BINNENVELD. Beheerplan Natura 2000

Vergelijkbare documenten
Natura essentietabellen Leeswijzer

Programma van Eisen - Beheerplannen

Inspraakwijzer beheerplannen Natura 2000 Drenthe

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

Natura 2000 Botshol. Fleur Smout. Indeling van de avond. Stand van zaken beheerplan Presentatie Natuurmonumenten Terugkoppeling en vragenronde

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Natura 2000 & PAS. Natura 2000 implementatie in Nederland

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Bewonersvereniging Noordwest

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedurewijzer. Voor de (ontwerp)wijzigingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Veluwe. #038 Rijntakken (ontwerpwijziging)

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Procedurewijzer. Voor het ontwerpwijzigingsbesluit Waddenzee. #1 Waddenzee

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedurewijzer. Voor het ontwerpaanwijzigingsbesluit Noordhollands Duinreservaat. #87 Noordhollands Duinreservaat

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

VEEL GESTELDE VRAGEN NATURA 2000

BESCHIKKING D.D. 13 AUGUSTUS ZAAKNUMMER VAN GEDEPUTEERDE STATEN

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Waddenzee. #1 Waddenzee

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Solleveld & Kapittelduinen. #99 Solleveld & Kapittelduinen

Procedurewijzer Voor het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied #120. Zoommeer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedurewijzer Voor het ontwerpaanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied #114. Krammer-Volkerak

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Veluwerandmeren. #76 Veluwerandmeren

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

Gebiedswijzer De Bruuk

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord. Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

Hierbij treft u aan de antwoorden op de vragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de monitoring in het kader van Natura 2000 (ingezonden 7 juni 2013).

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Veelgestelde vragen. Samenvatting van het rapport. Natura 2000 in Nederland

Plan van Aanpak Natura 2000 Noord-Holland. Hoe gaat de provincie Noord-Holland aan de slag met Natura 2000?

Overlegorgaan 18 maart agendapunt 5

Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Procedurewijzer. Voor het wijzigingsbesluit Rijntakken. #38 Rijntakken

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

N2000 Oostelijke Vechtplassen Utrecht

Natura 2000 gebied 100 Voornes Duin

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000-ontwerpbeheerplan Strabrechtse Heide en Beuven (137) Datum September 2015 Status Ontwerpbeheerplan

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Vergelijking in de tijd (Soortenrijkdom) Akkers Moerassen

Nota van antwoord bij Natura 2000-beheerplan Donkse Laagten (107) Beantwoording inspraakreacties op Ontwerpbeheerplan

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

VAN OORDT S MERSKEN. Concept Ontwerp Beheerplan Natura 2000

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Natura 2000-ontwerpbeheerplan Elperstroom (28) Datum Juni 2016 Status Ontwerpbeheerplan

De Staatssecretaris van Economische Zaken

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

2 BELEIDSKADER EN WETGEVING

Natura 2000 Zouweboezem Presentatie gemeenteraad Zederik 2 sept Laurens van Ruijven Miriam de Boer Afdeling Water en Groen

Beheerplan Natura 2000-gebied Stelkampsveld (060)

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Bomen over de Wet natuurbescherming

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Beheerplan N2000 gebied 060 Stelkampsveld

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

VAN OORDT S MERSKEN. Concept Ontwerp Beheerplan Natura 2000

Natura 2000 in De Wieden en Weerribben. Wat betekent dit voor u?

De nieuwe Wet natuurbescherming in vogelvlucht

Natura 2000: Vogel- en Habitatrichtlijngebieden in Nederland, 2012

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

NATURA 2000-BEHEERPLAN BINNENVELD VASTGESTELD DOOR GS UTRECHT OP 12 MAART 2019 VASTGESTELD DOOR GS GELDERLAND OP 26 MAART 2019

Transcriptie:

BINNENVELD Beheerplan Natura 2000 WERKDOCUMENT Arnhem, 5 december 2012 Pagina 1 van 120

COLOFON Dit is een uitgave van Dienst Landelijk Gebied Opdrachtnemer: Dienst Landelijk Gebied Vestiging Regio Oost Rosendaalsestraat 64 Postbus 9079 6800 ED Arnhem Telefoonnummer 026-378 1 200 Faxnummer 026-3781250 www.dienstlandelijkgebied.nl Bevoegd gezag Projectteam: Ministerie van Economische Zaken Provincie Utrecht Provincie Gelderland Jeroen Kusters (DLG) Harry Boersma (DLG) Geert Kooijman (SBB) Harry Huijskes (DLG) Met medewerking van: Josha van der Beek (DLG) Ronald Broekhuizen (DLG) Edwin van der Heijden (Altenburg & Wymenga) Jasper van Belle (Altenburg & Wymenga) Henry Potman (KplusV) Joris Ernst (DLG) Toine Tunnissen (DLG) Status: werkdocument Versie/inboeknummer: 5 december 12 Collegiale toets: Review communicatie: Vrijgave: INTERN In opdracht van Ministerie van EZ, Programmadirectie Natura 2000; Programmateam Beheerplannen Pagina 2 van 120

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 4 1 INLEIDING... 4 1.1 WAT IS NATURA 2000?...4 1.2 DOEL, FUNCTIE EN INHOUD VAN HET BEHEERPLAN...4 1.3 BALANS TUSSEN BELEVEN, GEBRUIKEN EN BESCHERMEN...5 1.4 DE AANWIJZING VAN HET GEBIED...5 1.5 INSPRAAK EN VASTSTELLINGPROCEDURE...6 1.6 DE UITVOERING VAN HET BEHEERPLAN...7 1.7 LEESWIJZER...8 2 GEBIEDSBESCHRIJVING EN INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN... 10 2.1 GEBIEDSBESCHRIJVING NATURA 2000-GEBIED BINNENVELD...10 2.2 KERNOPGAVE EN SENSE OF URGENCIES...11 2.3 INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN...13 2.4 ECOLOGISCHE VEREISTEN VAN INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN...15 3 LANDSCHAPECOLOGISCHE SYSTEEMANALYSE... 20 3.1 INLEIDING...20 3.2 ABIOTIEK...20 3.3 BIOTIEK...37 3.4 MENSELIJKE INVLOEDEN...43 3.5 BEOORDELING VAN DE STAAT VAN INSTANDHOUDING...47 3.6 SLEUTELFACTOREN...49 3.7 KNELPUNTEN VOOR DE INSTANDHOUDINGDOELEN IN DE HUIDIGE SITUATIE...51 3.8 KENNISLACUNES...53 4 BESTAAND GEBRUIK... 55 5 UITWERKING INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN... 59 5.1 DOELSTELLINGEN...59 5.2 BESCHOUWDE FACTOREN...59 5.3 LANDSCHAPSECOLOGISCHE POSITIE HABITATTYPEN...60 5.4 POTENTIEEL GESCHIKT AREAAL IN DE BENNEKOMSE MEENT...60 5.5 POTENTIEEL GESCHIKT AREAAL IN DE HEL EN DE BLAUWE HEL...62 5.6 CONCLUSIE...63 6 PAS GEBIEDSANALYSE... 65 6.1 INLEIDING, DOEL EN PROBLEEMSTELLING....65 6.2 OVERZICHT STIKSTOFPROBLEMATIEK NAV AERIUS ANALYSE....66 6.3 ANALYSE PER HABITATTYPE....67 6.4 ANALYSE PER SOORT....76 6.5 BEPALING HERSTELSTRATEGIE EN MAATREGELPAKKETTEN PER HABITATTYPE...77 6.6 BEPALING HERSTELSTRATEGIE EN MAATREGELPAKKETTEN PER SOORT....77 6.7 RELEVANTIE VAN UITWERKING VOOR ANDERE HABITATTYPEN EN NATUURWAARDEN....77 6.8 SYNTHESE: DEFINITIEVE SET VAN MAATREGELEN....78 6.9 BEOORDELING EFFECTIVITEIT...82 6.10 KWALITEITSBORGING....92 7 MAATREGELEN, KOSTEN EN DEKKING... 94 7.1 AANVULLENDE, NIET PAS-MAATREGELEN...94 7.2 MAATREGELENTABEL...94 8 KADER VOOR VERGUNNINGVERLENING... 96 8.1 WANNEER GELDT DE VERGUNNINGPLICHT?...96 8.2 DEPOSITIE VAN STIKSTOF...99 8.3 TOETSINGSKADER PER SECTOR... 100 9 SOCIAAL ECONOMISCHE ASPECTEN... 101 10 UITVOERING EN MONITORING... 103 10.1 UITVOERING... 103 10.2 MONITORING... 103 11 BIJLAGEN... 106 LITERATUUR... 107 VERKLARENDE WOORDENLIJST... 113 Pagina 3 van 120

SAMENVATTING PM: vij het definitief maken van het beheerplan zal een samenvatting worden opgenomen. Nu wordt verwezen naar de losse kaders aan het einde van elk hoofdstuk met een samenvatting hiervan. 1 INLEIDING 1.1 Wat is Natura 2000? De lidstaten van de Europese Unie hebben afgesproken om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Belangrijke instrumenten om dit doel te realiseren, zijn de Europese Vogelrichtlijn en Europese Habitatrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG en Richtlijn 92/33/EEG). In deze richtlijnen is bepaald dat er een netwerk gerealiseerd moet worden van natuurgebieden van Europees belang: Natura 2000. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. De lidstaten wijzen daarvoor natuurgebieden aan voor de meest kwetsbare soorten en habitattypen: de Natura 2000-gebieden. Dit zijn gebieden die belangrijk zijn om het duurzame voortbestaan van de meest bedreigde soorten en habitattypen te verzekeren. Het behoud en ontwikkelen van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden leidt niet alleen tot kwaliteitsverbetering van deze natuurwaarden ter plekke. Het biedt soorten ook de mogelijkheid om zich te verspreiden naar andere gebieden, waardoor de biodiversiteit bevorderd wordt. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan het realiseren van het Natura 2000-netwerk. Het Nederlandse Natura 2000-netwerk heeft een totale omvang van circa één miljoen hectare, waarvan tweederde open water (inclusief de kustwateren), de rest is land. Een aantal gebieden is aangewezen onder de Habitatrichtlijn óf de Vogelrichtlijn, maar een flink aantal gebieden valt deels onder beide richtlijnen. Het Natura 2000-gebied Binnenveld is aangewezen als Habitatrichtlijngebied en als Natura 2000-gebied (Natura 2000). De gebiedsgerichte bepalingen vanuit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn zijn in Nederland vanaf 1 oktober 2005 verwerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 en sindsdien is de wettelijke bescherming van de Natura 2000-gebieden geregeld in deze wet. De Natuurbeschermingswet 1998 vereist dat voor alle Natura 2000-gebieden een beheerplan wordt opgesteld. Het voorliggende document is het concept beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld. Positie van het beheerplan binnen het natuurbeleid Voor behoud en herstel van de biodiversiteit in Nederland wordt al vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw gewerkt aan de bescherming en ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief ecologische verbindingszones, natuurgebieden en verwevingsgebieden. Het Natura 2000 gebied Binnenveld maakt hier onderdeel van uit. Binnen de EHS zijn de zogenaamde TOP gebieden anti-verdroging aangewezen, die prioriteit binnen de EHS hebben voor realisatie. Binnenveld valt ook binnen deze TOP-lijst begrenzing. Bijlage 11.1 geeft een ruimtelijke weergave van het beleid. De aanwijzing tot Natura2000 is hiermee geen losstaand beleid, maar een nadere invulling van EHS en TOP lijst gebieden. Door aanwijzing van Binnenveld wordt de biodiversiteitsdoelstelling concreet gemaakt en wordt de bescherming wettelijk vastgelegd. Het beheerplan werkt de Natura 2000-doelen ruimtelijk uit en geeft hiermee sturing aan de te behalen natuurresultaten in de EHS en TOP gebieden binnen Binnenveld. Dit beheerplan en de ambities voor de (herijkte) EHS zijn op elkaar afgestemd. Het beheerplan wordt verwerkt in de provinciale natuurbeheerplannen en geeft hiermee richting aan de inzet van middelen voor beheer, functieverandering en inrichting ten behoeve van de realisatie van natuurdoelen. 1.2 Doel, functie en inhoud van het beheerplan Het doel van het beheerplan is om duidelijkheid te bieden aan beheerders, gebruikers en belanghebbenden op de vraag welke activiteiten in en bij het Natura 2000-gebied kunnen blijven bestaan of ontwikkeld kunnen worden zonder dat er negatieve gevolgen zijn voor de natuur en welke activiteiten mogelijk wel negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen. Het beheerplan heeft als functie om, in aanvulling op het aanwijzingsbesluit, een handvat te vormen voor de vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Pagina 4 van 120

Het beheerplan beschrijft minimaal: o o o Instandhoudingsdoelstellingen voor natuurwaarden die specifiek in het gebied in het geding zijn en zijn benoemd in het aanwijzingsbesluit van het ministerie van EZ. Deze waarden dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Ook wordt uitspraak gedaan over het te behalen niveau van bescherming en ontwikkeling. Instandhoudingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de gunstige staat van instandhouding te behouden of te behalen. Deze maatregelen zijn uiteraard gerelateerd aan de instandhoudingsdoelstellingen, zoals die zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit. Het beheerplan bevat minimaal een beschrijving op hoofdlijnen van de benodigde maatregelen en ecologische vereisten voor de instandhoudingsdoelstellingen. Het gaat dan om de voor dit gebied aangewezen habitattypen (bijvoorbeeld blauwgraslanden). De relatie tussen bestaand gebruik en de instandhoudingsdoelstellingen. Welke negatieve effecten heeft het bestaande gebruik en hoe kunnen deze worden gemitigeerd door instandhoudingsmaatregelen of voorwaarden aan dit gebruik? Of een activiteit wel of niet schadelijk is, wordt op grond van objectieve gegevens en op basis van de best beschikbare wetenschappelijke kennis bekeken. 1.3 Balans tussen beleven, gebruiken en beschermen Uitgangspunt is steeds het realiseren van ecologische doelen met respect voor en in een zorgvuldige balans met wat particulieren en ondernemers willen. Het opstellen van het beheerplan vindt daarom plaats in overleg met alle direct betrokkenen zoals eigenaren, beheerders, gebruikers, waterschappen, gemeenten, natuurorganisaties en omwonenden. Samen geven ze in dit beheerplan invulling aan de balans tussen beleven, gebruiken en beschermen van het Natura 2000-gebied Binnenveld. Zorg voor de natuur (beschermen) Met het aanwijzen van 162 gebieden draagt Nederland bij aan het netwerk van beschermde natuurgebieden in de lidstaten van de Europese Unie. Natuur om trots op te zijn èn om te beschermen. In een dichtbevolkt land als Nederland heeft de natuur dat hard nodig. Het streven is om bestaande activiteiten zoveel mogelijk te blijven voortzetten, maar: niet alles kan. Ruimte voor recreatie (beleven) Veel mensen bezoeken natuurgebieden voor rust, ruimte en natuurschoon. Ruimte voor recreatie betekent recreëren en natuurontwikkeling samen laten gaan. Daarvoor zijn afspraken nodig tussen overheden, beheerders en gebruikers. Bijvoorbeeld de afspraak om in een deel van een Natura 2000- gebied paden aan te leggen en een ander deel af te sluiten. Zo kunnen mensen de natuur beleven, kunnen dieren er hun jongen groot brengen en kunnen planten worden beschermd. De afspraken zijn afhankelijk van de mogelijkheden van het gebied en van datgene dat nodig is om de waardevolle natuur in het gebied te behouden of zich te laten ontwikkelen. Economie en ecologie verenigd (gebruiken) Het natuurbeleid in Nederland is erop gericht om mensen actief van de natuur te laten genieten. Het creëren van een mooi landschap om in te wonen, werken en recreëren staat daarbij voorop. Daarnaast is het van groot belang om het leefgebied voor 40.000 soorten planten en dieren optimaal te beschermen, te onderhouden en waar mogelijk uit te breiden. Tien procent van het Nederlandse oppervlak is door de Europese Unie als belangrijk natuurgebied aangemerkt (Natura 2000). In deze gebieden komen allerlei vormen van economisch gebruik voor, zoals landbouw, zandwinning, scheepvaart en visserij. De gebruiksfuncties bestaan, net als de aanwezige natuur vaak al jaren en hebben zich soms zelfs gezamenlijk ontwikkeld. Het is vaak goed mogelijk om bij deze Natura 2000- gebieden de balans tussen wonen, werken en recreëren te behouden. 1.4 De aanwijzing van het gebied De minister van Economische Zaken (EZ), heeft in tranches 162 Natura 2000-gebieden in Nederland aangewezen. Het Natura 2000-gebied Binnenveld is, als onderdeel van de vierde tranche, op 29 juni 2009 aangewezen als Natura 2000-gebied door middel van een Ontwerp Aanwijzingsbesluit. In dit besluit is aangegeven waarom het gebied is uitgekozen, voor welke habitattypen en soorten, welke instandhoudingsdoelstellingen er gelden en hoe de begrenzing van het gebied loopt. Het Ontwerp Aanwijzingsbesluit lag in de periode van 24 september 2009 tot en met 4 november 2009 ter inzage en konden belanghebbenden hun zienswijzen kenbaar maken. Pagina 5 van 120

De minister van EZ heeft naar aanleiding van de inspraakreacties op de vierde tranche en de beschouwingen door de provincies hierop, een Nota van Antwoord naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin geeft de minister een reactie op de inspraakreacties en uitsluitsel over te hanteren algemene lijnen en principes bij de verdere implementatie van Natura 2000. Dit beheerplan gaat uit van de doelen en begrenzing van Natura 2000 gebied Binnenveld die zijn beschreven in de zogenaamde '99%-versie' van het aanwijzingsbesluit. In het beheerplan wordt overal waar verder gesproken wordt over het 'aanwijzingsbesluit', gedoeld op deze 99%-versie van het aanwijzingsbesluit. Zie bijlage 11.2 voor deze 99% versie van het aanwijzingsbesluit. Deze versie bevat de volgende wijzigingen in doelen (niet in begrenzing) ten opzichte van het eerder vastgestelde Ontwerp Aanwijzingsbesluit: o Complementair doel H7230 Alkalisch laagveen (kalkmoeras) vervalt; o H7140 Overgangs- en trilvenen komt niet alleen in subtype A (trilveen), maar ook in subtype B (veenmosrietlanden) voor; o H1393 Geel schorpioenmos is toegevoegd als habitatrichtlijnsoort; o Er is geen verplichting meer opgenomen om de doelen van de voormalige beschermde natuurmonumenten uit te werken in het beheerplan. Het ministerie van EZ kiest ervoor om deze 'oude doelen' niet meer mee te nemen in het beheerplan. EZ verwacht dat de 99%-versie ook het daadwerkelijke aanwijzingsbesluit zal worden en daarmee de vastgestelde juridische basis zal vormen voor de uitwerking van dit beheerplan. Met de aanwijzing van het Binnenveld als Natura 2000-gebied, heeft de Nederlandse overheid zich verplicht om voor bepaalde soorten en leefgebieden in het Natura 2000-gebied Binnenveld een gunstige staat van instandhouding te bereiken en te behouden. Dit betekent dat er kritisch gekeken wordt welke maatregelen nodig zijn om er voor te zorgen dat bijvoorbeeld het aanwezige blauwgrasland en trilveen ook op langere termijn kunnen blijven voorkomen. 1.5 Inspraak en vaststellingprocedure De maatregelen in het ontwerp beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld zijn opgesteld in samenwerking met ambtelijke werkgroepen en in afstemming met de bestuurlijke partners en maatschappelijke organisaties in de regio. Onderstaand schema geeft dit weer: GS (bevoegd gezag) vaststellingsoverleg (regie bij EL&I) EZ (bevoegd gezag) Klankbordgroep (BP inhoudelijk bespreken) bevindingen Opstellers beheerplan (DLG/SBB) advies: voorportaal bevoegd gezag/bestuurders. (ook naar gemeente/waterschap, verder niet in schema opgenomen) EZ checklist: bevindingenoverleg (1 e kwartaal 2013) toelichting technisch/ambtelijk meeschrijven Ambtelijke en/of bestuurlijke werkgroepen (m.b.t water, natuur, landbouw etc) o.a. Stuurgroep Binnenveld Toelichting: doorgetrokken streep = formele traject, onderbroken streep = voorbereiding / inhoudelijk. GS =Gedeputeerde Staten provincie Gelderland en Utrecht EZ =Ministerie van Economische Zaken DLG =Dienst Landelijk Gebied SBB =Staatsbosbeheer Pagina 6 van 120

Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het opstellen van het beheerplan. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is bevoegd gezag voor die delen van het Natura 2000-gebied Binnenveld die beheerd worden door Staatsbosbeheer. Voor de overige delen van het als Natura 2000 begrensde gebied zijn Gedeputeerde Staten (GS) van de provincies Gelderland en Utrecht bevoegd gezag. Bestuurlijk is afgesproken dat EZ het voortouw neemt in het opstellen van het beheerplan voor het Natura 2000- gebied Binnenveld. Het ministerie van EZ en GS van de provincies Gelderland en Utrecht stellen het beheerplan van het Natura 2000-gebied Binnenveld vast voor hun deel van het beheergebied en hun takenpakket. Zij maken daarbij afspraken over gezamenlijk optreden, waar dat nodig is. PM: mogelijk aanpassen na decentralisatie afspraken. Het ministerie en GS zijn verplicht om uiterlijk 3 jaar na vaststelling van het definitieve aanwijzingsbesluit een beheerplan voor het betreffende gebied vast te stellen. Voor het Natura 2000-gebied Binnenveld is dat uiterlijk op datum PM. Het ministerie van EZ en Gedeputeerde Staten van Gelderland bieden het ontwerp beheerplan gedurende datum - datum ter inspraak aan. Tijdens deze inspraakperiode van zes weken, ligt het ontwerp beheerplan ter inzage en kunnen belanghebbenden hun zienswijzen over het ontwerp beheerplan naar voren brengen. Na afronding van de inspraak stellen Rijk en provincies het definitieve beheerplan vast. Tegen het besluit om het beheerplan vast te stellen, is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Meer en actuelere informatie over de inspraak op dit ontwerp beheerplan is beschikbaar op de websites van de bevoegde gezagen. 1.6 De uitvoering van het beheerplan Het ministerie van EZ is verantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen voor Natura 2000 en werkt daarbij nauw samen met andere betrokken partijen. De verantwoordelijke partijen voor de maatregelen die in dit beheerplan zijn opgenomen en voor nieuwe activiteiten, zijn: - Het ministerie van EZ voor de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen als opdrachtgever van Staatsbosbeheer, dat het beheer over het merendeel van het Natura 2000-gebied Binnenveld voert en het toetsen voor vergunningverlening van specifieke nieuwe plannen en projecten waarvoor de provincies niet bevoegd zijn. - De provincies Gelderland en Utrecht voor het uitvoeren van beheermaatregelen binnen en buiten het deelgebied waarvoor zij bevoegd gezag zijn, het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het toetsen van nieuwe plannen en projecten in of in de nabijheid van het Natura 2000- gebied Binnenveld (vergunningverlening). - Waterschap Vallei en Veluwe voor het uitvoeren van maatregelen gericht op waterkwaliteit en waterkwantiteit binnen de kaders van het provinciale beleid. PM: mogelijk aanpassen als decentralisatie afspraken voor wijzigingen zorgen Het uitvoeren van de maatregelen brengt kosten met zich mee. Een deel van de kosten is gebonden aan maatregelen die onderdeel zijn van bestaande werkzaamheden, zoals vergunningverlening, peilbeheer en beheer van de natuurgebieden. Er zijn echter ook kosten als gevolg van nieuwe maatregelen of het versneld uitvoeren van beleid. De financiering daarvan vindt zoveel mogelijk plaats met bestaande middelen. Het beheerplan heeft een maximale geldigheidsduur van 6 jaar na vaststelling. Gedurende deze 6 jaar vindt monitoring plaats van de effecten van het beheer en tegen het einde van deze periode wordt het beheerplan door het bevoegd gezag geëvalueerd. Afhankelijk van de uitkomst van de evaluatie kan de geldigheid van het beheerplan met nog eens zes jaar worden verlengd of wordt een nieuw beheerplan vastgesteld. Naast de evaluatie van dit beheerplan wordt ook het Natura 2000-beleid op nationaal niveau geëvalueerd. Het ministerie van EZ is hiervoor verantwoordelijk. Aan de hand van deze evaluatie zal het ministerie in overleg met de Europese Commissie en betrokken bevoegde instanties bezien welke aanpassingen van de instandhoudingsdoelstellingen en/of maatregelen nodig zijn voor de volgende generatie beheerplannen. Deze nationale evaluatie van Natura 2000 kan er dus toe leiden dat doelstellingen en maatregelen voor het Natura 2000-gebied Binnenveld in het volgende beheerplan zullen worden gewijzigd. Pagina 7 van 120

1.7 Leeswijzer Voor u ligt het beheerplan van het Natura 2000-gebied Binnenveld. Het beheerplan bevat 10 hoofdstukken, een literatuurlijst, een verklarende woordenlijst, bijlagen en kaarten. De Inleiding beschrijft waarom, hoe en door wie dit beheerplan is opgesteld en vastgesteld. Hoofdstuk 2 geeft een korte weergave van de instandhoudingsdoelstellingen zoals deze in het aanwijzingsbesluit voor het gebied zijn terug te vinden. Het derde hoofdstuk geeft een uitgebreide beschrijving van de habitattypen, soorten en het ecologische systeem waarin zij voorkomen. Het bestaande gebruik in relatie met de instandhoudingsdoelstellingen staat in hoofdstuk 4 beschreven. Dit heeft een directe relatie met hoofdstuk 8, kader voor vergunningverlening. Hoofdstuk 5 bevat een visie en de uitwerking van instandhoudingsdoelstellingen in omvang, ruimte en tijd, waardoor afwegingen en keuzes gemaakt kunnen worden die vervolgens in hoofdstuk 6 en 7 gebruikt worden om een pakket aan maatregelen op te stellen. Hoofdstuk 6 geeft een uitgebreide gebiedsanalyse in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en geeft een overzicht van herstelmaatregelen die getroffen dienen te worden om de doelen voor de stikstofgevoelige habitattypen te kunnen behalen. Dit is een relevant onderdeel van het beheerplan, aangezien de habitattypen in het Binnenveld (erg) gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Hoofdstuk 7 geeft de overige maatregelen weer die niet gerelateerd zijn aan de PAS en eindigd met een totaaloverzicht van alle maatregelen: PAS en overig. Met deze maatregelen wordt het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen onderbouwd. Hoofdstuk 8 geeft een kader voor vergunningverlening: welke nieuwe activiteiten kunnen zonder vergunning doorgang vinden, welke zijn vergunningplichtig en wat houdt de vergunningsprocedure in? Het negende hoofdstuk geeft een analyse van de sociaal economische effecten van Natura2000 gebied Binnenveld: welke sectoren kunnen al dan niet hinder ondervinden hiervan? Het tiende en laatste hoofdstuk beschrijft globaal op welke wijze de afspraken in dit beheerplan uitgevoerd dienen te worden in een uitvoeringsplan of programma en geeft aan hoe de monitoring en evaluatie plaatsvindt van deze afspraken. Tenslotte bevat het rapport een verklarende woordenlijst en diverse bijlagen. Meer informatie Dit beheerplan voor het Natura 2000-gebied Binnenveld is opgesteld in opdracht van het ministerie van EZ, in samenspraak met de provincies Gelderland en Utrecht. Meer informatie is verkrijgbaar bij: Ministerie van Economische zaken Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Of via de provincies Provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX ARNHEM Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH Utrecht Een digitale versie van het beheerplan, of andere achtergrond informatie over Natura 2000, is te raadplegen op de site van het ministerie van EZ, bereikbaar via www.rijksoverheid.nl of op de site van het Regiebureau Natura 2000 (www.natura2000.nl). Pagina 8 van 120

Samenvatting Hoofdstuk 1 Het Natura 2000-gebied Binnenveld is onderdeel van het Europese natuurnetwerk Natura 2000 vanwege de op Europese schaal bijzondere natuurwaarden. De Minister van EZ heeft een ontwerp-aanwijzingsbesluit vastgesteld en als gevolg daarvan wordt een beheerplan opgesteld. Het beheerplan beschrijft minimaal: o o o Instandhoudingsdoelstellingen voor natuurwaarden die specifiek in het gebied in het geding zijn en zijn benoemd in het aanwijzingsbesluit. Instandhoudingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de gunstige staat van instandhouding te behouden of te behalen. De relatie tussen bestaand gebruik en de instandhoudingsdoelstellingen. Welke negatieve effecten heeft het bestaande gebruik en hoe kunnen deze worden gemitigeerd door instandhoudingsmaatregelen of voorwaarden aan dit gebruik? Uitgangspunt is realiseren van ecologische doelen met respect voor beleven en gebruiken. De aanwijzing van het Binnenveld verplicht de overheid om voor het gebied een gunstige staat van instandhouding te bereiken en te behouden. Ministerie van EZ is voortouwnemer voor opstellen van het beheerplan, EZ en Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht zijn beiden bevoegd gezag t.b.v. vaststelling van het beheerplan. Maatregelen zijn opgesteld in samenwerking met ambtelijke werkgroepen en in afstemming met de bestuurlijke partners en maatschappelijke organisaties in de regio. EZ is eindverantwoordelijk voor het realiseren van de doelstellingen voor Natura 2000. Verantwoordelijk voor de (financiering van) maatregelen zijn EZ, provincies Gelderland en Utrecht en Waterschap Vallei en Veluwe. Het beheerplan geldt tot 6 jaar na vaststelling. Door monitoring en evaluatie kan het beheerplan met nog eens zes jaar worden verlengd of wordt een nieuw beheerplan vastgesteld, eventueel met aanpassingen van de instandhoudingsdoelstellingen en/of maatregelen. Pagina 9 van 120

2 GEBIEDSBESCHRIJVING EN INSTANDHOUDINGSDOELSTELLINGEN 2.1 Gebiedsbeschrijving Natura 2000-gebied Binnenveld Het Natura 2000-gebied Binnenveld bestaat uit twee deelgebieden, namelijk de Bennekomse Meent en De Hel/Blauwe Hel. Het deel De Hel/Blauwe Hel ligt tegen de bebouwde kom aan van Veenendaal. Het hele Natura 2000-gebied Binnenveld ligt tussen de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe in een laaggelegen deel van de Gelderse Vallei. Dit deel van de Gelderse Vallei draagt tevens de naam Binnenveld en vormt het uitloopgebied van de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal. Het Natura 2000-gebied bevat grote ecologische waarden en potenties. Het kenmerkt zich door kwelgevoede vegetaties, zoals trilvenen en blauwgraslanden. Deze habitattypen kwamen tot in de jaren veertig van de vorige eeuw grootschalig voor in deze regio. Sindsdien is de omvang van de habitattypen ingrijpend afgenomen en heeft het omliggende gebied een meer intensief agrarisch karakter gekregen. Evenwel herbergt de Bennekomse Meent nog steeds het grootste oppervlak aan blauwgrasland (met 10 hectaren goed ontwikkeld blauwgrasland) in Nederland en is De Hel/Blauwe Hel één van de weinige gebieden in Nederland met trilveen in een beekdal. Om deze bijzondere natuurwaarden veilig te stellen is het Natura 2000-gebied Binnenveld aangewezen als Natura 2000-gebied. Voor enkele algemene kenmerken wordt verwezen naar onderstaand kader. Gebiedsnummer: 65 Natura 2000-landschap: Beekdalen Status: Habitatrichtlijn Site code: NL2003006 Coördinaten: Kern Bennekomse Meent: 169,5-446,5 Kern Hel/Blauwe Hel: 168 447 Beheerder: Staatsbosbeheer, particulieren Provincie: Gelderland, Utrecht Gemeente: Veenendaal, Ede Oppervlakte: Totaal: 113 ha Bennekomse Meent: 49 ha De Hel/Blauwe Hel: 64 ha Het Natura 2000-gebied Binnenveld ligt binnen de grenzen van de provincies Gelderland en Utrecht en de gemeenten Veenendaal en Ede. Het Valleikanaal of de Grift vormt de bestuurlijke grens tussen de gemeenten en provincies. De Bennekomse Meent ligt in de provincie Gelderland binnen de gemeente Ede. De Hel en de Blauwe Hel liggen in Utrecht binnen de gemeente Veenendaal (zie Bijlage 11.3 voor een overzichtskaart). Waterschap Vallei & Veluwe is voor het gehele gebied Binnenveld de waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheerder. Het Natura 2000-gebied zelf is, naast Staatsbosbeheer als grootste eigenaar van het gebied, ook in eigendom van particulieren. Doordat Staatsbosbeheer de meeste grond in het Natura 2000-gebied in eigendom heeft, is het initiërend bevoegd bezag het Ministerie van EZ (zie Bijlage 11.4 voor een eigendomsituatie). Pagina 10 van 120

2.2 Kernopgave en sense of urgencies Kernopgaven Het Binnenveld maakt deel uit van het Europese netwerk van Natura 2000-gebieden vanwege het nationale en Europese belang van de aanwezige natuur. Het behoud en ontwikkelen van de natuurwaarden van Het Binnenveld leidt tot robuustere waarden ter plekke en biedt ook de mogelijkheid tot verspreiding van soorten naar andere gebieden, wat de biodiversiteit bevordert. Nederland is verantwoordelijk om voor 95 vogelsoorten (Vogelrichtlijn), 31 andere diersoorten, 5 plantensoorten en 51 habitattypen (allen Habitatrichtlijn) een gunstige staat van instandhouding te bereiken en te behouden. Dit betekent dat het habitattype of de soort duurzaam moet kunnen blijven voortbestaan. Voor de formulering van de doelen op landelijk en op gebiedsniveau zijn per landschapstype kernopgaven geformuleerd. In het geval van Het Binnenveld betreft het het landschapstype 'Beekdalen'. Deze kernopgaven hebben als doel het stellen van verdere prioriteiten voor: voorkomende habitattypen en soorten de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap de belangrijkste verbeteropgaven de beïnvloedingsmogelijkheden Per landschap omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven stellen prioriteiten ( richting geven ) en geven overeenkomsten en verschillen tussen en binnen de gebieden aan. Zij hebben in het bijzonder betrekking op habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van groot of zeer groot belang is. De landschappelijke opgave voor het Natura 2000-gebied Binnenveld wordt als volgt beschreven (Ministerie van LNV, 2006): 'Versterken van de functionele samenhang van de Natura 2000 gebieden met hun omgeving ten behoeve van duurzame instandhouding en ter vergroting van de algemene biodiversiteit. Onder andere door herstel natuurlijke waterstromen en standen, zowel grondwater als oppervlaktewater van goede kwaliteit, en op termijn herstel van overstromingsdynamiek. Binnen de Natura 2000 gebieden herstel van gradiënten en mozaïeken van verschillende onderdelen met name t.b.v. kalkmoerassen, blauwgraslanden en vochtige alluviale bossen.' Dit moet ten gunste komen van de samenhang van het netwerk voor met name de fauna en de duurzaamheid van de totale biodiversiteit. Versnippering is door de vorm van de gebieden (grote randlengtes) groot. Tot slot komt dit ten goede aan de compleetheid van levensgemeenschappen en biodiversiteit. Behalve op landschapsniveau heeft ook elk gebied één of meer kernopgaven toebedeeld gekregen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de kernopgaven van een landschap. Elk Natura 2000-gebied levert nu en op termijn een eigen specifieke bijdrage aan de instandhouding van de biodiversiteit van de Europese Unie. De kernopgaven zijn geformuleerd op basis van deze bijdragen, de belangrijkste verbeteropgaven, de aangewezen habitattypen en soorten en op basis van de knoppen waaraan gedraaid kan worden. De kernopgaven moeten leiden tot een meer duurzame bescherming van gebieden en een meer gunstige staat van instandhouding van specifieke habitattypen en soorten. Deze kernopgaven vergen op landschapsniveau en op gebiedsniveau een samenhangende aanpak in beheer en inrichting. In hoofdstuk 7 is dit verder uitgewerkt. De kernopgaven geven de belangrijkste behoud- en herstelopgaven aan, stellen prioriteiten en geven richting bij het opstellen van de beheerplannen (Ministerie van LNV, 2006). De kernopgaven voor het Natura 2000-gebied Binnenveld, zoals aangegeven in het aanwijzingsbesluit en conform het Natura 2000-doelendocument (Ministerie van LNV, 2006) zijn opgenomen in Tabel 2.1. Pagina 11 van 120

Sense of urgency Aan kernopgaven in een aantal Natura 2000-gebieden is een sense of urgency toegekend. Een sense of urgency is toegekend als er bij autonome ontwikkeling in de eerste beheerplanperiode mogelijk een onherstelbare situatie ontstaat. Dat betekent dat de inschatting is gemaakt dat de kernopgave en de daaronder liggende verplichting om minimaal de huidige waarden in stand te houden, zonder speciale maatregelen op de korte termijn, dan niet meer realiseerbaar is. Voor een sense of urgency worden twee categorieën onderscheiden, namelijk een opgave met betrekking tot watercondities en een opgave met betrekking tot beheer. Voor de kernopgaven - en de daaronder vallende habitattypen en soorten - waarvoor een sense of urgency is geformuleerd, moeten de specifieke ecologische vereisten zo snel als mogelijk, doch uiterlijk in 2015 op orde gebracht worden. Dit betekent dat de maatregelen met betrekking tot deze opgaven op korte termijn moeten worden uitgevoerd. Naast maatregelen op de korte termijn zijn ook op de langere termijn maatregelen noodzakelijk voor een duurzame realisatie van kernopgaven met een sense of urgency. Aan beide kernopgaven van het Natura 2000-gebied Binnenveld zijn door de minister van EZ een sense of urgency met een wateropgave toegekend, omdat de kernopgaven afhankelijk zijn van de watercondities (grondwater- of oppervlaktewater) van het gebied. Zie hiervoor Tabel 2.1. Dit betekent dat voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen op korte en lange termijn optimale watercondities nodig zijn. Wateropgave Aan kernopgaven, die gebonden zijn aan habitattypen of soorten die afhankelijk zijn van grondwater of oppervlaktewater, kan in bepaalde Natura 2000-gebieden een wateropgave zijn toegekend. In deze Natura 2000-gebieden zijn optimale watercondities van belang voor het behalen van de Natura 2000-doelen. Aan beide kernopgaven van het Natura 2000-gebied Binnenveld is een wateropgave toegekend (Ministerie van LNV, 2006). Tabel 2.1: Kernopgaven, sense of urgency en wateropgave van Natura 2000-gebied Binnenveld (Ministerie van LNV, 2006). Kernopgave (en Beschrijving Waarom Sense of Wateropgave code) kernopgave urgency Schraalgraslanden Herstel kwaliteit en Heischrale graslanden prioritair 2 (asterisk). Ja m.b.t. Ja (5.05) uitbreiding areaal Internationaal belang voor blauwgrasland watercondities heischrale graslanden 1 binnen Atlantische regio, vanwege centrale *H6230 en ligging én groot aandeel. blauwgraslanden H6410. Van nationaal belang voor bedreigde flora en fauna. Kalkmoerassen en Herstel kwaliteit en Internationaal belang voor overgangs- en Ja m.b.t. Ja trilvenen (5.03) uitbreiding areaal trilvenen (trilvenen) in de Atlantische regio, watercondities kalkmoerassen H7230 en vanwege centrale ligging en relatief groot overgangs- en trilvenen oppervlak. (trilvenen) H7140_A, in Op nationaal niveau van belang voor veel mozaïek met bijzondere soorten en in potentie voor geel schraalgraslanden. schorpioenmos. Huidig oppervlak van beide habitattypen is klein. 1 Kernopgaven zijn doelen op landelijk niveau. Heischrale graslanden komen niet in het Natura 2000-gebied Binnenveld voor en zijn geen instandhoudingsdoel. Daarom wordt er in dit beheerplan niets mee gedaan. 2 Voor in Nederland prioritaire soorten en habitattypen zijn extra beschermingsinspanningen vereist omdat een belangrijk deel van het natuurlijke verspreidingsgebied op Nederlands grondgebied ligt. Wanneer het betrokken gebied een gebied met een prioritair type natuurlijke habitat en/of een prioritaire soort betreft, kunnen alleen argumenten die verband houden met de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid of met voor het milieu wezenlijke gunstige effecten dan wel, na advies van de Commissie, andere dwingende redenen van groot openbaar belang worden aangevoerd. http://eur-lex.europa.eu/lexuriserv/lexuriserv.do?uri=celex:61998j0371:nl:html Pagina 12 van 120

2.3 Instandhoudingsdoelstellingen Naast de doelen die in de kernopgaven staan, zijn er voor elk gebied specifieke doelen voor een aantal soorten en habitats geformuleerd. Dit zijn de instandhoudingsdoelstellingen welke in het aanwijzingsbesluit 3 zijn vastgelegd. Instandhoudingsdoelstellingen zoals bedoeld in artikelen 19d en 19f van de Natuurbeschermingswet 1998 beschrijven de doelen voor de instandhouding van leefgebieden, natuurlijke habitats en populaties in het wild levende plant- en diersoorten, zoals vereist door de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze natuurwaarden moeten in een gunstige staat van instandhouding gebracht of gehouden worden (Directie Natuur, 2005). De gebiedsspecifieke instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Binnenveld, zoals opgesteld in het aanwijzingsbesluit Binnenveld betreffen de volgende habitattypen en habitatsoort: Blauwgraslanden (H6410) Overgangs- en trilvenen (trilvenen) (H7140_A) Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) (H7140_B) Geel schorpioenmos (H1393) Binnen Natura 2000 gelden, landelijk bezien, de grootste opgaven voor de habitattypen graslanden, deze omvatten namelijk zowel een opgave voor uitbreiding van oppervlakte, als een opgave voor herstel van de soortenrijkdom (kwaliteitsverbetering) (Ministerie van LNV, 2006). Hierop zijn de instandhoudingsdoelstellingen gebaseerd die per habitattype binnen de Natura 2000-gebieden zijn bepaald. Het betreft habitattypen waar Nederland relatief belangrijk voor is gezien het aandeel in de totale Europese oppervlakte of gezien de soortensamenstelling (Ministerie van LNV, 2006). Hieronder volgt een algemeen overzicht gegeven van elke instandhoudingsdoelstelling die geldt voor het Natura 2000-gebied Binnenveld. Hierbij ligt de nadruk vooral op de nationale en internationale context van deze instandhoudingsdoelstellingen. Tabel 2.2 geeft een samenvattend overzicht per habitattype. Voor de toestand en het relatieve belang van de habitattypen in Nederland ten opzichte van Europa zie Tabel 2.3. Blauwgraslanden (H6410) Volledige naam Doel Toelichting Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem (Molinion caeruleae) Uitbreiding oppervlakte en behoud kwaliteit. Het Natura 2000-gebied Binnenveld betreft één van de gebieden in Nederland met een relatief groot oppervlakte van het sterk bedreigde habitattype blauwgraslanden. In deelgebied de Bennekomse Meent ligt zelfs het grootste blauwgrasland van Nederland. Het gebied leent zich goed voor uitbreiding van dit habitattype, dat landelijk in een zeer ongunstige staat van instandhouding verkeert. Het gebied levert een grote bijdrage aan het landelijk doel en op termijn kan het gebied een zeer grote bijdrage gaan leveren. Het Natura 2000-gebied Binnenveld wordt genoemd als in principe het meest geschikt voor uitbreiding van blauwgrasland in Nederland (Ministerie van LNV, 2006). 3 De algemene doelen voor ieder Natura 2000-gebied zijn verder gespecificeerd in het aanwijzingsbesluit. In doelen voor habitattypen, habitatsoorten, broedvogels en niet-broedvogels. Deze meer specifieke doelen zijn gebaseerd op het huidige voorkomen (staat van instandhouding), de verandering in het voorkomen van de afgelopen jaren (de trend), de verwachting voor de toekomst en het belang van het gebied voor de soort of habitat. Pagina 13 van 120

Overgangs- en trilvenen (trilvenen) (H7140_A) Doel Toelichting Uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit Het habitattype overgangs- en trilvenen, trilvenen (subtype A) verkeert landelijk in een zeer ongunstige staat van instandhouding. In het gebied komt het habitattype deels in goed ontwikkelde vorm voor (o.a. in De Hel). Verbetering van matige vormen en uitbreiding van oppervlakte is goed mogelijk. De Hel/Blauwe Hel is één van de weinige gebieden in Nederland met trilveen in het beekdal. Trilveen is in Nederland vrijwel beperkt tot de grotere laagveensystemen. Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) (H7140_B) Doel Toelichting Behoud oppervlakte en kwaliteit Het habitattype overgangs- en trilvenen, veenmosrietland (subtype B) verkeert landelijk in een matig ongunstige staat van instandhouding. In het gebied komt het habitattype in een minder goed ontwikkelde vorm voor. H1393 Geel schorpioenmos Doel Toelichting Uitbreiding omvang en verbetering kwaliteit biotoop voor uitbreiding populatie. Geel schorpioenmos is in dit gebied op twee plekken vastgesteld. Het gebied is de enige vindplaats van deze soort naast De Wieden. De soort, die landelijk in een zeer ongunstige staat van instandhouding verkeert, profiteert van de uitbreiding van het habitattype overgangs- en trilvenen, trilvenen (H7140A)] Samenvatting instandhoudingsdoelstellingen Gebiedsdoelstelling Relatieve bijdrage aan landelijk doel Habitat Code Habitattype Oppervlakte Kwaliteit Huidige relatieve Potentiële relatieve Hydrologische potentie bijdrage bijdrage H6410 Blauwgraslanden > = + ++ ++++ H7140_A Overgangs- en > > + + ++++ trilvenen (trilvenen) H7140_b Overgangs- en = = onbekend onbekend onbekend trilvenen (veenmosrietlanden) H1393 Geel schorpioenmos > > onbekend onbekend onbekend Tabel 2.2: Tabel met habitattypen en soorten waarvoor het Natura 2000-gebied Binnenveld is aangewezen. Per habitattype worden in de kolommen achtereenvolgens de gebiedsdoelstelling (opgesplitst naar oppervlakte en kwaliteit), de huidige en potentiële relatieve bijdrage aan het landelijk doel en de hydrologische potentie weergegeven. Overgenomen uit Kiwa Water Research en EGG (2007), voor verklaring van symbolen, zie legenda hieronder. Gebiedsdoelstellingen en relatieve bijdrage aan landelijk doel komen overeen met die in het Gebiedendocument Binnenveld (Ministerie van LNV, 2007) en aanwijzingsbesluit (bijlage 11.2) Legenda: Oppervlakte = Behoud oppervlak > Uitbreiding oppervlak = (<) Behoud, enige afname oppervlak is ten gunste van toegestaan > (<) Uitbreiding oppervlak is op bepaalde plaatsen gewenst en afname oppervlak is op bepaalde plekken ten gunste van toegestaan Pagina 14 van 120

Kwaliteit = Behoud kwaliteit > Verbetering kwaliteit Huidige / Potentiële relatieve bijdrage ++ Zeer grote oppervlakte (>15%) en grotendeels goede kwaliteit en/of bijzondere kwaliteit en/of geografische ligging in combinatie met goede kwaliteit + Zeer grote oppervlakte (>15%) en grotendeels matige kwaliteit of grote oppervlakte (2-15%) of geringe oppervlakte (<2%) met grotendeels goede kwaliteit - Geringe oppervlakte (<2%) en grotendeels matige kwaliteit - - Relictpopulaties van soorten van het habitattype nog aanwezig Hydrologische potentie + Klein: uitbreiding oppervlak of verbetering kwaliteit is nauwelijks mogelijk ++ Matig: enige uitbreiding oppervlak of zwak herstel kwaliteit is mogelijk +++ Groot: uitbreiding oppervlak of herstel kwaliteit is goed mogelijk ++++ Zeer groot: sterke uitbreiding oppervlak is goed mogelijk en plaatselijk verbetering kwaliteit goed mogelijk N/B Onbekend Nummer Relatief belang SVI Totaal Verspreiding Oppervlakte/ populatie Kwaliteit/ leefgebied Toekomst H6410 Zeer groot Zeer ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Zeer ongunstig Matig ongunstig H7140_A Zeer groot Zeer ongunstig Matig ongunstig Zeer ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig H7140_B pm Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig H1393 Pm pdn Zeer ongunstig Zeer ongunstig Zeer ongunstig Matig ongunstig Matig ongunstig Tabel 2.3: Relatief belang en staat van instandhouding habitattypen en soort in Nederland (overgenomen van LNV (2006, p.p. 163 171)), SVI = Staat van instandhouding. 4 2.4 Ecologische vereisten van instandhoudingsdoelstellingen Hieronder worden de belangrijkste ecologische randvoorwaarden en het noodzakelijke beheer beschreven voor de instandhoudingsdoelstellingen. Deze informatie is vooral van belang bij de beoordeling van de staat van instandhouding van het habitattype (zie paragraaf 3.2) en bij de effectbeoordeling in hoofdstuk 5. Habitattypen Het voorkomen van de habitattypen wordt gestuurd door de voor plantengroei relevante milieufactoren, de standplaatscondities. Voor de aangewezen habitattypen in het Natura 2000- gebied Binnenveld zijn vooral de vochttoestand, de basenbeschikbaarheid en de voedselbeschikbaarheid van belang. In Tabel 2.4 staan grenswaardes vermeld voor enkele variabelen die van invloed zijn op deze standplaatscondities. De vochttoestand wordt sterk beïnvloed door de hydrologie, die in Tabel 2.4 wordt gekenmerkt aan de hand van de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG). De basenbeschikbaarheid en de voedselbeschikbaarheid worden onder andere beïnvloed door de voeding met grond- en oppervlaktewater, de bodemsoort en atmosferische depositie van stikstof. 4 Voor betekenis van de status en de gehanteerde methode bij Tabel 2.2 zie Bijlage 9.2 van het Natura 2000-doelendocument (p.p. 163 t/m 171). Pagina 15 van 120

Habitattype ph-h 2O GVG (cm - mv) min max min max GLG (cm - mv) Blauwgraslanden 5 6,5 25-5 40 matig Overgangs- en trilvenen, trilvenen Overgangs- en trilvenen, veenmosrietland en Geel schorpioenmos Trofiegraad voedselarm tot licht voedselrijk Overstromings tolerantie Kritische N- depositie (mol /ha/jr) Kritische N-depositie (kg /ha/jr) niet 1071 15 5,5 7,5 5-5 10 licht voedselrijk niet 1214 17 4,5 5,5 10-5 20 Licht voedselrijk niet 714 10 onbe kend onbe kend onbek end onbe kend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend Tabel 2.4: Grenswaardes van enkele relevante milieufactoren voor de aangewezen habitattypen. De grenswaardes zijn gebaseerd op informatie van Kiwa Water Research (2007), informatie van EZ en gebiedsspecifieke eigenschappen 5. Kritische depositiewaardes zijn conform van Dobben en van Hinsberg (2008). GVG = gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand; GLG = gemiddelde laagste grondwaterstand. Hieronder volgt per habitattype nog een nadere toelichting op de ecologische randvoorwaarden. Ook wordt kort ingegaan op de rol die het beheer speelt bij het realiseren van de juiste standplaatscondities. Habitattype H6410 blauwgraslanden Dit habitattype is gebonden aan basenrijke, natte en matig voedselarme standplaatsen. In goed ontwikkelde vorm zijn blauwgraslanden bijzonder soortenrijk. Blauwgraslanden zijn ooit door lichte ontwatering en hooilandbeheer ontstaan uit trilveenvegetaties. Grondwatervoeding van de standplaats zorgt voor de noodzakelijke vochtvoorziening en toevoer van basen. In beekdalen zoals het Natura 2000-gebied Binnenveld betreft dit meestal dieper grondwater, dat van grote afstanden is aangevoerd en verrijkt met basen. Het grondwaterregime wordt gekenmerkt door relatief hoge standen (GVG niet meer dan 25 cm onder maaiveld), waarbij in natte periodes kort durende inundaties kunnen optreden. In droge periodes zakt de stand (GLG) bij de goed ontwikkelde typen niet verder dan 40 cm onder het maaiveld. In het Natura 2000-gebied Binnenveld is een hoge GLG van belang, omdat de bodem uit veen bestaat. Lage grondwaterstanden leiden tot versnelde mineralisatie van dit veen waardoor nutriëntenverrijking optreedt. In het winter en voorjaar zijn hoge grondwaterstanden noodzakelijk om het zuurbufferende adsorptiecomplex op te laden. Ontwatering beïnvloedt de basenrijkdom en de voedselbeschikbaarheid. Daardoor kan een geringe ontwatering al leiden tot grote veranderingen in de vegetatiesamenstelling. Het beheer dient dan ook gericht te zijn op het creëren van de gewenste hydrologische omstandigheden door het tegengaan van ontwatering en het bevorderen van de aanvoer van basenrijk grondwater. Stagnatie van regenwater dient voorkomen te worden, omdat dit kan leiden tot verzuring. Verder zijn blauwgraslanden afhankelijk van een beheer van maaien en afvoeren. Hierbij moet licht materieel gebruikt worden, om insporing en verdichting van de bodem te 5 Door LNV worden momenteel ecologische vereisten per habitattype opgesteld. Dit gebeurt in drie fasen, waarbij in fase 2 de globale ecologische vereisten van vegetatietypen en habitattypen zijn verzameld. Fase 2 is inmiddels gereed en de ecologische vereisten zijn gepubliceerd op de LNV website. In fase 3 volgt een specificering van de ecologische vereisten per gebied. Deze zijn deels wel beschikbaar, maar nog niet gepubliceerd. Voor de GLG en GVG is gebruik gemaakt van deze gebiedsspecifieke informatie. Pagina 16 van 120

voorkomen. Ter voorkoming van eutrofiëring moet toevoer van voedingsstoffen, bijvoorbeeld via oppervlakte- of grondwater of inwaai van ammoniak, voorkomen worden (Bal et al., 2001). Habitattype H7140 overgangs- en trilvenen (subtype A) Dit habitattype is in het Natura 2000-gebied Binnenveld een veenvormende vegetatie op een vaste bodem en het meest kwetsbare habitattype. Het habitattype komt in verschillende verschijningsvormen voor, afhankelijk van de basenrijkdom van het milieu waarin ze tot ontwikkeling komen. De vegetaties zijn gebonden aan basenrijke tot licht zure, licht voedselrijke standplaatsen. Net als blauwgraslanden zijn de trilveenvegetaties afhankelijk van de aanvoer van basen. De grondwaterstanden bewegen zich vrijwel het gehele jaar rond het maaiveldniveau en zakken hooguit gedurende een korte periode ondiep weg (zie Tabel 2.4). Het habitattype is gevoelig voor verdroging, verzuring en eutrofiëring (Schaminée et al., 1995-1999). Een geringe ontwatering kan al een groot effect hebben op de vegetatiesamenstelling door veranderingen in de zuurgraad, basenverzadiging en beschikbaarheid van voedingsstoffen. Basenhoudend grondwater moet daarom onbelemmerd toe kunnen stromen en ontwatering door te diepe sloten of greppels moet voorkomen worden. Tevens dient stagnatie van regenwater worden tegengegaan. Ook de toevoer van meststoffen, bijvoorbeeld via oppervlakte- en grondwater of inwaai, moet zo veel mogelijk worden voorkomen. In trilveen is een hoofdrol weggelegd voor slaapmossen. Deze zijn noodzakelijk om het milieu te bufferen voor schommelingen in zuurgraad. Bij afwezigheid van deze mossen verzuurt het systeem dan ook zeer snel. De mossen hebben geen wortels en kunnen heel slecht tegen droogvallen. Daarnaast zijn ze slecht opgewassen tegen voedselrijke omstandigheden. Trilvenen zijn afhankelijk van zomermaaien. Dit kan worden uitgevoerd met de hand of met zeer licht materieel. Maaien moet plaatsvinden tussen juni en half augustus; later maaien leidt tot toename van riet. Het maaisel moet worden verwijderd, omdat anders verzuring en verruiging optreedt (Bal et al., 2001). Habitattype H7140 overgangs- en trilvenen (subtype B) Dit habitattype is in het Natura2000-gebied Binnenveld een veenvormende vegetatie op een kraggebodem. Het habitattype komt als een jonge vorm van het Palavicinio-sphagnetum (veenmosrietland) voor in een zuur milieu, dat door de kraggevorming enigszins is geïsoleerd van het oppervlaktewater. De vegetaties zijn gebonden aan gestratificeerde standplaatsen met een zure bovenlaag en een basenhoudende onderlaag. De waterstanden bewegen zich het hele jaar door rond het maaiveldniveau, wat bevorderd wordt doordat de kraggen bij wisselende waterstanden meebewegen omdat ze drijven. Het habitattype is gevoelig voor schommelingen van de waterstand, als de kragge aan de ondergrond is vastgegroeid. Er treed dan snel dominantie van gewoon haarmos op. In veenmosrietland is een hoofdrol weggelegd voor veenmossen. Het is een trilveen opvolgend successiestadium waar door voortgaande veenvorming, en dus het dikker worden van de kragge, een toenemende isolatie van het basenrijke grond- of oppervlaktewater is opgetreden. Hierdoor zijn de slaapmossen uit het trilveen verdreven door veenmossen. De veenmossen verzuren hun standplaats actief waardoor voor andere soorten, zoals kamvaren, vestigingsmogelijkheden ontstaan. De groei van veenmossen wordt gestimuleerd door stikstofaanvoer, b.v. depositie van ammoniak, waardoor een nog sterkere verzuring optreedt en de kruidenrijke vorm wordt vervangen door een kruidenarme vorm. Dit is in Nederland op grote schaal gebeurd (Schaminee et al, 1995-1999). Daarnaast kan stikstof doorslaan, het wordt dan niet meer opgenomen door de veenmossen. Hierdoor ontstaan vestigingsmogelijkheden voor bomen als zachte berk. Veenmosrietlanden zijn afhankelijk van maaien. Dat kan zowel in het najaar (aug-nov) als in de winter. Het maaisel moet worden verwijderd omdat anders verstikking van veenmossen optreedt, er nog meer voedsel voor bomen beschikbaar komt en het habitattype snel verruigd en verbost. Pagina 17 van 120