GEMEENTE OLDEBROEK Onderwerp: ouderbijdrage J-GGZ. Informatie van het college aan de raad Portefeuillehouder: E.G. Vos-van de Weg Kenmerk: 201643 / 204838 Aanleiding om te informeren In het eerste debat over de transitie Jeugdzorg op 22 januari jl. heeft de ChristenUnie op landelijk niveau voorgesteld om de ouderbijdrage voor de jeugd-ggz op te schorten. De discussie wordt gevoerd over het dagbehandeling deel binnen de j-ggz. Niet over de intramurale behandeling, want daar is het reëel dat ouders minder kosten hebben doordat hun kind tijdelijk anders verblijft. Deze bijdrage kan oplopen tot 1.500 euro per jaar, wat een drempel kan zijn voor ouders om hulp te vragen. De eerste signalen wijzen erop dat ouders inderdaad zorg mijden. Staatssecretaris Van Rijn wil de ouderbijdrage voor de jeugd-ggz voorlopig echter niet opschorten. Hij laat onderzoek doen. De ChristenUnie had liever gezien dat de invoering van de ouderbijdrage was uitgesteld zolang er een onderzoek loopt. De staatssecretaris denkt er anders over. Wel heeft de staatssecretaris toegezegd dat wanneer uit het onderzoek blijkt dat de ouderbijdrage drempels opwerpt daar consequenties aan zullen worden verbonden. Binnen enkele weken laat hij weten hoe het onderzoek opgezet zal worden. Daarnaast heeft de lokale fractie van de Christen Unie een aantal schriftelijke vragen gesteld over de ouderbijdrage Jeugd GGZ, waaronder de vraag of het college nadenkt over het opschorten van het innen van deze bijdrage. De beantwoording van deze vragen vindt plaats in de lijn van het eerder door het college inhoudelijk genomen besluit inzake de ouderbijdrage en zijn geïntegreerd in de college-informatie naar aanleiding van dit besluit. Besluit: Onlangs heeft de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer de staatssecretaris verzocht om de ouderbijdrage in de jeugd-ggz op te schorten. Begin februari heeft de ChristenUnie, samen met D66, een motie ingediend, waarin ze de regering vraagt om te komen met een gemeenschappelijke oplossing voor gemeenten die wensen af te wijken van de vastgestelde eigen bijdrage. Wij hebben op basis van deze probleemstelling besloten: - De ouderbijdrage jeugd GGZ voor de duur van het onderzoek en tot maximaal 31 december 2015 niet actief te innen via het CAK, in afwachting van het onderzoek dat de staatssecretaris VWS in laat stellen naar de effecten van het innen van een ouderbijdrage; - Na het onderzoek van de staatssecretaris een nieuw besluit te nemen over het innen van de ouderbijdrage; - U hierover in kennis te stellen door middel van college-informatie; - De financiële gevolgen van dit besluit regionaal te bespreken in het Pho Welzijn van de RNV.
- 2 - Toelichting 1. Inleiding / situatie In het eerste debat over de transitie Jeugdzorg op 22 januari jl. heeft de ChristenUnie voorgesteld om de ouderbijdrage voor de jeugd-ggz op te schorten. Deze bijdrage kan oplopen tot 1.500 euro per jaar, wat een drempel kan zijn voor ouders om hulp te vragen. De eerste signalen wijzen erop dat ouders inderdaad zorg mijden. Staatssecretaris Van Rijn wil de ouderbijdrage voor de jeugdggz voorlopig echter niet opschorten. Hij laat onderzoek doen. De ChristenUnie had liever gezien dat de invoering van de ouderbijdrage was uitgesteld zolang er een onderzoek loopt. De staatssecretaris denkt er anders over. Wel heeft de staatssecretaris toegezegd dat wanneer uit het onderzoek blijkt dat de ouderbijdrage drempels opwerpt daar consequenties aan zullen worden verbonden. Binnen enkele weken laat hij weten hoe het onderzoek opgezet zal worden. Onlangs heeft de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer de staatssecretaris verzocht om de ouderbijdrage in de jeugd-ggz op te schorten. Begin februari heeft de ChristenUnie, samen met D66, een motie ingediend, waarin ze de regering vraagt om te komen met een gemeenschappelijke oplossing voor gemeenten die wensen af te wijken van de vastgestelde eigen bijdrage. 2. Ouderbijdrage Op de website van het CAK is kort en bondig weergegeven waar de ouderbijdrage over gaat: a. Verblijft uw kind voor één of meerdere dagen of dagdelen per week buitenshuis? Dan moet u een ouderbijdrage Jeugdwet betalen. b. De hoogte van deze ouderbijdrage is afhankelijk van: de leeftijd van uw kind; de soort hulp die uw kind ontvangt; het aantal dagen of dagdelen per week dat het kind buiten het gezin verblijft. Uw gemeente wijst aan wie die de ouderbijdrage moet betalen. Vervolgens stuurt de gemeente uw gegevens naar ons (CAK) toe. U krijgt dan een factuur waarin de hoogte van uw ouderbijdrage staat. c. Wat is het? De ouderbijdrage is een bijdrage in de kosten van jeugdhulp waarbij er sprake is van hulp met verblijf buiten het gezin. 1. Het kind verblijft buiten het gezin waarbij jeugdhulp wordt verleend. Het gaat dan bijvoorbeeld om verblijf in een pleeggezin, ggz-instelling of een multifunctioneel centrum. 2. Het kind verblijft in een justitiële jeugdinrichting waarbij er sprake is van ondertoezichtstelling. U betaalt ook een ouderbijdrage als uw kind buiten het gezin verblijft en dit uit een persoonsgebonden budget wordt betaald. d. Voor wie is het? De ouderbijdrage is verschuldigd door: onderhoudsplichtige ouders en stiefouders van het kind; iemand (anders dan de ouder) die het kind verzorgt en opvoedt; de verwekker van het kind aan wie het vaderschap is toegewezen; degene die samen met de ouder het gezag heeft over het kind. Pleegouders hoeven geen ouderbijdrage te betalen. e. Wat doet de gemeente? De gemeente is verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp, zoals ondersteuning, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De gemeente wijst aan wie een ouderbijdrage moet betalen. Daarna stuurt de gemeente hierover gegevens naar het CAK.
- 3 - f. Wat doet het CAK? Het CAK berekent vervolgens de hoogte van de ouderbijdrage op basis van de gegevens die de gemeente stuurt. Hierover krijgt u een factuur van het CAK. 3. Wettelijk kader 1) De Jeugdwet regelt in welke gevallen een ouderbijdrage verplicht is. Daarbij is grotendeels aangesloten bij de systematiek uit de Wet op de jeugdzorg. Nieuw is het opnemen van de hardheidsclausule in de wet. Overigens houden jeugdigen die tot 1-1-2015 onder de Awbz en de Zvw hun zorg ontvingen en vanaf 1 januari 2015 in het overgangsrecht onder de Jeugdwet vallen, onder het overgangsrecht dezelfde rechten en plichten. Gedurende het overgangsrecht zijn deze jeugdigen met hun huidige indicatie en/of verwijzing tot uiterlijk 31 december 2015 geen ouderbijdrage verschuldigd. De groep die overgaat vanuit de Wet op de jeugdzorg betaalde wel een ouderbijdrage en is dat ook onder het overgangsrecht verschuldigd. De rechten en plichten blijven hetzelfde onder het overgangsrecht van de Jeugdwet. In een aantal gevallen is op grond van de Jeugdwet geen ouderbijdrage verschuldigd. Gemeenten hoeven dan geen informatie door te geven aan het CAK. Het gaat om de volgende situaties: de jeugdige wordt niet meer door zijn ouders verzorgd en opgevoed ten tijde van een adoptieproces, het gezag van de ouders is beëindigd, de jeugdhulp wordt geboden in een noodsituatie voor maximaal zes weken (crisis) als de rechter een alimentatie bijdrage oplegt voor degene die alimentatie betaalt. Daarnaast kan het CAK de ouderbijdrage buiten invordering stellen. De ouder hoeft in dat geval de ouderbijdrage niet te betalen. Hiervan is sprake als de bijdrageplichtige: algemene bijstand ontvangt, als asielzoeker een verstrekking ontvangt, als TBS'er zak- en kleedgeld ontvangt, gedetineerd is en geen inkomen heeft, opgenomen is in een psychiatrisch ziekenhuis en geen inkomen heeft. Het CAK stelt de bijdrageplichtige buiten invordering als hij aantoont dat hij onder één van de genoemde uitzonderingsgronden valt. Het CAK heeft de wettelijke taak om de ouderbijdrage vast te stellen en te innen. Op grond van artikel 8.1.7 van het Besluit Jeugdwet dient het CAK de ouderbijdrage binnen 12 maanden vast te stellen, nadat de gemeente de informatie heeft aangeleverd. Dit beschermt de bijdrage plichtige tegen trage en late vaststelling en invordering. Enerzijds heeft het CAK voor iedere vaststelling enige tijd nodig, anderzijds moet voorkomen worden dat de ouder geconfronteerd wordt met onverwacht hoge kosten vanwege achterstallige inning. Zoals hierboven is aangegeven, is de hardheidsclausule een nieuw instrument in de Jeugdwet. In de Wet op de jeugdzorg ontbrak de mogelijkheid van de hardheidsclausule. In de Jeugdwet is de hardheidsclausule opgenomen om maatwerk te bieden en de ouderbijdrage niet te innen wanneer deze inning zal leiden tot onbillijkheden. De staatssecretaris heeft toegezegd de hardheidsclausule zodanig uit te werken dat de ouderbijdrage geen drempel opwerpt voor zorg. Het instrument van de hardheidsclausule laat hij onderdeel zijn van het onderzoek naar de ouderbijdrage. 2) Tenslotte heeft de staatssecretaris toegezegd terug te koppelen wat in het bestuurlijk overleg van 28 januari jl. met de VNG is besproken over de ouderbijdrage. De VNG heeft tijdens dit overleg de volgende punten aangevoerd: het creëren van een mogelijkheid voor gemeenten om zelf de hardheidsclausule toe te passen, de toepassing van ouderbijdragen als sprake is van ambulante jeugdhulp; het vereenvoudigen van de uitvoering; het verlies van de geraamde inkomsten ( 26,6 min) indien de ouderbijdrage niet wordt geind. Deze vraagstukken maken zo mogelijk deel uit van het onderzoek en worden nader met de VNG en het CAK besproken. De ouderbijdrage vloeit van rechtswege voort uit de toekenning van jeugdhulp met verblijf. Gemeenten zijn op grond van de Jeugdwet verplicht om in dat kader onverwijld informatie te verstrekken aan het CAK over de start en het einde van jeugdhulp. Het CAK is belast met de
- 4 - vaststelling en de inning van de ouderbijdragen. De opbrengsten van de inning van de ouderbijdrage gaan naar de gemeente die verantwoordelijk is voor het treffen van een voorziening voor de jongere (de gemeente waar de ouder woont met ouderlijk gezag). Naar aanleiding van de berichtgeving over (voorgenomen) besluiten van enkele colleges van burgemeester en wethouders over het uitvoeren van de Jeugdwet met betrekking tot de ouderbijdrage heeft Van Rijn de VNG verzocht de gemeenten adequaat te informeren over de plichten van de gemeenten. Hij zal de opvattingen van desbetreffende gemeenten betrekken bij het onderzoek met betrekking tot de werking van de ouderbijdragen, maar ook de gemeenten blijven wijzen op de in de wet vastgelegde verplichting tot informatievoorziening aan het CAK die van belang is voor de opbrengsten voor de gemeenten. 4. Overweging Volgens de huidige wetgeving is er alleen sprake van een ouderbijdrage voor een jeugdige/kind indien het kind intramurale ondersteuning ontvangt. (Ondersteuning in een ziekenhuis/kliniek/instelling/zorgboerderij voor delen van de week of 7/24.) Het innen van een ouderbijdrage kan vanuit diverse kanten belicht worden. Motivering voor het in rekening brengen van de ouderbijdrage zijn o.a.: Ouders medeverantwoordelijk maken voor de kostbare ondersteuning die het kind nodig heeft; Ouders ontvangen kinderbijslag voor het kind en maken geen onkosten voor het kind om te voorzien in het levensonderhoud, met deze inkomsten kan de ouderbijdrage bekostigd worden; Terugdringen van de lokale zorgkosten. Er zijn ook redenen om de ouderbijdrage niet in rekening te brengen. Door de nieuwe jeugdwet die 1 januari is ingegaan, wordt nu ook een ouderbijdrage gevraagd als kinderen psychiatrische zorg krijgen en niet meer thuis wonen maar juist ook voor dagbehandeling. De bijdrage is bedoeld als tegemoetkoming in de dagelijkse kosten van levensonderhoud, maar is op inhoud minder van toepassing bij dagbehandeling. De ouderbijdrage kan oplopen tot 1.500 euro per jaar voor ouders van kinderen in de jeugdzorginstellingen voor dagbehandelingen of verblijf. Voor de jeugd-ggz is de ouderbijdrage een forse verandering ten opzichte van vorig jaar. De eerste signalen wijzen er op dat de ouderbijdrage een drempel op kan werpen, voor de meestal kwetsbare gezinnen, om hulp te vragen. Twee lokale huisartsen bevestigen dit. De uitzonderingen en mogelijkheden tot compensatie via een dubbele kinderbijslag zijn uiterst beperkt en bieden voor een grote groep geen oplossing. Het argument dat de ouderbijdrage de zorgkosten voor de gemeenten doet dalen valt enigszins weg door de administratie die nodig is voor het innen van de bijdrage via het CAK. De inkomsten die voortvloeien uit de ouderbijdrage vallen onder de regionale solidariteitsafspraken. Indien Oldebroek niet gaat innen (opschorten), moet hier minimaal regionaal melding van gedaan worden. Dit alles overwegende bestaat er een reëel gevaar (zie ook bij de risicoparagraaf) dat het aantal zorgmijders onder invoering van de ouderbijdrage gaat toenemen indien de gemeente overgaat tot inning. Om dit enigszins tegen te gaan, is het beter de inning van de ouderbijdrage op te schorten in afwachting van het landelijk onderzoek. Zie hierover verder bij juridische aspecten. 5. Risico's Het kost in veel gevallen veel moeite en tijd om te constateren dat een kind GGZ ondersteuning nodig heeft. Daarna moeten ouders/opvoeders nog voldoende inzicht in hun kind en de beperkingen van het kind binnen de opvoedsituatie hebben om over te gaan tot klinische ondersteuning van het kind. Indien dan ook nog een ouderbijdrage betaald moet worden, kan dit leiden tot zorgmijding. Uiteindelijk kan de problematiek voor het kind en de ouders verder toenemen met alle gevolgen voor het geestelijk welbevinden van het kind. Ook de zorgkosten zullen daardoor eerder toenemen dan afnemen. Er zijn (nog) geen cijfers bekend over het aantal zorgmijders in onze gemeente of landelijk.
- 5-6. Juridische aspecten De ouderbijdrage is onderdeel van de Jeugdwet. Het bestuursorgaan dat door Onze Ministers met de vaststelling en de inning is belast kan artikel 8.2.1, eerste lid, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat dit artikel beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Deze bevoegdheid ligt bij het CAK en is hierboven omschreven. 7. Relatie met volksgezondheid Het eventueel mijden van zorg heeft directe invloed op de gezondheid van betreffende kinderen. 8. Financiën Het niet innen van de ouderbijdrage levert iets minder ambtelijke werkzaamheden op. Indien er sprake is van bezwaar- en beroep is dit zelfs een wezenlijke vermindering van ambtelijke inzet. Toch zal het niet innen van de ouderbijdrage enige gevolgen hebben voor de begroting van de jeugdhulp. De VNG vraagt hier ook aandacht voor bij de staatssecretaris. Omdat zowel de verminderde administratieve last moeilijk te bepalen is en ook de gederfde inkomsten niet, kan er in de begroting geen rekening mee worden gehouden. (In de regionale jeugdhulp begroting is deze post op PM gezet). Het innen van een ouderbijdrage betekent dat de gemeente een beschikking moet afgeven. Het afgeven van deze beschikking en het melden bij het CAK kost ongeveer een uur per beschikking. Dat kost de gemeenten ongeveer 70,-. Daarboven zouden nog evt. bezwaar- en beroepskosten kunnen komen. De opbrengst kan heel verschillend zijn. Dat hangt af van het aantal dagdelen dat er ondersteuning plaatsvindt. Per beschikking zal dat tussen de 3,79 en 1.500,- bedragen. De financiële consequenties moeten in de regio wel worden besproken, zeker indien een gedeelte van de gemeenten op gaat schorten en anderen niet. Na de uitkomsten van het landelijk onderzoek zal het college een nieuw besluit nemen. 9. Communicatie en burgerparticipatie Het besluit moet helder naar de burgers gecommuniceerd worden. Het kan eventuele zorgmijders net iets minder belemmeren om hun kind te laten ondersteunen. Berichten via de website, de Huis aan Huis en via het CJG en de scholen zijn nodig. Ook zullen de huisartsen geïnformeerd worden. Daarnaast moeten de individuele ouders die het aan gaat, in kennis gesteld worden van dit besluit. Als laatste kan via het regionale Pho Welzijn de regio gemeenten geïnformeerd worden. Oldebroek, 24 maart 2015. Burgemeester en wethouders van Oldebroek,, secretaris drs. B. Brand MCM,, burgemeester mr. A. Hoogendoorn.