Fiscale nieuwsbrief Woningcorporaties, gemeenten en zorg- en onderwijsinstellingen

Vergelijkbare documenten
Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening

Verruiming btw-sportvrijstelling

Aanleiding: Hoge Raad 6 juni 2014, zaaknummer 12/05835

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie

Btw en combinatiefuncties

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

BTW-teruggave op sportaccommodaties onder vuur

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BTW tjes actualiteiten juli 2010

Nederland watersportland! Een leven lang genieten op het water. Welkom. Themabijeenkomst subsidie bouw en onderhoud sportaccommodaties

Btw-regeling per 1 januari 2017

Memo btw-aspecten Praktijkondersteuner Huisartsenpraktijk (POH)

Nieuwsbrief Vastgoed

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiscale vragen en antwoorden

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA S-GRAVENHAGE

De schijnbaar oneindige discussie over bouwterreinen

Belastingdienst. Grote ondernemingen Kantoor Rotterdam. Betreft: Wob-verz.oek toepassing Vavo-arrest Uw referentie: Geachte

Omzetbelasting en uitbestedingen - het (Algemeen) Pensioenfonds

Subsidie of dienstverlening Btw en samenwerkingverbanden Wijzigingen btw-tarief

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

88 De Pensioenwereld in 2015

BIJLAGE Nadere uitwerking samenwerkingsverbanden en btw-wetgeving

Bent u bekend met het bericht Versobering btw-vrijstelling fondswerving? 1

Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag

Belastingnieuws Binnenlands Bestuur

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

WELKOM. Thema avond btw op ligplaatsen. Hedwich Kuipers Pieter Tielemans. Nederland watersportland! Een leven lang genieten op het water 1

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

Vindplaatsen Rechtspraak.nl. Uitspraak

Vraag 1: Antwoord 1: Vraag 2:

BTW-nieuwtjes

Actualiteiten Sportbesluit

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

/ Belastingrecht. Hoger beroep

Adviesgroep Indirecte Belastingen

1. Inleiding. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

Handreiking btw in de samenwerking tussen Onderwijs en Kinderopvang

1 Het geding in feitelijke instanties

a. er is een samenwerkingsverband dat als ondernemer diensten verricht aan leden;

De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/6797) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.

De gemeente is opdrachtgever, maar is zij ook de afnemer van de prestatie?

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/299

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

2017D30883 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Aan de voorzitter van Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Fiscaal Portaal Gemeenten

106 De Pensioenwereld in 2014

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres

Adviesgroep Indirecte Belastingen

Omzetbelasting -- Deel 3

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie

Hoge Raad der Nederlanden

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

Als u deze situatie onderkent bij uw gemeente, vragen wij uw bijzondere aandacht voor een uitspraak van de rechtbank Breda.

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Samenwerking in de btw

Fiscale nieuwsbrief Woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inleiding. groep is hier de oorzaak van maar de aanpassingen in Wet en regelgeving die voor alle overheidsorganisaties

Ontwikkelingen in 2016

Hoeveel service geeft btw? Utrecht, 27 november 2014 Mr. Henk de Kat

Prinsjesdag 2016: Veel nieuws voor de btw!

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

BTW Btw 20Btw 2017 Watersportverenigingenwatersportverenigingen. KNMC-VNM & Watersportverbond

Workshop. Casus woningen en beperking btw druk. Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek. pagina 1

Stimuleringsmaatregelen

De Hoge Raad der Nederlanden,

Sportverenigingen en de Belastingdienst 18 april Gemeente Pijnacker - Nootdorp

ons kenmerk ECFE/U Lbr. 14/090

Algemeen. Gemeente Giessenlanden t.a.v. de heer E. Kraaijeveld Postbus ZG HOORNAAR. gemeente Giessenlanden: memo inzake MFC Noorderhuis

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d.

Raadsvoorstel onderwerp Vaststellen tarieven buitensport-accommodaties

In dit BTW-nieuwtje komen de volgende onderwerpen aan bod:

Fiscale actualiteiten onderwijsinstellingen

Besluit van 25 januari 2013, nr. BLKB 2013/82M, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Aan- of inbesteden en de btw-gevolgen

Een ruimere uitleg van de btw-fiscale eenheid

RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00447

LJN: BU8847, Hoge Raad, 10/02532 Print uitspraak

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Leegstandsuren gemeentelijke sportzalen tellen niet mee bij preprorata

Belastingnieuws Binnenlands Bestuur

ECLI:NL:GHDHA:2018:1190

ZIJN ZORGINSTELLINGEN AANBESTEDINGSPLICHTIG?

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Rechtbank Gelderland AWB - 15 _ 84. Belastingrecht. Rechtspraak.nl

Belastingnieuws Binnenlands Bestuur

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

Transcriptie:

Pagina1 Fiscale nieuwsbrief Woningcorporaties, gemeenten en zorg- en onderwijsinstellingen Lente-editie 2016 Inhoud 1. Btw-voordelige structuur met stichting met het doel minder btw te betalen wordt door de rechter geaccepteerd... 1 2. Ontwikkelingen rond btw-heffing bij ambtelijke fusies... 2 3. Gemeentelijke schadeloosstelling voor bedrijfsverplaatsing was niet belast met btw... 3 4. Sportvrijstelling in de toekomst sneller van toepassing... 4 5. Woningcorporatie kan 6%-tarief toepassen voor fonds klein onderhoud woningen wat betreft de arbeidscomponent... 5 6. Geen btw-vrijstelling voor professionele personenalarmering... 6 7. Inkoop zorgdiensten door zorgboerderij vrijgesteld van BTW... 7 8. Samenwerking tussen zorgorganisaties c.q. onderwijsorganisaties vrijgesteld?... 8 9. Fiscale eenheid btw voor onderwijsinstelling en facilitaire diensten BV... 9 Colofon... 10 Gemeenten 1. Btw-voordelige structuur met stichting met het doel minder btw te betalen wordt door de rechter geaccepteerd Aanleiding: Gerechtshof Amsterdam 8 oktober 2015, nr 14/00370 Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld over een tennisvereniging, die haar banen wilde vernieuwen. Dit vergt een aanzienlijke investering, waarop voor de tennis-/ sportvereniging 21% niet-verrekenbare btw zou drukken. Het bestuur van de vereniging heeft vervolgens fiscaal advies ingewonnen, op basis waarvan een stichting is opgericht. Deze stichting huurde, in plaats van de tennisvereniging, het gebruikte sportcomplex van de gemeente en gaf

Pagina2 vervolgens de leden van de vereniging en ook niet-leden tegen betaling de gelegenheid om de tennissport te beoefenen. Het geven van gelegenheid tot sportbeoefening wordt belast met 6% btw. Op basis hiervan kon de btw op de kosten van investeringen, onderhoud en dergelijke (21%) door de stichting in aftrek worden gebracht. Kosten met 21% niet-aftrekbare btw worden zo omgezet in kosten waarop 6% niet-aftrekbare btw drukt. Een groot voordeel. De inspecteur wilde de aangepaste structuur niet accepteren en wilde btw heffen alsof de stichting er niet was. Hij stelde dat er sprake zou zijn van een schijnhandeling of misbruik van recht. Het Gerechtshof Amsterdam deelde de mening van de inspecteur niet en stelde: 1. Er is geen sprake van een schijnhandeling, omdat de partijen de verrichte (rechts)handelingen ook daadwerkelijk ten doel hebben gehad; 2. Er is geen sprake van misbruik van recht, omdat er markconforme prijzen in rekening worden gebracht; 3. Het staat een belastingplichtige vrij om binnen de grenzen van de wet de fiscaal meest voordelige constructie te kiezen. Uit de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam kan de conclusie worden getrokken dat het loont om ten aanzien van sportaccommodaties de exploitatie in een afzonderlijke rechtspersoon onder te brengen. Deze kan het 6%-tarief toepassen. Voorwaarde is dat de exploitatie tegen marktconforme prijzen geschiedt. In deze casus huurde de stichting het sportcomplex van de gemeente voor slechts euro 45 per jaar, maar kon haar kosten wel dekken uit de vergoedingen die de leden van de vereniging en andere gebruikers/ sporters aan haar betaalden. Deze vergoedingen waren blijkbaar in lijn met de prijzen die op deze markt gebruikelijk zijn. 2. Ontwikkelingen rond btw-heffing bij ambtelijke fusies Aanleiding: Brief MinFin 15 februari 2016, DGB/2015-5904; Tweede Kamer 3 december 2015, 2015Z23458 Recentelijk heeft de Staatssecretaris van Financiën geantwoord op de in december 2015 door Kamerleden Schouten en Segers gestelde vragen over de btw-heffing in relatie tot ambtelijke fusies. In de praktijk betekent een ambtelijke fusie dat het werkapparaat van twee of meer gemeenten wordt samengevoegd en wordt ondergebracht in een gemeenschappelijke regeling. Deze gemeenschappelijke regeling kwalificeert in de regel als btw-ondernemer en wordt om die reden geacht met btw belaste prestaties te verrichten.

Pagina3 De Kamerleden Schouten en Segers hebben onder meer gevraagd, waarom voor de diensten die door de gemeenschappelijke regeling (zullen) worden verricht geen btw-vrijstelling kan gelden, juist vanuit het perspectief dat de ambtelijke fusie geen ander doel heeft dan dat de gemeenten de betreffende diensten afnemen. Uit de vragen klinkt door, dat de btw-heffing door de gemeenschappelijke regeling naar de mening van de vragenstellers leidt tot een kostenverhoging voor de deelnemende gemeenten. Naar onze mening is deze gedachte juist. Dit houdt allereerst verband met het zogeheten mengpercentage dat de bij de ambtelijke fusie betrokken gemeenten (moeten) toepassen bij het terugvorderen van de btw die de gemeenschappelijke regeling in rekening brengt. Dit mengpercentage heeft immers ook een deel in zich dat niet-aftrekbaar/ nietcompensabel is. Op termijn zou een tweede nadeel kunnen blijken wanneer het plafond van het BTW-compensatiefonds wordt bereikt. De kostenverhoging doet zich in dat geval voor in de vorm van een vermindering van de inkomsten uit het Gemeentefonds. In dit kader hebben de Kamerleden bovendien gevraagd of de staatssecretaris bereid is om een aparte c.q. nieuwe btw-vrijstelling in te voeren voor gemeenten die een ambtelijke fusie aangaan ter voorbereiding op een bestuurlijke fusie. Gelet op de goedkeuringen die in het verleden met betrekking tot het detacheren van personeel in het kader van een voorgenomen fusie of herstructurering van publiekrechtelijke lichamen al zijn gegeven (zie bijvoorbeeld: Besluit Omzetbelasting. Ter beschikking stellen van personeel, nr. CPP2007/347M, paragraaf 7), is dit een begrijpelijke vraag. De Staatssecretaris heeft op deze vraag geantwoord, dat hij in de koepelvrijstelling een uitkomst ziet, met name omdat de Europese Commissie zich onverwacht en duidelijk heeft uitgesproken voor een ruimere koepelvrijstelling dan onder meer in Nederland het geval is. De Staatssecretaris wil deze ruimte benutten en de koepelvrijstelling toepassen voor dienstverlening door de gemeenschappelijke regeling wanneer deze hoofdzakelijk (voor 70% of meer) wordt gebruikt door de deelnemende gemeenten. De Staatssecretaris zal deze voor de praktijk belangrijke ontwikkelingen neerleggen in een beleidsbesluit. 3. Gemeentelijke schadeloosstelling voor bedrijfsverplaatsing was niet belast met btw Aanleiding: Rechtbank Den Haag 5 november 2010, nr. SGR 15/2982 In november 2015 heeft de rechtbank Den Haag zich uitgesproken over een schadevergoeding die door de gemeente Vlaardingen werd betaald in het kader van een gedwongen bedrijfsverplaatsing. Het desbetreffende bedrijf was gevestigd binnen een gebied dat opnieuw zou worden ontwikkeld. Vanwege een voorgenomen bestemmingswijziging van dit gebied was het bedrijf genoodzaakt naar een andere locatie te verhuizen. De ondernemer heeft het echter niet op een onteigeningsprocedure laten aankomen en heeft met de gemeente een koopovereenkomst gesloten voor de oude bedrijfslocatie.

Pagina4 Als bijdrage in de door de ondernemer te plegen investeringen op de nieuwe bedrijfslocatie betaalt de gemeente, naast de koopsom voor de oude locatie, een schadevergoeding van 3,3 mln. De hoogte van dit bedrag is opgebouwd uit verschillende componenten. De inspecteur is van mening dat het bedrag van de schadevergoeding moet worden gezien als de tegenprestatie voor de bereidheid van de ondernemer om te verhuizen. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat van een dergelijke dienst geen sprake is en dat de gemeente ook niet is gebaat bij de investeringen die de ondernemer op de nieuwe bedrijfslocatie moet doen en die worden bekostigd uit (onder meer) deze schadevergoeding. Naar goed gebruik slaat de rechter eerst enkele piketpaaltjes. Eén van deze piketpaaltjes ontleent de rechtbank aan rechtspraak van het Hof van Justitie (zaak C-215/94, Mohr), welke ziet op het uitgangspunt dat van een levering of dienst onder bezwarende titel geen sprake is, als een publiekrechtelijk lichaam bij het toekennen van een schadeloosstelling niet handelt om goederen of diensten voor eigen gebruik te verkrijgen, maar handelt in het algemeen belang. Het is vooral dit piketpaaltje waaraan de rechtbank het oordeel verbindt dat de ondernemer noch aan de gemeente, noch aan enige andere identificeerbare verbruiker een identificeerbaar voordeel heeft verstrekt, waarvoor de schadeloosstelling de vergoeding zou kunnen vormen. De rechtbank komt vervolgens tot de naar onze mening terechte conclusie dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Met deze uitspraak wordt opnieuw duidelijk dat de feitelijke situatie van groot belang is voor het antwoord op de vraag of bij een bedrijfsverplaatsing door de ondernemer een dienst tegen vergoeding wordt verricht, wanneer hij naast de koopsom voor zijn oude locatie ook nog een schadevergoeding ontvangt. Overigens zou de gemeente de btw bij een belaste schadevergoeding naar verwachting wel hebben kunnen terugvorderen. De vraag is dan wel, welke contractuele afspraken partijen daarover hebben gemaakt. Kortom, fiscaliteit vraagt om duidelijke afspraken! 4. Sportvrijstelling in de toekomst sneller van toepassing Aanleiding: HvJ 25 februari 2016, nr. C-22/15; Brief MinFin 23 november 2015, nr. IZV/2015/968U Al in 2005 ging er een klacht uit naar de Europese Commissie over de Nederlandse sportvrijstelling. Het uiteindelijke gevolg was een inbreukprocedure, waarin het HvJ nu heeft bevestigd dat de Nederlandse sportvrijstelling in strijd is met EU-recht. De Nederlandse sportvrijstelling is van toepassing voor in beginsel alle diensten door niet-winstbeogende sportverenigingen aan hun leden. Alleen het verlenen van toegang tot wedstrijden, demonstraties,

Pagina5 e.d. en voor sommige diensten van watersportverenigingen 1 is de vrijstelling niet van toepassing. Het HvJ heeft nu geoordeeld dat het (in beginsel) toepassen van de vrijstelling voor de verhuur van lig- en bergplaatsen door een watersportvereniging in ieder geval niet onder de vrijstelling kan vallen, wanneer het gaat om lig- en bergplaatsen die worden gebruikt voor boten die niet geschikt zijn voor sportieve doeleinden. Voorts heeft het HvJ geoordeeld dat het niet is geoorloofd om een onderscheid te maken naar de omvang van het personeel van de watersportvereniging 2. Zoals de Staatssecretaris van Financiën in zijn brief van 23 november 2015 opmerkte, volgt uit eerdere jurisprudentie van het HvJ bovendien, dat de toepassing van de vrijstelling niet afhankelijk mag worden gesteld van de vraag of de dienst aan leden of aan niet-leden wordt verricht. Bovendien is de toepassing van de vrijstelling niet beperkt tot sportverenigingen, maar geldt deze voor alle instellingen zonder winstoogmerk. De Staatssecretaris merkt in dit verband op dat naar zijn opvatting ook gemeenten hieronder vallen. Uit deze ontwikkelingen volgt onvermijdelijk dat de Nederlandse sportvrijstelling zal (moeten) worden aangepast. Onder andere voor gemeenten zal deze aanpassing niet zonder gevolgen zijn, doordat de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties eerder als vrijgesteld en daardoor niet langer als belast tegen 6% btw zal worden aangemerkt. Hierdoor verdwijnt de teruggaafpositie waarin veel gemeenten op dit moment verkeren. Dit is dan bovendien nadelig, indien er sprake is van (gebruik van) een sporthal of -complex waarvoor nog een herzieningstermijn loopt. De Staatssecretaris van Financiën heeft in zijn brief van 23 november 2015 op de hiervoor genoemde gevolgen gewezen en merkt direct op, dat hij een verruiming van de Nederlandse btwsportvrijstelling op termijn onvermijdelijk acht, maar dat het kabinet hiertoe binnen de budgettaire kaders die hiervoor gelden eind 2015 nog geen mogelijkheden zag. Wellicht dat hierover op Prinsjesdag alsnog voorstellen bekend zullen worden. Alsdan mogen er per 2017 in sport-/ gemeenteland veranderingen worden verwacht. Woningcorporaties 5. Woningcorporatie kan 6%-tarief toepassen voor fonds klein onderhoud woningen wat betreft de arbeidscomponent Aanleiding: Rechtbank Gelderland 13 oktober 2015 AWB14/7700 1 Voor de diensten van watersportverenigingen geldt in beginsel de vrijstelling; ook voor de verhuur van ligplaatsen en voor werkzaamheden aan vaartuigen. Hierbij geldt de voorwaarde dat de watersportvereniging minder dan 4.538 aan loon betaalt. 2 Zie bovenstaande voetnoot.

Pagina6 Een verhuurder van woningen moet als eigenaar de woning onderhouden. Klein onderhoud aan de binnenzijde van de woning en bepaalde werkzaamheden aan de buitenkant vallen niet onder deze plicht. Voor deze werkzaamheden kunnen huurders er veelal voor kiezen tegen betaling een abonnement te nemen dat deze werkzaamheden dekt. Omdat de werkzaamheden veelal vallen onder de omschrijving renovatie en herstel van woningen ouder dan twee jaar, kon daarvoor in de perioden 1 oktober 2010 t/m 30 juni 2011 en 1 maart 2013 t/m 30 juni 2015 ten aanzien van de arbeidskosten het 6%-tarief worden toegepast. In zijn uitspraak van 13 oktober 2015 (nr. AWB14/770) oordeelt de Rechtbank Gelderland dat de in het kader van het fonds klein onderhoud door de verhuurder verrichte werkzaamheden nagenoeg geheel onder de omschrijving vielen waarop het 6% tarief kon worden toegepast. Dat bij de betaling van het maandelijks bedrag nog niet vaststaat of, en zo ja welke werkzaamheden tegenover dat bedrag staan, stond volgens de rechtbank niet aan de toepassing van het 6% btw-tarief in de weg. Voor verhuurders die een dergelijk fonds aanbieden is het de moeite waard te bezien of ten aanzien van de perioden dat het 6%-tarief van toepassing was alsnog btw kan worden teruggevraagd voor zover er 21% btw is betaald. Er zal wel moeten worden aangetoond dat de werkzaamheden in overwegende mate onder de omschrijving voor het 6%-tarief vallen en welk deel van het abonnementsgeld dient voor het dekken van de arbeidskosten. Zorg en Onderwijs 6. Geen btw-vrijstelling voor professionele personenalarmering Aanleiding: Rechtbank Noord-Nederland 24 september 2015, nr. LEE14/4229 Een organisatie leverde zowel intramurale als extramurale zorg aan ouderen aan wie zij tevens de mogelijkheid bood van (professionele) personenalarmering. Dit laatste hield in dat bij de betreffende persoon alarmeringsapparatuur werd geplaatst waarmee in geval van calamiteiten een alarmcentrale kon worden bereikt. De alarmcentrale werd bemand door onder de Wet BIG vallende verpleegkundigen. In voorkomende gevallen werd dan ter plaatse tevens direct zorg verleend. De in rekening gebrachte kosten bestonden uit een eenmalig bedrag ad 291 voor de aansluiting, een maandelijks bedrag ad 13,80 voor de aansluiting en 61,65 wanneer hiervoor geen AWBZ-indicatie voorhanden was.

Pagina7 De levering van personenalarmering-diensten is uitgezonderd van de sociale vrijstelling, die geldt voor de in Bijlage B van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 opgenomen diensten. Hieruit vloeit voort dat de professionele personenalarmering alleen onder de btw-vrijstelling valt, wanneer deze een onderdeel vormt van (van btw-vrijgestelde) zorgverlening. De rechtbank oordeelde dat de professionele personenalarmering een aparte en zelfstandig verleende dienst was, die geen deel uitmaakte van de later (eventueel) te verlenen zorgdienst. De personenalarmering kon daarom niet delen in de btw-vrijstelling die voor de (eventueel) later te verlenen zorg geldt. Ook vond de rechtbank dat de professionele alarmering op zich zelf genomen geen zorgdienst was, ook al werd de alarmcentrale bemand door BIG-geregistreerde verpleegkundigen. Het ligt naar onze mening in de lijn der verwachtingen dat dit laatste punt in de vervolgprocedure voor het gerechtshof nog nader aan de orde gesteld zal worden. 7. Inkoop zorgdiensten door zorgboerderij vrijgesteld van BTW Aanleiding: Rechtbank Gelderland 29 oktober 2015, nr. AWB-15_85 De Rechtbank Gelderland oordeelde in deze uitspraak over een zorgboerderij, die onder meer zorgde voor de begeleiding van kinderen met een beperking. De zorgboerderij was hiertoe aangesloten bij een coöperatie, die was erkend als AWBZ-instelling. Voor de begeleiding ontving de zorgboerderij een vergoeding (a) deels vanuit het persoonsgebonden budget van de kinderen en (b) deels van het zorgkantoor. Voor de feitelijke uitvoering van de begeleidingswerkzaamheden sloot de zorgboerderij een overeenkomst met een maatschap, die bestond uit drie maten: een bewegingsagoog/ psychomotorisch therapeut, een maatschappelijk werker en een psycholoog. Bij de rechtbank was de vraag aan de orde of de door de drie maten verrichte feitelijke begeleiding kwalificeerde als het ter beschikking stellen van personeel (btw-belast) of dat deze handelingen vielen onder de btw-vrijstelling voor zorgboerderijen (artikel 11, lid 1, sub g, Wet OB en artikel 7a Uitvoeringsbesluit OB). De belastingdienst was van mening dat de maatschap de drie maten voor de feitelijk verrichte begeleiding ter beschikking stelde, zodat er sprake was van een met btw-belaste uitlening van personeel. De rechter besliste echter dat de maten van Maatschap X niet in een verhouding van ondergeschiktheid werkzaam waren, zodat hiervan geen sprake kon zijn. Overigens volgt de rechtbank hiermee een eerder arrest van de Hoge Raad uit 2014 ten aanzien van een maatschap van verpleegkundigen. Vervolgens is het de vraag of de maatschap de btw-vrijstelling voor zorgboerderijen kon toepassen. Hiervoor dient te worden gekeken naar de feitelijke werkzaamheden die de maten uitvoerden. Deze

Pagina8 werkzaamheden bestonden uit het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining en/of dagopvang en de maatschap kon hiervoor inderdaad de vrijstelling toepassen. Hierbij was onder meer van belang, dat de maten voor het uitvoeren van de begeleidingswerkzaamheden voldoende gekwalificeerd waren, zodat aan de kwaliteitseis van de vrijstelling was voldaan. De inkoop van de zorgdiensten viel daarmee ook naar het oordeel van de rechtbank onder de btw-vrijstelling. 8. Samenwerking tussen zorgorganisaties c.q. onderwijsorganisaties vrijgesteld? Aanleiding: Hoge Raad 22 januari 2016, nr. 14/02281; Hof Amsterdam 2 april 2015, nr. 14/00231 In de huidige jurisprudentie over de vraag wanneer de medische btwvrijstelling bij samenwerking in de zorg kan worden toegepast, duikt de vraag of er sprake is van detachering/ ter beschikking stellen van personeel steeds op als een te nemen horde. Het ter beschikking stellen van personeel geldt als een prestatie van de zorgverlener aan een zorgverlener in plaats van een prestatie van de zorgverlener aan een patiënt, met als gevolg dat de medische vrijstelling bij detachering niet van toepassing is. Deze horde was ook aan de orde in hiervoor onder 7. besproken uitspraak van de rechtbank Gelderland. Bezien vanuit de noodzaak tot samenwerking binnen de zorgverlening en het niet/ slechts beperkt hebben van een recht op aftrek van voorbelasting, is het doorgaans onwenselijk dat in het kader van samenwerking verrichte zorgprestaties als prestaties tussen zorgverleners onderling worden aangemerkt. In de jurisprudentie hebben zich enkele ontwikkelingen voorgedaan, die voor toekomst zouden kunnen leiden tot een soepeler toepassing van een vrijstelling in geval van samenwerkende zorgverleners (en onderwijsinstellingen). Met betrekking tot ketenzorg heeft het Hof Amsterdam op 2 april 2015 geoordeeld over de door een zorggroep verrichte diensten. De zorgverzekeraar betaalde de zorggroep een vergoeding per patiënt, die zowel de kosten van de organisatie als die van de zorg omvatte. De gedeelten van de vergoeding die voor de organisatie of voor de zorg waren bestemd, konden uit het contract worden herleid. De zorggroep schakelde vervolgens zorgverleners in, die van de zorggroep een vergoeding ontvingen voor de feitelijke zorgwerkzaamheden. Dat het geheel van de verrichte zorgprestaties door de zorgverleners (en de zorggroep) binnen de reikwijdte van de medische vrijstelling voor de btw viel, was in deze procedure geen onderwerp van geschil. De vraag was aan de orde of de vergoeding voor de organisatie (de overhead ) ook onder de btw-vrijstelling viel. In de voorgelegde situatie oordeelde het Hof dat de overhead betrekking had op prestaties tussen de zorgverlener en de zorggroep onderling, waardoor de btw-vrijstelling volgens het Hof niet voor dit gedeelte kon gelden. De medische vrijstelling was volgens het Hof wel van toepassing voor de uiteindelijk door de patiënt afgenomen zorg.

Pagina9 De Hoge Raad gaat, in een andere situatie ten aanzien van samenwerkende onderwijsinstellingen, nog wat verder. De samenwerking hield in, dat twee ROC s de voorheen op eigen naam en voor eigen rekening verzorgde opleidingen hadden gebundeld en aldus VAVO-opleidingen onder gemeenschappelijke naam en voor gemeenschappelijke rekening verzorgden. Een verschil met de uitspraak rondom ketenzorg is, dat de inspecteur in de samenwerking van de twee ROC s aanleiding zag om een nieuwe btw-ondernemer te onderkennen (de VAVO-school ). Een tweede verschil tussen beide situaties is, dat detachering (op basis van het arrest Horizon College ) eenvoudiger onder de onderwijsvrijstelling kan vallen, dan dat detachering onder de medische vrijstelling kan vallen. Ten aanzien van de organisatie/ ondersteunende werkzaamheden door de beide ROC s aan de VAVO-school was de inspecteur van mening, dat hier sprake was van belaste dienstverlening. De inzet van de docenten van de ROC s aan de VAVO-school kon volgens de inspecteur op grond van het arrest Horizon College delen in de onderwijsvrijstelling. De Hoge Raad oordeelt dat de organisatie/ ondersteunende werkzaamheden in de voorliggende situatie niet belast zijn. De Hoge Raad wijst hierbij op jurisprudentie van het HvJ, waaruit volgt dat er sprake is van één samengestelde prestatie, indien a) de verschillende elementen waaruit de prestatie is opgebouwd zo nauw met elkaar zijn verbonden dat het kunstmatig zou zijn om de prestatie te splitsen; b) één of meer aspecten moeten worden geacht de hoofdprestatie te vormen terwijl de andere aspecten bijkomend zijn. De samenwerking tussen de ROC s zag volgens de Hoge Raad volledig op het geven van onderwijs. De ondersteunende handelingen maakten hier onderdeel van uit en deelden aldus in de onderwijsvrijstelling. Naar onze mening zou de door de Hoge Raad gekozen benadering om samengestelde prestaties niet kunstmatig te splitsen breder moeten worden toegepast. Wij hopen dat de Hoge Raad in het cassatie op de eerder in dit artikel genoemde uitspraak van het Hof Amsterdam een soortgelijke redenering zal willen volgen. 9. Fiscale eenheid btw voor onderwijsinstelling en facilitaire diensten BV Aanleiding: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 oktober 2015, nr. AWB14/6578 Een onderwijsinstelling voor het primair en het voortgezet (bijzonder) onderwijs, ondergebracht in een stichting, verricht haar onderwijsactiviteiten vanuit een aantal regionale schoolgebouwen. Behalve de zorg voor het onderwijs, heeft zij wat nevenactiviteiten waaronder de exploitatie van de schoolkantines, de verhuur van kluisjes en het uitlenen van personeel. In 2013 heeft de onderwijsinstelling een besloten vennootschap ( BV ) opgericht waarvan zij de enig aandeelhouder is. In de BV werden de facilitaire diensten ondergebracht

Pagina10 op het gebied van schoonmaak, tuinonderhoud, klein onderhoud aan de gebouwen en dergelijke werkzaamheden. De onderwijsinstelling en de BV hadden een verzoek aan de belastingdienst gericht om als een fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt. De inspecteur heeft dit verzoek echter afgewezen, omdat de instelling naar de mening van de inspecteur ook prestaties verrichte waarvoor zij geen ondernemer was. De inspecteur was om deze reden van mening dat er niet was voldaan aan de vereiste economische verwevenheid. De rechter was met die argumentatie van de belastingdienst snel klaar. Het stond vast dat (a) zowel de onderwijsinstelling als de BV voor de btw als ondernemer handelden en (b) de BV uitsluitend werkzaamheden verrichte voor de onderwijsinstelling. Daaruit volgde dat er tussen beide nietverwaarloosbare economische betrekkingen bestonden en dat daarmee was voldaan aan de eis van economische verwevenheid. Dat de onderwijsinstelling wellicht voor een deel van haar activiteiten geen ondernemer zou zijn, is gezien de uitspraak klaarblijkelijk niet van belang. Ons inziens een terechte conclusie. De wet bepaalt immers niet dat het bestaan van een btw fiscale eenheid alleen mogelijk is wanneer de activiteiten uitsluitend uit ondernemersactiviteiten bestaan. Colofon Deze nieuwsbrief is een uitgave van DHK Tax Lawyers & Legal Consultants (DHK): http:// Abonnementen Abonneren op deze nieuwsbrief is mogelijk door een e-mail te sturen naar info@dhk-taxandlegal.nl, graag met vermelding van de naam en adresgegevens van uw organisatie. Disclaimer Ondanks alle zorg die aan deze uitgave is besteed, blijven vergissingen mogelijk. DHK aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor onvolledigheden en/of onjuistheden, noch voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van deze uitgave. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd.