Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Hygiënerichtlijn voor instellingen voor residentiële jeugdzorg. September 2015

Vergelijkbare documenten
Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Hygiënerichtlijn voor instellingen voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Werkinstructies hygiëne gemeentelijke crisisopvang voor vluchtelingen Oktober 2015, versie 4

Checklist voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Inhoudsopgave. 3 Persoonlijke hygiëne van cliënten Benodigde materialen Handelingen Ernstig vervuilde cliënten 8

Checklist voor residentiële jeugdinstellingen

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Hygiënerichtlijn voor instellingen voor volwassenen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Checklist voor instellingen voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking

Antibioticaresistentie in de thuiszorg: Voorkom verspreiding van resistente bacteriën met de standaard (hygiëne)maatregelen!

Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren bij astmapatiënten. Door goed schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd.

Informatiebrief Hand-, voet- en mondziekte

1 Protocol gezondheid

Checklist voor justitiële instellingen

6 Schoonmaakschema s en printklare instructies

Dit project werd mogelijk gemaakt door: Handhygiëne Programma Kinderdagverblijven

Protocol Hygiëne & Voeding

Normenlijst hygiënerichtlijn voor de ambulancezorg

Protocol Hygiëne thuiszorg

Checklist Hygiënebegeleiding Dak- en thuislozen - maart 2014

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor arrestantenverblijven September 2015

Het voorkomen van verspreiding van micro-organismen. donderdag 12 november 2015

Inleiding : Inhoud: 1. Persoonlijke hygiëne 2. Voeding en hygiëne 3. Hygiëne in en om het gebouw

Hoofdstuk 2: Hygiëne, veiligheid en afvalregeling

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Hygiene en infectiepreventie 9

Protocol 3: Geneesmiddelen en Medisch Handelen 1 (GMMH) KDV t Sprookjesland

Persoonlijke hygiëne Voor patiënt en bezoeker

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor psychiatrische instellingen Juni 2018, pilotversie

PROTOCOL TER PREVENTIE VAN BLOEDOVERDRAAGBARE AANDOENINGEN. Met instemming PGMR mei 2013 MET INSTEMMING

Susan Welten, oktober 2016

Bijlage 7. Reinigen en desinfecteren van een ruimte 1 waar een patie nt met (mogelijke) ebola is verbleven

Toezicht infectiepreventie en infectieziektebestrijding penitentiaire inrichtingen

Protocol overdracht ziektekiemen

Protocol Persoonlijke Hygiëne Pluimveeverwerkende industrie

PROTOCOL GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Hygiënemaatregelen in de huisartsenpraktijk

BRMO INFORMATIE VOOR PATIËNTEN

Het griepvirus bijvoorbeeld vertoont zich steeds weer in een nieuwe gedaante waardoor vaccinatie moeilijk is.

Inleiding. Algemeen. Blijvende bacteriën

Protocol hygiëne Kinderopvang Bij Lotte

Informatie over het norovirus

Persoonlijke hygiëne Voor patiënt en bezoeker

Het norovirus wordt gemakkelijk overgedragen en er zijn maar weinig virusdeeltjes nodig om besmet te raken.

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor Justitiële Inrichtingen en Landelijke Diensten September 2015

Checklist voor Sauna's en badinrichtingen

Checklist Hygiënebegeleiding Seksinrichtingen september 2013

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor sauna s en badinrichtingen juli 2016

Protocol Gezondheid. PSZ De Buutplaats april 2011

Ziekenhuishygiëne BRMO

Algemeen Aangemaakt: Documentbeheerders. Beoordeling. Opmerkingen. Hyperlinks (migratiegebruiker) (Timmermans, Manon)

9.3.1 HANDREIKING GENEESMIDDELENVERSTREKKING EN MEDISCH HANDELEN

Infectiepreventiebeleid EVO PDF Tools Demo

Handhygiëne bezoekers CWZ

Prik-, snij-, bijten/of spataccidenten

Reiniging en desinfectie

Voorkomen is beter dan Genezen

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor de ambulancezorg. Herziening december 2017

Chemotherapie INTERNE GENEESKUNDE. Maatregelen thuis

Soort ongeval Urgentiecode Oplossingen Plan van aanpak Verantwoordelijk uitvoer of implementatie ZIEKTE KIEMEN. Is opgenomen in het protocol

Bijzonder Resistente Micro-Organismen. Isolatiemaatregelen infectiepreventie bij BRMO

MRSA. en infectiepreventie. BRMO (Bijzonder Resistente Micro-Organismen)

Beleid t.a.v. gezondheidsrisico s door overdracht van ziektekiemen

33Hygiënecodes in instellingen

H y g i ë n e r i c h t l i j n e n. Evenementen met dieren

Veilig eten voorkom een voedselinfectie

Risico inventarisatie en actieplan; Gezondheid

Bijzonder Resistent Micro-Organisme

Controle op Bijzonder Resistente Micro- Organismen

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang.

Persoonlijke beschermingsmiddelen

& Hygiëne. Bron: Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Kinderopvang HAPPY & Hygiëne

Wat te doen na een Prik of Snij-ongeval

Checklist: Reinigen en desinfecteren van instrumenten, apparaten en oppervlakken

Bijzonder Resistent Micro-Organisme

Checklist hygiëneadvies voor een zorginstelling bij een uitbraak van gastro-enteritis

Bijzonder resistente micro-organismen/ BRMO

ISOLATIEM AATREGELEN

Protocol Hygiëne persoonlijk

Deze informatie is bestemd voor patiënten met een mogelijke of aangetoonde MRSA besmetting.

Protocol gezondheid. BSO de Saller protocol gezondheid versie 03 september 2016

INFORMATIE EN RICHTLIJNEN VEILIGHEID EN GEZONDHEID

Maatregelen bij Bijzonder Resistent Microorganismen

Plan van aanpak risico-inventarisatie gezondheid: acties/afspraken/controles

Hygiëne- en gezondheidsbeleid Peuterspeelzaal Dribbel versie juni 2017

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor Opvangcentra voor Dak- en Thuislozen en Sociale Pensions Maart 2014

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor basisscholen Pilotversie november 2015

Workshop Hoera, wij worden getoetst,

Dragerschap en behandeling van MRSA

Preventie infecties voor en door medewerkers. informatie voor medewerkers

Checklist voor Evenementen

Doel: Het benoemen van maatregelen om het risico van overdracht van micro-organismen van medewerkers van Hap t Hellegat naar patiënten te verminderen.

Buikgriep bij kinderen Informatie voor ouders. Maatschap Kindergeneeskunde IJsselland Ziekenhuis

Het infectiepreventiebeleid

Prik-, snij-, bijten/of spataccidenten

Checklist voor Asielzoekerscentra

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Hygiënerichtlijn voor basisscholen. Mei 2016

Maag-Darm-Leverziekten. Instructie zelf toedienen van Methotrexaat (MTX)

Niet altijd treden ziekteverschijnselen op. Als er ziekteverschijnselen optreden, gebeurt dat meestal 3-4 dagen na de besmetting.

De ziekenhuisbacterie MRSA. Instructies voor thuis

Afdeling hygiëne en infectiepreventie MRSA-bacterie? Voorkomen is beter

BELEID RIE GEZONDHEIDSRISICO 2015

Voorkom een besmetting

Transcriptie:

Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Hygiënerichtlijn voor instellingen voor residentiële jeugdzorg September 2015

Colofon Deze Hygiënerichtlijn is in 2014 opgesteld, op basis van de hygiënerichtlijnen voor residentiële jeugdinstellingen (versie juli 2012). Aan het opstellen van dit document hebben de volgende GGD en en organisaties bijgedragen: GGD Amsterdam GGD Fryslân GGD Hollands Noorden GGD Noord- en Oost-Gelderland Ons Tweede Thuis s Heeren Loo Zorggroep Deze uitgave is te downloaden via: www.lchv.nl Contact Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Postbus 2200 1000 CE Amsterdam T 020 555 54 15 F 020 555 56 71 E-mail: info@lchv.nl Web: www.lchv.nl Het LCHV is een onderdeel van het RIVM. Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Pagina 2 van 52

1 Inleiding... 5 1.1 Voor wie is deze hygiënerichtlijn?... 5 1.2 Hygiëne en ziekteverwekkers... 5 1.3 Wat is het doel van deze richtlijn?... 6 1.4 Leeswijzer... 6 2 Algemene hygiëne... 8 2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers... 8 Algemene regels... 8 Schone handen... 9 Handschoenen... 10 Kleding... 10 Beschermende middelen (anders dan handschoenen)... 11 2.2 Huishoudelijk afval... 11 2.3 Voedselveiligheid... 11 Basisprincipes van voedselveiligheid... 12 Hygiënecodes... 12 2.4 Dieren... 13 3 Hygiëne van cliënten... 15 3.1 Persoonlijke hygiëne van cliënten... 15 Benodigde materialen... 15 Handelingen... 15 3.2 Seksuele voorlichting... 16 4 Medische en verpleegkundige zorg... 17 4.1 Wondverzorging... 17 4.2 Steriele instrumenten en materialen... 18 4.3 Omgang met scherp afval... 18 4.4 Prik-, snij-, bijt- en spataccidenten... 20 Vaccinatie van medewerkers tegen hepatitis B... 21 4.5 Een infectieziekte in uw instelling... 21 Meldingsplicht... 21 Medewerkers met infectieziekten... 22 Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO)... 22 5 Schoonmaken en desinfecteren... 23 5.1 Desinfecteren... 23 Toegelaten desinfecterende middelen voor oppervlakken, materialen en handen... 24 5.2 Schoonmaaktips... 24 5.3 Omgaan met schoonmaakmaterialen... 25 Pagina 3 van 52

6 Bouw en inrichting... 27 6.1 Algemene eisen... 27 6.2 Toiletten... 27 6.3 Douche- en badruimte... 28 6.4 Keuken... 28 6.5 (Medische) behandelruimte... 29 6.6 Separeercel... 29 6.7 Snoezelruimte... 30 6.8 Kleine zwembaden... 30 6.9 Buitenzandbakken... 30 6.10 Ballenbak... 31 6.11 Binnenmilieu... 31 Luchten en ventileren... 32 Temperatuur- en vochtbalans... 32 6.12 Legionellapreventie... 33 Legionellapreventie volgens het Drinkwaterbesluit, het Bhvbz en het Activiteitenbesluit... 34 7 Schoonmaakschema s en printklare instructies... 35 Schoonmaakschema s... 35 Werkwijze handen wassen of desinfecteren... 45 Microvezeldoekjes... 47 8 Extra informatie... 48 8.1 Begrippenlijst... 48 8.2 Ctgb-databanken voor desinfecterende middelen... 50 Zoekstrategie overzicht toegelaten desinfecterende middelen... 50 Zoekstrategie specifiek desinfecterend middel... 50 9 Bronnenlijst... 51 Literatuur... 51 Wetten & regelingen... 52 Losse informatie... 52 Pagina 4 van 52

1 Inleiding In deze inleiding staat voor wie de richtlijn voor instellingen voor residentiële jeugdzorg is geschreven. Ook wordt er uitgelegd waarom hygiëne belangrijk is en wat het doel van de hygiënemaatregelen is. Daarnaast vindt u een leeswijzer als ondersteuning bij het vinden van specifieke informatie. 1.1 Voor wie is deze hygiënerichtlijn? Deze richtlijn is een hulpmiddel om de hygiëne vorm te geven in instellingen voor residentiële jeugdzorg. Dit zijn instellingen waar kinderen en jongeren tussen de 0 en 23 jaar (in deze richtlijn cliënten genoemd) dag en nacht buiten hun eigen omgeving verblijven, op vrijwillige of gedwongen basis. Er bestaan verschillende typen residentiële zorg zoals gesloten, besloten en open leefgroepen. Ook zijn er leefgroepen met een deeltijdarrangement - waarbij jongeren deels in de groep wonen en bijvoorbeeld in het weekend thuis zijn 1. In de eerste plaats is deze richtlijn geschreven voor managers, omdat zij direct verantwoordelijk zijn voor een goede hygiëne binnen hun instelling. Als ondersteuning voor managers zijn kant-enklare instructies opgenomen voor uitvoerend medewerkers. 1.2 Hygiëne en ziekteverwekkers Een goede hygiëne voorkomt de verspreiding van micro-organismen. Voorbeelden van microorganismen zijn bacteriën, virussen en schimmels. Micro-organismen zijn onzichtbaar voor het blote oog en komen overal voor: op de huid, in lichaamsvloeistoffen zoals bloed en ontlasting, op meubelen en gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. De meeste zijn onschuldig of zelfs nuttig voor de mens, maar sommige kunnen ziekten veroorzaken. Door contact tussen mensen kunnen deze ziekteverwekkers zich van de ene mens naar de andere verspreiden. Als ze zich vervolgens in het lichaam vermenigvuldigen, kan iemand ziek worden. Zulke ziektes noemen we infectieziekten. Of een besmetting uitgroeit tot een infectie, heeft met verschillende dingen te maken: de hoeveelheid ziekteverwekker waarmee iemand besmet is; hoe gemakkelijk de ziekteverwekker mensen ziek maakt; iemands lichamelijke conditie. De een wordt ziek, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van. De cliënten van uw instelling lopen een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Dit komt doordat: cliënten vaak relatief dicht op elkaar leven; cliënten veel gebruikmaken van dezelfde ruimtes en materialen; cliënten een afweersysteem hebben dat nog (volop) in ontwikkeling is; cliënten soms een slechte persoonlijke hygiëne hebben, bijvoorbeeld vanwege psychiatrische problematiek; 1 Zie http://www.nji.nl/residentiele-jeugdzorg Pagina 5 van 52

medewerkers meerdere cliënten helpen, en zo ziekteverwekkers kunnen verspreiden. Hoe verspreiden ziekteverwekkers zich? Ziekteverwekkers verspreiden zich op de volgende manieren: via de handen; door de lucht (bijvoorbeeld via druppels door hoesten, na braken of via huidschilfers of stof); via voedsel en water; via voorwerpen als wc s en deurklinken; via lichaamsvloeistoffen (ontlasting, urine, bloed, wondvocht enzovoorts); via dieren, zoals huisdieren en insecten. Hygiëne voorkomt ziekte Infectierisico s beperkt u in de eerste plaats door een goede hygiëne. Alle regels in deze richtlijn hebben hiermee te maken. In de basis is hygiëne niet meer dan het volgende: Breng wat vuil is niet in contact met wat schoon is. En andersom. Maak schoon wat vuil is of gooi het weg. Je kunt niet altijd aan de buitenkant beoordelen of iets vuil of schoon is. Alles begint en eindigt met handen wassen. 1.3 Wat is het doel van deze richtlijn? Zoals hierboven beschreven, lopen uw cliënten een groter infectierisico dan de gemiddelde burger. Het is aan u als organisatie om dit risico zo klein mogelijk te maken. Deze richtlijn is opgesteld om u hierin te ondersteunen. Hiertoe wordt in deze richtlijn een overzicht gegeven van belangrijke hygiënemaatregelen waarmee u het risico op het ontstaan en verspreiden van infectieziekten in uw instelling kunt verkleinen. De maatregelen in deze richtlijn kunt u gebruiken bij het opstellen van uw hygiënebeleid. Omdat deze richtlijn algemene informatie geeft, is het aan te raden om dit te vertalen naar concrete werkinstructies, in lijn met het beleid van uw organisatie. Vanwege de grote variatie in typen instellingen voor residentiële jeugdzorg, is het mogelijk dat niet alle informatie in de richtlijn van toepassing is op uw situatie. Deze informatie kunt u dan overslaan. Dit document biedt zowel informatie die direct te maken heeft met de hygiënische uitvoering van handelingen als informatie over randvoorwaarden om een goede hygiëne mogelijk te maken. Voorbeelden van zulke randvoorwaarden zijn de schoonmaak en de bouw en inrichting van uw instelling. 1.4 Leeswijzer Elk hoofdstuk en elke paragraaf begint met een korte inleidende tekst. Hierin leest u waarom het onderwerp belangrijk is. Zo nodig wordt daarnaast aangegeven voor welke medewerkers of voor welk type zorginstelling de paragraaf van toepassing is. Pagina 6 van 52

Na deze inleidende tekst volgt een opsomming van de hygiënemaatregelen. Sommige maatregelen gelden op basis van wetgeving, uw zorgplicht, professionele standaarden of veldnormen, andere worden alleen meegegeven als tip. U herkent de maatregelen als volgt: De maatregelen op basis van wetgeving, uw zorgplicht, professionele standaarden of veldnormen staan in een gekleurd kader. Dit zijn de minimale eisen aan een goed hygiënebeleid. Wanneer u een vergelijkbaar of beter alternatief heeft, of als de maatregelen niet van toepassing zijn op de werkzaamheden van uw instelling, mag u hiervan afwijken. Het wordt aangeraden om deze afwijkingen in uw hygiënebeleid te beargumenteren. Voor het leesgemak wordt er per hoofdstuk een andere kleur gebruikt. Wanneer een maatregel voortkomt uit wetgeving, wordt deze wetgeving in een grijs omrand kader toegelicht. Ontbreekt dit kader in een paragraaf? Dan zijn de maatregelen in het gekleurde kader gebaseerd op uw zorgplicht, professionele standaarden of veldnormen. TIP: Tips herkent u aan de schuingedrukte, gekleurde tekst. Deze punten zijn vrijblijvend. Maar als u de tips opvolgt, werkt u hygiënischer. In hoofdstuk 7 vindt u schoonmaakschema s en printklare instructies voor medewerkers. De schoonmaakschema s kunt u ook online vinden als word-bestand, zodat u ze aan uw situatie kunt aanpassen. Kijk voor meer informatie op de website van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid: www.lchv.nl. Pagina 7 van 52

2 Algemene hygiëne In dit hoofdstuk vindt u algemene informatie over hygiënisch handelen. Specifieke informatie over schoonmaken en desinfecteren staat in hoofdstuk 3. Voor een optimale hygiëne is het niet alleen belangrijk dat uw medewerkers weten hoe ze moeten werken, maar ook waarom ze dat moeten doen. Zorg dat uw medewerkers goed weten hoe infectieziekten worden overgebracht én wat ze hier tegen kunnen doen. 2.1 Persoonlijke hygiëne van medewerkers Deze paragraaf is van toepassing op medewerkers die verzorgende, verplegende of medische handelingen uitvoeren bij cliënten. Medewerkers die alleen sociale activiteiten uitvoeren met cliënten, kunnen onderstaande maatregelen als tips beschouwen. Medewerkers en cliënten hebben veel contact met elkaar. Tijdens verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen kunnen ziekteverwekkers zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde materialen. Een goede persoonlijke hygiëne verkleint het infectierisico. Hieronder vindt u de eisen aan de persoonlijke hygiëne van medewerkers; de eisen voor cliënten vindt u in paragraaf 3.1. Algemene regels Medewerkers moeten zichzelf schoon houden. Dit houdt in dat zij naast schone kleding, ook schone haren hebben en eventuele wondjes goed afdekken. Geef uw medewerkers de volgende instructies: Draag uw haren kort, in een paardenstaart, opgestoken of in een schone, strakke hoofddoek. Dek open wondjes af met een waterafstotende pleister. Gebruik eenmalige zakdoeken en gooi deze na gebruik meteen weg. Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via de handen. Daarom moeten de handen goed schoon te maken zijn. Kunstnagels, nagellak en hand- en polssieraden belemmeren een goede handhygiëne. Voert u verzorgende, verpleegkundige of medische handelingen uit bij cliënten? Let dan op het volgende: o Knip nagels kort en draag geen kunstnagels; o gebruik geen nagellak; o draag geen hand- en polssieraden, zoals een trouwring of horloge. Pagina 8 van 52

TIP: Draagt u oorsieraden? Draag dan knopjes in plaats van grote oorbellen of ringetjes. Deze kunnen tijdens werkzaamheden ergens achter haken of in contact komen met cliënten. Schone handen Een van de meest voorkomende manieren waarop ziekteverwekkers worden verspreid, is via de handen. Om te voorkomen dat medewerkers ziekteverwekkers verspreiden van de ene cliënt naar de andere cliënt, moeten de handen op de juiste momenten worden schoongemaakt. Dit kan door ze te wassen met water en zeep of ze in te wrijven met een handdesinfecterend middel. Geef uw medewerkers de volgende instructies: Was of desinfecteer uw handen volgens de stappen in Werkwijze handen wassen of desinfecteren in hoofdstuk 7. Was uw handen met water en vloeibare zeep als ze zichtbaar vuil zijn. Gebruik dan geen handdesinfecterend middel; door zichtbaar vuil vermindert de werking. Zijn uw handen niet zichtbaar vuil? Dan mag u kiezen of u uw handen wast of desinfecteert. De handen worden voldoende schoon als u alleen wast of desinfecteert. Doe het dus niet beide, direct na elkaar; uw huid droogt dan meer uit en beschadigt sneller. Was of desinfecteer uw handen onder andere: o na een toiletbezoek (en na het helpen of verschonen van cliënten); o voor en na verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen; o na contact met lichaamsvloeistoffen zoals ontlasting, urine, bloed, wondvocht, speeksel, braaksel of sperma; o na het uittrekken van handschoenen; o na hoesten, niezen of het snuiten van de neus. Dit is ook belangrijk als u een zakdoek hebt gebruikt. Ziekteverwekkers kunnen namelijk via de zakdoek op uw handen komen. Gebruik alleen handdesinfecterende middelen die zijn toegelaten door het Ctgb. Zie paragraaf 5.1 en bijlage 8.1. Doordat zorgmedewerkers hun handen veel moeten wassen of desinfecteren, kunnen de handen snel uitdrogen. Een handcrème kan dan uitkomst bieden. Gebruikt u handcrème? Gebruik dan bij voorkeur een tube. Crèmes in potten raken sneller besmet met ziekteverwekkers. TIP: Bewaar handdesinfecterende middelen buiten bereik van cliënten, om te voorkomen dat ze het opdrinken. Pagina 9 van 52

Handschoenen Het dragen van handschoenen is vereist in situaties waarbij de handen in contact kunnen komen met lichaamsvloeistoffen en bij het uitvoeren van steriele handelingen. Via lichaamsvloeistoffen is er een verhoogd risico op besmetting met ziekteverwekkers. Geef de volgende instructies: Draag handschoenen wanneer uw handen in aanraking kunnen komen met lichaamsvloeistoffen. Dit is bijvoorbeeld bij: o het helpen van cliënten op het toilet; o het schoonmaken of desinfecteren van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op zitten; o het sorteren van de vuile was. Gebruik in bovenstaande gevallen alleen handschoenen: o die gemaakt zijn van poedervrije latex of nitril; o die voldoen aan de NEN normen EN 420, EN 455 en EN 374. Deze normen moeten op de verpakking zichtbaar zijn; o uit een verpakking waarop een CE-markering staat (zie afbeelding hiernaast); o uit een verpakking waarop de naam en het adres van de producent staat. Als dit geen adres binnen de EU is, moet ook de naam en het adres van de EUvertegenwoordiger vermeld zijn. Kijk op www.lchv.nl voor een uitgebreide uitleg over het handschoenenbeleid. Heeft u een latexallergie type I of vermoedt u dat u allergisch bent? Gebruik dan nitril. Vermijd contact met deurklinken, telefoons en andere apparaten en materialen wanneer u handschoenen draagt. Dit om besmetting van de handschoenen of van de omgeving te voorkomen. Gebruik handschoenen eenmalig en verwissel deze per cliënt. Trek handschoenen na gebruik direct binnenstebuiten uit, zonder hierbij uw polsen aan te raken, en gooi ze weg. Kleding Ook via kleding kunnen ziekteverwekkers verspreid worden. Om dit te voorkomen, moeten medewerkers besmetting van en via hun kleding voorkomen. Geef uw medewerkers de volgende instructies: Draag schone kleding tijdens verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen. Trek schone kleding aan als de kleding zichtbaar vervuild is met lichaamsvloeistoffen. Hiervoor moet dus een reservesetje (privé- of dienst)kleding aanwezig zijn. Draag tijdens verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen bovenkleding met korte mouwen of rol de mouwen op tot boven de ellebogen wanneer uw handen of kleding in aanraking kunnen komen met lichaamsvloeistoffen. Draag tijdens verzorgende, verpleegkundige en medische handelingen geen sjaals, vesten of andere loshangende accessoires die tegen de cliënt aan kunnen komen. Pagina 10 van 52

TIP: Zorg voor reservekleding die medewerkers aan kunnen trekken wanneer hun kleding tijdens de werkzaamheden vervuild raakt met lichaamsvloeistoffen. Beschermende middelen (anders dan handschoenen) In sommige gevallen moeten medewerkers naast handschoenen ook andere beschermende middelen, zoals een schort, mondneusmasker en spatbril, dragen om het risico op besmetting te verkleinen. Hieronder vindt u de algemene maatregel. Wanneer een cliënt een infectieziekte heeft, gelden mogelijk aanvullende maatregelen. Raadpleeg hiervoor de protocollen van uw instelling of een deskundige infectiepreventie, bijvoorbeeld van uw regionale GGD. Voor uw medewerkers geldt: Draag een wegwerpschort bij cliëntgebonden handelingen waarbij uw kleding vervuild kan raken met lichaamsvloeistoffen. Een halterschort is in normale situaties voldoende. In bepaalde situaties is een schort met lange mouwen noodzakelijk; raadpleeg hiervoor de betreffende protocollen van uw instelling. Ook kan uw regionale GGD u advies geven. 2.2 Huishoudelijk afval Afval kan plaagdieren aantrekken. Omdat deze plaagdieren ziekteverwekkers met zich mee kunnen dragen, is een goed afvalbeleid nodig. Voorkom dat huishoudelijk afval zich ophoopt op plaatsen waar plaagdieren bij kunnen. TIPS: - Leeg afvalemmers minstens één keer per dag. Sluit de zakken goed en bewaar ze in gesloten rolcontainers. - Verschoon damesverbandcontainers in de meisjestoiletten dagelijks. - Houd de opslagplaats van afval schoon, zodat er geen ratten of andere plaagdieren op afkomen. Plaats geen afval naast afvalcontainers. Zorg dat het afval wordt opgehaald voordat een container vol is. 2.3 Voedselveiligheid Instellingen voor residentiële jeugdzorg moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat cliënten ziek worden door bedorven of besmet eten. Sinds 1995 zijn alle organisaties die voedsel bereiden, verwerken, behandelen, verpakken, vervoeren, distribueren en verhandelen verplicht een voedselveiligheidssysteem te hebben op basis van HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points; een systeem om de voedselveiligheid te beheersen). Deze verplichting is opgenomen in de Europese verordening Verordening (EG) 852/2004. Daarnaast zijn Nederlandse regels voor de hygiëne bij productie, bereiding en behandeling van levensmiddelen opgenomen Pagina 11 van 52

in het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen en het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Verschillende branches hebben een praktische uitwerking van de HACCP gemaakt, in de vorm van Hygiënecodes. In Hygiënecodes staan voedselveiligheidsmaatregelen die voor alle stadia van voedselverwerking gelden: van het kopen of ontvangen tot het bewaren, het bereiden en het serveren van eten en drinken. Door volgens een Hygiënecode te werken, voldoet u automatisch aan de wettelijke voorschriften van voedselveiligheid. In deze paragraaf vindt u eerst wat achtergrondinformatie over de basisprincipes van voedselveiligheid. Daarna bespreken we volgens welke Hygiënecodes u kunt werken. Basisprincipes van voedselveiligheid Voedselveiligheidsmaatregelen zijn gebaseerd op drie basisprincipes: beheersing van de temperatuur, netheid en controle van de houdbaarheid. Beheersing van de temperatuur De temperatuur van gekoelde of diepvriesproducten beïnvloedt de voedselveiligheid. Hoe kouder deze producten worden bewaard, hoe minder kans ziekteverwekkers hebben om uit te groeien. Bij hoge temperaturen worden veel ziekteverwekkers juist gedood. Daarom gaan veel regels in de Hygiënecode over de temperatuureisen die voor deze producten gelden. Netheid Via vuile handen en vuile materialen (zoals keukenspullen of andere etenswaren) kan voedsel besmet raken met ziekteverwekkers. Bovendien kan groente en fruit bij aanschaf al besmet zijn. Daarom staan er in de Hygiënecode zowel eisen die gesteld worden aan de persoonlijke hygiëne van mensen die werken met voedsel als regels gericht op de schoonmaak van materialen en werkruimtes. Een voorbeeld van zo n eis is dat men de handen moet wassen voor en na het bereiden of toedienen van eten. Houdbaarheid Al het voedsel is bederfelijk. Daarom is het controleren en garanderen van de houdbaarheid van producten een belangrijk aspect van voedselveiligheid. Alle regels in hygiënecodes zijn gericht op deze principes. Hygiënecodes Hygiënecodes die u kunt gebruiken zijn: o De Hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie. o De Hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonvormen. Op de website van het Voedingscentrum vindt u een Hygiënecode Beslisboom waarmee u kunt bepalen volgens welke Hygiënecode u moet werken (zie de link in de bronnenlijst in hoofdstuk 9). In de meeste gevallen zal volgens de Hygiënecode voor de voedingsverzorging in zorginstellingen en Defensie moeten worden gewerkt. De Hygiënecode voor de voedingsverzorging in woonvormen geldt alleen wanneer er een min of meer gewoon huishouden wordt gevoerd waarbij bewoners zelf hun dagelijks leven (deels) inrichten, samen zorgen voor de maaltijden en er alleen Pagina 12 van 52

eenvoudige handelingen worden uitgevoerd om eten te bereiden of op te warmen. In de bronnenlijst in hoofdstuk 9 staat waar u de Hygiënecodes kunt vinden. Bepaal volgens welke Hygiënecode er op uw locatie wordt gewerkt. Zorg dat de gekozen code alle voedselprocessen in uw centrum dekt. Zorg dat iedereen die betrokken is bij voedselprocessen volgens de Hygiënecode werkt. TIP: Laat uw keuken één keer per jaar controleren op hygiëne en HACCP door een eigen medewerker of een extern bureau (bijvoorbeeld de GGD). De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) kan steekproefsgewijs controleren of u de regels uit uw code naleeft. 2.4 Dieren Net als mensen kunnen dieren een infectieziekte oplopen. Een klein deel van deze infectieziekten kan van dieren worden overgedragen op mensen. Deze ziekten noemen we zoönosen. Het overdragen van ziekteverwekkers kan bijvoorbeeld gebeuren tijdens het aaien of knuffelen van dieren. Zijn (huis)dieren toegestaan binnen uw instelling? Dan is het belangrijk maatregelen te nemen om het risico op zoönosen te verkleinen. Stel een hygiënebeleid op voor de omgang met dieren. Doel van uw beleid moet zijn dat u het risico op verspreiding van ziekteverwekkers tussen dieren onderling en van dieren naar mensen zo klein mogelijk maakt. Onderstaande tips kunt u gebruiken bij het opstellen van uw beleid. TIPS: - Laat nieuwe huisdieren controleren en vaccineren door een dierenarts. Laat ze vervolgens periodiek controleren. Spreek hier met de dierenarts een geschikte termijn voor af. De dierenarts zal konijnen bijvoorbeeld jaarlijks inenten tegen myxomatose en kan bij vogels onderzoeken of ze drager zijn van de papegaaienziekte (chlamydophila psittaci); mensen kunnen deze ziekte ook oplopen. - Leg schriftelijk vast welke vaccinaties, controles en behandelingen een huisdier heeft gehad en hoe vaak het dier op controle moet komen. Eventueel kunt u de dierenarts om een schriftelijke verklaring vragen. - Bescherm honden en katten tegen vlooien. - Heeft een cliënt een eigen huisdier in zijn/haar kamer of woning? Stop het dier dan in zijn bench of kooi tijdens de verzorging van de cliënt. Dit is met name belangrijk wanneer bij de cliënt verpleegkundige handelingen worden uitgevoerd, zoals een wondverzorging, een katheterwisseling of uitzuigen. Bij zulke handelingen geeft een besmetting met ziekteverwekkers een verhoogd risico op infecties. - Zorg dat medewerkers hun handen wassen of desinfecteren na het knuffelen of verzorgen van dieren. Pagina 13 van 52

- Heeft uw instelling boerderijdieren? Gebruik dan het Keurmerk Kinderboerderijen van de vereniging Samenwerkende KinderBoerderijen Nederland (vskbn) bij het opstellen van uw hygiënebeleid. In dit keurmerk vindt u vele maatregelen die u kunt nemen om uw cliënten en dieren te beschermen. U kunt dit keurmerk gratis downloaden op de site www.kinderboerderijen.nl/downloadkeurmerk. Pagina 14 van 52

3 Hygiëne van cliënten In het voorgaande hoofdstuk zijn maatregelen beschreven die u en uw medewerkers kunnen nemen om infectierisico s te verkleinen. Maar veel cliënten kunnen hier zelf ook aan bijdragen, door een goede persoonlijke hygiëne. Daarom is het belangrijk dat het hygiënisch bewustzijn van de cliënten zo mogelijk wordt vergroot. In paragraaf 3.1 vindt u maatregelen die hieraan bijdragen. In paragraaf 3.2 vindt u informatie over seksuele voorlichting. 3.1 Persoonlijke hygiëne van cliënten Binnen instellingen voor residentiële jeugdzorg is er veel contact tussen cliënten onderling en tussen cliënten en medewerkers. Hierbij kunnen ziekteverwekkers, zoals bacteriën en virussen zich gemakkelijk verspreiden via de handen, kleding en gedeelde spullen. Vooral kleine kinderen stoppen wel eens speelgoed in hun mond of vegen snottebellen af met hun handen. Via deze besmette materialen kunnen andere kinderen bijvoorbeeld weer ziek worden. Een goede persoonlijke hygiëne van cliënten verkleint de kans op verspreiding. In deze paragraaf vindt u zowel informatie over de materialen die cliënten nodig hebben voor een goede persoonlijke hygiëne als informatie over de handelingen die moeten worden uitgevoerd. Benodigde materialen Zorg dat elke cliënt een set persoonlijke toiletartikelen heeft. Voorbeelden van deze artikelen zijn: o een kam o zeep o handdoeken o washandjes o een tandenborstel o tandpasta o scheerbenodigdheden o een nagelknippertje. Bewaar persoonlijke toiletartikelen van cliënten gescheiden van die van andere cliënten. Handelingen Leer cliënten aan dat ze hun handen wassen: o na een toiletbezoek; o voor én na het eten; o na niezen, hoesten en afvegen van de neus; o na contact met vuile kleding, afval en zand; o na het buitenspelen. Leg cliënten uit dat ze tijdens het niezen of hoesten: o niet in de richting van iemand anders kijken maar het hoofd wegdraaien of buigen; o een zakdoek, de elleboogplooi of een hand voor de mond houden. Pagina 15 van 52

Veeg snottebellen weg als cliënten dit niet zelf kunnen doen. Stimuleer cliënten zich regelmatig te wassen en hun tanden te poetsen. Bepaal als instelling de minimale frequentie. Laat een medewerker de cliënt wassen en tanden poetsen als de cliënt het zelf niet kan. Laat cliënten niet eten of drinken in een zandbak, ballenbak, zwembad of andere speelgelegenheid. TIP: Laat cliënten geen speelgoed meenemen naar het toilet. 3.2 Seksuele voorlichting Neem zo nodig onderstaande eisen aan seksuele voorlichting op in uw beleid. Informeer cliënten over het belang van veilige seks. Geef cliënten zo nodig condooms en voorlichtingsmaterialen over soa s, of leg deze op een toegankelijke plek. TIP: Vraag bij verschillende instanties zoals de GGD en Soa Aids Nederland informatiemateriaal aan. Veel van deze folders zijn gratis (excl. verzendkosten) en in meerdere talen beschikbaar. Pagina 16 van 52

4 Medische en verpleegkundige zorg Ziekteverwekkers kunnen gemakkelijk overgebracht worden via kleding en handen. Door het intensieve contact tussen medewerkers en cliënten is er tijdens het verlenen van medische en verpleegkundige zorg een verhoogde kans op besmetting. Om dit risico op besmetting te verkleinen moet u zich tijdens het verlenen van zorg houden aan de eisen uit dit hoofdstuk. Daarnaast gelden uiteraard de algemene maatregelen op het gebied van persoonlijke hygiëne (zie paragraaf 2.1) en schoonmaak en desinfectie (zie hoofdstuk 5). 4.1 Wondverzorging Het kan voorkomen dat in uw instelling wonden moeten worden verzorgd. Hierbij is er een verhoogd risico op verspreiding van micro-organismen van de ene naar de andere cliënt. Neem de onderstaande maatregelen om dit risico te verkleinen: Voorbereiding Zet voordat u begint alle benodigdheden klaar binnen handbereik, op een schone ondergrond (zoals een schone handdoek). Plaats ook een afvalzakje binnen handbereik, zodat u vuile materialen direct kunt weggooien. Controleer de houdbaarheidsdatum van alle materialen vóór elke handeling. Controleer of de verpakkingen van steriele materialen onbeschadigd en ongeopend zijn. Voorkom tocht tijdens de handeling, om het opdwarrelen van stof te voorkomen. Zo voorkomt u besmetting met micro-organismen in stofdeeltjes uit de lucht. Open steriele materialen pas als u klaar bent om met de handeling te beginnen en laat ze na opening op de binnenkant van hun verpakking liggen. Was of desinfecteer uw handen direct vóór de wondverzorging, vlak voordat u handschoenen aantrekt. Trek handschoenen aan, en ook een wegwerpschort wanneer uw kleding besmet kan raken met bloed of wondvocht. Tijdens de handeling Raak met handschoenen zo min mogelijk oppervlakken aan, om te voorkomen dat de handschoenen besmet raken met micro-organismen uit de omgeving (bijvoorbeeld op deurklinken of telefoons). Na de handeling Gooi instrumenten en materialen die bedoeld zijn voor eenmalig gebruik (zoals handschoenen) direct na de handeling weg. Was of desinfecteer uw handen na het uittrekken van de handschoenen. Noteer de openingsdatum en -tijd op materialen die na openen beperkt houdbaar zijn, zoals zalven en spoelvloeistoffen. Gebruik spoelvloeistof tot maximaal 24 uur na opening. Noteer ook de naam van de cliënt; geopende materialen mogen niet bij andere cliënten gebruikt worden. Pagina 17 van 52

4.2 Steriele instrumenten en materialen Steriele instrumenten en materialen moeten op de juiste wijze bewaard worden; gebeurt dit niet, dan kunnen de producten hun steriliteit verliezen. Let daarom op de volgende regels wanneer steriele instrumenten en materialen worden gebruikt: Controleer de houdbaarheidsdatum van steriele instrumenten en materialen periodiek (bijvoorbeeld maandelijks) en vóór gebruik. Gebruik de instrumenten en materialen niet na deze datum. Sla steriele instrumenten en materialen stofvrij en droog op, op zo n manier dat ze niet beschadigen. Prop ze dus bijvoorbeeld niet in een la, bundel instrumenten of materialen niet samen met elastiekjes of nietjes en schrijf of stempel niet op de verpakking. Gebruik de instrumenten en materialen niet als de verpakking: o beschadigd of gescheurd is; o (deels) geopend is; o vochtig is of vochtkringen vertoont; o vuil is geworden. TIPS: - Gebruik zoveel mogelijk wegwerpmaterialen. - Sla steriele instrumenten en materialen op volgens het first in, first out (fifo)-principe. Dit betekent dat instrumenten en materialen die het eerst geleverd zijn, ook het eerst gebruikt worden. Plaats hiervoor de nieuwe voorraad achteraan en schuif de oude voorraad naar voren. - Wijs een medewerker aan die maandelijks de houdbaarheidsdatum van steriele instrumenten en materialen controleert. - Maak een lijst met de houdbaarheidsdata van alle steriele instrumenten en materialen en controleer deze lijst maandelijks. Zo kun je de houdbaarheid snel controleren. Gooi producten waarvan de houdbaarheidsdatum is verlopen weg. Geef met een paraaf aan dat de controle is uitgevoerd. 4.3 Omgang met scherp afval Bij het verlenen van medische zorg of het injecteren van medicijnen kunnen scherpe materialen zoals naalden of mesjes worden gebruikt. Omdat deze materialen tijdens het gebruik besmet kunnen raken met ziekteverwekkers van cliënten, moet er veilig mee worden omgegaan. Omdat 85% van de prikaccidenten zich in de zorgsector voordoet, is er een Europese richtlijn (richtlijn 2010/32/EU) opgesteld die werkgevers van alle EU-lidstaten verplicht om hun medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten. In Nederland is dit vertaald in het Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.97. In dit besluit staat dat er veilige Pagina 18 van 52

naaldsystemen beschikbaar moeten zijn met ingebouwde beveiliging, zodat de zorgmedewerker na gebruik zichzelf of anderen er niet mee kan prikken. Ook is in het besluit opgenomen dat het verboden is om het hoesje na gebruik terug op de naald te zetten ( recappen genoemd). Neem de onderstaande maatregelen. Door u hieraan te houden, verkleint u de kans op een prikaccident. Gebruik veilige naaldsystemen met een ingebouwde beveiliging. Opmerking: op het moment van publicatie van deze richtlijn zijn nog niet alle naalden in een veilige uitvoering verkrijgbaar. Tot het moment dat alle naaldsystemen zijn vervangen, geldt: Voer, waar mogelijk, de veilige naaldsystemen in. Doe hoesjes nooit terug op de naald. Gooi naalden en andere scherpe wegwerpinstrumenten die de huid of slijmvlies doorboren, direct na gebruik in een naaldcontainer. Gooi dit scherpe afval dus nooit in een gewone afvalemmer! Gebruik alleen naaldcontainers met: o het UN-keurmerk (zie de afbeelding hiernaast). o o Dit keurmerk geeft aan dat de container voldoet aan de eisen voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg; het juiste UN-nummer. Dit nummer geeft aan wat de inhoud van de naaldcontainer is. UN 2814 staat voor infectieuze stof, gevaarlijk voor mensen en UN 3291 staat voo r ziekenhuis- of medisch afval, ongespecificeerd ; een biohazardteken (zie de afbeelding hiernaast). Dit teken geeft aan dat de naaldcontainer stoffen met een infectierisico bevat (klasse 6.2). UN-keurmerk Biohazardteken klasse 6.2 Zorg dat de naaldcontainer tijdens het prikken of snijden altijd binnen handbereik staat. Zorg dat het deksel van de naaldcontainer goed vast zit. Het deksel zit stevig vast wanneer u bij het aandrukken van de hoeken bij elke hoek een duidelijke klik heeft gehoord. Er zit dan geen speling meer in het deksel. Vervang naaldcontainers wanneer ze tot de maximale vullijn vol zitten. Sluit het deksel en lever de volle naaldcontainer in volgens het protocol van uw instelling. Zet direct een nieuwe naaldcontainer neer. Volle naaldcontainers vallen in de categorie specifiek ziekenhuisafval. Aan de afvoer van ziekenhuisafval zijn bij wet eisen gesteld (zie hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer). Zo Pagina 19 van 52

mag u uw containers alleen inleveren bij inzamelaars die een zogeheten VIHB nummer hebben. Op www.niwo.nl kunt u een lijst met goedgekeurde inzamelaars vinden. 2 TIP: Maak met uw apotheek afspraken over het inleveren van volle naaldcontainers. 4.4 Prik-, snij-, bijt- en spataccidenten Ook wanneer u zich bij de omgang met scherp afval houdt aan de eisen in de vorige paragraaf, kunnen er in uw instelling prik-, snij-, bijt- en spataccidenten plaatsvinden. Hier spreekt men van als het bloed of de slijmvliezen van een medewerker of cliënt in contact komt met bloed, wondvocht of de slijmvliezen van een ander. Bij zo n accident kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen, zoals het hepatitis B of C virus en hiv. Bij een bijtaccident lopen zowel de bijter als de degene die gebeten is het risico om besmet te worden door de ander. Door een protocol voor prik-, snij-, bijt- en spataccidenten dat bekend is bij de medewerkers, verkleint u de kans dat medewerkers of cliënten bij zo n accident een infectieziekte oplopen. Ontwikkel een protocol voor prik-, snij-, bijt- en spataccidenten en stel uw medewerkers hiervan op de hoogte. In dit protocol moet in ieder geval het volgende staan: o o Bij bloed-bloed- of bloed-slijmvliescontact (bijvoorbeeld wanneer bloed in het oog is gespat) moeten zo snel mogelijk de volgende stappen worden genomen: 1. Laat een wondje goed doorbloeden. 2. Spoel het wondje of het slijmvlies met water of fysiologisch zout. 3. Ontsmet een wondje (slijmvliezen niet!) met een wonddesinfecterend middel met een RVG- of EU-nummer (bijvoorbeeld Betadine jodium ). 4. Dek het wondje zo nodig af. 5. Neem direct hierna contact op met de arts of instantie die volgens uw lokale protocol het accident moet beoordelen. Deze arts maakt vervolgens een inschatting van de risico's en bespreekt het te volgen beleid. Neem in het protocol de contactgegevens op van de instantie(s) aan wie het accident gemeld moet worden. Maak zo nodig onderscheid tussen meldingen binnen en buiten kantooruren. Noteer de volgende gegevens zodat de arts het risico op hiv en hepatitis B en C beter kan bepalen: 1. Medische informatie (indien bekend) over de personen die bij het accident zijn betrokken: wat is de vaccinatiestatus van de verwonde: is hij of zij gevaccineerd tegen hepatitis B en zo ja, is uit een titerbepaling gebleken dat er voldoende antistoffen zijn aangemaakt? En wat is er bekend over de bron: is hij/zij besmet met hepatitis B of C virus of hiv, vertoont hij of/zij risicogedrag (zoals intraveneus drugsgebruik)? 2. Het type verwonding (bijv. prik- of bijtwond). 3. De plaats van de verwonding op het lichaam. 2 Zoek hiervoor op VIHB-lijst en klik vervolgens op Raadplegen VIHB-lijst (bedrijfsafval en gevaarlijk afval). Pagina 20 van 52

4. Het materiaal waarmee iemand verwond is (het type naald in het geval van een prikaccident). 5. De handeling die er, in geval van een prikaccident, met de naald is uitgevoerd. Vaccinatie van medewerkers tegen hepatitis B Op basis van de Arbowet is de werkgever verplicht om personeel te beschermen tegen een infectie met hepatitis B, bijvoorbeeld door het aanbieden van vaccinatie. Dit valt echter buiten de reikwijdte van deze richtlijn. Maar zie voor meer informatie onder andere het Arbobesluit, art. 4.85 en www.kiza.nl. 4.5 Een infectieziekte in uw instelling Ook wanneer u goede hygiënemaatregelen instelt, kan het voorkomen dat cliënten of medewerkers besmet raken met een infectieziekte. In sommige gevallen moet u dit melden bij de GGD. De eisen hieraan vindt u onder het kopje Meldingsplicht. Onder het kopje Medewerkers met infectieziekten vindt u maatregelen om de kans te verkleinen dat medewerkers met een infectieziekte cliënten besmetten. Tot slot vindt u onder Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) informatie over specifieke maatregelen die u moet nemen in het geval van een BRMO. TIP: Breng infectiepreventie onder bij de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor kwaliteit en veiligheid. Zij kunnen onderstaande informatie vertalen naar protocollen en werkinstructies. Meldingsplicht Voor instellingen voor residentiële jeugdzorg geldt een meldingsplicht voor infectieziekten. Op grond van de Wet publieke gezondheid, artikel 26, is het hoofd van een instelling waar voor infectieziekten kwetsbare groepen een of meer dagdelen per etmaal in gemeenschappelijke ruimten verblijven of samenkomen, wettelijk verplicht om de GGD op de hoogte te stellen van een ongewoon aantal zieken. In het LCI-draaiboek Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen is omschreven welke infectieziekten gemeld moeten worden, en vanaf hoeveel gevallen deze meldingsplicht ingaat. Meld infectieziekten volgens de regels omschreven in het LCI-draaiboek Wet publieke gezondheid, Artikel 26 meldingen instellingen. In hoofdstuk 9 staat een link naar dit document. Zorg dat duidelijk is wie de melding doet. Om een infectieziekte zo goed mogelijk te bestrijden heeft de GGD zo veel mogelijk informatie nodig. Wanneer en hoe werd de eerste cliënt of medewerker ziek, wat zijn de klachten, is er een diagnose gesteld (zo ja: door wie en hoe?), zijn er nog meer cliënten of medewerkers ziek geworden (en zo ja, wanneer?), is er spontaan herstel? Houd deze gegevens bij. Pagina 21 van 52

Bepaal samen met de behandelend arts en deskundigen van de GGD welke maatregelen u moet nemen. In de meeste gevallen hoeft u bij gezamenlijke activiteiten geen cliënten te weren omdat besmetting vaak al vóór de diagnose heeft plaatsgevonden. TIP: Voor vragen en advies over (een uitbraak van) een infectieziekte, of als u twijfelt of u of een ander een besmettelijke ziekte heeft (zoals bijvoorbeeld tuberculose), kunt u contact opnemen met uw GGD. Medewerkers met infectieziekten Medewerkers met een infectieziekte kunnen cliënten besmetten. Daarom moeten medewerkers zich direct bij een bedrijfsarts of afdelingshoofd melden wanneer zij een infectie hebben. Er wordt dan onderzocht of ze vervangende werkzaamheden moeten uitvoeren of tijdelijk moeten stoppen met werken. Stimuleer medewerkers het volgende direct te melden: o ernstige infecties (aan de handen); o steenpuisten; o acute en aanhoudende diarree. Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) Resistentie van micro-organismen tegen meerdere groepen antibiotica komt wereldwijd steeds meer voor. Hierdoor moeten steeds vaker zwaardere antibiotica worden voorgeschreven, waartegen ook in toenemende mate resistentie dreigt te ontstaan. Micro-organismen die resistent zijn tegen de eerstekeuzeantibiotica of tegen meerdere groepen antibiotica worden bijzonder resistente micro-organismen (BRMO) genoemd. Voorbeelden van BRMO zijn ESBL-producerende Enterobacteriaceae en meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA). Verspreiding van BRMO vormt een bedreiging voor zorginstellingen. Is een cliënt of medewerker besmet met een BRMO, dan is het belangrijk dat u maatregelen neemt om verdere verspreiding te voorkomen. Uiteraard is een goede basishygiëne noodzakelijk. Daarnaast zijn bij bepaalde BRMO aanvullende voorzorgsmaatregelen nodig. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn het dragen van speciale beschermende middelen en het plaatsen van cliënten op eenpersoonskamers. Voor extramurale zorg staan maatregelen omschreven in de LCI-richtlijn BRMO. Deze richtlijn bevat geen maatregelen voor MRSA; deze zijn beschreven in een WIP-richtlijn MRSA en een LCI-richtlijn Staphylococcus aureus-infecties. Heeft een cliënt of medewerker een BRMO? Schakel dan altijd een deskundige infectiepreventie in, bijvoorbeeld van uw regionale GGD. Hij of zij kan u tegen uurtarief adviseren over de maatregelen die nodig zijn om verdere verspreiding te voorkomen. Pagina 22 van 52

5 Schoonmaken en desinfecteren De informatie in dit hoofdstuk is in de eerste plaats geschreven voor instellingen die de schoonmaak en desinfectie laten uitvoeren door hun eigen medewerkers. Wanneer u een externe partij inhuurt voor het schoonmaken, kunt u onderstaande informatie gebruiken om goede afspraken te maken. In vuil en stof kunnen ziekteverwekkers zitten. Door regelmatig schoon te maken, haalt u veel ziekteverwekkers weg. Hierdoor verkleint u de kans op ziekte. Er is een verschil tussen schoonmaken en desinfecteren. Schoonmaken is stof en vuil verwijderen, bijvoorbeeld door te stofzuigen of te dweilen. Zo raakt u ook de meeste ziekteverwekkers in het stof of vuil kwijt. Maar om bijvoorbeeld ziekteverwekkers in bloedvlekken weg te krijgen moet u na het schoonmaken óók desinfecteren. Door te desinfecteren, doodt u de overgebleven ziekteverwekkers tot een aanvaardbaar niveau. In situaties waarin u moet desinfecteren, is er een groter infectierisico dan in situaties waarin schoonmaken voldoende is. Vanwege dit verhoogde infectierisico vindt u hieronder eerst de maatregelen die gelden voor desinfecteren. 5.1 Desinfecteren In sommige gevallen is het schoonmaken van voorwerpen en oppervlakken onvoldoende en moet er na het schoonmaken ook worden gedesinfecteerd. Desinfectie is nodig wanneer een oppervlak of voorwerp vervuild is met bloed, en bij sommige infectieziekten. Hierbij gelden de volgende algemene regels: Let op: desinfecteer alleen als er éérst is schoongemaakt. Desinfecterende middelen werken onvoldoende als iets nog vuil en stoffig is. Desinfecteer een oppervlak of voorwerp als er bloed of een andere lichaamsvloeistof met zichtbare bloedsporen op zit. Dit geldt ook als het bloed er al lang op zit; ook in oud bloed kunnen ziekteverwekkers overleven. Is er in uw instelling een ongewoon aantal personen met een (vermoedelijke) infectieziekte? Desinfecteer dan alleen als dit door een arts of uw GGD wordt aangeraden. Draag bij het desinfecteren altijd wegwerphandschoenen en was de handen na afloop met water en zeep. Desinfecteer alleen met middelen die zijn toegelaten door het Ctgb. Zie Toegelaten desinfecterende middelen voor oppervlakken, materialen en handen hieronder voor meer informatie. Gebruik een desinfecterend middel altijd volgens de gebruiksaanwijzing. Pagina 23 van 52

Toegelaten desinfecterende middelen voor oppervlakken, materialen en handen De regels voor het gebruik van desinfecterende middelen staan in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en het bijbehorende besluit. Kort gezegd komt het erop neer dat in Nederland alleen desinfecterende middelen op oppervlakken, materialen en handen gebruikt mogen worden waarvan is getoetst dat deze onschadelijk zijn voor mens, dier en milieu. Of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is, wordt beoordeeld door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Naast beoordelen of een desinfecterend middel goed werkt en veilig is, stelt het Ctgb vast waarvoor het gebruikt mag worden. Een middel kan bijvoorbeeld alleen geschikt zijn voor het desinfecteren van de handen, en niet voor het desinfecteren van oppervlakken. Daarnaast zijn sommige middelen alleen effectief tegen sommige bacteriën, terwijl andere middelen ook virussen kunnen doden. Middelen die door het Ctgb zijn toegestaan, hebben een N-nummer met 4 of 5 cijfers dat vermeld is op het etiket van het product (bijvoorbeeld: 23456 N). Ook staan de toegelaten middelen op de website van het Ctgb. Op deze website is voor elk toegelaten middel het Actueel gebruiksvoorschrift opgenomen. In dit gebruiksvoorschrift staat waarvoor het middel gebruikt mag worden en tegen welke micro-organismen het effectief is. Ook staat er hoe u het middel moet gebruiken. Hoe u toegelaten middelen op de Ctgb-website kunt vinden, staat in paragraaf 8.2. Gebruik alleen een desinfecterend middel dat door het Ctgb is toegestaan. Controleer in het actueel gebruiksvoorschrift dat het middel: - geschikt is voor het materiaal (bijv. handen, harde oppervlakken) dat u wilt desinfecteren; en - effectief is tegen de micro-organismen die u wilt doden. Wilt u een oppervlak desinfecteren dat is verontreinigd met bloed? Zorg dan dat uw middel effectief is tegen virussen. Desinfecteert u vanwege een (uitbraak van een) infectieziekte? Bespreek dan met een arts of deskundige infectiepreventie of uw desinfectiemiddel geschikt is tegen de (mogelijke) ziekteverwekker. 5.2 Schoonmaaktips Goed schoonmaken lijkt een kwestie van gezond verstand, maar toch gaat er in de praktijk vaak veel mis. Als er verkeerd wordt schoongemaakt, kunnen er ziekteverwekkers achterblijven of zelfs verspreid worden. Let voor een goed schoonmaakresultaat op de volgende punten: Werk volgens een schoonmaakschema. Beschrijf hierin hoe vaak elk onderdeel schoongemaakt moet worden en op welke manier. In het schoonmaakschema in hoofdstuk 7 staat per ruimte aangegeven hoe vaak verschillende oppervlakken en materialen moeten worden schoongemaakt. U mag natuurlijk vaker schoonmaken dan in deze schema s is aangegeven. Maak alleen minder vaak schoon als u daar een goede reden voor heeft (bijvoorbeeld omdat een ruimte bijna nooit wordt gebruikt). Pagina 24 van 52

TIPS: - Geef iedereen die schoonmaakt instructie over de manier van schoonmaken en de middelen die ze hiervoor moeten gebruiken. - Draag handschoenen bij het schoonmaken van voorwerpen of oppervlakken waar lichaamsvloeistoffen op (kunnen) zitten. Was of desinfecteer uw handen na het uittrekken van de handschoenen. Bij het uittrekken van de handschoenen kunnen er ziekteverwekkers op uw handen komen. - Maak eerst droog (afstoffen, stofzuigen) schoon en daarna nat (vochtig doekje, stomen, dweilen). - Maak schoon van schoon naar vuil en van hoog naar laag. - Let tijdens het schoonmaken vooral op punten en voorwerpen die mensen veel aanraken, zoals kranen, lichtschakelaars, deurklinken en doorspoelknoppen. - Gebruik de schoonmaakmiddelen volgens de instructies op de verpakking. - Vink de schoonmaakwerkzaamheden af in het schoonmaakschema. Hierdoor ziet u snel wat er nog moet gebeuren. Dit is vooral handig als er door meerdere personen wordt schoongemaakt. - Wordt de schoonmaak door meerdere partijen uitgevoerd? Bijvoorbeeld door een extern schoonmaakbedrijf en medewerkers? Stel dan voor elke partij eigen schoonmaakschema s op. Zo zijn de verantwoordelijkheden voor iedereen duidelijk. Zie toe op de uitvoering. 5.3 Omgaan met schoonmaakmaterialen Bij verkeerd gebruik, kunnen ziekteverwekkers via schoonmaakmaterialen worden verspreid. Daarom moeten schoonmaakmaterialen goed schoongemaakt, gedroogd en opgeruimd worden. In hoofdstuk 7 vindt u ook een specifiek schoonmaakschema voor de schoonmaakmaterialen. Voorkom dat ziekteverwekkers worden verspreid via schoonmaakmaterialen. Werk daarom alleen met schone materialen. Onderstaande tips kunnen hierbij helpen. TIPS: - Gebruik dagelijks schone materialen. - Vervang schoonmaakmaterialen en sopwater als deze zichtbaar vuil zijn. - Gebruik bij het dweilen verschillende emmers (bijvoorbeeld met aparte kleuren) voor schoon en vuil sopwater. Maak de dweil of mop nat in de emmer met schoon sop, en spoel hem uit in de andere. Zo blijft sopwater langer schoon. Pagina 25 van 52

- Spuit een oplossing van allesreiniger en water (in een fles of plantenspuit) op wegwerpdoekjes voor het schoonmaken van bijvoorbeeld verschoonkussens. Vul de fles of spuit niet verder dan nodig voor gebruik voor één dag en spoel de fles of spuit om als hij leeg is. Laat hem vervolgens drogen voordat u een nieuwe oplossing aanmaakt. Zo voorkomt u dat ziekteverwekkers in de fles of spuit uitgroeien. - Was schoonmaakmaterialen zoals moppen en doeken na gebruik op 60 C. Laat ze daarna drogen, aan de lucht of in een wasdroger. Of gebruik wegwerpmaterialen en gooi deze direct na gebruik weg. - Maak schoonmaakmaterialen die niet in de wasmachine kunnen en niet weggegooid worden, zoals emmers en trekkers, na gebruik schoon en spoel ze af met water. Maak de materialen daarna handmatig droog, laat ze drogen op een schone ondergrond of hang ze op om te drogen (trekkers). Laat natte schoonmaakmaterialen na gebruik nooit in emmers achter, om te voorkomen dat ziekteverwekkers uitgroeien. - Zijn de schoonmaakmaterialen die handmatig worden gereinigd, gebruikt bij het opruimen van bloed of andere lichaamsvloeistoffen met zichtbare bloedsporen? Dan moeten ze nadat ze zijn schoongemaakt ook worden gedesinfecteerd (zie paragraaf 5.1). - Vervang het filter van de stofzuiger zo vaak als de fabrikant voorschrijft. - Berg schoonmaakmaterialen en middelen op in een aparte opslagruimte. - Gebruik microvezeldoekjes volgens de werkwijze Microvezeldoekjes in hoofdstuk 7. Pagina 26 van 52