Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

van de Arbeid StichtingËSa v. i\

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag DBO-CB-U november 2002

ANONIEM BINDEND ADVIES

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van. 2012, Z-.;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stichting van de Arbeid

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 11 april 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Inhoud. 5.1 Als u particulier verzekerd bent Als u ziekenfondsverzekerd bent Als u meeverzekerd bent bij uw partner 16

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 bij wonen in België en werken in Nederland

Welkom KZ (Pensioen) Adviesgroep 1

ANONIEM BINDEND ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ANONIEM BINDEND ADVIES

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ANONIEM BINDEND ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Collectieve ziektekostenverzekeringen Careyn 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Regeling van een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten)

Vrijwillige verzekering. Voor de gevolgen van ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid

Voorwaarden. WIA AO minder dan 35%-werkgever Inkomensverzekeringen FGD-A

ANONIEM BINDEND ADVIES

De bestuursrechtelijke zorgverzekeringspremie

1. Op de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die wordt ontslagen wegens:

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Eerste Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT VOOR HET WAO-HIAAT PENSIOEN Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Artikel III. Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VOOR RE-INTEGRATIE EN TIJDELIJK INKOMEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ANONIEM BINDEND ADVIES

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk;

ANONIEM BINDEND ADVIES

Convenant collectieve bedrijfsverzekeringen op het gebied van ziektekosten

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

Wijziging Besluit geneeskundige verzorging politie 1994 en Regeling geneeskundige verzorging politie 2003

ANONIEM BINDEND ADVIES

TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (29544)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1 Het afsluiten van collectieve contracten door gemeenten voor hun werknemers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 februari 2014 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wonen in het buitenland: wat betekent dat voor uw ziektekostenverzekering?

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ANONIEM BINDEND ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

BS&F Nieuwsbrief December e jaargang - nummer 3

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 586 Wijziging van de Ziekenfondswet in verband met samentelling van uitkeringstijdvakken ingevolge de Werkloosheidswet voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, onder a, van die wet, administratieve vereenvoudiging van de overgang van een particuliere ziektekostenverzekering naar de ziekenfondsverzekering en afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen jonger dan 18 jaar (Knelpunten Ziekenfondswet) Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 22 maart 2001 Tot mijn genoegen meen ik te mogen vaststellen dat de fracties van de Tweede Kamer zich positief opstellen ten opzichte van het voorstel om een aantal knelpunten in de Ziekenfondswet op te lossen. Op de vragen die door de leden van de fracties zijn gesteld ga ik hieronder in, waarbij ik per onderwerp de volgorde van het verslag zoveel mogelijk heb aangehouden. Beëindiging van de particuliere verzekeringsovereenkomst bij overgang naar de ziekenfondsverzekering De leden van de fractie van de PvdA hebben met betrekking tot de overgang van de particuliere verzekering naar de ziekenfondsverzekering onder meer gevraagd waarom de extra kosten ten gevolge van de schade van het surplusdeel, voor rekening van het ziekenfonds komen. In de onderhavige regelgeving is uitgangspunt dat een verzekeringsovereenkomst van rechtswege met terugwerkende kracht eindigt, voorzover de ziekenfondsverzekering hetzelfde dekt als de particuliere verzekering. Dit is geregeld in het eerste lid van het nieuwe artikel 7. Het kan voorkomen dat een particuliere verzekering meer dekking biedt dan de ziekenfondsverzekering. Deze meerdere dekking wordt het surplusdeel van de verzekeringsovereenkomst genoemd. In beginsel blijft dit deel van de overeenkomst in stand. Zoals in de toelichting is aangegeven is randvoorwaarde voor deze wijziging, dat de verzekerde niet in een slechtere positie komt te verkeren dan onder de huidige regelgeving het geval is. Om dat te bewerkstelligen is in het tweede lid expliciet aangegeven dat het surplusdeel weliswaar mag worden opgezegd, maar dat de verzekeraar gehouden is de kosten die nog hieruit voortvloeien, te vergoeden. In de brief van de FNV Vakcentrale over dit onderwerp, die onlangs aan de fracties van de Tweede Kamer is gestuurd en waarvan ik een afschrift heb ontvangen, wordt gesteld dat de verzekerde als gevolg van dit voorstel in KST52075 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 1

een nadeliger positie komt te verkeren, de rechtszekerheid in gedrang komt en het voor de verzekerde niet inzichtelijker wordt. Ik kan deze gedachtegang niet onderschrijven. Het zal degene die ziekenfondsverzekerd wordt duidelijk zijn dat hij niet langer particulier verzekerd is. Het is voor de verzekerde duidelijker als de hele overeenkomst komt te vervallen dan dat desondanks een niet nader te duiden deel in stand blijft. De ondoorzichtigheid die in de bestaande regeling bestaat, wordt hiermee weggenomen: vanaf de dag dat iemand ziekenfondsverzekerd is, is hij niet langer particulier verzekerd. Voor de verzekerde is vooral van belang dat eventuele kosten die onder de dekking van die particuliere verzekering vielen, ook vergoed zullen worden. Dit vloeit immers voort uit de verzekeringsovereenkomst die tussen verzekeraar en verzekerde was gesloten. Dit is geregeld in het tweede lid van het nieuwe artikel 7. Deze bepaling waarborgt dat het surplusdeel van de overeenkomst alleen dan kan worden opgezegd, als de verzekeraar diens verplichtingen uit de overeenkomst nakomt. De verzekerde kan zich te allen tijde beroepen op deze wettelijke bepaling. Aan de rechtszekerheid van de verzekerde wordt daarom met het voorstel geen enkele afbreuk gedaan. Omdat wettelijk is geregeld, dat de verzekeraar gehouden is de kosten van het surplusdeel te vergoeden, is voor de positie van de verzekerde irrelevant welke afspraken tussen particuliere verzekeraars en ziekenfondsen in werkprocedures zijn neergelegd. Indien een ziekenfonds niet zou willen of niet zou kunnen betalen, moet immers alsnog de verzekeraar de gemaakte kosten betalen. Het is dus niet zo dat de verzekerde is overgeleverd aan de welwillendheid van het ziekenfonds. Ik heb overigens geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de ziekenfondsen de gemaakte afspraken niet zouden nakomen of niet over de benodigde financiële reserves beschikken. Ik denk daarom dat de verzekerde in de praktijk weinig zal merken van de administratieve afwikkeling van de overgang naar de ziekenfondsverzekering. De leden van de fractie van de PvdA vragen in dit verband wat het voordeel van de gemaakte afspraken voor het ziekenfonds zijn. De ziekenfondsen betalen de surpluskosten in de overgangsperiode uit de nietwettelijke middelen. Daartegenover staat, dat naast de administratieve vereenvoudiging en de efficiencywinst die het voorstel voor zowel verzekeraars als ziekenfondsen met zich brengt, voortaan de verzekeraars, en niet zoals thans het geval is, de ziekenfondsen, de premie van de particuliere verzekering over deze periode zullen terugbetalen. De fracties van de VVD en D66 informeren naar de periode van 60 dagen tussen het ontstaan van de ziekenfondsverzekering en de inschrijving, in welke periode de particuliere verzekeraar het risico draagt voor de eventuele kosten in het bovenwettelijk deel. Voor wat betreft de termijn is aansluiting gezocht bij de thans bestaande uitvoeringspraktijk. In het Besluit hulp in bijzondere omstandigheden van 21 december 1967 (Stcrt. 1968, nr. 18, laatstelijk gewijzigd op 28 november 1996, Stcrt. 1996, 239), van de toenmalige Ziekenfondsraad, is deze termijn van zestig dagen neergelegd. De meeste verzekerden melden zich binnen deze termijn aan bij een ziekenfonds. Ik verwacht niet dat het onderhavige wetsvoorstel hierin verandering zal brengen. Om die reden acht ik het niet aannemelijk dat de zorgvraag in deze periode zal toenemen. Het wetsvoorstel beoogt de gesignaleerde administratieve handelingen voor particuliere verzekeraars en ziekenfondsen te verminderen. Verzekerden zullen zich in het algemeen niet bewust zijn van de uitvoeringstechnische implicaties van hun handelen en zullen zeker niet meer dan thans met deze administratieve gevolgen geconfronteerd worden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 2

Verder hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd welke veronderstellingen ten grondslag liggen aan de geschatte efficiencyopbrengst van f 750 000,. Het bedrag is berekend op grond van gegevens met betrekking tot de administratieve verwerking van de aanmeldingen bij verzekeraars en ziekenfondsen. Bij een gemiddeld totaal tijdsbeslag van circa tien minuten per overstappende verzekerde bij een tijdige aanmelding en gegeven het loonkostenniveau van de gemiddelde werknemer is de kostenbesparing zo n f 10, per overstappende verzekerde. Uitgaande van 75 000 tijdige aanmeldingen per jaar is het genoemde bedrag vastgesteld. De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of de nu voorgestelde systematiek voor de verzekerde daadwerkelijk zoveel eenvoudiger is dan de huidige praktijk. De ziekenfondsverzekering is een verzekering van rechtswege. Zodra een verzekerde voldoet aan de voorwaarden voor ziekenfondsverzekering is hij verzekerd. Daarnaast is inschrijving bij een ziekenfonds noodzakelijk om de aanspraken uit de ziekenfondsverzekering geldend te kunnen maken. De verzekerde dient zich, net als voorheen, in te schrijven bij een ziekenfonds. Hierin brengt het wetsvoorstel geen wijziging. Wel wordt voor de verzekerde duidelijker dat met ingang van de dag hij ziekenfondsverzekerd is geworden, zijn particuliere verzekering wordt beëindigd. Hij krijgt ook met ingang van die dag de premie terug van zijn verzekeraar. Ik denk dat dit voor de verzekerde beter is te begrijpen en ook beter is uit te leggen dan de huidige systematiek. De fractie van het CDA heeft als alternatief voorgesteld om de ziekenfondsverzekering te laten ingaan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin om inschrijving wordt verzocht. De ingangsdatum van de verzekering koppelen aan de inschrijvingsdatum is in strijd met de systematiek van de Ziekenfondswet dat een verzekering van rechtswege ontstaat. De verzekerde zou dan immers de mogelijkheid krijgen om zelf te bepalen wanneer deze verzekering aanvangt. Een dergelijke regeling past niet in het huidige systeem en is derhalve niet overwogen. Door de leden van de fractie van SP is ten slotte gevraagd waarom een aanvullende verzekering die bij een maatschappijpolis is afgesloten niet kan doorlopen als aanvullende verzekering bij een ziekenfondsverzekering, omdat dit toch dezelfde verzekering zou zijn. In het algemeen kan ik niet bevestigen dat de aanvullende verzekering voor de particuliere verzekeringen dezelfde is als die, welke wordt aangeboden als aanvullende verzekering bij een ziekenfondsverzekering. Onderling kunnen tussen verzekeraars grote verschillen bestaan in de omvang van de aanvullende verzekering, die bovendien moet aansluiten op de hoofdverzekering. Verschillen zitten vaak in de hoogte van vergoedingen als zodanig, vergoedingen voor geneesmiddelen, alternatieve geneeswijzen en voor niet-erkende instellingen. Daarnaast bestaan er, mede als gevolg van deze verschillen, ook verschillen tussen de aanvullende verzekeringen die bij de ziekenfondsverzekering wordt aangeboden. Samentelling van uitkeringstijdvakken bij de beoordeling van de verzekeringsplicht van WW-gerechtigden De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd of bekend is hoeveel WW-gerechtigden als gevolg van de huidige systematiek financiële problemen kunnen krijgen. Dit is niet bekend. Weliswaar is bekend wanneer iemand niet langer recht heeft op een WW-uitkering of wanneer iemand ziekenfondsverzekerd wordt of niet langer ziekenfondsverzekerd is, maar de uitvoeringsorganen houden de combinatie van deze gegevens niet bij. Voorts hebben deze leden gevraagd wat de arbeidsmarkteffecten van dit Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 3

voorstel zijn en welke gevolgen het wetsvoorstel heeft als iemand werk aanvaardt dat langer duurt dan 26 weken. Het wetsvoorstel bewerkstelligt dat tijdvakken voor de wachttijd voor ziekenfondsverzekering op grond van een werkloosheidsuitkering, worden samengeteld, tenzij er sprake is van een «nieuw» recht op uitkering. Alleen indien die nieuwe uitkering kortdurend zou zijn (in de Werkloosheidswet is geregeld wanneer dat zo is), en het oude recht niet kortdurend was, herleeft het oude recht op een uitkering en ontstaat er dus geen nieuw uitkeringsrecht. Wanneer iemand werk aanvaardt dat langer duurt dan 26 weken heeft het wetsvoorstel dus alleen gevolgen als de uitkering herleeft. In het geval dat de uitkering niet herleeft is er geen verschil met de huidige situatie. In het geval dat iemand werk aanvaardt dat korter dan 26 weken duurt, heeft het voorstel juist positieve gevolgen: het aanvaarden van werk hoeft niet te betekenen dat, wanneer er een nieuwe periode van werkloosheid intreedt, de wachttijd opnieuw gaat lopen. De fracties van de VVD en de SP hebben gevraagd naar het zogenaamde jojo-effect van de wachttijdregeling. De werkloze werknemer die een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontvangt, blijft verzekerd voor ziektekosten op de wijze, zoals hij vóór het intreden van de werkloosheid (op de laatste werkdag) was. In beginsel geldt er een wachttijd van een jaar. Daarmee wordt dus voorkomen dat iemand op grond van het feit dat hij werkloos is geworden, van verzekering zou moeten wisselen. Met deze wachttijdregeling wordt dus een jojo-effect voorkomen. Wanneer binnen de wachttijdperiode weer een dienstverband tot stand komt is dit bepalend voor de vraag op welke wijze de werknemer verzekerd is. Dit is thans zo en dat blijft ook zo. De voorgestelde regeling breekt ook niet in op dit uitgangspunt, maar voorziet er in dat de wachttijdperiode niet telkens opnieuw gaat lopen, als iemand tijdelijk werk aanvaardt of ziek wordt binnen die periode. Zoals de leden van de fractie van de SP opmerken kan dit in een aantal gevallen nog steeds een financiële belasting betekenen als iemand na een werkkring boven de ziekenfondsloongrens, terugvalt op de werkloosheidsuitkering en dan particulier verzekerd blijft. De onderhavige regeling ziet er op toe deze termijn niet nog langer te laten voortduren dan het bedoelde jaar. Voorts kan ik bevestigen dat de gevolgen van werkloosheid voor medeverzekerden, door met een wijziging van het loon gedurende de wachttijd geen rekening te houden voor de kostwinnerseis, zijn opgelost. Afschaffing van de nominale ziekenfondspremie voor personen, jonger dan 18 jaar De leden van de fractie van de VVD vragen een aantal rekenvoorbeelden waaruit blijkt dat een relatief groot deel van het netto-inkomen van jongeren opgaat aan nominale premie. Uit onderstaande voorbeelden blijkt dat jongeren met een kleine baan verhoudingsgewijs een groot deel van hun nettoloon kwijt zijn aan de nominale ziekenfondspremie. De voorbeelden hebben betrekking op het jaar 2000 en zijn ontleend aan brieven die ik van verschillende burgers heb ontvangen: Jongen, 15 jaar, woonachtig te Rotterdam, werkt een paar uur per week bij een supermarkt. Met dit bijbaantje verdient hij f 260, netto per maand. Aan nominale ziekenfondspremie en premie voor de aanvullende ziekenfondsverzekering betaalt hij f 52,25 per maand. Meisje, 15 jaar, woonachtig te Alkmaar, verdient met haar bijbaantje per maand f 160, netto. Aan nominale ziekenfondspremie en premie voor de aanvullende ziekenfonds verzekering betaalt zij per maand f 46,50. Meisje, 16 jaar, woonachtig te Delfzijl, heeft met een supermarktketen een arbeidsovereenkomst van twee uur per week. Hiermee verdient zij Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 4

f 46,37 bruto per maand. De nominale ziekenfondspremie en de premie voor de aanvullende ziekenfondsverzekering die zij dient te betalen, f 56,70 per maand, bedragen meer dan haar brutoverdiensten per maand bij de supermarktketen. Jongen, 17 jaar, woonachtig te Rotsterhaule, werkt een paar uur per maand als vulploegmedewerker bij een warenhuis. Dit baantje bij het warenhuis levert hem netto per maand tussen de f 75, en f 150, op. Hij betaalt aan nominale ziekenfondspremie en premie voor de aanvullende ziekenfondsverzekering f 48, per maand. De Stichting van de Arbeid (STAR) wijst op de nadelige uitwerking van de relatief hoge ziekenfondspremie op het arbeidsaanbod van jeugdigen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe in relatie tot de nominale premie dit arbeidsaanbod zich de laatste vijf jaar heeft ontwikkeld. Exacte informatie over hoe het arbeidsaanbod van jeugdigen zich in relatie tot de nominale ziekenfondspremie, gedurende de laatste vijf jaar heeft ontwikkeld is niet beschikbaar. Het arbeidsaanbod van jeugdigen heeft voor de regering overigens niet de doorslag gegeven bij het afschaffen van de nominale ziekenfondspremie voor jongeren. De regering heeft voor jongeren met een bijbaan het financiële nadeel willen wegnemen dat ontstaat wanneer zij als gevolg van het aannemen van een baantje, zelfstandig ziekenfondsverzekerd worden. In dat geval raken zij een groot deel van hun inkomen aan nominale ziekenfondspremie kwijt. De thans voorgestelde oplossing zal tevens een stimulans voor jongeren vormen om deel te nemen aan het arbeidsproces. De leden van de VVD-fractie vragen de minister in te gaan op de inkomenseffecten voor jongeren op het moment dat zij 18 jaar worden en nominale premie moeten gaan betalen. De leden van de fractie van D66 vragen zich af wat het afschaffen van de nominale premie voor jongeren onder de 18 jaar voor effect heeft op het inkomen van deze jongeren. Zodra deze jongeren 19 jaar worden kan hun inkomen achteruit gaan. Ook de leden van de fractie van het CDA hebben twijfels over de gekozen leeftijdsgrens van 18 jaar. Er zijn veel jongeren boven de 18 jaar die in precies dezelfde omstandigheden verkeren als jongeren onder de 18 jaar. Zij vragen de regering de motivatie voor de leeftijdsgrens van 18 jaar nader kenbaar te maken. Het wetsvoorstel leidt ertoe dat alle jongeren onder de 18 jaar geen nominale ziekenfondspremie verschuldigd zijn. Als een jongere onder de 18 jaar werkt, wordt hij of zij als hoofdverzekerde aangemerkt en is procentuele ziekenfondspremie verschuldigd. Het stellen van een leeftijdsgrens van 18 jaar is in principe arbitrair. Er zijn echter goede redenen aanwezig om in het onderhavige wetsvoorstel te kiezen voor een leeftijdsgrens van 18 jaar. Uit de brief van de STAR blijkt dat met name bij jeugdigen (15-, 16- en 17-jarigen) een relatief groot deel van het nettoloon opgaat aan nominale ziekenfondspremie. Jeugdigen in de leeftijd van 15 tot 17 jaar hebben veelal slechts een arbeidsovereenkomst met een klein aantal uren en ontvangen een laag brutoloon voor hun geleverde arbeid. Jongeren van 18 jaar en ouder ontvangen een hoger brutoloon en hebben vaak een arbeidsovereenkomst voor een groter aantal uren per week. Hierdoor zijn zij verhoudingsgewijs een minder groot deel van het nettoloon aan nominale premie verschuldigd. Daarnaast is met de leeftijdsgrens van 18 jaar aangesloten bij andere wettelijke regelingen. Het recht op kinderbijslag bestaat tot en met het 17e jaar, terwijl het recht op studiefinanciering juist aanvangt bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Ook de wettelijke meerderjarigheid vangt aan als men de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. In onderstaande tabel voor een 15- tot en met een 19-jarige, is aangegeven wat het beslag van de nominale ziekenfondspremie op het nettoinkomen van een jongere met een klein baantje is. De tabel laat voor een Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 5

15- tot en met een 19-jarige de volgende gegevens zien: in kolom 2 het netto-minimumjeugdloon per maand bij één dag werken in de week; in kolom 3 en 4 de nominale premie voor het goedkoopste en voor het duurste ziekenfonds; in kolom 5 en 6 is de premie voor het goedkoopste en voor het duurste ziekenfonds uitgedrukt als percentage van het netto maandinkomen van kolom 2. Netto minimumjeugdloon per maand bij een dag werken per week en nominale ziekenfondspremie. Leeftijd Netto p.m Nominale premie ZFW percentage van netto loon laagste hoogste laagste hoogste 15 f 149 f 25,25 f 41 17% 28% 16 f 171 f 25,25 f 41 15% 24% 17 f 196 f 25,25 f 41 13% 21% 18 f 226 f 25,25 f 41 11% 18% 19 f 261 f 25,25 f 41 10% 16% De leden van de CDA-fractie hebben twijfels over de keuze om ook jongeren onder de achttien jaar met een fulltimebaan en een daarbij behorend inkomen, vrij te stellen van de betaling van nominale ziekenfondspremie. Zij vragen de regering om een nadere onderbouwing van die keuze omdat in deze gevallen het argument dat de nominale premie een relatief hoog bedrag in relatie tot hun verdiensten vormt, niet opgaat. Aan de keuze om de nominale ziekenfondspremie voor alle jongeren onder de 18 jaar af te schaffen ligt een aantal redenen ten grondslag. De gekozen variant is uitvoeringstechnisch gezien het eenvoudigste en vergt een geringe aanpassing in de administraties van ziekenfondsen. Uitvoeringstechnisch is het lastig om de premie voor jongeren onder de 18 jaar met een kleine bijbaan wel af te schaffen en voor fulltime werkende jongeren te handhaven. Bovendien is het zeer arbitrair bij hoeveel uur werken per week de grens gelegd wordt voor het verschuldigd zijn van nominale premie. Het alternatief om de problematiek van jongeren met een bijbaantje op te lossen, zou zijn om thuiswonende werknemers onder de 18 jaar, op grond van hun dienstbetrekking niet zelfstandig te verzekeren. Een dergelijke oplossing zou evenwel een inbreuk zijn op het systeem van ziekenfondsverzekering voor werknemers, nog afgezien van de administratieve belasting voor uitvoeringsinstellingen en werkgevers, waarbij handhaving en controle hiervan in het gedrang zou komen. De leden van de fractie van de SP vragen de regering een cijfermatig overzicht van de stijging van de nominale premies per zorgverzekering en de gemiddelde stijging voor de jaren 1999 tot en met 2001. In onderstaande tabel zijn deze nominale premies per zorgverzekeraar opgenomen. Te zien is dat de gemiddelde nominale premie in 2001 ten opzichte van 1999 is gedaald van f 394, naar f 346, : een daling van f 48,. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 6

Overzicht nominale premies in Nederlandse gulden per ziekenfonds, in de periode 1999 2001 1999 2000 2001 Mutatie 1999 2001 Univé 381,00 405,00 357,00 24,00 Ohra 3 420,00 455,40 Anova 414,00 444,00 390,00 24,00 ZAO 372,00 402,00 390,00 18,00 OZ 396,00 407,40 321,00 75,00 DSW 383,40 359,40 294,00 89,40 Anoz 406,80 442,80 354,00 52,80 Salland 393,00 435,00 408,00 15,00 Nat. Zorgcombinatie 372,00 Topzorg 1 390,00 Pro Life 4 414,00 444,00 Stad Rotterdam 383,40 383,40 294,00 89,40 ONVZ 366,00 432,00 474,00 108,00 Anker 378,00 406,80 330,00 48,00 OZB 360,00 390,00 348,00 12,00 Nederzorg 383,40 407,40 363,00 20,40 Trias 408,00 420,00 390,00 18,00 Nuts, Nuts-Ohra 3 441,00 477,00 381,00 60,00 Azivo 432,00 492,00 492,00 60,00 RZG 383,40 407,40 363,00 20,40 Oost-Nederland 2 432,00 PWZ 432,00 456,00 441,00 9,00 De Friesland 358,80 372,00 300,00 58,80 Zorg en Zekerheid 345,00 345,00 291,00 54,00 Het Groene Land 395,40 414,00 300,00 95,40 VGZ 366,00 387,00 303,00 63,00 Zilveren Kruis 441,00 462,00 420,00 21,00 CZ 357,00 378,00 297,00 60,00 RZR / Amicon 2 432,00 441,00 354,00 78,00 Laagste 345,00 345,00 291,00 Hoogste 441,00 492,00 492,00 Gemiddelde 393,84 413,58 345,88 1 Vanaf 1 1-2000 hebben de nationale zorgcombinatie (NZC) en topzorg hun werkzaamheden beëindigd. 2 Vanaf 1 1-2001 zijn RZR en Oostnederland opgegaan in Amicon, 3 Vanaf 1 1-2001 zijn Nuts en Ohra gefuseerd. 4 Vanaf 1 1-2001 heeft Pro-Life zijn werkzaamheden beëindigd. De leden van de SP-fractie vragen de regering nog eens toe te lichten waarom er niet is gekozen voor het vervallen van de zelfstandige ziekenfondsplicht voor thuiswonende personen jonger dan 18 jaar die betaald werk aanvaarden. Deze leden vragen de aanbevelingen en argumenten van de STAR bij het antwoord te betrekken. In haar brief noemt de STAR twee varianten waarmee de problematiek van jongeren met een kleine bijbaan kan worden opgelost. Variant 1: Alle ziekenfondsverzekerden, jonger dan 18 jaar, zijn geen nominale premie verschuldigd. Als een persoon, jonger dan 18 jaar, werkt, is hij op grond van die dienstbetrekking wel zelfstandig ziekenfondsverzekerd. Voor deze persoon is dan alleen procentuele ziekenfondspremie verschuldigd. Het gegeven van de leeftijd van een verzekerde legt een ziekenfonds in zijn administratie vast. De keuze voor deze eerste variant betekent dan ook een relatief geringe aanpassing in de administraties van ziekenfondsen. Deze variant maakt bovendien geen inbreuk op het, voor het Nederlandse ziektekostenstelsel, essentiële beginsel dat een werknemer in de zin van de Ziektewet, van wie het loon niet meer bedraagt dan het bedrag van de loongrens, verzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, ongeacht zijn leeftijd en woonsituatie. Verder zijn aan deze variant geen uitvoeringstechnische gevolgen voor het LISV verbonden. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 7

Variant 2: Thuiswonende personen, jonger dan 18 jaar, worden op grond van een dienstbetrekking niet zelfstandig verzekerd. Als overweging geeft de STAR aan dat deze kinderen bij de ouders zijn meeverzekerd in de ziekenfonds- of particuliere ziektekostenverzekering. Uitwonende kinderen zullen, als zij in dienstbetrekking gaan werken, wel zelfstandig ziekenfondsverzekerd worden en zijn dan dus ook nominale ziekenfondspremie verschuldigd. Volgens de STAR is deze tweede variant voor zowel de betrokken verzekerden, werkgevers als ziekenfondsen administratief het eenvoudigst omdat het aantal aan- en afmeldingen afneemt. Inderdaad heeft de werkgever in deze tweede variant te maken met een verlichting van de administratieve werkzaamheden doordat het aantal aan- en afmeldingen afneemt. Deze verlichting weegt echter onvoldoende op tegen de nadelen die deze variant met zich brengt. De werkgever krijgt namelijk ook te maken met een verzwaring van de administratieve werkzaamheden doordat moet worden nagegaan of een werknemer, jonger dan 18 jaar, thuis- of uitwonend is. Daarnaast dient de werkgever wijzigingen in de woonsituatie bij te houden. Voorts betekent de tweede variant een ingrijpende aanpassing voor de automatiseringssystemen, procedures en processen van de uitvoeringsinstellingen. Ten slotte brengt deze variant potentiële handhavingsrisico s met zich. Controle op de juistheid van de verstrekte gegevens is niet of nauwelijks mogelijk. De leden van de SP-fractie vragen voorts of er voor enkele situaties van werkende jongeren een berekening kan worden voorgelegd hoe beide, door de STAR voorgestelde varianten uitpakken. De effecten van beide varianten zijn afhankelijk van de situatie of de ouders van de betrokken jongeren wel of niet ziekenfondsverzekerd zijn. In de situatie dat de ouders ziekenfondsverzekerd zijn, is de jongere zonder bijbaantje gratis meeverzekerd in de verzekering van zijn ouders. Indien er ook een aanvullende ziekenfondsverzekering is afgesloten zal er premie verschuldigd zijn voor deze aanvullende verzekering. Gaat de jongere op zijn 15e jaar een aantal uur werken, dan zal in variant 1 de jongere zelfstandig ziekenfondsverzekerd worden. Hij of zij is dan geen nominale ziekenfondspremie verschuldigd. Wel is deze jongere procentuele ziekenfondspremie verschuldigd en daarnaast zal hij of zij eventueel premie voor een aanvullende ziekenfondsverzekering betalen. Bij variant twee zal voor de thuiswonende jongere in de situatie van de ziektekostenverzekering niets veranderen. In de situatie dat de ouders particulier verzekerd zijn, is de jongere zonder bijbaantje meeverzekerd op de polis van zijn ouders. De ouders zijn hiervoor (kinder)premie en wettelijke bijdragen verschuldigd. Gaat de jongere op zijn 15e jaar een aantal uur per week werken, dan zal in variant 1 de jongere zelfstandig ziekenfondsverzekerd worden. Hij of zij is geen nominale ziekenfondspremie verschuldigd. Wel is deze jongere procentuele ziekenfondspremie verschuldigd en daarnaast zal hij of zij eventueel premie voor een aanvullende ziekenfondsverzekering betalen. Bij variant 2 zal voor de thuiswonende jongere niets veranderen. Hij of zij blijft meeverzekerd in de particuliere ziektekostenverzekering van zijn ouders. Hoe deze effecten cijfermatig uitpakken valt op te maken uit de tabellen hierboven. Voorts hebben de leden van de SP gevraagd naar de inwerkingtredingsdatum en zonodig terugwerkende kracht te verlenen aan het wetsvoorstel. Het streven van de regering is erop gericht geweest het wetsvoorstel Knelpunten Ziekenfondswet op 1 april 2001 in werking te laten treden. De voorbereidende behandeling van het wetsvoorstel heeft evenwel meer tijd gevergd dan was voorzien. Het streven is er nu op gericht het wetsvoorstel op 1 juli 2001 in werking te laten treden. Het verlenen van terugwer- Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 8

kende kracht aan het wetsvoorstel Knelpunten Ziekenfondswet stuit op uitvoeringstechnische problemen. Ziekenfondsen dienen, bij het in werking treden van het wetsvoorstel met terugwerkende kracht, de nominale ziekenfondspremie aan jongeren onder de 18 jaar met een baan te restitueren. Daarnaast zullen de ziekenfondsen dan dienen te worden gecompenseerd voor het derven van de nominale premie voor jongeren onder de 18 jaar. Deze compensatie gebeurt in het kader van de ziekenfondsbudgettering. Bij het verlenen van terugwerkende kracht aan het wetsvoorstel zou deze compensatie binnen de budgetteringssystematiek met terugwerkende kracht moeten plaatsvinden. Gelet op deze uitvoeringstechnische problemen bij de ziekenfondsen wil de regering geen terugwerkende kracht aan het wetsvoorstel Knelpunten Ziekenfondswet verlenen. Overige vragen en opmerkingen De leden van de fracties van CDA en de SP hebben gevraagd naar een oplossing voor een aantal andere gesignaleerde knelpunten, die met dit wetsvoorstel niet zouden zijn opgelost. Daarbij wordt onder meer genoemd de problematiek rond de alimentatiegerechtigden en die van WAO-ers die tevens zelfstandige zijn in de zin van de Ziekenfondswet. De leden van de fractie van de SP hebben voorts gevraagd een uitputtend overzicht te geven van alle nog bestaande knelpunten in het stelsel en een overzicht te geven van groepen personen die een inkomen hebben onder de inkomensgrens. In de opsomming die de bedoelde leden van «een aantal mogelijke knelpunten» geven, herken ik situaties die vooral samenhangen met de systematiek van het stelsel. Al eerder heeft de regering onderkend dat als gevolg van de systematiek van het ziektekostenverzekeringsstelsel in Nederland knelpunten bestaan. Het huidige wetsvoorstel strekt er echter niet toe een alomvattende oplossing te bieden voor de knelpunten die voortvloeien uit de systematiek van het stelsel zoals dat thans bestaat. Beoogd wordt slechts, zoals toegezegd, een aantal bestaande knelpunten in de Ziekenfondswet op te lossen. De leden van de fractie van de SP vragen voorts naar de ziekenfondsverzekering bij uitzend- en oproepkrachten. In beginsel ontstaat ziekenfondsverzekering als iemand in loondienst werkzaam is, een uitkering ontvangt of als zelfstandige winst uit onderneming heeft, en het loon of inkomen lager is dan de in de wet gestelde grens. Een uitzendkracht die in dienst is van een uitzendbureau is in de regel ziekenfondsverzekerd op grond van zijn werknemerschap, ongeacht het aantal uren dat hij werkt. Van belang zijn inhoud en feitelijke invulling van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst waarbij betaling van het loon gegarandeerd is en de werknemer verplicht is te verschijnen, leidt in beginsel tot volledige ziekenfondsverzekering, ook indien iemand maar een paar uur per periode arbeid verricht. Bij de overeenkomst zonder werkgarantie maar met verschijningsplicht onstaat ziekenfondsverzekering in de week waarin door de oproepkracht is gewerkt. Bij de overeenkomst zonder werkgarantie en zonder verschijningsplicht ontstaat ziekenfondsverzekering op de dag waarop daadwerkelijk arbeid is verricht. De bovengenoemde regeling vloeit voort uit de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep in het kader van de zogenaamde oproepovereenkomsten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers Tweede Kamer, vergaderjaar 2000 2001, 27 586, nr. 6 9