Rapport. Rapport over een klacht over Bureau Jeugdzorg Gelderland. Datum: 22 februari 2012. Rapportnummer: 2012/026



Vergelijkbare documenten
Rapport. Verslag betreffende een klacht over Bureau Jeugdzorg Gelderland te Apeldoorn. Datum: 26 maart Rapportnummer: 2012/045

Rapport. Datum: 4 december 2010 Rapportnummer: 2010/346

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam uit Rotterdam. Datum: 30 mei Rapportnummer: 2011/162

Beoordeling Bevindingen

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Rapport over een klacht over het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant uit Tilburg. Datum: 15 maart Rapportnummer: 2011/094

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Rapport. Datum: 24 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/334

Rapport. Rapport over een gedraging van Bureau Jeugdzorg uit Rotterdam. Datum: 26 juli Rapportnummer: 2011/214

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/240

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming. Datum: 12 juli Rapportnummer: 2011/206

Met deze klacht beoogt verzoekster ertoe bij te dragen dat een andere ouder en kind niet hetzelfde overkomt als haar en haar dochter.

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/128

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Rapport over een klacht over de directeur van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. Datum: 4 augustus Rapportnummer: 2011/233

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) uit Rijswijk

Rapport. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/102

Verstoord contact. Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Oost-Nederland.

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

Rapport. Datum: 24 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/335

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Datum: 8 augustus Rapportnummer: 2011/236

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 4 juni 1998 Rapportnummer: 1998/211

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Utrecht. Datum: 7 maart Rapportnummer: 2012/035

Rapport. Rapport over een klacht over de William Schrikker Groep uit Diemen. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/113

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Wierden. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2014/004

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant. Datum: 7 december Rapportnummer: 2011/355

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/221

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland uit Arnhem. Datum: 17 februari Rapportnummer: 2011/054

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Rapport. Datum: 11 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/238

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Raad voor de Kinderbescherming uit Maastricht. Datum: 28 juli Rapportnummer: 2011/216

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/005

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Rapport over een klacht over Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling uit Middelburg. Datum: 13 oktober Rapportnummer: 2011/299

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/234

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/112

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politie Noord-Nederland. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/055

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2011/186

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over Bureau Jeugdzorg Gelderland. Datum: 22 februari 2012 Rapportnummer: 2012/026

2 Algemeen Verzoeker heeft twee kinderen, een zoon en een dochter. De kinderen zijn opgegroeid bij hem en zijn toenmalig echtgenote, hun stiefmoeder. Op enig moment ging het niet zo goed meer met de kinderen en na een incident op school zijn zij, via verblijf in een crisisopvang, in augustus 2010 onder toezicht gesteld en uit huisgeplaatst bij hun stiefmoeder, die de kinderen als hun moeder beschouwen. In april 2011 maakte het Gerechtshof de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ongedaan en ging de zoon weer bij zijn vader wonen. De dochter wilde bij de stiefmoeder blijven. Na een verzoek daartoe van Bureau Jeugdzorg Gelderland en een nieuw onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming heeft het Hof in augustus 2011 de dochter opnieuw onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst. Klacht Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Gelderland, locatie Arnhem, tussen hem en zijn kinderen in is gaan staan. Verzoeker heeft als voorbeelden daarvan aangegeven dat Bureau Jeugdzorg partijdig is geweest in de informatieverstrekking naar de rechter (onder meer door te stellen dat er in het verleden sprake is geweest van mishandeling terwijl dit niet het geval is geweest); ook probeert Bureau Jeugdzorg zijn kinderen ervan te weerhouden bij hem te gaan wonen of informatie met hem te delen, zo zou onder meer blijken uit een e-mail van de gezinsvoogd van 3 mei 2011 aan zijn zoon, terwijl het Hof op 5 april 2011 heeft beschikt dat de uithuisplaatsing niet meer van toepassing is en dat zijn kinderen weer bij hem kunnen gaan wonen (wat zijn zoon ook is gaan doen). Bevindingen en beoordeling Visie verzoeker Sinds hun scheiding in 2006 heeft verzoekers ex-echtgenote geprobeerd de controle over de kinderen te krijgen. Bureau Jeugdzorg is daarin meegegaan. Sindsdien is verzoekers relatie met zijn kinderen verslechterd en sinds de plaatsing bij hun stiefmoeder is het ook bergafwaarts gegaan met hun schoolprestaties. De kinderen wilden hem niet meer zien. De gezinsvoogd neemt hem niet serieus: hij is nooit benaderd voor zijn meningen en er wordt alleen naar de stiefmoeder geluisterd. Verzoeker heeft vele pogingen gedaan om Bureau Jeugdzorg zijn kant van het verhaal te vertellen, maar is daarin niet geslaagd. Hij is erg verontwaardigd over de e-mail die de gezinsvoogd zijn zoon heeft gestuurd over zijn rechten: dit vormt voor hem het bewijs dat de gezinsvoogd samen met zijn ex-echtgenote de kinderen tegen hem heeft opgezet. Visie Bureau Jeugdzorg Partijdige informatieverstrekking aan de rechtbank

3 Bureau Jeugdzorg stelt dat het niet partijdig is geweest in de informatieverstrekking aan de rechtbank. In de verslaglegging aan de rechtbank is informatie opgenomen van alle betrokkenen: de kinderen, de vader, de pleegmoeder, de Raad voor de Kinderbescherming en de crisisopvang. Ook de mening van vader is daarin genoemd. De rechtbank heeft op basis van informatie van alle betrokkenen een uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling uitgesproken, omdat de kinderen bij hun vader niet de nodige ruimte kregen en zich op dat moment niet op hun gemak voelden bij hem en niet op grond van vermeende onjuistheden, zoals dat vader de kinderen zou mishandelen. Het was ook niet, zoals verzoeker dacht, omdat hij een "nieuwe" partner zou hebben, maar omdat die partner iemand anders was dan de stiefmoeder. Weerhouden van kinderen bij verzoeker te wonen en informatie met hem te delen In samenwerking met verzoeker is steeds gezocht naar optimale afstemming: hij is wel voldoende betrokken en gehoord. Desondanks heeft verzoeker zich niet serieus genomen gevoeld en helaas heeft men dit gevoel niet kunnen wegnemen. Het knelpunt was de uithuisplaatsing bij de stiefmoeder. Kinderen ouder dan twaalf hebben een eigen stem. In verschillende gesprekken is uitgelegd dat daarmee de positie van de vader in vergelijking met zijn land van herkomst een andere is. De kinderen verkozen hun stiefmoeder: zij heeft twaalf jaar voor hen gezorgd en zij beschouwden haar als hun moeder. Die plaatsing is bekrachtigd door de rechtbank. Jammer genoeg is door een ongelukkige samenloop van omstandigheden bij de behandeling van het hoger beroep door het Gerechtshof geen verweer gevoerd en was er geen vertegenwoordiger van het Bureau aanwezig. Men had graag de uithuisplaatsing bevestigd willen zien. Daarom is daar nadien opnieuw om verzocht: de Raad voor de Kinderbescherming achtte voor de dochter uithuisplaatsing noodzakelijk. Voor de zoon achtte de Raad dat niet meer nodig, omdat inmiddels een jeugdreclasseringsmaatregel was uitgesproken waardoor begeleiding was gegarandeerd; met die ondersteuning moest hij de kans krijgen om bij vader te wonen en dat wilde hij ook. Hij werd 18 jaar, en de jeugdreclassering kon hem zo nodig ook nadien ondersteunen. Bureau Jeugdzorg kan zich hierin vinden. Al met al acht Bureau Jeugdzorg de klacht niet gegrond: er is geen partijdige informatie aan de rechter gegeven, men heeft de kinderen niet weerhouden om bij verzoeker te wonen. Bureau Jeugdzorg achtte dat niet in belang van de kinderen en die hebben dat zelf ook niet gewild. Na de door Bureau Jeugdzorg niet gewenste beëindiging van de ondertoezichtstelling heeft men zich ingespannen dat ongedaan te maken in het belang van de kinderen; voor de dochter volgde wel weer ondertoezichtstelling, voor de zoon bleek dat niet meer nodig. Visie gezinsvoogd

4 De gezinsvoogd heeft verklaard dat de kinderen niet zijn weerhouden bij hun vader te gaan wonen: zij heeft niet tussen hen ingestaan. Integendeel, zij heeft steeds met de kinderen gepraat om het contact met hun vader te herstellen. Dit heeft geresulteerd in een ontmoeting met vader op neutraal terrein. De kinderen wilden daaraan geen vervolg geven en hebben aangegeven niet bij hem te willen wonen. De gezinsvoogd is altijd zorgvuldig geweest bij alle informatieverstrekking aan de rechter; informatie van derden is gebruikt met vermelding van de bron. Bij de behandeling van het hoger beroep is zij wegens ziekte niet aanwezig geweest en het is ook niet mogelijk geweest om haar plaatsvervanger te sturen. Zij heeft zich zorgen gemaakt en na de beslissing van het Hof is direct om een nieuw onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming verzocht. In samenwerking met vader en diens huidige partner is getracht aan te sluiten bij diens cultuur en taal en zijn betrokken vaderschap. Er is altijd respectvol getracht een goede samenwerking tot stand te brengen. Vader heeft nooit willen begrijpen dat kinderen vanaf twaalf jaar bepaalde rechten hebben en vanaf hun zestiende nog meer. Vader heeft steeds het gevoel gehad dat hij niet serieus is genomen maar het tegenovergestelde is het geval. De e-mail aan zijn zoon is gestuurd omdat het voor hem onduidelijk was wat zijn rechten waren en om hem deze rechten in begrijpelijke taal uit te leggen. Contactjournaals Uit de contactjournaals is onder meer op te maken dat Bureau Jeugdzorg vanaf het eerste moment heeft gesteld dat het belangrijk is dat vader blijft meedenken en meebeslissen, ook omdat er aanvankelijk nog sprake was van vrijwillige hulpverlening: er was voor alles toestemming van vader nodig. Er was toen ook geen contact met de stiefmoeder, omdat zij in dat stadium geen recht had op informatie. Verder blijkt dat Bureau Jeugdzorg er alles aan gelegen was om vader binnen de hulpverlening te houden en met hem te blijven samenwerken. Ook blijkt dat bij het opstellen van het plan voor vervolghulp vooral diende te worden gehandeld naar aanleiding van de door vader geuite zorgen. De journaals melden diverse gesprekken met vader, zijn vaderrol wordt onderkend en ook dat hij het beste wil voor zijn kinderen. Gesprekken met vader over de toekomst verlopen negatief, maar ook als de gesprekken niet gemakkelijk verlopen blijft Bureau Jeugdzorg benadrukken dat allen dezelfde zorg hebben om de kinderen. Aan de stiefmoeder is duidelijk gemaakt dat zij de zorg nu aan de hulpverlening moet overlaten.

5 In de periode dat de kinderen aan haar zorg waren toevertrouwd is er wel contact met de stiefmoeder over de kinderen. Nadat de ondertoezichtstelling is uitgesproken is vader duidelijk gemaakt dat de - dan nieuwe - gezinsvoogd overleg met hem zal hebben over de situatie. Het journaal bevestigt de door het Bureau Jeugdzorg beschreven omgang met vader en de ontmoeting met hem. Over het contact van vader met de kinderen meldt het journaal dat het fijn is dat er weer een beetje contact is met hem. Het vermeldt ook vaders weigering van de uitnodiging om bij de intake van zijn zoon aanwezig te zijn omdat zijn vriendin er niet bij mag zijn; dit laatste was conform de wens van zijn zoon. Ook blijkt dat met de dochter is afgesproken dat zij de telefoon opneemt als haar vader haar belt. Uit de stukken blijkt verder dat e-mails van vader steeds zijn beantwoord en dat bepaalde stukken in het Engels vertaald aan hem worden gestuurd. Er werd ook voor gezorgd dat bij de belangrijke gesprekken een tolk aanwezig was. II Beoordeling Het is voor een ouder die naar zijn beste weten zijn kinderen grootbrengt moeilijk te verteren als anderen vinden dat de kinderen elders beter af zijn. Dat is ook het geval geweest voor verzoeker: zijn zoon en dochter zijn op een gegeven moment aan zijn zorg onttrokken. Ze zijn onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst, en nog wel bij zijn ex-partner, hun stiefmoeder die hen jarenlang samen met hem had opgevoed. Dat is een bittere pil geweest, vooral omdat verzoeker meent dat het Bureau Jeugdzorg bij het bepalen van wat nu het beste voor de kinderen zou zijn, meer heeft geluisterd naar de stiefmoeder, zijn kinderen tegen hem heeft opgezet en op basis van onjuiste informatie de rechter in zijn nadeel heeft doen beslissen. Kortom, verzoeker vindt dat Bureau Jeugdzorg niet onpartijdig is geweest. Een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden is dat de overheid zich onpartijdig opstelt en handelt zonder vooroordelen Dit betekent dat de overheid ook alle schijn van partijdigheid vermijdt. Dit uitgangspunt geldt ook voor instanties die overheidstaken verrichten zoals de Bureaus Jeugdzorg. In dat kader mag van Bureau Jeugdzorg worden verwacht dat ouders of andere met de zorg voor kinderen belaste betrokkenen onpartijdig en zonder vooringenomenheid worden benaderd en dat niet de indruk wordt gewekt dat naar één van hen meer wordt geluisterd dan naar de ander. Het is daarbij goed om in de eerste plaats voor ogen te houden dat bij alles wat een Bureau Jeugdzorg doet, het belang van het kind - in dit geval de kinderen - voorop moet

6 staan: alles wat Bureau Jeugdzorg onderneemt moet leiden tot een verbetering van de situatie van het kind. In dat verband en onlosmakelijk daaraan verbonden is de goede verstandhouding met de ouders ook van groot belang. Argwaan werkt in dat geval dan ook averechts. Was argwaan hier op zijn plaats? Wat de informatieverstrekking aan de rechtbank betreft stelt de Nationale ombudsman op basis van het onderzoek vast dat de rechter heeft kunnen oordelen op basis van informatie van alle betrokkenen: de kinderen, de Raad voor de Kinderbescherming, de vader, de stiefmoeder en de crisisopvang waar de kinderen hulp van kregen. Uit de uitspraak van de rechter blijkt dat deze heeft beslist op grond van de informatie die erop neerkomt dat - samengevat - de kinderen, blijkens hun gedrag en hun eigen mening, op dat moment thuis bij vader niet op de juiste plek waren. De Nationale ombudsman stelt ook vast dat Bureau Jeugdzorg het oor niet meer heeft laten hangen naar de mening van de stiefmoeder dan die van verzoeker. Aanvankelijk is haar geen informatie verstrekt, omdat zij daarop geen recht had, maar nadat de kinderen onder toezicht zijn gesteld heeft Bureau Jeugdzorg duidelijk laten weten dat zij de zorg aan de hulpverlening moet overlaten. Er is, nadat de kinderen aan haar zorg zijn toevertrouwd, uiteraard wel regelmatig contact geweest over het wel en wee van de kinderen. Verder heeft Bureau Jeugdzorg veelvuldig contact gehad met verzoeker, hem altijd met respect heeft behandeld, daarbij ook oog hebbend voor het gegeven dat hij oorspronkelijk uit een andere cultuur afkomstig is, en hem steeds zoveel mogelijk in zijn vaderrol overal bij heeft willen betrekken. Ook is op zijn e-mails aan Bureau Jeugdzorg steeds gereageerd. Voor wat betreft verzoekers verwijt dat Bureau Jeugdzorg de kinderen tegen hem zou hebben opgezet en hen zou hebben weerhouden bij hem te gaan wonen is uit het onderzoek gebleken dat, integendeel, Bureau Jeugdzorg er alles aan was gelegen het contact tussen vader en kinderen te bevorderen. Dat het destijds bij één ontmoeting is gebleven was uitdrukkelijk de wens van de kinderen, niet die van Bureau Jeugdzorg. Ook blijkt dat telefonisch contact van de kinderen met hun vader is aangemoedigd. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de e-mail van de gezinsvoogd aan zijn zoon over diens rechten correct was. Vanuit de visie dat Bureau Jeugdzorg er eerst en vooral is voor het betrokken kind, heeft de gezinsvoogd de zoon behulpzaam willen zijn door hem op de hoogte te brengen van wat zoal zijn rechten waren, omdat hij te kennen had gegeven dat die hem niet duidelijk waren; zo kon hij duidelijke keuzes maken, zoals het al dan niet wonen bij zijn vader, waarvoor hij uiteindelijk ook heeft gekozen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat Bureau Jeugdzorg er zich alles aan gelegen heeft laten liggen om verzoeker steeds bij alle ontwikkelingen te betrekken, daarbij rekening houdend met zijn achtergrond en mening. Niet is gebleken dat naar de stiefmoeder van de kinderen meer is geluisterd, integendeel, er is haar meegedeeld dat zij

7 wat verdere bemoeienis betreft pas op de plaats moest maken. Bureau Jeugdzorg heeft daarbij steeds het belang van de kinderen voorop gezet en vooral naar hen geluisterd, naar wat zij wilden. Dat verzoeker dat niet altijd even prettig heeft gevonden is te betreuren maar maakt dit niet anders. De gedraging van Bureau Jeugdzorg is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van Bureau Jeugdzorg Gelderland, is niet gegrond. Onderzoek Op 5 mei 2011 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift betreffende een klacht over een gedraging van Bureau Jeugdzorg Gelderland, locatie Arnhem. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd Bureau Jeugdzorg verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In het kader van het onderzoek werd betrokkenen verzocht op de bevindingen te reageren. Daarnaast werd de betrokken gezinsvoogd de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Tijdens het onderzoek kregen Bureau Jeugdzorg Gelderland en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de gezinsvoogd een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen. Bureau Jeugdzorg Gelderland en de gezinsvoogd gaven aan akkoord te gaan met het verslag. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Verzoekschrift van 5 mei 2011 met bijlagen, aangevuld op 10 juni 2011, waaronder: e-mailwisseling met gezinsvoogd, e-mail van gezinsvoogd van 27 april 2011 aan

8 verzoekers zoon; Oordeel klachtencommissie BJZ Gelderland van 8 april 2011; Reactie van 2 mei 2011 directie BJZ op klacht; Beschikking rechtbank 11 augustus 2010, beschikking gerechtshof van 5 april 2011, beschikking rechtbank 16 augustus 2011; Standpunt BJZ van 29 augustus 2011 met bijlagen, waaronder Plan van aanpak, verslagen GGZ en Raad voor de Kinderbescherming; contactjournaals van 20 mei 2010 tot 15 juni 2011; Reactie gezinsvoogd van 22 augustus 2011; Reactie verzoeker van 13 september 2011 op standpunt BJZ; Verklaring gezinsvoogd van 18 oktober 2011.