Besluit medische zorg voor verstandelijk gehandicapten



Vergelijkbare documenten
INLEVEREN OP HET SECRETARIAAT VAN DE OPLEIDING

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

(Besluit geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten) Het College Geneeskundige Specialismen,

Besluit CHVG no Eisen voor de opleiding tot

Herregistratie eisen AVG s

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

College Geneeskundige Specialismen

College Geneeskundige Specialismen

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

College Geneeskundige Specialismen

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid OUD

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Besluit van 13 september 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme verzekeringsgeneeskunde

Besluit van 14 maart 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het geneeskundig specialisme maatschappij en gezondheid 1

Besluit van <datum> houdende de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme klinische geriatrie

College Geneeskundige Specialismen

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Besluit van <datum> houdende de aanvullende opleidings-, erkenningseisen voor het medisch specialisme sportgeneeskunde

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Besluit van 14 december 2016 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme cardiologie

College Geneeskundige Specialismen

Besluit van 26 maart 2004 houdende opleidingseisen voor het sociaal-geneeskundig specialisme arbeid en gezondheid bedrijfsgeneeskunde

BESLUIT CHVG no EISEN EN VOORWAARDEN VOOR DE ERKENNING VAN OPLEIDERS, OPLEI- DINGSINRICHTINGEN EN OPLEIDINGSINSTITUTEN HUISARTSGENEESKUNDE

Functiebeschrijving Hoofd Opleidingsinstituut Huisartsgeneeskunde LUMC

Centraal College Medische Specialismen

College Geneeskundige Specialismen

College Geneeskundige Specialismen

Besluit van 8 november 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme neurochirurgie

College Geneeskundig Specialismen

College voor Sociale Geneeskunde

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme orthopedie

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

Besluit van 13 juni 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme radiotherapie

Eisen en voorwaarden herregistratie huisartsen

Centraal College Medische Specialismen

Besluit van 13 september 2017 houdende de wijziging van de volgende besluiten:

Opleidingseisen voor het aandachtsgebied Ouderengeneeskunde binnen de Interne Geneeskunde

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

Besluit van 27 maart 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme longziekten en tuberculose

College Geneeskundige Specialismen

Wijziging Kaderbesluit CSG

Handicapgerelateerde medische zorg in het derde jaar van de AVG-opleiding

Besluit van 8 november 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme kindergeneeskunde OUD

Besluit van (datum) houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme reumatologie

Bijlage 7 Profielen Goudvisteam

Centraal College Medische Specialismen

Toetsingskader Specialismen

College Tandheelkundige Specialismen Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde

Besluit van 8 november 2017 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme orthopedie

College Geneeskundig Specialismen

College Geneeskundige Specialismen

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Besluit van 12 december 2018 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme anesthesiologie

PROGRAMMA SPECIALISTISCHE OPLEIDING TOT KLINISCH NEUROPSYCHOLOOG THEORETISCH ONDERWIJS. Algemene inleiding

Opleidingseisen voor de differentiatie Ouderengeneeskunde binnen de Interne Geneeskunde

Instituutsreglement OPLEIDINGSINSTITUUT IGT

NADERE REGEL NR/CU-531

CCMS no Opleidingseisen keel-neus-oorheelkunde

INSTITUUTSREGLEMENT OPLEIDING TOT SPECIALIST OUDERENGENEESKUNDE

Centraal College Medische Specialismen

Besluit van 15 mei 2018 houdende de aanvullende opleidings-, erkenningseisen voor het medisch specialisme cardio-thoracale chirurgie

Inleiding Mensen met een verstandelijke beperking.

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten: De richtlijn

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

KNMG. Arts voor verstandelijk gehandicapten. Achtergrond

Centraal College Medische Specialismen

Beleidsregels herregistratie RGS. Geconsolideerde versie

Beleidsregels herregistratie RGS Geconsolideerde versie juni 2016

College Specialismen Verpleegkunde

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Instituutsreglement. Huisartsopleiding VUmc. Maart 2012

Opleidingseisen voor het aandachtsgebied Ouderengeneeskunde binnen de Interne Geneeskunde

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

NADERE REGEL NR/CU-540

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Beleidsregels buitenslands gediplomeerden RGS

Differentiatie - Ouderengeneeskunde

MEDISCH SPECIALISTEN REGISTRATIE COMMISSIE (BELEIDSREGELS OPLEIDING)

INSTITUUTSREGLEMENT OPLEIDING TOT HUISARTS LUMC

College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten

Besluit van 12 juni 2019 houdende de aanvullende opleidings-, erkenningseisen voor het medisch specialisme interne geneeskunde

HOOFDSTUK I. - Criteria voor de opleiding en erkenning van de geneesheren-specialisten in de fysische geneeskunde en revalidatie

Dilemma s rondom actieve levensbeëindiging bij bejaarden. Paul Beuger, huisarts, Scenarts Jos Verkuyl, geriater

Inhoud. Deel I Het verpleegkundig beroep in beeld. Deel II Methodisch werken

Opleidingsinstituut Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten. INSTITUUTSREGLEMENT Opleiding tot Arts voor verstandelijk gehandicapten

College Geneeskundige Specialismen

= Beleidsregels HVRC 2006

(BELEIDSREGEL AIOS ALS EERSTE BEHANDELAAR/OPERATEUR)

Zorgprofielen Productenboek Verzorging en Verpleging

Gelet op artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

(Besluit Cosmetische geneeskunde)

werkzaam in ziekenhuizen

ZZP-Productenboek Verzorging en Verpleging

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Huisarts: specialist in veelzijdigheid!

De Huisarts en de AVG: samenwerking in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige

Raamplan Artsopleiding 2009

Transcriptie:

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TOT BEVORDERING DER GENEESKUNST Besluit medische Besluit van 15 april 2004 houdende opleidings-, erkennings- en (her)registratie-eisen voor het specialisme medische Het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, gelet op artikel 14, tweede lid, onder c, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; gezien het advies van het federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband en de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie; Besluit: Hoofdstuk A Algemene bepalingen A.1. Begripsomschrijvingen In dit besluit wordt verstaan onder medische zorg voor verstandelijk gehandicapten: het specialisme dat zich richt op de aanpak van algemene en handicapgerelateerde gezondheidsvragen van mensen met een verstandelijke handicap, inhoudende doelgroepspecifieke preventie, diagnostiek, behandeling en begeleiding, waar nodig in multidisciplinair verband. A.2. Toepassingsbereik besluit 1. Op de opleiding, erkenning en herregistratie voor het specialisme medische zijn, naast de in dit besluit genoemde eisen, alle eisen van toepassing zoals opgenomen in het 2. In beleidsregels van de HVRC kunnen de bepalingen in dit besluit nader worden ingevuld. Hoofdstuk B De opleiding Titel I Algemeen B.1. Duur De duur van de opleiding bedraagt drie jaar. B.2. Onderdelen opleiding 1. De praktijkopleiding voldoet aan de volgende eisen: a. de aios volgt opleidingsperioden in de opleidingsinrichting gedurende in totaal eenentwintig tot dertig maanden; b. de aios volgt stages met een totale duur van zes tot vijftien maanden. Daarbij wordt een keuze gemaakt uit twee tot zes stages uit onderstaande blokken: i. etiologie en neurologische functie: ii. somatische beperkingen en handicaps: iii. psyche en veroudering: iv. huisartsgeneeskunde: c. de aios kan één of meer andere keuzemodules volgen gedurende in totaal ten hoogste zes maanden, met inachtneming van het onder a en b bepaalde; B.3. Eindtermen De aios behaalt de eindtermen, genoemd in de bijlage bij dit besluit. Titel II Vrijstelling B.4. Algemeen 1. De aios volgt gedurende ten minste een jaar opleidingsperioden in een opleidingsinrichting. 2. Voor de relevantie van de ervaring, waar vrijstelling voor wordt gevraagd, gelden de volgende criteria: a. ervaring in de volgende specialismen kan als relevant worden beschouwd: i. huisartsgeneeskunde; ii. verpleeghuisgeneeskunde; iii. interne geneeskunde; iv. neurologie; v. revalidatiegeneeskunde; vi. psychiatrie; vii. kindergeneeskunde; viii. keel- neus- oorheelkunde; ix. oogheelkunde x. klinische geriatrie xi. klinische genetica b. in geval ervaring is opgedaan in een ander specialisme dan onder a vermeld, wordt door het hoofd aan de HVRC voorgesteld voor welk deel deze ervaring als relevant is te beschouwen B.5. Artsen met opleidingservaring of werkervaring in een opleidingsinrichting Met inachtneming van artikel B.4. kunnen de volgende categorieën artsen in aanmerking komen voor de onderscheidenlijk genoemde vrijstellingen: a. artsen die hebben deelgenomen aan een opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van eerder gevolgde onderdelen van de opleiding. b. artsen die hebben deelgenomen aan een opleiding tot medisch specialist, tot huisarts of tot verpleeghuisarts kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs; c. artsen die een andere erkende specialistenopleiding hebben voltooid en ingeschreven zijn of zijn geweest in enig register van specialisten kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van de praktijkopleiding voor de duur van één jaar en kunnen daarnaast, indien van toepassing, in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs; d. artsen die voor de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten relevante ervaring hebben opgedaan in een door de HVRC of MSRC erkende opleidingsinrichting, kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van één of meer stages en van een deel van het cursorisch onderwijs. Hoofdstuk C De erkenning Titel I De opleider C.1. Eisen voor erkenning als opleider Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 1

De opleider voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. is ten minste voor 0,5 fte werkzaam in de opleidingsinrichting; b. heeft een zorgvuldige en inzichtelijke praktijkvoering, waarbij voor de registratie van patiëntgegevens een goed bijgehouden en inzichtelijk registratiesysteem wordt gebruikt; c. is tenminste 0,2 fte van de aanstelling beschikbaar voor de opleiding. Titel II De opleidingsinrichting C.2. Eisen voor erkenning als opleidingsinrichting De opleidingsinrichting of een combinatie van twee opleidingsinrichtingen voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. in de werkzaamheden komen de gebruikelijke facetten van de medische aan de orde; b. de samenstelling van de populatie die medische zorg voor verstandelijk gehandicapten ontvangt waarborgt voldoende variatie in de werkzaamheden; c. in de instelling ontvangen tenminste 300 cliënten integrale medische zorg dan wel aanvullende specialistische zorg van een arts voor verstandelijk d. levert meerdere vormen van zorg aan mensen met een verstandelijke handicap; e. de populatie bestaat uit mensen met een verstandelijke handicap op alle niveaus alsmede mensen met (ernstige) meervoudige handicaps; f. beschikt over medisch-administratieve ondersteuning ten behoeve van de opleider van een omvang die correspondeert met de mate waarin de opleider met patiëntenzorg is belast; g. beschikt over ten minste de volgende disciplines of faciliteiten: verpleegkunde, fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtetiek, gedragswetenschappers, geneesmiddelenvoorziening; h. de aios kan gebruik maken van een onderzoekkamer en beschikken over een afzonderlijke werkplek i. beschikt over een ruimte voor de aios om zich terug te trekken voor studie of indien tijdens het doen van diensten geen beroep op hem wordt gedaan. Titel III Het opleidingsinstituut C.3. Eisen voor erkenning als opleidingsinstituut Het opleidingsinstituut voldoet aan de volgende aanvullende eisen: a. de omvang van de personele bezetting bedraagt tenminste 0,15 fte per aios met de volgende verdeling: i. twee derde academisch gevormd onderwijsgevend personeel; ii. een zesde technisch en administratief personeel; iii. een zesde managementondersteunend personeel. b. de ruimten van het opleidingsinstituut bedoeld in artikel C.19., onder g, van het Kaderbesluit CHVG zijn ten minste geschikt voor: i. het onderwijs aan en bijeenkomsten van: groepen van circa veertig tot zestig personen; groepen van circa vijftien personen; groepen van circa vijf personen; ii. training van vaardigheden en computerondersteunend personeel; iii. een bibliotheekvoorziening. Hoofdstuk D Herregistratie D.1. Werkzaam als arts voor verstandelijk gehandicapten 1. Een arts is werkzaam als arts voor verstandelijk gehandicapten als hij persoonlijk beschikbaar en verantwoordelijk is voor het verlenen van medische zorg aan verstandelijk gehandicapten en deze zorg ook daadwerkelijk verleent. Dit houdt in zowel de directe patiëntenzorg in de vorm van diagnostiek en behandeling, als het adviseren van andere artsen over de diagnostiek en behandeling bij verstandelijk 2. Medische zorg voor verstandelijk gehandicapten heeft de volgende kenmerken: a. het is gericht op de specifieke doelgroep van mensen met een verstandelijke handicap; b. er is een veelheid aan oorzaken voor een verstandelijke handicap, waarmee diverse medische problemen zijn geassocieerd; c. er doen zich vaak meervoudige stoornissen voor; d. er bestaat een bijzondere verdeling van ziekten en aandoeningen; e. er is sprake van een bijzondere presentatie van de klachten; f. er treden handicapgebonden diagnostische en therapeutische problemen op; g. er is bij de cliënten sprake van wisselende gradaties van handelings- en wilsonbekwaamheid, waardoor betrokkenheid bestaat van ouders of (andere) wettelijke vertegenwoordigers en (professionele) begeleiders; h. door de aard van de problematiek wordt de zorg verleend in multidisciplinair verband. 3. De werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten kunnen zijn verricht: a. als arts voor verstandelijk gehandicapten in dienst van een instelling; b. als waarnemend arts voor verstandelijk c. als zelfstandig gevestigd arts voor verstandelijk 4. Onder werkzaam zijn als arts voor verstandelijk gehandicapten wordt ook begrepen het deelnemen aan onderlinge waarneming bij afwezigheid. 5. De arts voor verstandelijk gehandicapten is er voor verantwoordelijk dat in geval van zijn afwezigheid de zorg bij voorkeur wordt verleend door een arts voor verstandelijk In het geval een huisarts waarneemt voor een arts voor verstandelijk gehandicapten, dient een arts voor verstandelijk gehandicapten als achterwacht te fungeren. D.2. Op andere wijze werkzaam 1. Werkzaamheden als uitsluitend adviserend arts, niet inhoudend patiëntgebonden werkzaamheden, worden niet beschouwd als werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten als bedoeld in artikel D.1. 2. Andere werkzaamheden zoals zogeheten additieve werkzaamheden worden niet beschouwd als werkzaamheden als arts voor verstandelijk gehandicapten als bedoeld in artikel D.1. D.3. Gelijkgestelde werkzaamheden De volgende functies worden als gelijkgestelde werkzaamheden aangemerkt: a. staflid bij een universitair instituut voor medische zorg voor verstandelijk b. beleidsmedewerker bij een beroepsof wetenschappelijke vereniging van artsen voor verstandelijk Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 2

c. functionaris bij een bestuursorgaan, dat betrokken is bij de medische zorg voor verstandelijk d. managementfunctionaris van een instelling voor de medische zorg voor verstandelijk gehandicapten of eerstverantwoordelijk geneeskundige of geneesheer-directeur in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Hoofdstuk E Slotbepalingen E.1. Overgangsbepaling Artikel E.1. van het Kaderbesluit CHVG is van overeenkomstige toepassing. E.2. Publicatie 1. Dit besluit wordt gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de goedkeuring van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant. 2. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit. E.3. Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005. 2. Indien de Staatscourant waarin dit besluit en het goedkeuringsbesluit, bedoeld in artikel E.2., eerste lid, worden geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2004, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2005. E.4. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit medische zorg voor verstandelijk Utrecht, 17 mei 2004. F.P.M. Garnier, voorzitter CHVG mr. M.C.J. Rozijn, algemeen secretaris colleges. Toelichting Algemeen Dit besluit bevat de aanvullende opleidings-, erkennings- en (her)registratie-eisen voor het specialisme medische zorg voor verstandelijk Het College besloot in 1998 het werkgebied van de arts in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap (om praktische redenen samengetrokken als Arts voor Verstandelijk Gehandicapten ) aan te merken als zelfstandig specialisme. In vervolg hierop werden, op geleide van advisering door de werkgroep, eisen voor de opleiding voor het nieuwe specialisme en eisen voor de erkenning van opleiders, opleidingsinrichtingen en opleidingsinstituten vastgesteld. Artikelsgewijs Artikel B.1. bepaalde in artikel B.4. van het Artikel B.2. bepaalde in artikel B.1. van het Ten aanzien van de blokken genoemd in het eerste lid, onder b, geldt het volgende: Etiologie en neurologische functie: afdeling klinische genetica met oriëntatie in de moleculaire genetica, kindergeneeskunde en kinderneurologie; afdeling (kinder)neurologie en epilepsiecentrum met oriëntatie in beeldvormende technieken: de werktijd is verdeeld over beide terreinen; Somatische beperkingen en handicaps: (kinder)revalidatiecentrum met oriëntatie op de afdeling orthopedie; centrum voor mensen met een verstandelijke en visuele handicap met oriëntatie op een afdeling kinderoogheelkunde; centrum voor mensen met een verstandelijk en auditieve handicap met oriëntatie in een audiologisch centrum; Psyche en veroudering: verpleeghuis (somatisch en psychogeriatrisch) met oriëntatie op een afdeling klinische geriatrie; afdeling (kinder)psychiatrie en observatiecentrum of SGLVG-afdeling van een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap met oriëntatie bij een consulententeam; Huisartsgeneeskunde: Het volgen van cursorisch onderwijs uit de huisartsopleiding, aangevuld met een stage bij een huisarts. Artikel B.3. bepaalde in artikel B.2. van het Eén van de elementen van de zorg voor verstandelijk gehandicapten is, dat deze zorg zich richt op een specifieke doelgroep. Deze doelgroep bestaat uit mensen met een verstandelijke handicap van licht tot diep gestoord verstandelijk niveau, gekenmerkt door: het bestaan van een grondlijden gebaseerd op veelvormige etiologie; frequent aanwezige meervoudige complexe stoornissen en handicaps; meer en bijzondere gezondheidsproblemen en risico s; handelings- en wilsonbekwaamheid in verschillende gradaties; veelal functionerend binnen een cliëntsysteem, gevormd door ouders of wettelijke vertegenwoordigers en professionele begeleiders of verpleegkundigen (zorgondersteuning behoevend). Artikel B.4. en B.5. bepaalde in artikel B.10. van het Artikel B.5. Het gaat hier om artsen die eerder in opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten zijn geweest, maar die de opleiding vanwege omstandigheden hebben moeten beëindigen. In beginsel hoeft de aios niet tweemaal aan dezelfde periode deel te nemen. Tevens betreft het hier artsen die een erkende specialistenopleiding na het artsexamen hebben gevolgd en voltooid en daarna zijn ingeschreven (geweest) in een specialistenregister. Deze artsen hebben een zodanige ervaring in de patiëntenzorg, dat een aanzienlijke bekorting van de opleiding is gerechtvaardigd. Artikel C.1. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.1. van het Kaderbesluit CHVG. Artikel C.2. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.7. van het Kaderbesluit CHVG. Artikel C.3. Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.19. van het Kaderbesluit CHVG. Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 3

De omvang van de personele bezetting van wetenschappelijk personeel bedraagt bij voorkeur 0,125 fte per aios. Hoofdstuk D In 2000 is tegelijkertijd met de start van de opleiding tot arts voor verstandelijk gehandicapten het register voor Arts voor Verstandelijk Gehandicapten ingesteld. Per 1 december 2005 zullen de eerste artsen voor verstandelijk gehandicapten in aanmerking komen voor herregistratie. Artikel D.1. bepaalde in artikel D.19. van het De specifieke medische deskundigheid van de arts voor verstandelijk gehandicapten richt zich op: De oorzaken van de verstandelijke handicap en het onderzoek daarnaar, de preventie, opsporing, behandeling en begeleiding van medische problematiek hieraan gerelateerd. Syndromen en syndroomgerelateerde medische problematiek (preventie, opsporing, behandeling en begeleiding). Gedragsproblematiek, autisme, psychiatrische stoornissen, (preventie, opsporing behandeling en begeleiding). Communicatieve problemen (opsporing, behandeling, begeleiding, hulpmiddelen). Epilepsie (herkenning, begeleiding en behandeling) en andere neurologische stoornissen. Medische problematiek van cliënten met ernstige meervoudige (complexe) stoornissen, zoals spasticiteit en (preventie, behandeling en begeleiding van) daaraan gerelateerde problemen, zoals mobiliteitsstoornissen, contracturen en luxaties, eet- en drinkproblemen, luchtweginfecties, refluxziekte en obstipatie. Motorische en neurologische stoornissen (opsporing, behandeling, begeleiding, hulpmiddelen). Opsporing, behandeling en begeleiding van (specifieke) verouderingsproblematiek, inclusief behandeling en begeleiding in de laatste levensfase van mensen met een verstandelijke handicap. Preventieve geneeskunde bij mensen met een verstandelijke handicap, onder meer door middel van etiologie gerelateerde programma s voor gezondheidsbewaking (health watch). Vaccinatieadviezen, infectiepreventie en hygiëneaspecten. Opsporing, behandeling en begeleiding van visus- en gehoorstoornissen. Op indicatie advisering over of uitvoering van medicamenteuze ondersteuning bij onderzoeken en behandelingen, die door de cliënt als bedreigend worden ervaren (bijvoorbeeld de tandarts). Specifieke handicapgebonden arbeidsgeneeskundige aspecten. Opsporing, behandeling en begeleiding van voedingsproblematiek, eetproblemen en slikstoornissen. Behandeling en begeleiding van mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). Onderlinge waarneming bij afwezigheid betekent dat de avg (arts voor verstandelijk gehandicapten) verantwoordelijk blijft voor de zorg. Een huisarts kan weliswaar voor een avg waarnemen, doch een avg zal dan wel als achterwacht bereikbaar moeten zijn. Artikel D.2. bepaalde in artikel D.20. van het De in dit artikel genoemde werkzaamheden zijn geen werkzaamheden van de arts voor verstandelijk Additieve werkzaamheden zijn bijvoorbeeld homeopathie. De criteria genoemd in artikel D.1., tweede lid, zijn niet van toepassing op de werkzaamheden van de genoemde artsen. Artikel D.3. bepaalde in artikel D.23. van het Bijlage bij het Besluit medische zorg voor verstandelijk gehandicapten, als bedoeld in artikel B.3. Eindtermen 1. Geneeskundige kennis en vaardigheden beschikt over kennis en vaardigheden op het gebied van huisartsgeneeskunde en het huisartsgeneeskundig diagnostisch en therapeutisch handelen. beschikt over kennis en vaardigheden betreffende veel voorkomende klachten en ziekten bij verstandelijk is in staat een anamnese af te nemen bij licht en matig verstandelijk gehandicapten en een heteroanamnese bij begeleiders van ernstig verstandelijk is in staat de vaak atypische presentatie van klachten door verstandelijk gehandicapten te interpreteren. is in staat een zorgvuldig lichamelijk onderzoek te verrichten, ook bij minder coöperatieve verstandelijk is in staat tot het afwegen van het belang van diagnostische en therapeutische handelingen enerzijds en de belasting daarvan voor verstandelijk gehandicapten anderzijds. g. De arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat tot het bieden van intensieve medische zorg voor verplegingsbehoeftige kinderen en volwassenen, postoperatieve zorg en zorg in de terminale fase. h. De arts voor verstandelijk gehandicapten is op de hoogte van protocollen t.a.v. preventie, diagnostiek en behandeling, zoals deze met name door de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) ontwikkeld zijn. 2. Kennis van etiologie van verstandelijke handicap, etiologische diagnostiek, specifieke co-morbiditeit gedurende de levensloop en de implicaties hiervan voor de behandeling a. Kennis van etiologie, diagnostiek en specifieke co-morbiditeit: kent de etiologie van verstandelijke handicap; is op de hoogte van etiologisch diagnostische methoden en protocollen met betrekking tot screening; i is in staat vanuit anamnese en onderzoek de specifieke somatische afwijkingen, functiestoornissen, dysmorfologieën en gedragskenmerken te herkennen die belangrijk zijn voor het stellen van de etiologische diagnose. Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 4

iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is voldoende bekend met het vakgebied van andere specialismen met name kindergeneeskunde, neurologie en ontwikkelingsneurologie, klinische genetica, oogheelkunde, keelneus-oorheelkunde onderscheidenlijk audiologie en tandheelkunde om gericht te kunnen consulteren en verwijzen; v. de arts voor verstandelijk gehandicapten is voldoende bekend met de mogelijkheden van (neuro)psychologische onderzoeksmethoden om gericht te kunnen verwijzen; v kent, voor zover bekend, de kenmerkende levensloop bij de verschillende oorzaken van verstandelijke handicap en kan op grond van de etiologisch diagnose voorlichting geven over complicaties en co-morbiditeit en, zo mogelijk, over de te verwachten ontwikkeling. b. Kennis van behandelingsstrategieën, voortvloeiend uit de etiologische diagnose: is in staat binnen een multidisciplinair team zijn aandeel te leveren aan het behandel- en begeleidingsplan; is voldoende bekend met paramedische onderzoeks- en behandelmethoden, met name fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, om gericht te kunnen verwijzen ten behoeve van reductie en stabilisatie van de gevolgen van in ieder geval lichamelijke, communicatieve en sensomotorische handicaps. 3. Kennis van epidemiologie, diagnostiek, behandeling en waar mogelijk preventie van: a. Neurologische en ontwikkelingsneurologische aandoeningen heeft kennis van de ontwikkelingsneurologie; is in staat een oriënterend neurologisch onderzoek te verrichten. Hij is op de hoogte van specialistische onderzoeksmethoden ten behoeve van gerichte verwijzing; i kent de neurologische verschijnselen die bij een bepaald syndroom kunnen optreden gedurende de levensloop; iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van verschijningsvormen van epilepsie bij verstandelijk gehandicapten en is in staat epilepsie te behandelen en te begeleiden, waar nodig in samenwerking met de epileptoloog en neuroloog. Hij heeft kennis van anti-epileptica, ook ten aanzien van frequente en minder frequente bijwerkingen en is op de hoogte van specialistische onderzoeksmethoden ten behoeve van gerichte verwijzing. b. Aandoeningen van het bewegingsapparaat heeft kennis van aandoeningen van het bewegingsapparaat, zowel neurologisch als orthopedisch, zoals die bij verstandelijk gehandicapten voorkomen; is in staat tot oriënterend orthopedisch en neurologisch onderzoek van het bewegingsapparaat; i heeft kennis van preventie en behandeling van secundaire gevolgen van aandoeningen van het bewegingsapparaat gedurende de levensloop; iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat tot het coördineren van de activiteiten van bij de behandeling van aandoeningen aan het bewegingsapparaat betrokken paramedici en specialisten. c. Psychische en gedragsstoornissen heeft kennis van de specifieke verschijnselen en presentatie van vormen van psychische en gedragsstoornissen zoals die zich kunnen manifesteren bij verstandelijk heeft kennis van de verschillende classificatiesystemen en hun mogelijkheden en beperkingen bij psychische en gedragsstoornissen bij verstandelijk gehandicapten en is in staat ze te hanteren; i beschikt over kennis en vaardigheden met betrekking tot psychiatrische diagnostiek en behandeling bij verstandelijk gehandicapten, waar nodig in samenwerking met de psychiater. De arts voor verstandelijk gehandicapten is bekend met de werking en bijwerkingen van psychofarmaca en de specifieke toepassingsgebieden. Tevens is hij voldoende bekend met de gedragswetenschappelijke theorieën en methoden met betrekking tot diagnostiek en behandeling; iv. de arts voor verstandelijk gehandicapten is in staat bij diagnostiek en behandeling van psychische en gedragsstoornissen multidisciplinair te werken; v. de arts voor verstandelijk gehandicapten herkent somatisatie bij verstandelijk gehandicapten en bij hun begeleiders en is in staat daar adequaat mee om te gaan. d. Interne ziekten is op de hoogte van de frequentie, manifestatie en beloop van interne aandoeningen bij verstandelijk gehandicapten, gerelateerd aan de oorzaak en de mate van verstandelijke handicap en omgevingsfactoren; is in staat interne aandoeningen te diagnosticeren, ook bij atypische presentatie van klachten. e. Zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie is op de hoogte van aard en voorkomen van zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie in de populatie verstandelijk gehandicapten en kent de specifieke risicogroepen; is in staat voor verstandelijk gehandicapten aangepaste methoden van screening op zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie toe te passen; i is op de hoogte van de behandeling van zintuigstoornissen en stoornissen in de sensorische integratie bij verstandelijk gehandicapten en is in staat verstandelijk gehandicapten en hun begeleiders te instrueren en te begeleiden. f. Kennis van de specifieke medische aspecten van veroudering heeft kennis van de incidentie en prevalentie van de meest voorkomende ziektebeelden bij ouder wordende verstandelijk gehandicapten, deels gerelateerd aan de etiologische diagnose. Met name heeft hij kennis van de specifiek bij het syndroom van Down voorkomende verouderingsproces; heeft kennis en vaardigheden met betrekking tot diagnostiek en behandeling van ziektebeelden en psychische en gedragsstoornissen zoals die bij oudere verstandelijk gehandi- Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 5

capten voorkomen. Hij is in staat hierbij rekening te houden met multipele pathologie en interacties van geneesmiddelen. 4. Kennis van de zorg voor verstandelijk gehandicapten heeft kennis van de geschiedenis van de zorg voor verstandelijk gehandicapten en de ontwikkelingen hierin. Tevens is hij op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen in het buitenland die hun invloed hebben op de zorg in Nederland. heeft kennis van in Nederland heersende wetenschappelijke en maatschappelijke visies op zorg voor verstandelijk is op de hoogte van de huidige zorgbehoefte van verstandelijk gehandicapten en de te verwachten ontwikkeling hierin op landelijk niveau. is op de hoogte van het bestaan en van de doelstelling van de verschillende belangenverenigingen en wetenschappelijke verenigingen in de en verenigingen die mensen met een verstandelijke handicap tot hun doelgroep rekenen. heeft kennis van de verschillende zorgvormen, waaronder dagvoorzieningen, 24-uurs voorzieningen, op de thuissituatie gerichte voorzieningen, in de regio. Tevens is de arts voor verstandelijk gehandicapten op de hoogte van te verwachten ontwikkelingen in het zorgaanbod. 5. Communicatieve vaardigheden en persoonlijk functioneren beschikt over vaardigheden om te communiceren met mensen met een verstandelijke handicap, zijn ouders, familieleden en andere begeleiders. is in staat samen te werken met andere disciplines en kan in samenwerkingsverbanden functioneren. is in staat om het eigen functioneren in samenwerkingsverbanden, organisaties en in conflicten onder ogen te zien en te evalueren en zonodig bij te stellen. kent voor zijn beroepsuitoefening relevante gespreksmethoden; hij kan deze hanteren in het adviserend en voorlichtend, het probleemoplossend en het slecht nieuws-gesprek in contacten met verstandelijk gehandicapten, familie, personeel of externe instanties. is in staat een bijdrage te leveren aan deskundigheidsbevordering en dient daartoe te beschikken over vaardigheden gericht op onderwijs, intervisie, supervisie en consultatie. is zich bewust van zijn eigen normen en waarden in relatie tot zijn beroepsrol. 6. Wetenschappelijke vorming heeft zich een wetenschappelijke denk- en werkwijze eigen gemaakt. is op de hoogte van, voor zijn beroepsveld relevant wetenschappelijk onderzoek. is in staat op zijn terrein verrichte wetenschappelijk onderzoek kritisch te bezien en de implicaties ervan voor zijn beroepsuitoefening te kunnen beoordelen. heeft vaardigheden verworven in het opzetten, uitvoeren en evalueren van wetenschappelijk onderzoek. 7. Kennis van de algemene gezondheidszorg heeft een actieve attitude ten aanzien van Gezondheids Voorlichting en Opvoeding. is ingesteld op actieve screening en diagnostiek ten aanzien van gezondheidsrisico s en is in staat tot het organiseren ervan binnen de verschillende voorzieningen voor verstandelijk heeft kennis van een aantal te nemen maatregelen ter voorkoming van gezondheidsrisico s, mede gerelateerd aan de mate van verstandelijke handicap en de voorziening waaronder 24-uurs opvang, en dagopvang, waar gebruik van wordt gemaakt. heeft kennis van aspecten van de algemene gezondheidszorg, zoals infectiepreventie, hygiëne, voeding en veiligheid. hanteert protocollen onderscheidenlijk is in staat protocollen op te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van hepatitis B preventie, influenza vaccinatie en andere besmettelijke ziekten. heeft kennis van voor de zorg voor verstandelijk gehandicapten relevante aspecten van sociale wetgeving waaronder de ziekenfondswet en de AWBZ. 8. Ethiek en gezondheidsrecht beschikt over kennis van de medische ethiek voor wat betreft: i. het verantwoorden en verduidelijken van eigen ethische standpunten; ii. ethische aspecten van wetenschappelijk onderzoek bij verstandelijk iii. de wijze waarop op voorzieningen niveau aan medisch-ethische standpunten wordt vormgegeven. is in staat om te gaan met plaatsvervangend beslissen en kent zijn verantwoordelijkheid en juridische positie hierin. kan omgaan met ethische dilemma s in de medische zorg voor verstandelijk is in staat tot het afwegen van belang en belasting van diagnostische en therapeutische handelingen. kent de hoofdzaken en de belangrijkste bronnen van het gezondheidsrecht; hij is in staat gezondheidsrechtelijke problemen te herkennen; hij kan elementaire beginselen van het gezondheidsrecht, waaronder BOPZ, WGBO, BIG en ARBO, in zijn werkkring praktisch toepassen. is op de hoogte van de wetgeving met betrekking tot wilsonbekwame mensen, in het bijzonder met betrekking tot het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Uit: Staatscourant 25 november 2004, nr. 228 / pag. 33 6