Oudere religieuze poëzie

Vergelijkbare documenten
Paasviering. Sing-in 2017

Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Lezen : Jacobus 4. PvN 84 Gezang 160 Opwekking 733 Gezang 161 Opwekking 614 Opwekking 430 Opwekking 544 Gezang 165 Gezang 10

Als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat Hij komt.

Lied van de maand

Liederenblad. Passie - Pasen. Hervormde Gemeente Bergambacht

Liedteksten Kerstfeest Zondagsschool Samenzang

HERVORMDE KERK HOOGBLOKLAND

Kinderliedboekje Inhoudsopgave

Kerstmorgen 2018 Een herder kijkt verder

de zon schijnt altijd

De stem van de stilte (nav 1 Koningen 19: 12, 13)

LIEDERENBLAD TIME 2 SING 18 september 2011 Thema: Je steentje bijdragen. Refrein

Samen zingen. Zwaai, zwaai, zwaai, met jonge groene takken. Zing, nu nader komt op een ezel nooit bereden Hij die doet wat moet gedaan.

Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 26 november

Kerstfeest Ds. W.E. den Hertogschool

1. Als het leven soms pijn doet

naar God Verlangen Thema: juni welkom in de open deur dienst voorganger: ds. W. Dekker muziekteam: Theda, Lisette, Rik Aart-Jan en Nathan

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Liturgie 19 maart 2017

Liturgie Votum en Groet. Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar

Sterker dan de dood Paasprogramma 2016 Groep 1 t/m 4 Joh. Bogermanschool Houten

Voor de dienst zingen we:

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4

Paasmorgen 2011 in de Open Hof te Drunen Voorganger ds. M. Oostenbrink Organist dhr. B. Vermeul Mmv zanggroep Joy. De tuin van de Opstanding

Opwekking 346: Opwekking 167:

God is mijn Herder, die mij weidt in groene velden vind ik rust Hij gaat mij voor naar stille wateren. Zijn goedheid verkwikt mijn ziel.

Liturgie 30 april 2017

Liederen voor zondag 5 oktober 2014

Liedboekje kinderkoor de Bubbel. september t/m december 2017

Liederen voor zondag 5 februari 2017

Boek1. Les 1. Dit is het verhaal van Maria. Dit is het verhaal van de engel. Dit is het verhaal van Jezus.

Liturgie. zondag 11 juni :30 uur Ds H D Bondt. 14:15 uur Ds R Prins

Komt allen tezamen. Samenzang (orgel): Jezus zegt dat hij hier van ons verwacht

Kerstavondviering voor kinderen voor mama s en papa s voor oma s en opa s voor iedereen die er bij wil zijn

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Zondag 17 november 2013

GEBEDEN AMEN. beland. zodat ik niet in moeilijkheid. Leid mij veilig aan Uw hand, vandaan. gaan, haal me daar dan vlug. Mocht ik verkeerde wegen

Voorganger: ds. Jan Willem Drost Orgel: Els Dijkerman Namens de kerkenraad: Dian Pruijsers

(G) EEN PLAATS VOOR HEM

KERST NIEUWE KERK HEENWEG. In den beginne was het woord, op aarde is zijn stem gehoord die spreken wil tot eik geslacht, Hij werd geboren in de nacht.

Transponeringstabel LB2013-LB1973

Kerstavond in de Open Kring De stal, Het kind en Jij en Ik Liederen

Thema: Vrede zij u! Liturgie voor de 2 e Paasdag op 28 maart 2016 in de Oude Kerk te Veenendaal. *Inleidende muziek.

Liturgie 9 april Morgendienst. Psalm 100

Iiturgie voor de -12 jeugddienst van zondagmorgen 28 Juni in de Westerkerk te Veenendaal

God neemt een plaats

Programma paaszangdienst. Tweede paasdag Oude kerk putten. Hartelijk welkom!!

Liederen voor kinderen. 20 liederen voor tijdens de eredienst

Stilte vooraf. Wees stil voor het aangezicht van God, want heilig is de Heer. Uitleg

vrijdag 25 december 2015 Liturgie

Kerstviering groep 4. Welkom. Als de kerstklokken luiden Dan zingen wij een lied Voor God die met veel liefde Naar alle mensen ziet.

Orde van Dienst zondag 3 januari In De Hoeksteen te Hillegom

Kerstnachtdienst op 24 december 2014 in de Vloedschuur

Liturgie avonddienst op 31 juli uur in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. W.G. Teeuwissen

Maria Wiebenga-van Staal

PROTESTANTSE - GEMEENTE - HUISSEN PAASMORGEN

Zegen, aanbidding. Kracht, overwinning. Ere zij de eeuwige God. Laat elke natie, elke creatie, buigen voor de eeuwige God.

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem, Die galmt door heel Jeruzalem; Een heerlijk morgenlicht breekt aan; De Zoon van God is opgestaan!

Zondag 6 november 2016 Gezamenlijke ZWO-dienst in de Martinikerk Je leven delen met: de vreemdeling?

KINDEREN VAN HET LICHT

Liturgie voor de kerkdienst in de Dorpskerk op zondag 2 april 2017

Kerstfeest Ds. W.E. den Hertogschool

Les 13: Geboorte van Jezus.

Gebeden voor jongeren

Orde van de dienst Hervormde gemeente te Borculo zondag 1 december 2013 eerste Advent

in de Hoeksteen te Numansdorp

Oecumenische voorjaarszangdienst zondag 7 mei 2017 aanvang uur

Een herder kijkt verder kerstmusical

Viering van de Geboorte van Christus, op Kerstmorgen 25 december 2014 om uur in de Protestantse Gemeente Elburg Ichthuskerk

Liederen voor zondag 1 oktober 2017

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. P. Molenaar

Niet bang zijn! God maakt je sterk!

Kinderkerstfeest 2014 Op zoek naar een ster. Hartelijk welkom

ORDE VAN DIENST. Bemoediging en groet

Pentekostarion. Heer ik roep... zes stichieren, elk stichier wordt herhaald De semantron klinkt vroeger vanwege de knielgebeden.

Voorganger: Ds. W. Gugler Ouderling: Ariëtte van Kempen Muziek: Double DJ Music Koster: H. Hoorn / J. Hijmissen

Eredienst 14 mei uur Voorganger: Ds. R. Roth

E C C E H O M O. Weekoverweging. Ziet de mens *** in de oorsprong werd de mens twee om door lichamelijke eenwording nieuwe mensen voort te brengen

Goede vrijdag Zie Het Lam!

Liturgie voor zondagochtend 6 december in de Westerkerk te veenendaal

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik

Heer, U zocht mij, toen ik was weggegaan U bracht mij veilig in Uw gezin U vergaf mij, mijn schuld is weggedaan U gaf mijn leven een nieuw begin

DANKDIENST. voor het leven van AALTJE ~ALIE~ MEIJER-VAN BERKUM. geboren op 10 juni 1950 te Zwollerkerspel overleden op 16 mei 2016 te Heerde

Vertel me toch je geheim! Gezinsdienst over Simson en Delilah

ORDE VAN DIENST ZONDAG 21 APRIL 2019 MARTINIKERK PASEN. Muziek van chr.muz.ver.harmonie

Liturgie middagdienst. Gezang 328 vers 1, 2 en 3 Zondag 28 juli 2013

Orde van Dienst 31 december 2016 s avonds om 19:30 uur. Welkom en mededelingen

Thema: Gaandeweg Hem tegemoet

Pg Roodeschool Pg Uithuizen Pg Uithuizermeeden

Ooit komt er een dag dat de hemel openbreekt en de doden zullen opstaan. Ooit komt er een dag dat U terug komt op een wolk en dat U kijkt met ogen,

Menze Fernandus van Houten

Gedachtenisdienst. Eeuwigheidszondag 22 november 2015 Ichthuskerk Elburg. Voorganger: ds. E. van Leersum Organist: Johan Hoeve

G^-rc- ^vrc^r ^~*-LAJL. <* ^

Openluchtdienst! speelruimte om te leven!

Samenzang na de dienst

Orde van dienst Hervormde Gemeente te Sellingen

n de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. AMEN

Avondwake. Mientje van Dijk - van Halteren. Dinsdag 27 juli 2010 om 19:00 uur Sint Jozefkerk Achterveld

Transcriptie:

1 Oudere religieuze poëzie Het koren IK BEN BEDROEFD VANDAAG... VERDER VIATICUM ZOO TEEDERE SCHADE IK BEN NIET EENZAAM KRISTAL BALLADE VAN DEN BOER COPLA'S Eens zat ik onder een wilgeboom UIT DE STILTE Moeder en maagd De boodschap van de engel Spreuken voor de advent Advent Een schip komt Lied op kerstmorgen De drie vogels Koptische Theotokie PARAPHRASE OP EEN KOPTISCHE THEOTOKIE AVE MARIA ROZENKNOP EEN ZEER EENVOUDIG GEBED UIT DE 'DIVINA COMMEDIA' ONDER MARIA'S MANTEL DE GEBOORTE VAN MARIA DE DRIE WEZEN SLAAPLIEDJE MARIALIED 1 MARIALIED 2 DE HEILIGE MAAGD TE MIDDAG GEESTELIJK LIED DE ZWERVER TOTDAT HIJ KOMT Driekoningenlied Rust op de vlucht naar Egypte Ex ore infantium - uit een kindermond MYSTERIUM SACRUM PASSIE-LIED DE KRUISBOOM DE LIEFDE AAN HET KRUIS MATER DOLOROSA TOEN GOD DE HEER IN DE STILLE HOF HET LOON VAN DE TUINMAN SINDS HIJ STIERF IN STILLE NACHT EEN SCHEMERAVOND IN APRIL Hymne op paasmorgen Hymne op de eerste morgen DE DRIE JONKVROUWEN FILIUS REGIS NON MORTUUS EST PAASGROET 'SHEREN HEMELVAART PURE VLAM PINKSTERHYMNE PINKSTERLIED TOEN DE HEILIGE GEEST VAN DE HEMEL KWAM AAN DE HEILIGE GEEST PINKSTERZONDAG Pinksteren aan de Heilige Geest Veni creator spiritus Het kind Kerstmis Jozef droomt in de kerstnacht LITANIE DER ZONDERLINGE ZIELEN Een linde bloeit De geburen Maria zingt in de kerstnacht Maria zingt Herderslied De vrolijke herder Kerstwens Laat ons Maria's minne zingen Vreugde van Bethlehem Een lied van een ware gebeurtenis Bidden Aan den oever Advent Broeder met je blije

2 De bedelbroeder De dijk De drie herders De staart Fluistering Juxta Crucem Marie te Canne Narrenwijsheid Nacht Ode aan de Engelbewaarder Sonnet Visitatie II Zo reegent de regen HERINNERING TWEESPRAAK DE WOLKEN HET KIND EN IK DE GEBOORTEPLAATS Het kruis wordt naar buiten gedragen HEIMWEE CRUCIFIX ROEP BOEREN HET DORP WENN NUR EIN TRAUM DAS LEBEN IST... HET GESTORVEN MEISJE FRANCISCUS IN HET WOUD MARSKRAMER LANDHUISJE HET STILLE LIED KNIELEN ZAL IK... LAAT MIJ MIJN ZIEL DRAGEN... DE BOOM MIJN VADERTJE DE MISLEZER DE NACHT-TREIN Hij kwam bij donkrend avondrood Nachtstilte HET KOREN DE LEEUWERIK De zoeker POLLA TA DEINA IN MEMORIAM FRATRIS DOODS-GEBED DINSKA BRONSKA DE TWEE VADERLANDEN VAN MIJN HART HET WAS GEEN LENTELIED... VERKLARING DE DOOD VAN MARIA TOEN NA VEEL ZWERVENS DE WOLKEN DRAGEN... GEBED SINT FRANCISCUS VAN ASSISIË GIJ ZIJT DE ZIN VAN WAT WIJ ZIJN AARDS ANNA TOT JOZEF VOOR EEN DOODE. de Sterkste LITANIE AFSCHEID VAN HET EIGEN IK BEROUW DE POTTENBAKKER GOD VRAAGT VAN MIJ... VERTROUWEN J. H. LEOPOLD DE AVONDGANGERS DE KRUISSPIN LIEFDE DIE IK VERRIED GOLGOTHA - GOLGOTHA OUDEJAAR IN MEMORIAM MATRIS AFVAART ZOMERNOEN PAARDEN IN 'T LAGE LAND... SLAPEN GAAN HERINNERING DE KRUISIGING NA DEN REGEN

3 HET KOREN Geweldig lente wordt het op de wereld! Blauw, blauw en niets dan blauw, dan pleilloos blauw omhoog de lucht, die met haar blauwen gloed het koele groen der open landen kleurt. Blauw zijn de heuvels; blauw de ruige kloven; blauw zijn de klimmen, en de verre torend der verre stad zijn blauw als lucht en land. In dit groot wonder van vergroenend blauw en blauwend groen liggen de korenvelden. Nog zijn ze frisch en gaaf en koel en goed de jonge halmen, breed en omgebogen; ze deinen zwijgend in den vochten wind, die als een lauwe donder door de landen gevaren komt in losse, korte vlagen. Verloren in het wijde der landouwen liggen de velden, die in heeter tijd gaan schenken 't graan, dat ons het brood zal bieden. Zoo ligt een akker op een stillen heuvel en een ligt tusschen lichte abeelenweiden, een andere achter kiezelige helling; daar zijn 'r honderden in 't blauwe land. Van welken akker brengt men mij het brood, wanneer de winter me in de steden sluit? Ik weet het niet; waarom er over denken? Het is zoo goed het denken te vergeten, nu algeweldig blauwe lente blauwt in rijken dag en nog véél rijker nacht, - nu 't groote blauw verwonnen heeft de lucht, het dal, de heuvels en het schoon verschiet en al de vele, vochte korenvelden. P. Kemp IK BEN BEDROEFD VANDAAG... Ik ben bedroefd vandaag. Vanmorgen vroeg, toen alle ding nachtschemer droeg, door 't kiergordijn de dag ging blinken, hoord' ik mijn zoon opstaan en water drinken. Dan, in mijn bed - ik hield de ogen dicht, zijn hand ging over mijn gezicht, zijn adem kwam mijn lippen strelen - zei hij: "ik wil, wat 'k droomde, met jou spelen, ik leg mij naast je, jij bent dood".- Ik zag mijn kleinen speelgenoot druk bezig mij een graf te maken...

4 De kou kroop op onder de witte laken. Ik ben bedroefd vandaag, den ganschen tijd, denk ik, hoe wild hij heeft geschreid, wanhopig aan mijn haar ging trekken, en wild zijn moeder riep om mij te wekken. ED. HOORNIK VERDER Het landschap met de bomen, de bomen met het land, daar kan ik niet uit komen, zonder dat ik verbrand. De zon is niet te tomen; ik lag geknield in 't zand. De wind vernielt de dromen; 'k sta aan den waterkant. De psyche van het water verrimpelt het geklater: ik ben gevierendeeld. De stroom gaat naar den molen, die met mijn flarden speelt. - Nog moet ik verder dolen. VIATICUM Nu luister, kind, wat Maria deed Die der menschen zoet en bitter weet; - Hoe zij in een heilige kerstnacht een kranke de laatste Teerspijs bracht: Daar lag een man op een verre hoef, Die man was krank tot de dood en droef, Die vroeg met zijn mond en oogen groot Almaar om Hemelsch Brood. En een knaap die zijn honger niet verstond Lei zijn handen op zijn open mond; En als hij sliep of zijn oogen sloot Nam de jongen weer zijn fluit en floot... Maria, die als avondster waakt Had in haar kapel wat licht gemaakt; Zij kwam met haar lamp naar het altaar gegaan

5 En stak twee gele kaarsen aan. Zij sprak tot Sint Jozeph: "Ik ga met Ons Heer." Die legde zijn bloeiende lelie neer. En met schoone, bleeke handen nam Maria het witte Lam. Zij hield Het hoog aan haar rijke hart Als die eerste nacht toen zij moeder werd, Zij sloeg er haar vlasblauwe mantel om dicht - Sint Joseph droeg de bel en het licht. Toen traden zij zonder enig woord Door de open tempelpoort; De voornacht stond in volle schijn En blonk op dak en plein. En plots in de stilte viel tel om tel Het glazen geluid van de altaarschel, De huizen rilden,- een kleine knaap Riep: "moeder!" - in zijn eerste slaap. Een man stak zijn hoofd door het luik en vroeg: Ons Heer ging voorbij - en wie Hem droeg? En menschen kwamen, met kaarsen aan, Op de drempel van hun woning staan. Twee vrouwen volgden tot aan de brug, Toen kwamen ze bleek terug; En Maria, licht als een paradijs, dacht Aan die eerste, verre winternacht... Een lange weg, een lichte laan En schuin in de hemel de wintermaan; Een toren sloeg op een verre stad, Een beekje ruischte, een molenrad. Zij kwamen voorbij een oud kasteel, Toen sprong het geluk haar als licht uit de keel, Toen zong Maria met schoone stem Het heil van Bethlehem: Geloofd zij mijn Heer op deez' schoone reis, Mijn bloed werd drank en mijn vleesch werd spijs; Geloofd zij mijn Heer in mijn schoot en lijf.

6 Geloof en gedankt om zijn verblijf. Gezegend zijn lichaam dat vleesch is van mij, Gezegend zijn hart dat leschte aan mij, Gezegend zijn lippen die dorsten naar mij, Gezegend zijn oogen allebei! GEDANKT ZIJ ZIJN NAAKTHEID EM ZIJN NOOD, Gedankt ook zijn handen, arm en bloot. Gedankt ook zijn voeten in mijne schoot, Gedankt zij zijn eucharistische dood. Ik draag als een appelken U in mijn hand; Gezegend de hemel om U en het land, De menschen, de boomen, het licht en het l, Gezegend de dieren in hunne stal!- Een lange weg, maar een smaller pad, Een beekje ruischte, een molenrad; Een lage hoeve, met witte wand Lag stil en puur aan de heuvelrand. De maanlicht blonk in een gevelruit, Een jongen blies in een herdersfluit En klaar aan de stilte sloeg, tel om tel, Het glazen geluid van de altaarschel. "Adeste fideles", zong krank en dof Een stem door een blanke bloemenhof, Een wingerd dorde aan de witte muur, Een schaapje blaatte in de donkere schuur. Een deur kwam open, een deur ging dicht. En het woonhuis stond vol zonnelicht. Maar daar lag een man en die ging dood, Naast een jongen, die hem de oogen sloot... Maria spreidde een altaardwaal, En las uit een oud, geel rituaal Met een stem, als glas zoo rein, Het schoone, smeekende kerklatijn. Toen nam zij de Hostie in hare hand,

7 en gaf ze de man op zijn ledikant; Toen sloot hij zijn oogen, toen sloot hij zijn mond, Toen sloot hij voor eeuwig zijn ogen en zijn mond... Een lange weg en een smaller pad: Een beekje ruischte, een molenrad; Het maanlicht doofde in een gevelruit, Een jongen blies in een herdersfluit. Een liedje ging door het winterland; De maan zonk achter de heuvelrand. En door de nanacht klonk ver en hel, Het glazen geluid van de altaarschel. JAC. SCHREURS ZOO TEEDERE SCHADE Zoo teedere schade als de bloemen vreezen Van zachten regen in de maand van mei, Zoo koel en teeder heeft uw sterven mij Schade gedaan, die nimmer zal genezen. Eens, toen wij na den nacht te saam verrezen Lagen de rozen vochtig en gebroken, ik en gij Wisten dien langen nacht den regen; ik noch gij Konden van teerheid immermeer genzen. Gij hebt de witte en roode rozebladen Gebeurd in uw smalle hand, - zij vielen Vochtig en sidderend weer in 't diepe gras. Hoe zal dan 't hart van even teedere schade Genezen, nu om u de rozen vielen, Nu uwe handen stil zijn, diep in 't gras. J.W.F.WERUMEUS BUBING IK BEN NIET EENZAAM Ik ben niet eenzaam sinds gij zijt gegaan. Zooals het licht gansch om de wereld is zijt gij met mij. Alle herinnering is Vager en verder van mij heengegaan, Overgegaan als bloemen in hun zaad, Onder de aarde. En dit is zoo vreemd dat nu l inniger de stilte neemt Aard van uw wezen, sinds van u begon

8 Vergetelheid van woord en daad. Van dit gemis Drenkt zich de lucht om mij van u En ik verlies u, en ben gansch in u. - Lang sinds geleden heb ik droefenis Zeer liefgehad, om de gelijkenis Dat zij mij smart en vrede gaf van u. Maar zij is heen als gij, en nu moest ik toch eenzaam zijn, nu niets gebleven is. Maar eenzaam ben ik niet. Ik wist het niet; Ik heb gansch op dit geheim bezonnen: Ik weet alleen dat in de stille bronnen Van licht mij drenken met wat mij verliet. KRISTAL (Fragment) Aartsengel, eerste vlam, die zong een eigen sombere muziek is dit kristal de wereld niet wier werk en kracht aan u ontsprong? Kristal, subliem vuur, diamant, die in het duister der natuur zichzelf verlicht en helder brandt als fonkelende architectuur. Kristal, vroeg licht van het heelal alom de helderheid verwant, die met eenzelfde heimwee brandt in bloem en dier en mensch en plant van ziel tot ziel, van ster tot ster.. Uw eeuwige arbeid, Lucifer, die bevende in het eerste licht nog ademloos van Gods gezicht -o, engelen vonkelend vergaan die hier in steen gebannen staan - werd neergestort tot dezen plicht te hoeden deze eigen vlam waarvan de ziel haar heimwee kwam. BALLADE VAN DEN BOER. Er stonden drie kruisen op Golgotha, Maar de boer hij ploegde voort. Magdalena, Maria, Veronica,

9 Maar de boer hij ploegde voort, En toen zijn akker ten einde was, Toen keerde de boer den ploeg En hij knielde naast zijn ploeg in het gras, En de boer, hij werd verhoord. Zoo menigeen had een schoonen droom, Maar de boer hij ploegde voort. Thermopylae, Troja, Salamis, Maar de boer hij ploegde voert. Het jonge graan werd altijd groen, De sterren altijd licht, Gods woord streed in de wereld voort En de boer heeft het gehoord. Men heeft den boer zijn hof verbrand, Zijn vrouw en os vermoord; Dan spande den boer zichzelf voor den ploeg. Maar den boer hij ploegde voort. Napoleon ging de Alpen op En hij zag den boer aan 't werk, Hij ging voor Sint-Helena aan boord En de boer hij ploegde voort. En wie is er beter dan een boer, Die van de wereld hoort, En hij ploegt niet, wat of er al geschiedt Op dezen akker voort. Zoo menigeen lei den ploegstaart om, En deed het werk niet voort, Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied, En de boer hij ploegde voort. Heer God! De boer lag in het gras, Toen droomde hij dezen droom: Dat er eindelijk een rustdag was Naar apostel Johannes' woord. En de kwaden gingen hem links voorbij En de goeden rechts voorbij, Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord En de boer hij ploegde voort. Eerst toen de boer dien hemel zag Zoo vol van lichten schijn, Toen spande hij zijn ploegpaard af, En hij veegde het zweet van zijn aanschijn af,

10 En hij knielde naast zijn stilstaand paard, En hij wachtte op God's woord. Een stem sprak tot aarde, hemel en zee En de boer heeft haar gehoord: -,,Terwille van den boer die ploegt Besta de wereld voort!" COPLA'S. Dat geklets over kunst en leven Komt altijd hierop neer: Een vogel zingt in de boom, En wie van de twee is meer? Als ik zie door mijn wimpers Zie ik wat ik heb bemind Als ik het met open ogen zie Slaat zijn pracht en ellende mij blind. Ik heb nog net drie druppels inkt Ik weet hoe de wereld stinkt IK wou ermee schrijven in letters van goud Hoeveel ik van de wereld houd. EENS ZAT IK ONDER EEN WILGEBOOM Eens zat ik onder een wilgeboom, een wilgeboom, een wilgeboom, de zee lag voor mij, wijd en schoon, 't was kerstdag, vroeg in de morgen. Ik zag drie scheepjes, de vlag in top, de vlag in top, de vlag in top, Jezus, Maria en Jozef er op, 't was kerstdag, vroeg in de morgen. Jozef die floot wat, Maria die zong, Maria die zong, Maria die zong, en iedere klok op aarde die klonk want Jezus was ons geboren. Zij zeilden wiegend naar Bethlehem, naar Bethlehem, naar Bethlehem, Sint Michaël stuurde, zijn zware stem was overal goed te horen.

11 Sint Jan zat zingend hoog in de mast, hoog in de mast, hoog in de mast, en engelen hielden de zeilen vast, 't was kerstdag, vroeg in de morgen. De klokken op aarde luidden zo schoon, luidden zo schoon, luidden zo schoon, 'Welkom, Jezus, welkom, Gods Zoon, op kerstdag, vroeg in de morgen!' Engels, waarschijnlijk begin zestiende eeuw UIT DE STILTE Wanneer ik in een stillen nacht den berg beklim alleen, zelfs zonder schaduw en blijft staan dat 'k ook den echo van mijn stem verlies en ik een ding word tussen aarde en hemel zonder naam. Niets dan een bleke vlek in dezen nacht waarop het licht van duizend sterren valt, niets dan een mens die nog begeert en wacht wien ondanks alles nog de aard' bevalt. Spreek dan tot mij vanuit Uw hemels rijk, Laat er een kruis zijn dat mijn oog verblindt, geef mij een enkel teken maar, een blijk dat Gij mij duldt, en, als het kan, bemint. Zo roep ik U, terwijl de stilte rond mij op de loer ligt en mijn woorden hoort, geen antwoord dan in 't diepe dal een hond door de eeuwge onrust in mijn slaap gestoord. Gij zendt tot dezen mens geen teken meer, want onze tijden zijn U vreemd en ver; hier in den nacht voel ik opnieuw hoezeer de aard' verdwaalde van haar tweelingster. Louis de bourbon (geb. 1908) MOEDER EN MAAGD Ik zing van een maagd als een witte roos, die God uit allen tot moeder koos. Hij kwam zo stil

12 waar zijn moeder was als dauw in April zich vlijt aan het gras. Hij kwam zo stil naar een kleine prieel, als dauw in April op een bloemflueel. Hij kwam zo stil,- een wonderlijk licht, als dauw in April, lag op zijn gezicht. Moeder en Maagd, niemand was het dan zij, Daarom koos Hij haar - Moeder, bid voor mij. Engels, begin zestiende eeuw DE BOODSCHAP VAN DE ENGEL De Eeuwige wilde een kindje worden, toen sprak Hij tot Gabriël, vriendelijk blij: Ga naar Galilea, en daar zal je vinden een vredig, klein dorp in een groene vallei. Nazareth heet het, een naam om te zingen, een huisje met bloeiende wingerd staat daar en binnen in, waar eens David mocht wonen, woont nu een meisje van vijftien jaar. Een timmerman werd zij tot vrouw gegeven, doch al is zij arm, mijn liefde is groot; zeg haar, dat Ik geen woning kan vinden, die heerlijker is dan haar reine schoot.' Gabriël ging, door de winden gedragen, vlug kwam hij aan bij het nederig huis en van Maria's heerlijkheid bevend, sprak hij zijn woord, - 't klonk als vleugelgeruis. 'God laat u groeten,' zo sprak hij verlegen, 'God groet u, Koningin zalig en trouw, Hij is met u, machtig zijt gij gezegend, rijker zijt gij dan enige vrouw.

13 Gezegend is ook wat in u zal ontbloeien, de vrucht van uw lichaam, Jezus de Heer, Koning des hemels en Heerser der aarde, vroeger en heden en immermeer.' Spaans, zestiende eeuw SPREUKEN VOOR DE ADVENT De ongeworden God wordt midden in de tijd wat Hij nooit is geweest in alle eeuwigheid. Het ongeschapen Licht wordt een geschapen wezen, dat door Zichzelf zijn schepsel kan genezen. Maria, Nazareth, de bode Gabriël, zij zijn: mijn ziel, mijn hart, Gods licht, - maar weet het wel. mijn hart moet dan een dal vol pure bloemen zijn, mijn ziel moet wezen als een maagd, verblindend rein, en wonen in dit dal; tot hemels licht ontspruit als God diep in haar geest zijn eeuwig Woord ontsluit. Angelus Silesius (1624-1677) ADVENT De dag valt ons uit handen, zo donker zijn de landen; in sneeuw en toegevroren licht alle bloei verloren. Tussen de lange nachten ligt bang de dag te wachten, als had voor 't laatst geschenen de zon, en is verdwenen. Ach, alle lichten Vader, snel komt uw oordeel nader. Breek 't duister onzer uren! Wie kan dit ooit verduren? Niet één of hij moet sterven, valt eeuwig in verderven, tenzij Gij wilt ontsteken uw schitterend hemelteken. Doe, Heer, opnieuw ontvonken de troost, vanouds geschonken,

14 het licht, dat onze nachten stralend uw heil doet wachten. Wil, Heer, ons hart verblijden en zend ons ten geleide uw ster, die ons komt leren dat alle tijden keren en die ons zegt: 'De pijnen van 't oude gaan verdwijnen. Ik kom en neem u mede naar een nieuwjaar van vrede.' Rudolf Alexander Schröder EEN SCHIP KOMT Een schip komt, zwaar geladen, het water staat tot de boord, het brengt de Zoon des Vaders, het eeuwig ware Woord. Het scheepje komt gedreven op vloeden zacht en stil, met een geschenk verheven, de liefste Koningin. Maria, edele roze, hemelse bloesemtwijg, lentebloem, smetteloze, met ons van zonden vrij. Het scheepje vaart haast binnen met kostelijke last; het zeil Gods eigen minne, de Heilige Geest de mast. Johannes Tauler (gest.1361) LIED OP KERSTMORGEN De maan verbleekt in het grijze licht, de nacht wijkt voor de dag, en God roept ons op; zijn stem beduidt dat niemand meer slapen mag. Staat op, wordt wakker, overal! Hoort allen zijn woorden aan! God stierf aan het kruis,- wie doet voor Hem,

15 wat Hij voor ons heeft gedaan? O blinkende stad Jeruzalem, wanneer bereik ik uw poort? Wanneer wordt mijn lijden uitgewist in het lied, dat mijn hart al hoort? Groen zijn de velden, zo groen, zo groen, en zoet als het hemelrijk. God wandelt over de wegen en drenkt met zijn dauw ons allen gelijk. Ons leven is niet dan een handbreed lang, in de zomer wordt het gemaaid. Nu zijn wij hier en morgen daar, waar de wind van de dood ons waait. Gij rijken viert feest, want gij hebt geen zorg, gij hebt uw geld, uw goed, maar morgen, als gij gestorven zijt, blijft niets van uw overvloed. Wat mager gras aan uw hoofdeneind en om uw lijf wat hout Dan staat gij boven, naakt als een kind, met zonden duizendvoud. Mijn lied is uit, ik ga naar huis, maak al Gods woorden waar! Zijn zegen voor u, voor arm en rijk, zijn licht in het nieuwe jaar! Engels, achttiende eeuw DE DRIE VOGELS De bergen op, de bergen af, de ezel in een sukkeldraf, Sint Jozef loopt te hijgen, en daar beneden in het dal zijn dat Herodes' knechten al? Zij zullen 't Kind niet krijgen! En weer een lang, verschroeiend pad, het zonlicht brandt het stoffig blad, de dag heeft duizend uren. Sint Jozef zoekt een veilig land,

16 zijn voeten zijn bebloed, verbrand, zijn ogen blind van 't turen. Hier is het stil, zo leeg en hoog; niets is er dan de hemelboog, de bergtop ligt verlaten. Wie hier ooit kwam en liep en zocht al dorstend naar een druppel vocht, het zou hem toch niet baten. Maar plotseling duikt met licht gerucht een grijze duif hoog uit de lucht, strijkt neer voor Jozefs voeten. Die mompelt wat, maar hoort de maagd die trouw het slapend Kindje draagt, de vogel vriendelijk groeten. Het dier, met ogen blinkend fel, kijkt schrander en verstaat het wel, want dadelijk hoort zij vragen: 'Waar gaat de reis zo schielijk heen? Wie durft zich hier zo gans alleen in 't barre land te wagen?' Maria, niet verwonderd, staart de vogel aan:'egypte waart, wij moeten ijlings vluchten. Herodes zoekt dit kleine Kind en zal het doden als hij 't vindt.' 't Gedenken doet haar zuchten. De duif knikt met haar grijze kop, kijkt naar het Kind, maar vliegt snel op, want daar klinkt dof rumoeren. Een verre stofwolk, dicht en zwaar, verraadt Herodes' legerschaar die op het Kind moet loeren. Dus verder, vlug, de berg weer af, de ezel in zijn snelste draf, Sint Jozef loopt te blazen. Maria zelve ongerust, lacht stil nu zij haar Kindje zust. Wie zou d r nu op azen?

17 Weer is het stil: de rots was steil, hier is de lucht zo wonder ijl,- hier zal toch niemand zoeken. Maar eensklaps fladdert uit het blad der lage struiken langs het pad een kwartel op, een kloeke, die staat nu midden op de weg en blaast zich op en kakelt: 'Zeg, wat loop jij hier te zweten? Hier komt haast nooit een sterveling en is er een dit pad langs ging, daar mocht men 't niet van weten.' Sint Jozef kijkt de kwartel aan: 'Wel, ijdel beest, ga hier vandaan! Wat doe je ons te kwellen?' Maar dan hoort hij - waarom, waartoe? - Maria's zachte stem, die moe toch alles wil vertellen. 'Wij reizen naar Egypteland. Herodes zoekt met felle hand dit schuldloos Kind te doden. Daarom gaan wij waar 't veilig is en trekken door de wildernis. Dat is toch niet verboden?' De kwartel kijkt nu schuw omhoog en knippert met zijn kralenoog: wie zou zo'n woord verwachten? Hij loopt het wegje op en neer en draait verlegen heen en weer, verward in zijn gedachten. Maar in de verte rommelt wat en zie, aan 't einde van het pad soldaten, fel als raven. De kwartel vlucht in 't kreupelhout, Sint Jozef wordt van schrik ijskoud en laat de ezel draven. En weer de bergen op en af, de ezel in zijn korte draf, Sint Jozef laat hem lopen

18 als hij nog nooit gelopen heeft of lopen zal zolang hij leeft, van gutsend zweet bedropen. Tot het weer stil wordt: een vallei welft vriendelijk zich ter wederzij, hier is het heerlijk rusten. Daarginder ruist een waterval, waar Jozef dadelijk drinken zal; Maria zal ook lusten. Hier zijn zij zeker ongestoord, want hier is toch, hoe scherp hij hoort, geen onraad te bespeuren. Hij keert zich veilig om en lacht Maria toe en zamelt kracht om haar van 't dier te beuren. Doch plotseling: een vreemd geluid, - Sint Jozef laat zijn zoete bruid en keert zich om te kijken. Was daarvoor nu zijn zware schrik? Op 't wegje staat een leeuwerik in 't volle licht te prijken. Sint Jozef is beschaamd en boos, maar 't diertje kijkt zo argeloos, zijn kopje schuin geheven. Het trippelt wat en piept en fluit en stoot dan felle woorden uit, die licht als klanken beven. 'Waar ga je toch zo vlug naar toe? Ben je van dat gezwoeg niet moe? Ga liever eerst wat slapen. Hier in het dal is heerlijk gras, 'k ging er in rusten als 'k jou was, 't Gezicht doet mij al gapen.' Maria buigt zich, mild en teer, glimlachend tot de vogel neer en zegt het dier de reden: 'Wij sloegen ijlings op de vlucht, wij zijn voor 't kleine Kind beducht omdat de vorst, de wrede

19 Herodes het te doden zoekt, Hij heeft het in zijn trots vervloekt en stuurde zijn soldaten. Nu gaan wij naar Egypteland; daar zijn wij samen veilig, want daar zal zijn drift niet baten.' De leeuwerik zwijgt stil en beeft alsof hij het begrepen heeft. Dan, alsof hij het kon bevroeden, tript hij verbeten heen en weer, slaat boos zijn vleugels op en neer en kwettert fel van woede. Doch eensklaps staat hij stil en beurt zijn kopje of hij onraad speurt en ja, - hij hoort soldaten. Sint Jozef kijkt in 't kleine dal waar hij 't gezin verbergen zal, - 't is leeg hier en verlaten. Geen boom is hier en geen spelonk, geen struik en ook geen zware tronk om achter te verschuilen. Sint Jozef tuurt met lange blik, Maria beeft van angst en schrik, het Kind begint te huilen. En de soldaten naderen al, hun helmen blinken ginds in 't dal,- waar is nog hulp te vinden? De leeuwerik van vrees ontdaan, blijft stokstijf op het wegje staan, dan, of hij zich bezinde, stoot hij wat trillers, hoog en ras, en trippelt naar een plekje in 't gras; daar gaat hij smekend fluiten. Hij zingt een vol en bruisend lied,- Sint Jozef durft zijn ogen niet geloven: er ontspruiten in wondere, bliksemsnelle groei een stam en takken, rijk in bloei:

20 een struik met kostelijk lover. De bladerschat is zeldzaam dicht en bergt hen makkelijk voor 't gezicht; er blijft nog ruimte over. Hij loopt er dankbaar heen, gezwind, Maria volgt hem met het Kind, de ezel loopt er achter. En waar zij, nog bedremmeld, staan, daar buigt de struik zijn takken saam: nooit was er trouwer wachter. Zij zijn omhuld door veilig groen, geen berghol zou het beter doen, Herodes' volk te schande. De knechten zoeken overal doch zij verlaten 't vredig dal met lege, boze handen. Al lang verstierf hun bars geluid, nu komt Sint Jozef 't schuilhol uit, kijkt lachend om zich henen. Maria volgt hem met het Kind, ook zij kijkt of zij 't diertje vindt - de leeuwerik is verdwenen. Dus zetten zij, nu ongestoord, hun reis naar 't ver Egypte voort dank zij dit goddelijk teken. God bleef hen zegenend nabij, Hij liet hen vluchten, veilig, vrij, en deed de dieren spreken. Doch wie kan nu dit oud verhaal herlezen uit de wondertaal die, eindeloos verscheiden, in wisseling van stand en staat het dierenrijk beluisteren laat? Ik zal het u herleiden. De bange duif zocht hulp noch raad en vluchtte weg voor één soldaat haar vinnig kon beloeren. God straffe haar die laffe vrees en nam haar lied; nu kan zij, hees,

21 niet meer dan droevig koeren. De kwartel, onbeschaamd en dik, gedroeg zich als een lomperik, God heeft ook hem geslagen: hij fladdert schichtig op en neer, bevreesd voor wie met fel geweer voortdurend op hem jagen. Maar zie, de kleine leeuwerik, hij vond een loon zo kostelijk als hij zich nooit kon dromen. God gaf, voor 't redden van zijn Zoon, hem een gezang, dat vol en schoon als puur geluk kan stromen. En iedere dag in 't zomertij wiekt hij omhoog en jubelt vrij de blauwe hemel tegen; die blinkt dan als het blauwe kleed der Moeder, die het nooit vergeet, en hoger nog gestegen zingt hij ook hier zijn volste lied, het klinkt en klinkt en eindigt niet voor hij is moe gevlogen. Dan daalt hij naar het groene gras, zo zacht als waar hij eertijds was, en veilig in Gods ogen slaapt hij de ganse, lange nacht om 's morgens weer met nieuwe kracht zijn lofzang te beginnen: een lied van ongekend geluk, een stem, die boven leed en druk stijgt in een klaar beminnen. En zoekt gij troost na angst of schrik, hoort dan de kleine leeuwerik; gij hoeft u niet te schamen. God loont als een gelijke daad in 't eeuwig licht van zijn gelaat. Of gij er ook te zingen staat? dat hoop en bid ik. - Amen. Naar een oude Franse legende

22 KOPTISCHE THEOTOKIE Welke tong kan u, o Maagd, heilige Moeder Gods, bezingen? Gij zijt de Vorstentroon, gij schraagt Die zelf het koor der cherubijnen draagt in gulden kringen! Hoe kunnen wij u zalig prijzen, op welke wijze? Verheven zijt gij, in glans en duur, boven alle natuur. O schone duif en Moeder des Heren, uw naam zingt tot in eeuwigheid ieder geslacht ter ere. Verheugt u, Moeder en reine Maagd; de engelen prijzen Hem groot Die woonde in uw zoete schoot. De cherubijnen aanbidden Hem als hun stralende midden; de seraphijnen, onvermoeid, wuiven hun snelle vleugels al zingend voor Die in hun midden bloeit: 'Hij is de koning der heerlijkheid en naar zijn grote ontferming is Hij der wereld bescherming; alle zonden schenkt Hij ons kwijt.' En daarom, o Moeder, smeken wij dat gij ons voor wilt spreken: al is zijn barmhartigheid onverdiend, spreek ons tot heil en zegen bij de Mensenvriend. Koptische kloosterliturgie, vierde tot zesde eeuw PARAPHRASE OP EEN KOPTISCHE THEOTOKIE Vol van genade, smetteloze, wees gegroet, gij hebt de ware God gedragen terwijl het zegel van uw maagdelijk bloed gesloten bleef naar zijn behagen.

23 Den groten Koning zijt gij stad en land; Hij koos u als zijn onbezaaide akker waarop de bloem des levens openbrandt: uw licht slaat alle zielen wakker. Gegroet, gij zoete tortelduif, uw hals, van glanzend goudgroen overtogen, weerspiegelt de verrukking zijner ogen. O troon van de Almachtige, gegroet, gij wagen van de hoog verheven Heerser en woonplaats van de Geest die leven doet. O reine luchter, welks al-pure gloed der hemelen hemel overspant, o geestelijke wolk, waarin de hoge zon der eeuwige gerechtigheid ons brandt. Kind van Anna en Joachim, reine bloem, die recht uit Davids wortel bloeide, gegroet, gij zijt der volkeren roem. O ladder die tot de hemel reikt: de Heer der Heren vertoeft erboven, terwijl Hem alle engelen loven. O tweede nieuwe hemel, geestelijk gewaad, dat alle serafijnen wil bekleden, nieuw tabelnakel, dat eeuwig open staat, geen der profeten kende de vrede die ons tegenstraalt van uw heilig gelaat. Want o, met wie zijt gij te vergelijken? Van wie klonk des Heren getuigenis: vol van genade? O glorierijke, wees ons indachtig als wij bezwjjken, - uit u is het heil, dat ons leven is. Koptische kloosterliturgie, negende eeuw AVE MARIA Gij, die de zoetste aller maagden zijt en de beminnelijkste aller vrouwen, gij, alle moeders kroon en zaligheid, Ave Maria, -

24 wil gij uw liefdesschat ontvouwen. Mijn hart bemint u, schone, bovenal, mijn tong wil uw geluk verhalen; u zoekt mijn ziel in aarde's donker dal, Ave Maria, - lichter zijt gij dan de zonnestralen. Uw bloei straalt rijker dan het morgenrood; gij, koninklijke vrouwe, vol genade, vreugde der engelen, ons levensbrood, Ave Maria, - uw zoete zorg behoedt ons voor verdwalen. Die de verrukking aller heiligen zijt, de hulp waar alle christenen op bouwen, glans van de tijd en licht der eeuwigheid, Ave Maria, - bid voor mij, beminnelijkste der vrouwen. Hildegard van Bingen (1098-1179) O ROZENKNOP O rozenknop, o lelieblad, gij, Koningin der hoogste stad, die nooit betrad een vrouw als gij te prijzen! Gij, licht in alle somberheid en vreugd in alle bitterheid, u zij gewijd wat wij aan eer bewijzen. Den hoogste God was eens uw schoot een klein verblijf, beminde! Gelijk een zonnestraal doorstoot het glas zo mocht - o wonder groot - de Geest uw lichaam vinden. Gij rozendal, viooltjesveld, waaruit der harten zoetheid welt, o bloemkelk, God-geheven, gij klaar en fonkelend morgenrood, gij, trouwe helpster in de nood, het Levensbrood hebt gij dit leven rein gegeven. En vele harten, droef en koud, kwam Het verlichten en doordringen met zoete liefde menigvoud: