RAAD VA DE EUROPESE U IE Brussel, 8 juli 2008 (09.07) (OR. fr) Interinstitutioneel dossier: 2008/0141 (COD) 11555/08 ADD 2 SOC 413 CODEC 936 I GEKOME DOCUME T van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 4 juli 2008 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Werkdocument van de diensten van de Commissie Begeleidend document bij het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (herschikking) Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 2167. Bijlage: SEC(2008) 2167 11555/08 ADD 2 lm DG G II L
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 2.7.2008 SEC(2008) 2167 WERKDOCUME T VA DE DIE STE VA DE COMMISSIE Begeleidend document bij het Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (herschikking) SAME VATTI G VA DE EFFECTBEOORDELI G {COM(2008) 419 definitief} {SEC(2008) 2166} NL 1 NL
I LEIDI G Deze effectbeoordeling betreft de geplande Richtlijn 94/45/EG inzake Europese ondernemingsraden en werd uitgevoerd tussen oktober 2007 en juni 2008. Hiertoe werd een interdepartementale stuurgroep opgericht waaraan elf diensten deelnamen. Er werd een externe studie besteld met een enquête bij 10% van de bestaande Europese ondernemingsraden (EOR s). De tweede fase van de raadpleging van de Europese sociale partners werd in februari 2008 aangevat. De Commissie was van mening dat onderhandelingen tussen de sociale partners het meest gunstige effect hadden kunnen sorteren, maar het Europees Verbond van Vakverenigingen achtte sociaal overleg uiteindelijk niet haalbaar. Bij de effectbeoordeling zijn externe gegevens gebruikt en is rekening gehouden met de resultaten van academisch onderzoek en met de standpunten die de sociale partners en andere stakeholders bij de raadpleging naar voren hebben gebracht. De effectbeoordeling is tweemaal herzien naar aanleiding van de adviezen van de Impact Assessment Board. PROBLEEMSTELLI G De richtlijn voorziet in een recht op transnationale informatieverstrekking aan en raadpleging van de werknemers over de ontwikkeling van de bedrijfsactiviteiten en over geplande ingrijpende wijzigingen in grote (meer dan 1 000 werknemers) transnationale ondernemingen. In 2007 vielen 2 257 ondernemingen met in totaal 24 miljoen werknemers binnen het toepassingsgebied van de richtlijn. 816 ondernemingen, met ongeveer 14,5 miljoen werknemers, beschikten over een EOR die hetzij vóór de inwerkingtreding van de richtlijn is opgericht en dus niet aan de richtlijn hoeft te voldoen, hetzij is opgericht bij een overeenkomst tussen de werknemersvertegenwoordiging en het hoofdbestuur. Veertien jaar na de vaststelling van de richtlijn zijn er drie problemen die maatregelen kunnen vereisen: het recht op transnationale informatieverstrekking en raadpleging is niet altijd effectief gewaarborgd. Met name worden de bestaande EOR s in ruim de helft van de ondernemingen niet naar behoren geïnformeerd en geraadpleegd, en is het aantal ondernemingen met een EOR nog steeds vrij laag en is het de laatste jaren niet toegenomen; op sommige punten is er rechtsonzekerheid die tot tekortkomingen bij de toepassing van de richtlijn leidt en kosten en vertraging met zich brengt, met name bij fusies en overnames en wat de koppeling tussen informatieverstrekking en raadpleging op nationaal en op Europees niveau betreft; in de EOR-richtlijn van 1994 zijn informatie en raadpleging anders gedefinieerd dan in de recentste richtlijnen over informatie en raadpleging van werknemers, en er zijn geen duidelijke regels voor de interactie tussen deze richtlijnen. Deze problemen hebben belangrijke gevolgen voor werknemers, ondernemingen en gebieden. De rol die EOR's zouden kunnen spelen in het anticiperen op en duurzaam omgaan met veranderingen blijft hierdoor grotendeels onbenut. Zonder nieuwe maatregelen van de EU zullen deze problemen in een context van toenemende internationalisering nog erger worden. NL 2 NL
Maatregelen zijn ook nodig om de voltooiing van de interne markt, duurzaam concurrentievermogen en sociale samenhang te ondersteunen. Aangezien EOR s transnationaal zijn, kunnen de lidstaten geen doeltreffende oplossing bieden. De rechtsgrondslag voor maatregelen van de EU is artikel 137, lid 1, onder e), van het EG- Verdrag. DOELSTELLI GE Hoofddoelstelling van dit initiatief is EOR s in staat te stellen ten volle hun rol te spelen met betrekking tot de ontwikkelingen in ondernemingen, het anticiperen op en het sociaal verantwoord omgaan met veranderingen, en het bevorderen van echte transnationale sociale dialoog. De specifieke doelstellingen zijn: de effectiviteit van de rechten van de werknemers inzake transnationale informatieverstrekking en raadpleging in de bestaande EOR s waarborgen; het aandeel ondernemingen met een EOR (in verhouding tot het aantal ondernemingen dat binnen het toepassingsgebied van de richtlijn valt) verhogen; rechtszekerheid scheppen over het oprichten en functioneren van EOR s; zorgen voor meer samenhang en een betere interactie tussen de verschillende communautaire wetgevingsinstrumenten inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers. BELEIDSOPTIES E BEOORDELI G Er zijn drie opties overwogen om deze doestellingen te verwezenlijken. Van elke optie zijn de mogelijke effecten beoordeeld. Met de eerste optie, geen nieuwe maatregelen van de EU, kunnen de specifieke doelstellingen geenszins worden verwezenlijkt. De tweede optie, niet-regelgevende aanpak extra bevordering van best practices, bestaat in meer communicatieacties, eventueel gevolgd door een voorstel voor het optrekken van de bestaande financiële steun voor bevorderingsacties en een aanbeveling over het oprichten en functioneren van EOR s. Dit kan best practices helpen verspreiden en EOR s beter helpen functioneren, zonder extra kosten voor het bedrijfsleven. Een nietregelgevende aanpak kan echter slechts in beperkte mate bijdragen tot de rechtszekerheid en de samenhang van de communautaire wetgeving. Daarom moet deze aanpak worden gecombineerd met wetgevingsmaatregelen (derde optie). Voorts moet er rekening mee worden gehouden dat er reeds niet-regelgevende maatregelen van kracht zijn en dat nieuwe maatregelen dus slechts een extra effect kunnen opleveren. De derde optie, een herziening van de bestaande wetgeving, houdt in dat Richtlijn 94/45/EG wordt gewijzigd. Doel is voornamelijk de begrippen informatie en raadpleging nader te omschrijven, te definiëren wat onder transnationale bevoegdheid wordt verstaan, de informatieverstrekking en raadpleging op nationaal en Europees niveau beter op elkaar te doen aansluiten, de subsidiaire voorschriften (die als benchmarks bij de onderhandeling NL 3 NL
worden gebruikt) aan te passen, een recht op scholing vast te stellen, een aanpassingsbepaling in het geval van ingrijpende wijzigingen in de bedrijfsstructuur in te voeren, en de rol van de vakbonden te erkennen. Van elke suboptie zijn de kosten en baten besproken en is een evenwicht tussen de belangen van de verschillende stakeholders nagestreefd. Twee subopties, namelijk een verlaging van de drempels voor het oprichten van een EOR en de registratie van overeenkomsten, zijn verworpen omdat zij minder kostenefficiënt zijn. De andere subopties lijken het meest geschikt om de specifieke doelstellingen te verwezenlijken en blijken kostenefficiënter. Deze subopties moeten samen ten uitvoer worden gelegd omdat zij elk afzonderlijk niet volstaan om het gewenste effect te sorteren. Op sommige punten, met name de subsidiaire voorschriften, is de derde optie inhoudelijk aangepast om rekening te houden met de resultaten van de raadpleging en de beoordeling en met de belangen van de verschillende stakeholders. Aangezien deze optie slechts in beperkte mate kan bijdragen tot meer bewustmaking en een betere verspreiding van best practices, moet deze worden gecombineerd met de bewustmakingsacties van de tweede optie. CO CLUSIE Rekening houdend met het effect op de doelstellingen en de kosteneffectiviteit gaat de voorkeur uit naar optie 3, herziening van de bestaande wetgeving, in combinatie met de bewustmakingsacties van optie 2, niet-regelgevende aanpak extra bevordering van best practices, te beginnen met communicatieacties. Naar verwachting zal dit de kwaliteit van de dialoog binnen ondernemingen helpen verbeteren en alle partijen beter in staat stellen te anticiperen op en om te gaan met veranderingen, en zal dit enige extra directe kosten met zich brengen. Het lijkt echter onwaarschijnlijk dat deze optie aanzienlijke extra kosten met zich zal brengen voor ondernemingen die reeds aan de eisen en doelstellingen van de bestaande richtlijn voldoen. Voorts is deze optie bevorderlijk voor de samenhang tussen de bestaande communautaire instrumenten inzake informatie en raadpleging (dezelfde definities, interactie tussen nationale en transnationale voorschriften). NL 4 NL