijke buisleidingenstraat), de berekende groepsrisico s en het positieve advies van de regionale brandweer, acht het bestuur van de gemeente Moerdijk de vaststelling van het Bestemmingsplan Kern Standdaarbuiten verantwoord (ten aanzien van het aspect externe veiligheid). 8

Bijlage I Advies Brandweer Midden- en West-Brabant; 31 mei 2010 9

Bijlage II Advies RMD; 13 januari 2010 10

Bijlage 13: Notitie RMD, Geactualiseerd advies rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten, opgesteld door de RMD d.d. 15 februari 2008, RMD, d.d 19 december 2012;

NOTITIE datum 19 december 2012 aan betreft afzender Gemeente Moerdijk Mevrouw K. Nicia Actualisatie rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten, opgesteld door de RMD d.d. 15 februari 2008 M. Mesman Bezoekadres: Bovendonk 27 Roosendaal tel. (0165) 58 20 00 fax (0165) 56 60 47 Postadres: Postbus 16 4700 AA Roosendaal telefoon 0165-58 20 53 email: milieu@rmd.nl internet: www.rmd.nl afdeling A en P, team BAP projectnummer 12110185 Geachte mevrouw Nicia, Op uw verzoek is bekeken welke onderdelen van het rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten, opgesteld door de RMD op 15 februari 2008, geactualiseerd dienen te worden. Geconstateerd is dat de milieuaspecten bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid aanpassing behoeven. In deze notitie treft u de wijzigingen aan. Paragraaf 1 gaat nader in op bedrijven en milieuzonering, terwijl paragraaf 2 de actualisatie van de tekst voor externe veiligheid bevat. Met vriendelijke groet, Marianne Mesman BTW-nummer: NL808201013B01 Bankrelatie: Fortis Bank Nederland N.V. 64 16 44 914 1

1 Bedrijven en milieuzonering Het onderdeel bedrijven en milieuzonering wordt beschreven in paragraaf 5, pagina 13 van het document Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten. Bij de tekst hoort een bedrijvenlijst. Deze is opgenomen in bijlage 4 van de betreffende rapportage. Ten behoeve van de actualisatie is de bedrijvenlijst nagelopen op eventuele wijzigingen. Op de volgende pagina treft u de hernieuwde bedrijvenlijst aan. Deze lijst is opgesteld aan de hand van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering editie 2009. Dit is een herziene uitgave van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uit april 2007, die voor het rapport Milieuaspecten bestemmingsplan Standdaarbuiten gehanteerd is. 2

Overzicht van activiteiten, voor zover milieurelevant, binnen het bestemmingsplan Standdaarbuiten Dit overzicht behoort bij het RMD-advies van 19 december 2012 en moet dan ook in samenhang daarmee worden gebruikt. Inrichting Adres Nr. Bedrijfsomschrijving SBI- 2008 Bredeschool, Aventurijn Anthoniusstraat 2-8 Scholen voor basis- en algemeen voorgezet onderwijs RO-cat. Grootste richtafstand* 852 2 30 Voetbal- en tennisvelden Dr. Poelsstraat 1 Veldsportcomplex (met verlichting) 931G 3.1 50 SVC Voetbalvereniging Dr. Poelsstraat 3 Buurt-en clubhuizen 94991A 2 30 Logiesgebouw arbeidsmigranten Hoogstraat 2 Hotels en pensions met keuken 563.1 1 10 Fysiotherapiepraktijk R.F.J. Bokhoven Hoogstraat 6 Consultatiebureaus 8691 1 10 B.M.P. Koevoets Hoogstraat 14 Detailhandel voor zover n.e.g. 47A 1 10 Autobedrijf J. Santbergen Hoogstraat 29 Handel in auto s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 451 2 30 Bloemenboetiek t Vergeet-menietje Kerkstraat 4 Detailhandel voor zover n.e.g 47A 1 10 Kerkzicht Kerkstraat 5 Cafés, bars 563.1 1 10 t Torentje Markt 6b Restaurants, cafetaria s, snackbars 561 1 10 Schoonheidssalon Lotte Markt 7 Kappers en schoonheidsinstituten 9602 1 10 V.O.F.Fit, fitness Markt 7 Fitnesscentra, badhuizen en saunabaden 9313 2 30 V.O.F. Van Vliegen Assurantien Markt 7 Overige zakelijke dienstverlening (kantoren) 69A 1 10 Leegstand ( Café de Markt) Markt 10 Cafés, bars 563.1 1 10 Huisartsenpraktijk Standdaarbuiten Markt 13 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 8621 1 10 B.V. Jac Attent V.O.F. Markt 19a Supermarkten, warenhuizen 471 1 10 Leegstand Markt 24 Johannes de Doper Parochie Markt 25 Kerkgebouwen e.d. 9491 2 30 3

Brandweer gemeente Moerdijk Molendijk 1 Brandweerkazernes 8425 3.1 50 L.M. Koevoets Molendijk 5c Groothandel in groente en fruit en consumptieaardappelen 4631 3.1 50 Koenraadt Aardappelselectiebedrijf Molenstraat 10-12 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 4621.1 3.1 50 Sulzer Pumps Benelux Molenstraat 32 Grth in machines en apparaten 4662 3.1 50 Garage Smaal Molenstraat 36 Handel in auto s en motorfietsen, reparatie- en 451 2 30 servicebedrijven Tilborghs Granen B.V. Molenstraat 38 Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 4621.0 3.1 50 HWB Molenstraat 44 Afvalwaterinzameling 3700B 2 30 J. L. G. M. Hopmans Oude Kerkstraat Stand Bouw- en onderhoudsbedrijf Oude Kerkstraat HPM Handel in Prefab Materialen Oude Kerkstraat BV C.P. Frijters Oude Kerkstraat 15 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 0111 2 30 25 Aannemersbedrijven met werkplaats b.o. < 1000 m² 32 Grth in hout en bouwmaterialen b.o. > 2.000 m² 34 Dienstverlening t.b.v. de landbouw algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 41.3 2 30 4673.1 3.1 50 016.1 3.1 50 Verzorgingshuis De Blomhof St. Janstraat 2 Verpleeghuizen 871.1 2 30 Leegstand St. Janstraat 7 Scholen voor basis- en algemeen voorgezet 852 2 30 onderwijs Hondenkennel Omnia Fausta St. Janstraat 10 Dierenasiels en pensions 9609A 3.2 100 Peuterspeelzaal t Belhameltje TC Rally Thuiszorg met aandacht De Standaard J.J.A. Smeekens Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat Timberwolfstraat 1 Kinderopvang 8891.2 2 30 1 Veldsportcomplex met verlichting 931G 3.1 50 3 Consultatiebureaus 8691 1 10 5A Buurt- en clubhuizen 94991A 2 30 25 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 8623 1 10 4