De diversiteit van een medium



Vergelijkbare documenten
INHOUD. Inleiding. Wisselende verhoudingen in het literaire systeem 11 Een chronisch debat 14

De Middlebrow schrijft terug. Nederlandse en Vlaamse literatuur in een spanningsveld,

Inhouden, benaderingen, didactische aanpak en doelstellingen

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Master in de westerse literatuur. Masterinfoavond 7 maart 2018

Lokaal, nationaal of internationaal? Een eeuw intra- en internationale relaties in België ( )

Conferentie Netwerk Vrede, Veiligheid, en Ontwikkeling Donderdag 28 Mei 2009 Malietoren, Den Haag

CONGRES Woensdag 12 maart :00 17:30

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Beleid inzake het beheer van belangenconflicten in de VMOB «Ziekenfonds voor Hospitalisatiekosten»

CYCLUS 1 (JANUARI/FEBRUARI 2016)

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD)

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016

Samenwerken over sectoren heen

INHOUDSOPGAVE INLEIDING 1. Oscars verhaal: het eerste in een lange reeks 1 Situering 5 Probleemstelling 5 Methodologie 8 Werkwijze en opbouw 9

BELEID INZAKE HET BEHEER VAN BELANGENCONFLICHTEN IN MLOZ INSURANCE

Ruimte tussen woord en betekenis

SPOKER IN REINAERT DE VOS

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

Research in Higher Professional Education: A staff perspective. Mw. D.M.E. Griffioen

literatuur literariteit

BELVUE MUSEUM. Jongeren eerst!

BOEKENRUBRIEK. Bijbel & Cultuur In den beginne : de schepping

Communiceren en Improviseren. Omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie W.M.A.

Hier leer je verschillende academische teksten lezen, schrijven en voordragen. Deze cursus dient ook als een soort voorbereiding op je scriptie.

Woord vooraf 13. Dankwoord 17. Algemene inleiding Inleiding Probleemdefinitie VUB-context Literatuurstudie 26

Niewsbrief nr. 3 / November 2014 Januari 2015

Griekse en Latijnse taal en cultuur. Je wordt een all-round classicus met een brede blik én diepgang.

Duiden, verbinden en vakmanschap

Behorende bij het proefschrift How Politics Becomes News and News Becomes Politics geschreven

Nederlandse. literatuurvan de. 20 ste en 21 ste eeuw deel 1

Trends en thema s in de editiewetenschap. Peter De Bruijn, Edward Vanhoutte & Bert Van Raemdonck (red.)

Beoordeling Stage 2 Code: ST2

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Allianties en speltheorie

Eerste jaar van de eerste graad. Leren leren

nog nooit zo allochtoon gevoeld als op de universiteit.

Revision Questions (Dutch)

KRAPTE OP DE ARBEIDSMARKT, KANSEN VOOR VROUWEN? EEN SECTORALE INVALSHOEK

Paper Architectuurtheorie deel II Kunst: een doel of een middel?

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

Consultatie VN-Verdrag: methodologie. Dr. Stefan Hardonk

2.3 Literatuur Schriftelijke vaardigheden Lezen LES GODVERDOMSE DAGEN OP EEN GODVERDOMSE BOL LEERPLAN ALGEMEEN:

Eindstudiedag. Vlaams Lerend Netwerk STEM SO 25/10/2017

9/27/06 pag. 1 FACULTES UNIVERSITAIRES NOTRE-DAME DE LA PAIX NAMUR. Cyberteens. Rapportering literatuuronderzoek Raadpleging betrokken sectoren

CROSS- OVER 2013: OVER GRENZEN. Universiteit Gent, 8 februari Call for Papers

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Bachelorexamen Nederlands

Inhoudsopgave. Deel I Kritische discoursanalyse. Overzicht van tabellen en figuren Tabellen Figuren Voorwoord Inleiding en verantwoording Inleiding

sponsordossier ithaka 25

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

Enquête noden van de scholen. Eerste verwerking

Beste deelnemers, Versie: :20

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 7 december

Mediagroepen: op zoek naar

Cultuur op niveau. De tijdschriften. Ons Erfdeel en Septentrion

Mechelen PrOS-project

Beoordeling Stage 2 Code: ST2

CONFERENTIE MAANDAG 19/11 BRUSSEL. Van lokale en Vlaamse erfgoedpraktijk naar een Europees beleid en vice versa

Brussel Beter Bekijken

Overzicht van tabellen en figuren

De jaren in de Nederlandse literatuur Workshop I

eisers tot cassatie van een arrest, op 25 november 1997 gewezen vertegenwoordigd door mr. Francis Marck, advocaat bij de balie

Verhaal van verandering

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis. Onderzoekschool Politieke Geschiedenis 1

Een verkenning van de relatie tussen taal en identiteit in Brussel en de Vlaamse Rand. Rudi Janssens

1.1. Kennis en inzicht in verband met het historisch referentiekader

Vlaamse overheid Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35, bus Brussel

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Axel Voss namens de PPE-Fractie

GRIEKSE TAAL EN LITERATUUR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

JOBNAME: PAGE: 1 SESS: 2 OUTPUT: Mon Aug 5 10:49: /first/boek/uitgeverij/verkiezingsboek 2012/start

EuropEEs InstItuut voor onderzoek over de MEdItErranE En Euro-arabIschE samenwerking

Hoofdstuk 18 Bouwen aan organisatie met de netwerkmultiloog

Beoordeling Stage 2 Code: ST2

Stageplan. Máxima Medisch Centrum. Marijke Bax /

De wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen

De wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen. 12 februari 2015

Bachelor Theaterwetenschap. uva.nl/ba-theaterwetenschap

Intervisie Thema: evalueren van werking

Bachelor of Arts in de taal- en letterkunde (verkorte programma voor professionele bachelors in onderwijs: secundair onderwijs)

Eindbeoordeling Stage 1 Code: ST1

KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Belgian Ergonomics Society

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Julia Reda namens de Verts/ALE-Fractie

Zorgen voor onze taal en letteren. Memorandum voor de verkiezingen in 2019

COLLECTIE. 50 jaar statuut. militaire dienst in België: de lange strijd voor de erkenning van een mensenrecht

Meerwaarde voor onderwijs. De Pijlers en de Plus van FLOT

Beoordeling Stage 2 Code: ST2

VR DOC.0432/1

Een Europese democratie: utopie of noodzaak?

MUSLINKED BRINGING TALENTS TOGETHER

Wijziging : werkstuk inzenden vóór 1 april i.p.v. 1 mei! KLASSIEKE CULTURELE VORMING VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2015


STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

The Low Lands Health Economists Study Group. LoLa HESG

50 Jaar Overheidsmanagement 35 Jaar ex-vcob 10 Jaar Instituut voor de Overheid

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Transcriptie:

De diversiteit van een medium Verslag van de studietweedaagse literaire tijdschriften in Belgie: methodes en perspectieven / Les revues litteraires en Belgique: questions de methode et perspectives' LAURENCE VAN NUIJS - FRANCIS MUS KAREN VANDEMEULEBROUCKE - BEN VAN HUMBEECK Op 29 en 3o mei 2007 vond aan de Katholieke Universiteit Leuven een tweetalige studietweedaagse plaats met als thema 'De studie van literaire tijdschriften in Belgie: methodes en perspectieven'. De studietweedaagse had als doel jonge en meer ervaren onderzoekers bij elkaar te brengen om de methodologie van het tijdschriftenonderzoek in een specifiek Belgische context in kaart te brengen. Omdat het opzet van de bijeenkomst zo breed mogelijk opgevat was, werd er geen specifieke invalshoek vooropgesteld. Ook werd er voorafgeen literair of cultureel tijdschriftencorpus vastgelegd, al was het maar opdat ook de definitie van het onderzoeksobject `tijdschrift' tijdens de bijeenkomst bediscussieerd zou worden. De bijdragen behandelden dan ook zeer uiteenlopende aspecten: naast specifieke literaire tijdschriften, kwamen methodologische modellen aan bod, alsook onderzoek waarin tijdschriften als bron gehanteerd worden. Omdat de verschillende bijdragen thematisch ondergebracht zullen worden in een dossier van het elektronische tijdschrift COTITEXTE s, beperken wij ons in wat volgt tot een chronologisch overzicht. De eerste sessie werd geopend met een lezing van keynote spreker Paul Aron (Universite Libre de Bruxelles) over de geschiedenis van literaire tijdschriften in Franstalig Belgie, wat meteen de diversiteit en de complexiteit van dit medium aan het licht bracht. Niet alleen is een sluitende definitie van het `tijdschriftencorpus' niet voor de hand liggend, het moeilijk of te bakenen object is bovendien een zeer complexe, zowel discursieve als materiele realiteit, die in verschillende velden (journalistiek, theater, literatuur, geschiedenis, kunst,...) is ingebed, en dus vraagt om een meervoudige analysemethode. 54 TS >MMVII # 22

Volgens Aron schrij ft het tijdschrift zich in in een ruimere problematiek: die van de relaties tussen schrijver en medium. Tijdschriftenonderzoek dient aandacht te hebben voor de relaties met de uitgeverswereld, voor het statuut van een literaire tekst in een tijdschrift en voor het tijdschrift als medium met een bepaalde typografische en retorische code. In een meet methodologisch luik gaf Aron vervolgens een overzicht van het tijdschriftenonderzoek in Franstalig Belgie, dat gaandeweg geevolueerd is van monografische studies naar sociologisch geinspireerde benaderingen die tijdschriften bestuderen in de ruimere context van het literaire veld of als vertrekpunt voor de studie van netwerken van actoren en tijdschriften. Daphne de Marneffe (Universite de Liege) ging nader in op de vraag naar een model dat toelaat het complexe en dynamische tijdschriftennetwerk in kaart te brengen. In haar doctoraatsonderzoek is De Marneffe op zoek gegaan naar een sociologisch model voor de studie van de avant-garde en modernistische tijdschriften in Franstalig Belgie in de jaren 1919-1923. Dit model moet het mogelijk maken een tijdschrift beter te situeren, maar mag daarnaast ook de specificiteit van het medium niet veronachtzamen. In haar lezing bracht De Marneffe eerst de tekortkomingen voor de studie van tijdschriften in de Belgische context van de bourdiaanse veldanalyse aan het licht, en toonde vervolgens de meerwaarde aan van het `netwerkmoder aan de hand van een uitgewerkte analyse van het Belgische avant-gardistische en modernistische tijdschriftennetwerk. Met zijn lezing over het Belgische tijdschrift Kratit8arten richtte Alfred Strasser (Universite Charles de Gaulle-Lille 3 ) de aandacht op een dimensie van literaire tijdschriften in Belgie waar men wel eens aan voorbijgaat: de Duitstalige component. De lezing van Alfred Strasser was eerder beschrijvend, maar gaf niettemin een goed beeld van hoe een bij haar ontstaan eerder regionaal tijdschrift gaandeweg geevolueerd is naar een blad dat positie neemt zowel in een regionale als in een nationale en internationale ruimte, en zo ook lezers aanspreekt buiten de Belgische Duitstalige gemeenschap. Marjet Brolsma (Universiteit Amsterdam) behandelde het concept 'cultuurtransfer' dat, eerder dan een afgewerkt methodologisch model, een interessante notie is voor tijdschriftenonderzoek. Het concept, dat ontwikkeld werd door Werner en Espagne, is een handig werkinstrument om het discours van tijdschriften te plaatsen in een ruimer, internationaal debat. Het TS >MMVII # 22 55

roept echter ook vragen op: het concept is weliswaar erg flexibel maar leidt ook tot verbrokkeling in het onderzoek. Daarnaast is het maar de vraag op welk niveau de onderzoeker er gebruik van maakt, en of deze onderzoeksniveaus met elkaar verenigbaar zijn. Bestudeert men het tijdschrift als instituut, dan zal onderzoek naar cultuurtransfer eerder cultuursociologisch zijn. Bestudeert men het tijdschrift als een forum waarin debatten gevoerd worden, zal onderzoek naar cultuurtransfer zich toespitsen op de eigenlijke inhoudsanalyse en de in het tijdschrift identificeerbare vreemde cultuurelementen. In haar casestudy over de Belgisch-Nederlandse cultuurtransfer in De Stem tijdens de jaren 1920 kiest Brolsma voor deze tweede invalshoek. De twee daaropvolgende lezingen gingen in op een van de meest invloedrijke tijdschriften van de Vlaamse literatuurgeschiedenis, namelijk Van Nu en Straks (1893-1901), en benadrukten beiden het belang van auteurscorrespondentie in de studie van dit tijdschrift. Stijn Vanclooster (Universiteit van Wenen) verdedigde de stelling dat een louter interne analyse van een tijdschrift onvoldoende is, en dat het nodig is om zoveel mogelijk (externe) tekstgetuigen in het onderzoek to betrekken, waarbij auteurscorrespondentie een prominente plaats inneemt. Vanclooster bracht Hendrik Ibsen naar voren als bewijs voor deze stelling. Terwijl in de literatuur terzake de naam van Ibsen weinig valt als inspiratiebron voor de Van Nu en Straksers en ook Vermeylen zelf de naam veeleer op de achtergrond laat wanneer hij terugblikt op het tijdschrift, blijkt het belang van Ibsen duidelijk uit de correspondentie van de redacteurs. De vraag is echter hoe die externe tekstgetuigen dan precies gebruikt kunnen worden bij tijdschriftenonderzoek. Kan men inderdaad de ene soort tekst (briefwisselingen) gebruiken als leessleutel voor een andere soort tekst (tijdschrift)? De lezing van Bert van Raemdonck (KANT L-Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie) behandelde de manier waarop correspondenties toegankelijk gemaakt kunnen worden voor onderzoek. Zijn lezing kan gezien worden als een pleidooi voor het publiceren van elektronische brievenedities: Van Raemdonck verdedigde het belang en de meerwaarde van digitate uitgaven. Op voorwaarde dat de gebruikte software aansluit bij een internationale standaard, biedt de elektronische editie tal van voordelen tegenover de traditionele uitgave. De lezing van Reine Meylaerts (Katholieke Universiteit Leuven) bevatte 56 TS.> MMVII # 22

een uitgewerkt methodologisch luik, waarin ze drie mogelijke onderzoeksniveaus van tijdschriftanalyse in kaart bracht: de institutionele, de discursieve en de micro-sociologische benadering. Volgens de institutionele benadering is een tijdschrift een collectieve structuur die noodzakelijkerwijs de logica van het veld volgt. Individuele en groepen medewerkers nemen dan ook steeds positie in in het veld. Vervolgens kan een tijdschrift als discursieve structuur worden bestudeerd: het fungeert dan als het geheel van semiotische operaties die door een discours teweeg worden gebracht. De microsociologie van de actoren, ten slotte, is een externe benadering, die aandacht heeft voor de manieren waarop gesocialiseerde individuen zich institutionele of discursieve structuren eigen maken. In het tweede luik van haar lezing onderzocht Meylaerts hoe men over Vlaanderen spreekt in Franstalig-Belgische tijdschriften tijdens het interbellum. Karen Vandemeulebroucke (Katholieke Universiteit Leuven) stelde haar doctoraatsonderzoek voor over de evolutie van de Franstalig-Belgische poezie tussen 185o en 1900. Wie deze periode van de Belgische literatuurgeschiedenis onderzoekt wordt geconfronteerd met een aantal moeilijkheden: de onvolledigheid van de bestaande bibliografieen enerzijds, en het eenzijdige beeld dat de traditionele historiografie van deze periode geeft (met 1880 als voornaamste breuklijn) anderzijds. Tijdschriftenonderzoek kan hierop een correctiefbieden. Niet alleen verschijnt een groot deel van de poetische productie in literaire tijdschriften, ze zijn ook een uitdrukking van verschillende, sours tegenstrijdige, poeticale, identitaire en esthetische perspectieven. Via tijdschriftenonderzoek tracht Vandemeulebroucke een genuanceerder beeld te scheppen van de evolutie van de poetische productie in Belgie tijdens de 19e eeuw. Het tijdschrift wordt hier gebruikt als middel (explicans) om een bepaald genre te herevalueren en zo een welbepaalde literair-historische vraag te beantwoorden. Tegelijk is het tijdschrift voor Vandemeulebroucke ook een onderzoeksobject (explicandum), waarvan ze de werking tracht in kaart te brengen. Aan de hand van concepten uit de systeemtheorie toonde Vandemeulebroucke aan hoe uitwisselingen binnen en tussen uiteenlopende systemen in tijdschriften plaatsvinden, en hoe die tegelijk leiden tot de hybridisering en de eigenheid van de Belgische poezie van de 19e eeuw. Francis Mus (Katholieke Universiteit Leuven) ging dieper in op de betekenis van een tijdschrift, in de dubbele zin van het woord: enerzijds de 'in- TS >MMVII # 22 57

terne' interpretatie, anderzijds de `externe' impact. Wat de interpretatie van het tijdschrift betreft, wees Mus op twee hindernissen die de tijdschriftonderzoeker dient te omzeilen. Ten eerste schrijft het discours van het tijdschrift zich in in twee verschillende logica's: die van de lijn van het tijdschrift en die van de individuele auteurs. Deze logica's vormen twee verschillende referentiekaders waarbinnen een tekst gelezen kan worden. Ten tweede dient men zich ervan te vergewissen dat het tijdschrift niet functioneert als neutrale spiegel van de werkelijkheid, maar dat het een eigen dynamiek heeft. Bij het bepalen van de impact werd vertrokken van het netwerkmodel, waarin een zeker 'relief' dient aangebracht te worden, om zo de impact van de verschillende tijdschriften te kunnen blootleggen. Meer bepaald werd ingezoomd op het complexe croyance-begrip, dat als bindmiddel fungeert en het netwerk bijeenhoudt. Mus illustreerde dit aan de hand van het Belgische tijdschrift Cart Libre (1919-1922), waarbij het discours als uitgangspunt genomen werd. Op die manier werden de 'interne' en `externe' betekenis van het tijdschrift samen gedacht. Tijdens de laatste sessie kwamen twee jonge doctores aan het woord. Lieselotte Vandenbussche (Universiteit Gent) gafeen lezing over Naar onderzoek Het veld der verbeeldinj. Het aandeel en de receptie van niet-confessionele publicistes ill Vlaamse, literaire en al8emeen-culturele tijdschriften, 1870-1914. Vandenbussche presenteerde het eerste deel van dit proefschrift, waar in honderd liberale en neutrale tijdschriften wordt nagegaan hoe het werk van vrouwelijke auteurs werd onthaald in de literaire kritiek. Tijdschriften worden gezien als consecratie-instituties in het literaire veld (Bourdieu) en als discursieve formaties (Foucault) die hun object van kennis formuleren en waarbinnen machtsrelaties spelen. Vandenbussche maakte een analyse van recensies van zowel het werk van vrouwelijke als van mannelijke auteurs en ging zo de wisselwerking na tussen literaire legitimatie en genderopvatting. In het buitenland worth wat vrouwelijk geacht wordt vaak bekeken als iets dat afbreuk doet aan de literaire kwaliteit van een werk. Hoewel deze stelling ook bij ons vaak zonder meer wordt aangenomen, concludeert Vandenbussche verrassend genoeg dat ze voor de Vlaamse tijdschriften niet opgaat. De lezing van Christophe Verbruggen (Universiteit Gent) ging in op hoe technieken uit de sociale netwerkanalyse (s NA) kunnen bijdragen tot de studie van literaire tijdschriften. Verbruggen beschouwt SNA als een handig 58 TS >MMVII # 22

kwantitatief werkinstrument dat toelaat om relaties tussen actoren aan het licht te brengen en te meten: het is een 'toolbox' van methoden voor sociale relaties. Welke relaties bestudeerd worden hangt of van de vraagstelling van de onderzoeker: zo kan SNA zowel relaties tussen dezelfde soort actoren (personen of tijdschriften) als relaties tussen verschillende soorten actoren (personen en tijdschriften) aan het Licht brengen. Verbruggen illustreerde zijn presentatie van de technieken aan de hand van grafieken en ruimtelijke schema's van het Franstalig-Belgische tijdschriftenveld aan het begin van de zoe eeuw. In een afsluitende lezing zette Hans Vandevoorde (Universiteit Gent) de verschillende invalshoeken nog eens op een rijtje. Uit een fictieve casestudy bleek de grote diversiteit aan benaderingwijzen van het medium. Volgens Vandevoorde kan een tijdschrift vooreerst op een materiele manier benaderd worden. Hij verwees daarbij naar de zgn. `tijdschriftsteekkaare die zijn studenten hanteren om te komen tot een primaire identificatie van het tijdschrift, maar ook tot een secundaire identificatie, namelijk aan de hand van gegevens die niet zomaar zijn of te leiden uit het blad (zoals de oplage of de patronage). Een tijdschrift kan ook op een inhoudelijke manier bestudeerd worden. Hierbij kan de discoursanalyse antwoorden bieden. Naast een tekstgerichte is ook een contextgerichte benadering mogelijk: het tijdschrift kan worden bestudeerd in relatie tot andere tijdschriften of in relatie tot culturele en maatschappelijk-politieke contexten. Vandevoorde wees op conflicten tussen tijdschriften en op spanningen binnen het tijdschrift zelf Ook de impact van het blad op de lezer kan worden behandeld. Methodologisch, stelde Vandevoorde bij wijze van besluit, zijn er dus tal van benaderingen mogelijk: hetzij diachroon of synchroon, hetzij op macro- of microniveau, op het niveau van de tekst of context, via een discursieve of sociologische benadering,...: het is aan de onderzoeker om hier telkens de voor- en nadelen van of to wegen, in functie van specifieke onderzoeksvragen..> LAURENCE VAN NUIJS, FRANCIS MUS, KAREN VANDEMEULEBROUCKE en BEN VAN HUMBEECK zijn doctorandi van de Leuvense subfaculteit Literatuurwetenschap. Zij waren de organisatoren van de hierboven besproken studietweedaagse. TS >MMVII # 22 59