AMMONIUM EFFICIENT AFGEBROKEN DOOR BACTERIEKOPPEL



Vergelijkbare documenten
Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Reacties en stroom 1

Brandstofcellen, de toekomst voor verwarming in residentiële gebouwen?

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Oefenopgaven REDOX vwo

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

Inleiding in de RedOx chemie

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

Hieronder zie je een schema van een eenvoudige chemische cel met koper/zink elektroden. Bestudeer dit schema met aandacht:

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Eindexamen scheikunde havo 2008-II

Stabilisator voor PVC

Examen VWO. Scheikunde

Isomeren van C4H8O2. EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1997, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Koolstofdioxide1985-II(I)

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 1 dinsdag 29 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Heavy metal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Elektronenoverdracht (1)

Examen HAVO. scheikunde (pilot) tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde havo 2006-II

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

ßCalciumChloride oplossing

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Redoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

Brandstofcel in Woning- en Utiliteitsbouw

Eindexamen scheikunde havo II

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Examen VWO. scheikunde 1. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2007-I

Reacties en stroom; een aanvulling op hoofdstuk 9

Kleinschalige chloorproductie (ce)

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 4 Oxidimetrie bladzijde 1

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 20 mei uur

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Rijden op H2 is meer dan een andere bus Op weg naar een schone toekomst. Kivi Niria congres Sustainable Mobility

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

H5sk-h11. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen scheikunde havo 2002-I

6 VWO EXTRA OPGAVEN + OEFENTENTAMENOPGAVEN SCHEIKUNDE 1 H4, H5, H7, H13 en H14

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Examen VWO. scheikunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Curie Hoofdstuk 11 HAVO 5

Correctievoorschrift VWO

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

scheikunde vwo 2017-II

Eindexamen scheikunde havo II

Oefenopgaven BEREKENINGEN Inleiding Maak eerst de opgaven over dit onderwerp die bij havo staan. In dit document vind je alleen aanvullende opgaven.

scheikunde oude stijl havo 2015-I

Eindexamen scheikunde havo 2007-II

Japan gelooft in de brandstofcel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

(2) 1 Geef de systematische naam van de volgende stof. C CH 3. (2) 2 Geef de systematische naam van de volgende stof.

Eindexamen havo scheikunde II

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Oefenopgaven

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Oefen-SE SE4 Havo 5. Micro-organismen

Hierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster.

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-II

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE EINDTOETS THEORIE

7. Chemische reacties

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Oefenopgaven KOOLSTOFCHEMIE II

EXAMEN VWO SCHEIKUNDE 1980, TWEEDE TIJDVAK, opgaven

Examenprogramma scheikunde havo

Transcriptie:

OPGAVEN redoxreacties OPGAVE 1 Tabel 48 toepassen 1. Verdund oxaalzuur (H 2 C 2 O 4 ) met aangezuurd kaliumpermanganatoplossing 2. Aangezuurd natriumchloraatopl. (NaClO 3 ) met natriumsulfietoplossing 3. Chloorwater met waterstofperoxide-oplossing OPGAVE 2 AMMONIUM EFFICIENT AFGEBROKEN DOOR BACTERIEKOPPEL Delftse en Nijmeegse milieubiotechnologen hebben een goed huwelijk gearrangeerd tussen een zuurstofhatende en een zuurstofminnende bacterie. De Anammox-bacterie zet nitriet om in stikstofgas met ammonium als voedselbron. De nitrificerende Nitrosomonas-bacterie maakt het daarvoor benodigde nitriet met behulp van zuurstof uit ammonium. Samen zetten ze ammonium in afvalwater volledig om in het onschadelijke stikstofgas. Tot een paar jaar geleden dachten de onderzoekers dat de zuurstofhatende en de zuurstofminnende bacterie nooit beide in hetzelfde reactorvat konden gedijen. Bij heel lage zuurstofconcentraties en een overmaat aan ammonium kunnen ze echter prima samenleven. Ze noemden het proces `canon', wat staat voor `completely autotrophic nitrogen removal over nitrite'. In het artikel lees je over het resultaat van milieubiotechnologen. Biotechnologen zijn ingenieurs die biologische processen (zoals bierbrouwen of gist maken) in het groot laten verlopen. 1 Welk milieuprobleem kan door de beschreven onderzoeksresultaten worden aangepakt? Men spreekt in het artikel over zuurstofhatende en zuurstofminnende bacteriën. 2 Welke bacteriesoort is zuurstofhatend en welke is zuurstofminnend? Als eerste moet er uit ammonium en zuurstof nitriet, NO 2 -, gevormd worden. 3 Geef de vergelijking van deze vorming in een reactie weer. Daarna reageren nitriet en ammonium met elkaar onder vorming van stikstof en water. 4 Geef de halfreactie voor de omzetting van nitriet in stikstof. 5 Geef de halfreactie voor de omzetting van ammonium in stikstof. 6 Stel de totaalvergelijking van de reactie tussen nitriet en ammonium op.

OPGAVE 3 Winklertitratie Het zuurstofgehalte in slootwater kan bepaald worden met de methode van Winkler. Een zuurstofbepaling volgens Winkler verloopt als volgt: In een vat van 100 ml wordt 1,0 ml gebracht van een oplossing die is verzadigd met mangaan(ii)sulfaat. Tevens wordt ingebracht 1,0 ml van een oplossing die is verzadigd met NaOH en met KI. Het vat wordt daarna geheel gevuld met bijvoorbeeld slootwater en luchtdicht afgesloten. Er mogen geen luchtbellen in het vat aanwezig zijn. Door schudden ontstaat een neerslag van mangaan(iv)oxide als gevolg van de reactie: 2 Mn 2+ (aq) + O 2 (aq) + 4 OH - (aq) 2 MnO 2 (s) + 2 H 2 O(l) 1 Bovenstaande reactie is een redoxreactie. Geef de halfreactie van het Mn 2+ (aq) in basisch milieu In het laboratorium wordt het watermonster na 10 minuten wachten aangezuurd door toevoeging van 2,0 ml 16 M H 3 PO 4. Nu treedt de volgende reactie op: MnO 2 (s) + 4 H + (aq) + 2 I - (aq) Mn 2 + (aq) + 2 H 2 O(1) + I 2 (aq) Het mengsel wordt vervolgens getitreerd met 0,010 M natriumthiosulfaatoplossing met stijfsel als indicator. Er is 9,60 ml thio nodig om de blauwe kleur te laten verdwijnen. 2 Geef de halfreacties en de totale vergelijking van de reactie tussen natriumthiosulfaatoplossing en jood 3 Bereken het aantal mg O 2 per liter slootwater (verwaarloos de volumeveranderingen als gevolg van de toegevoegde reagentia). OPGAVE 4 Aromatische alkanalen. Aromatische alkanalen zoals fenylmethanal zijn in gebruik als intermediairen bij de productie van farmaceutische stoffen en landbouwchemicaliën. De productie hiervan, bijvoorbeeld door de oxidatie van methylbenzeen, geeft veel afvalstoffen. De reductie van benzeencarbonzuur met waterstof heeft dit nadeel niet. Martijn de Lange en collega's van de Universiteit Twente hebben het mechanisme van deze reactie nader onderzocht, met zinkoxide (ZnO) en zirkoonoxide (ZrO 2 ) als katalysator. De opbrengst aan fenylmethanal was in beide gevallen meer dan 95% onder omstandigheden met een hoge partiële druk van waterstof. De reactie gaat via het zogenaamde omgekeerde 'Mars en Van Krevelen mechanisme". O C H C H 3 O C O H

In de tekst wordt gesproken over de oxidatie van methylbenzeeen. Als oxidator kan kaliumpermanganaatopl in zuur milieu gebruikt worden. 1 Leid de halfreactie af voor methylbenzeen als reductor, waarbij fenylmethanal ontstaat. Geef de koolstofverbindingen in structuurformules weer. 2 Geef de halfreactie van de oxidator en leidt vervolgens met behulp van halfreacties de totale vergelijking voor de reactie van methylbenzeen met aangezuurde kaliumpermanganaatoplossing af. Een alternatief is de reductie van benzeencarbonzuur met waterstof en een juiste katalysator. 3 Geef de reactievergelijking van deze reductie. Geef de koolstofverbindingen in s tructuurformules. Uit de formules van de zouten van de gebruikte katalysator kan de lading van het zirkoonion afgeleid worden. 4 Geef de formule van het zirkoonion. Leg uit hoe je aan je antwoord gekomen bent. OPGAVE 5 Goudwinning Goud komt in de natuur samen met zilver voor in gesteenten, het zogenoemde gouderts. Uit dit erts wordt goud gewonnen. Aan een artikel over de winning van goud zijn de tekstfragmenten 2 en 3 op de bijlage hieronder ontleend. Lees tekstfragment 2 hieronder. De reactievergelijking in tekstfragment is fout. De correcte vergelijking kan worden afgeleid onder andere met behulp van het gegeven dat deze reactie een redoxreactie is. De vergelijking van de halfreactie van het goud is hieronder gedeeltelijk weergegeven: Au + CN Au(CN)2 De andere halfreactie is die van zuurstof in niet-zuur milieu. 1 Maak de hierboven gegeven onvolledige vergelijking van de halfreactie van het goud af. 2 Leid met behulp van de vergelijkingen van de halfreacties de correcte vergelijking af van de reactie die wordt bedoeld in het tekstfragment. Lees tekstfragment 3. De grondstof voor de raffinaderij is ruw goud met 90,0 massaprocent goud en 10,0 massaprocent zilver. 3 Bereken hoeveel dm 3 chloorgas (T = 298 K, p = p 0) nodig is voor de productie van een staaf goud van 12,50 kg met 99,6 massaprocent goud,

uit de grondstof met 90,0 massaprocent goud en 10,0 massaprocent zilver. Goudwinning tekstfragment 2 Bij het cyanideproces vermengt men fijngemalen gouderts met een natriumcyanide-oplossing. Het goud, evenals zilver, reageert met deze oplossing en zuurstof, volgens de reactievergelijking: 2 Au + O2 + 4 CN 2 Au(CN)2 + 2 OH De reactie verloopt volledig en snel naar rechts. In de praktijk roert men het ertsconcentraat in een natriumcyanide-oplossing waar lucht door borrelt. Als de edelmetalen zijn opgelost, filtreert men het gesteente af. naar: Het Digitale Archief III (cd-rom Natuur & Techniek, 1999) tekstfragment 3 Het goud in oplossing wordt teruggewonnen door reductie met zinkpoeder: 2 Au(CN) 2 + Zn Zn(CN)4 2 + 2 Au Het goud slaat neer en bevat meestal nog aanzienlijke hoeveelheden zilver. De legering wordt gesmolten, in staven gegoten en naar de raffinaderij getransporteerd. In deze raffinaderij wordt de legering gesmolten waarna men er chloorgas doorheen blaast. Zilver vormt daarbij zilverchloride dat op het gesmolten metaal komt drijven. Als het zilvergehalte tot beneden 0,4% is gedaald, beëindigt men het chloreren, schept het zilverchloride van de vloeistof af, en giet daarna het goud in staven van 12,50 kg. Ze zijn voor de verkoop gereed, de zuiverheid is 99,6 massaprocent. naar: Het Digitale Archief III (cd-rom Natuur & Techniek, 1999)

Activiteit 2.1 Brandstofcellen. Lees door bron 2: Brandstof voor de waterstofeconomie (2 bladzijden). Experiment 8: Onze brandstofcelauto en productie van waterstofgas De auto op waterstofgas zullen we door de klas laten rijden. Daarnaast wordt in een demonstratie opstelling de duurzaamheid van waterstof getoond. Brandstofcel Brandstofcellen zijn elektrochemische toestellen die chemische energie van een doorgaande reactie direct omzetten in elektrische energie. Het verschil met een batterij of accu is dat er voortdurend nieuwe reagentia van buiten kunnen worden aangevoerd. Elke brandstofcel bestaat uit een positieve poreuze elektrode, de anode, en een negatieve poreuze elektrode, de kathode. Daartussen zit een medium dat beide elektroden uit elkaar houdt, de elektrolyt. Het type elektrolyt verschilt per brandstofcel. De drie lagen bij elkaar zijn vaak niet meer dan 1 millimeter dik. ( Een schematische opzet is hiernaast weergegeven). Een enkele brandstofcel heeft een uitgangsspanning van ongeveer 0,7 volt. Om een hogere spanning te krijgen worden meerdere brandstofcellen in serie geplaatst. Dit wordt dan een "stack" genoemd Aan de hand van animaties bekijken we een aantal brandstofcellen. We gaan na welke reacties er aan de elektroden optreden. Maak aantekeningen.

Lees door bron 3 Energie uit chemie (2 bladzijden). Brandstofcellen worden vaak genoemd naar de aard van het gebruikte elektrolyt en zijn onder te verdelen in twee groepen: Hoge-temperatuurbrandstofcellen: PAFC: Phosphoric Acid Fuel Cell (fosforzure brandstofcel) PCFC: Protonic Ceramic Fuel Cell MCFC: Molten Carbonate Fuel Cell (gesmolten-carbonaatbrandstofcel) SOFC: Solid Oxide Fuel Cell (vaste-oxidebrandstofcel) Toyota FCHV PEM FC brandstofcel auto Water fuel cell: motor die zou werken met water als brandstof - nooit met succes (na)gemaakt. Lage temperatuur brandstofcellen: AFC: Alkaline Fuel Cell (alkalische brandstofcel) DBFC: Direct Borohydride Fuel Cells DMFC: Direct Methanol Fuel Cell (Dit is een uitzondering in de naamgeving) FAFC: Formic acid fuel cell PEM FC: Proton Exchange Membrane Fuel Cell (of Polymer Electrolyte Fuel Cell) (vastepolymeerbrandstofcel) Omkeerbare brandstofcel Redox Fuell Cell Zinc fuel cell MFC: Microbial Fuel Cell (Biobrandstofcel)

Types brandstofcellen en enkele karakteristieke eigenschappen AFC PEM FC DMFC PAFC MCFC SOFC Bedrijfstemperatu 80 40-80 60-130 200 650 1000 ur ( C) Brandstof * H 2 H 2 (/CO 2 ) methanol H 2 (/CO 2 ) H 2, CO H 2, CO Elektroliet KOH polymeer polymeer fosforzuur gesmolten Vast Oxide carbonaat Mobiele ion OH - H + H + H + (CO 3 ) 2- O 2- Toepassing ruimtevaart, transport, grootschalige laptop, mobieltje, grootschalig e energie grootschalig e energie grootschalig e energie (transport energie draagbare opwekking, opwekking, opwekking, ) opwekking, energie, WKK WKK WKK WKK, transport. draagbare energie In de hoge-temperatuurcellen (MCFC en SOFC) is de verlenging van de levensduur van de celstapelingen tot minstens 90 000 uur (circa 10 jaar) één van de grootste technische uitdagingen. Op dit moment is het grootste nadeel van de toepassing van waterstof gelegen in de kosten. Toen NASA voor het eerst een brandstofcel toepaste, kostte een kilowattuur (kwh) ruim 58 euro. In 2000 waren de kosten al teruggelopen tot zo'n 0,10 euro per kwh. Anno 2006 zijn de kosten vooral afhankelijk van de afstand waarover waterstof moet worden aangevoerd. In de regio's Rotterdam en Delfzijl ontstaat waterstof als bijproduct in de procesindustrie. Mede gefinancierd door SenterNovem (uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken op het gebied van duurzaamheid en innovatie) heeft de Nederlandse brandstofcelproducent Nedstack samen met AKZO Nobel Chemicals in 2006/2007 in Delfzijl een proefelektriciteitscentrale gebouwd met een elektrisch vermogen van in eerste instantie 100 kw, met als uiteindelijk doel een PEM-powerplant van 5 MW, waar de brandstofcellen in een duurproef worden getest. Het waterstof dat als brandstof dient komt vrij als bijproduct van de elektrolytische bereiding van chloor en de brandstofcellen leveren een deel van de hiervoor benodigde elektriciteit. Afhankelijk van de brandstof hebben veel brandstofcellen schone afvalproducten, bijvoorbeeld puur water, die het milieu niet belasten. Dit voordeel wordt veelal echter tenietgedaan als de gebruikte brandstoffen uit of met gebruik van bestaande niet-schone energiedragers (aardgas, kolen) moeten worden gewonnen waarbij wel milieubelasting optreedt. Het zou daarom wenselijk zijn om de brandstof uit een schone bron te betrekken, bijvoorbeeld door met zonne-energie of waterkracht water te splitsen in waterstof en zuurstof. Er is al veel onderzoeks- en ontwikkelingswerk gedaan om op deze manier een schone, zogeheten waterstofeconomie te verwezenlijken; de techniek is zover, de brandstofcellen zijn voldoende ontwikkeld voor bijvoorbeeld toepassing bij Micro-WKK en in auto's, het probleem ligt nu in de distributie van waterstof, zoals de introductie van voldoende tankstations en uitwisselbare (hervulbare) tanks.

OPGAVE 1 Nafion twee als Nafion is een polymeer dat wordt toegepast als membraan in elektrochemische cellen. Nafion kan worden beschouwd als een additiepolymeer, ontstaan uit soorten monomeren. Een gedeelte uit het midden van een molecuul Nafion kan volgt in structuurformule worden weergegeven: In dit gedeelte wisselen beide monomeereenheden elkaar niet regelmatig af. De groepen die in bovenstaande structuurformule met-so3h zijn aangeduid, worden sulfonzuurgroepen genoemd. Nafion is een sterk hygroscopische stof. Dat wil zeggen dat het veel water kan opnemen. Deze eigenschap wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van sulfonzuurgroepen in de moleculen. Het zwavelatoom in de sulfonzuurgroep heeft covalentie 6. Dit betekent dat het zwavelatoom zes atoombindingen heeft met de omringende atomen. Eén van die bindingen is de binding met een koolstofatoom. De covalentie van de zuurstofatomen is 2 en de covalentie van het waterstofatoom is 1. 1 Geef de sulfonzuurgroep in structuurformule weer. 2 Leg uit hoe het komt dat sulfonzuurgroepen watermoleculen kunnen binden. Het hygroscopische karakter van Nafion is belangrijk bij de toepassing als membraan in een elektrochemische cel. Het membraan kan namelijk alleen elektrische stroom geleiden wanneer het voldoende water heeft opgenomen. Het Nafion lost daarbij niet op in het water. Onderstaande tekening is een schematische weergave van een brandstofcel met een membraan van Nafion.

De brandstofcel bestaat uit twee poreuze elektroden A en B, beide gemaakt van grafiet. De elektroden zijn van elkaar gescheiden door een membraan van Nafion. Door elektrode A stroomt waterstof en door elektrode B stroomt zuurstof. Wanneer beide elektroden door middel van een geleidende verbindingsdraad met elkaar worden verbonden, gaat er een elektrische stroom lopen. Bij de reacties die daarbij optreden, ontstaat alleen in elektrode B water. De stroomgeleiding via de verbindingsdraad geschiedt door middel van transport van elektronen. In het membraan geschiedt de stroomgeleiding door verplaatsing van een ander soort deeltjes. 3 Leg uit in welke richting (van elektrode A naar elektrode B of omgekeerd) de elektronen zich bij stroomlevering door de verbindingsdraad bewegen. 4 Leg uit welk soort deeltjes zich bij stroomlevering door het membraan verplaatst en in welke richting (van elektrode A naar elektrode B of omgekeerd) die deeltjes zich door het membraan bewegen. In een brandstofcel wordt chemische energie omgezet in elektrische energie. 5 Bereken hoeveel dm3 waterstof (298 K, p =p0) minstens nodig is om de brandstofcel 2.16-105 J elektrische energie te laten leveren.