KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN BEHEERSEENHEID MATHEMATISCH MODEL VAN DE NOORDZEE Advies van het Bestuur aan de minister bevoegd voor de bescherming van het mariene milieu betreffende: de aanvraag tot machtiging en vergunning van de n.v. Belwind voor de bouw en eploitatie van een windmolenpark op de Bligh Bank in de Noordzee Bijlage 1: Overzicht van de brieven ontvangen naar aanleiding van de inspraakprocedure. December 2007 MUMM 100 Gulledelle B 1200 Brussels Belgium
Bijlage 1 aan het advies: overzicht van de brieven ontvangen naar aanleiding van de inspraakprocedure voor het project van de n.v. Belwind: windmolenpark op de Bligh Bank
1. Inleiding Een officieel bericht met alle praktische modaliteiten van de procedure voor de publieke consultatie werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2007. De milieuvergunningsaanvraag, die het milieueffectenrapport (MER) bevat, was consulteerbaar van 10 augustus tot 7 september 2007 in de burelen van de Beheerseenheid Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) gelegen te Brussel en Oostende en in iedere kustgemeente of -stad. Iedere belanghebbende persoon of vereniging kon zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren per aangetekende brief overmaken aan de BMM, hierna "het Bestuur" genoemd, vóór 24 september 2007. Omdat het project gelegen is langs de maritieme grens met Nederland, werden de Nederlandse autoriteiten, middels een brief verstuurd op 1 augustus 2007, ingelicht conform de wet van 9 juni 1999 betreffende de milieueffectenrapportage in grensoverschrijdend verband. Het aanvraagdossier met inbegrip van het MER werd op 10 augustus 2007 openbaar gemaakt op de internetsite van het Bestuur. Alle kustgemeenten en steden bevestigden dat het dossier ter inzage lag voor de bevolking tijdens de voorziene periode, en hebben daarover binnen de gemeente of stad de bevolking geïnformeerd. In totaal werden twee in België verzonden brieven met standpunten, opmerkingen en bezwaren ontvangen: College van Burgemeester en Schepenen van de Stad Brugge (hierna Brugge genoemd): brief gedateerd 6 september 2007 ontvangen op 7 september 2007. De heer Vinck (privé persoon): brief gedateerd 19 september 2007 ontvangen op 20 september 2007. Bovendien werden van de Gemeente Bredene en de Gemeente De Panne pro forma brieven ontvangen die dienden om het Bestuur in te lichten van het openen en het sluiten van de periodes van de openbare consultatie. In totaal werd één uit Nederland verzonden brief met standpunten, opmerkingen en bezwaren ontvangen na de publieke consultatie in Nederland: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat: brief gedateerd 23 oktober 2007 en per fa ontvangen op 23 oktober 2007. Alle door het Bestuur ontvangen brieven werden zorgvuldig gelezen en alle relevante milieuargumenten werden in rekening gebracht bij de milieueffectenbeoordeling (MEB). Een kopie van de brieven wordt bezorgd aan de n.v. Belwind, alsook aan de bevoegde ministers. Dit document geeft een overzicht van de belangrijkste milieuargumenten die aangehaald werden in de door het Bestuur ontvangen brieven. BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 1
2. Geluid 2.1. Argumentatie brieven Volgens Brugge is het aangewezen te stellen dat de molens niet hoorbaar mogen zijn aan de kustlijn en de nabije bewoning. Rekening houdend met de prognoses van de geluidsimmissie, lijkt het volgens Brugge niet waarschijnlijk dat er geluidsproblemen te verwachten zijn ter hoogte van de kustlijn. Brugge herhaalt het in het MER vermelde specifieke geluid ter hoogte van de kustlijn in de meest kritische situatie (+/- 33 db(a)), en vermeldt ter vergelijking de geluidsmetingen uitgevoerd door de dienst Leefmilieu. Het gemiddelde achtergrondgeluidsniveau s nachts bedraagt volgens deze metingen tussen de 48 en 50 db(a) ter hoogte van de kustlijn; evenwel kunnen in de dorpskom van Zeebrugge de geluidsniveau s beduidend lager zijn (36/37 db (A)). 2.2. Beoordeling BMM Tijdens de eploitatiefase zal het geluid aan de kustlijn in het slechtste geval van dezelfde grootteorde zijn als het bestaande omgevingsgeluid. Aangezien dit geluid in een smaller frequentiebereik ligt dan het omgevingsgeluid zal het zich ermee vermengen. Het geluid zal geen objectieve hinder veroorzaken voor de kustbewoners. Het zal binnen de grenswaarden van de toepasselijke normen blijven. De gegevens aangehaald door de stad Brugge bevestigen dat het geluid van de turbines aan de kust ook in de meest kritische situatie niet hoorbaar zou zijn. Metingen van het bovenwatergeluid zullen reeds uitgevoerd worden na de constructie van de eerste windturbines op de Thorntonbank, die dichter bij de kust liggen dan deze waarvoor de milieueffecten in dit rapport beoordeeld worden. 3. Risico s en veiligheid 3.1. Argumentatie brieven Indien Zeebrugge gekozen wordt als aanlandingspunt voor de hoogspanningskabels stelt de stad Brugge vast dat het essentieel is dat de nodige voorzorgen worden getroffen opdat dit geen enkel risico impliceert voor de aanwezige en of in de toekomst geplande activiteiten (zie o.m. LNG-terminal, gasvervoerinstallaties,...). Verder is het voor de stad Brugge evident dat de maimale beveiliging voorzien wordt ter voorkoming van ongevallen en verder maimale voorzorgen om schaduwzones en valse echo s op communicatie- en begeleidingsapparatuur (o.m. radars) en dergelijke uit te sluiten. Dhr. Vinck vindt dat: de geplande aanleg van een MEGA-park (2000MW) gelegen in een uiterst actieve navigatiezone en bepaalde aspecten van het ongevalspotentieel niet doorgrond zijn. De Nederlandse overheid wijst erop dat het gebied een druk scheepvaartgebied is. Het routegebonden verkeer bestaat voornamelijk uit noord- en zuidgaande kustvaart en verkeer naar en van de Westerschelde. Deze twee verkeersstromen kruisen elkaar ter plaatse van de windconcessiezone. Tevens bevinden zich in het gebied veel niet-routegebonden schepen BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 2
(visserij, kleine vaart, recreatie). Eveneens geven windturbineparken, volgens de Nederlandse overheid, een zichtbelemmering; met name in het geval van kruisend verkeer en zeker in combinatie met de recreatievaart. De aanwezigheid van windparken kan desoriëntatie veroorzaken en aldus wordt het overzicht op het verkeerspatroon negatief beïnvloed. De aanwezige windturbineparken en ondiepe zandbanken leveren ter plaatse weinig manoeuvreerruimte op voor het koerskruisende verkeer. Meerdere windparken kunnen voor de kustvaart een blokkade gaan vormen indien de ruimte tussen de windparken te gering wordt om een veilige doorvaart (in combinatie met een uitwijkmanoeuvre) mogelijk te maken. Hierdoor wordt de bereikbaarheid van Nederlandse zeehavens bemoeilijkt. Gezien bovenstaande overwegingen verzoekt de Nederlandse overheid het Bestuur nader te bezien in hoeverre maatregelen getroffen kunnen worden om de voorziene negatieve beïnvloeding door de plaatsing van windturbineparken op de complee verkeerssituatie te compenseren. Tevens verzoekt de Nederlandse overheid het Bestuur om de onderlinge afstand tussen het te bouwen windturbinepark op de Thorntonbank (C-Power) en het voorgenomen windmolenpark op de Blight Bank (Belwind) te maimaliseren, zodat een veilige noord-en zuidgaande kustvaart ter plaatse mogelijk blijft (eventueel aangevuld met markerings- en/of routeringsmaatregelen). De Nederlandse overheid is van mening, alhoewel volgens haar nog niet tot de orde, dat de plaatsing van het voorgenomen windmolenpark Eldepasco (midden tussenbeide hierboven genoemde windturbineparken) vanuit scheepvaartoogpunt uiterst ongewenst is. De onderlinge afstanden tussen parken worden te gering om een veilige doorvaart mogelijk te maken: derhalve zal de kustvaart ernstig belemmerd worden en de bereikbaarheid van de Nederlandse zeehavens bemoeilijkt worden. De Nederlandse overheid vraag het Bestuur nader te bezien in hoeverre de locatie van dit windturbinepark kan worden heroverwogen. 3.2. Beoordeling BMM Van de vergunninghouder wordt vereist dat hij een noodplan opstelt in samenwerking met het begeleidingscomité en ter goedkeuring voorlegt aan het Bestuur. Het noodplan heeft betrekking tot de noodgevallen voortkomende uit de activiteit en tot de ongevallen veroorzaakt door derden in het concessiegebied. Bovendien dient de vergunningshouder voor de uitvoering van dit plan de vereiste werkploegen en uitrustingen (Tier 1- niveau) paraat te houden. Het noodplan dient specifieke maatregelen voor reddingsoperaties en de bestrijding van verontreiniging te omvatten. Het tracé van de kabels moet door de bevoegde diensten van de FOD Economie en door de Minister, bevoegd voor Energie, goedgekeurd worden. In de goedkeuringsprocedure zal ongetwijfeld rekening worden gehouden met mogelijke interacties met de LNG terminal en de gasverwarmingsinstallaties. Tijdens de constructiefase en zolang de industriële ontwikkeling in de zone zich tot twee of drie concessies beperkt, blijft het scheepsverkeer door de zone heen mogelijk en zullen bijzondere veiligheidsmaatregelen zich opdringen. Er wordt aanbevolen een ver doorgedreven bebakening van de doorgang tussen de concessies van Belwind en C-Power en de Bank zonder Naam in te stellen met kardinaal- en lateraalboeien en vlotters. BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 3
Het instellen van een IMO verkeersscheidingsstelsel tussen de concessies komt niet aan de orde omdat zo n maatregelen zou impliceren dat niet meer zal worden gebouwd in de zo ingestelde navigatiepas. Er moet uiteraard duidelijk worden gesteld dat een beveiliging van de scheepvaart binnen de voor windenergie voorziene zone enkel als voorlopige maatregel in overweging komt, zolang scheepsverkeer in de zone mogelijk blijft. Mits gunstige milieueffectenbeoordeling wordt natuurlijk op termijn voorzien dat het geheel van de zone in gebruik genomen wordt voor windenergie. Buiten de zone kan geen concessie verleend worden voor een windmolenproject. Het juiste evenwicht dient gezocht te worden waarbij de windparken op zee als economische activiteit kunnen ontwikkelen en de scheepvaart van en naar de Belgische en Nederlandse haven zo weinig mogelijk economisch verlies lijden. Het gebruik van de zee is immers niet uitsluitend voorbehouden aan de scheepvaart. In België werd met het KB van 17/05/2004 een zone voorbehouden voor de eploitatie van windenergie en is de situatie dus al meerdere jaren duidelijk. Vanzelfsprekend blijft een goede verstandhouding en overleg met het Vlaamse Gewest en de Nederlandse overheid bij het uitvoeren van scheepvaartgerelateerde maatregelen een noodzaak. Mogelijke compensatiemaatregelen worden in de milieueffectenbeoordeling besproken. 4. Biodiversiteit, avifauna, zeezoogdieren 4.1. Argumentatie brieven Brugge herhaalt dat effecten zoals een verandering/verhoging van de biodiversiteit, verstoring van aanvaringsgevoelige vogelsoorten, eventueel ook effecten op zeezoogdieren als gering negatief worden beoordeeld in het MER. Dhr. Vinck uit zijn bezorgdheid over de schadelijke effecten van een windmolenpark op de vogelmigratie, aangezien de zuidelijke Noordzee bekend staat als trek-en pleistergebied. Analoog doch niet helemaal vergelijkbaar, volgens dhr. Vinck, maar op zijn minst indicatief van de aantallen migrerende vogels (en tevens van de invloed van grote structuren in volle zee) is een aan gang zijnde studie van de licht-effecten van boorplatformen in de (Noordelijke) Noordzee, met als gevolg het testen van gedempt/zacht licht. In deze studie wordt gewag gemaakt van de passage tweemaal per jaar van 60 miljoen vogels, waarvan 6 miljoen stoppen aan boorplatformen. De kerstboom lichteffect-aantrekking van de boorplatformen zou verantwoordelijk zijn voor de dood van 1 miljoen trekvogels wegens desoriëntatie en vermoeidheid zodat zij hun bestemming niet bereiken. De Nederlandse overheid vraagt het Bestuur om de naar voor gebrachte punten tijdens het overleg op 18 oktober 2007 nader te onderzoeken en de uitkomsten van dit onderzoek in overweging te nemen bij het beoordelen van het MER. Deze punten werden tijdens het overleg aangehaald door de heer van der Tol van Rijkswaterstaat Waterdienst en handelde over de mogelijke (cumulatieve) effecten die de windturbineparken in het door de Belgische overheid aangewezen concessiegebied kunnen hebben op de Nederlandse Voordelta. BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 4
4.2. Beoordeling BMM De mogelijke optredende effecten voor biodiversiteit, avifauna, benthos en vissen werden uitvoerig besproken in het MER bij de aanvraag. Deze effecten worden in de beoordeling van het MER door de BMM grondig onderzocht, waarbij rekening gehouden wordt met de aard van de effecten, de biota die aangetast worden, het gebied waarover ze kunnen optreden, en de periode waarover ze kunnen optreden. Waar dit noodzakelijk geacht wordt, worden in het advies mitigerende maatregelen voorgesteld. Bovendien dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de optredende effecten tijdens de constructie- en eploitatiefase in een gepast monitoringprogramma. In de beoordeling van het MER, in de voorstellen voor mitigerende maatregelen en het monitoringprogramma, wordt verwezen naar, en rekening gehouden met de mogelijke effecten voor de fauna die naar voor gebracht werden tijdens het overleg op 18 oktober 2007 met de Nederlandse overheid. 5. Zeezicht en cultureel erfgoed 5.1. Argumentatie brieven Volgens dhr. Vinck stelt zich indirect het probleem van de stroomtransmissies van de kust naar het hinterland: hierbij is er bijkomende visuele hinder indien luchtkabel verbinding wordt voorzien of is er een bijkomende kostprijs indien ondergrondse transmissie wordt voorzien. Dhr. Vinck is van mening dat de aanwezigheid van scheeps/vliegtuigwrakken dient nagegaan te worden. Anderzijds blijkt op de Thorntonbank aanzienlijke aanwezigheid voor te komen van voorhistorische fossielen en is het volgens dhr.vinck niet anders op de Bligh Bank. Dit wordt niet vermeld in het MER en verdient aandacht aldus dhr. Vinck. Sedert augustus 2006 wordt volgens dhr. Vinck overigens werk gemaakt van de bescherming van wrakken en van fossielen in de Noordzee. 5.2. Beoordeling BMM Het onderzoek van de visuele hinder die de bovengrondse transmissiekabels zullen meebrengen, valt buiten het kader van deze MEB, gezien deze kabels zich op land bevinden. De aanwezigheid van scheeps- en vliegtuigwrakken wordt aangeduid op de zeekaarten, en is relevant voor de constructie van de turbines en de aanleg van de kabels. Voor de aanleg van de kabel en de turbines wordt in verband hiermee bijgevolg een uitvoerig grondonderzoek uitgevoerd door de aanvrager. Het is niet de bedoeling dat in de toekomst alle scheeps- of vliegtuigwrakken beschermd worden. In het gebied van het windpark, of in het traject van de kabels, zijn geen historisch of archeologisch belangrijke wrakken of war graves gekend die verwijderd of aangetast zullen BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 5
worden door dit project. De BMM oordeelt dat de onderzeese wrakken in of in de nabijheid van het projectgebied eerder een aandachtspunt vormen voor de aanvrager dan een belangrijk milieuprobleem vormen, of een probleem van cultureel erfgoed. In de hele Noordzee worden regelmatig fossielen opgevist. De fossielen die men in de omgeving van de Bligh Bank zou kunnen aantreffen zijn meestal niet zeldzaam, en bevinden zich ongetwijfeld niet meer in hun oorspronkelijke matri, die een inspanning voor wetenschappelijk onderzoek zou verantwoorden. De impact van de bouw van een windpark op eventuele aanwezige fossielen in het gebied zijn marginaal in vergelijking met de mogelijke impact van andere activiteiten zoals visserij, sedimentetractie en baggerwerken. 6. Energie 6.1. Argumentatie brieven Dhr. Vinck wijst erop dat maatregelen op Federaal, op Vlaams en Waals vlak inzake hernieuwbare energie op incoherente wijze worden genomen en dat een vooruitziend energiebeleid ontbreekt. Bovendien is het onduidelijk of een uitstap uit kernenergie behouden blijft. Windenergie kan black-outs en overbelasting van het net tot gevolg hebben. 6.2. Beoordeling BMM De BMM beoordeelt de effecten op het milieu van de constructie van een windpark op zee. Een discussie over politieke beslissingen in verband met het energiebeleid, en in verband met de technische aspecten van het gebruik van de energie, valt buiten het kader van de MEB. BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 6
7. Overzicht brieven Argument Landschap/ visuele hinder en cultureel erfgoed Geen info over indirecte visuele hinder die de bovengrondse transmissiekabels zullen meebrengen. De analyse en effecten voor de 60 eenheden moeten principieel in een breder kader van een mega windpark (270-460 eenheden) geplaatst worden. Er wordt weinig aandacht gegeven aan mogelijke aanwezigheid van scheeps- en vliegtuigwrakken op de Bligh Bank, en er wordt geen aandacht gegeven aan de vermoedelijke aanwezigheid van voorhistorische fossielen. Rampen/veiligheid/gevolgen van ongeval De aanleg van de kabels mag geen risico meebrengen voor de aanwezige en toekomstige geplande activiteiten in Zeebrugge (LNG terminal, gasvervoerinstallaties,...). Het gebied is een druk scheepvaartgebied; twee verkeersstromen kruisen elkaar ter plaatse van de windconcessiezone, en daarnaast is er veel niet-routegebonden scheepvaart. Windparken geven zichtbelemmering, en het overzicht op het verkeerspatroon wordt negatief beïnvloed. Door windturbineparken en ondiepe zandbanken is er weinig manoeuvreerruimte voor koerskruisend verkeer. Meerdere windparken kunnen een blokkade vormen indien de ruimte tussen de parken te gering wordt voor een veilige doorvaart; hierdoor wordt de bereikbaarheid van de Nederlandse havens bemoeilijkt. De geplande aanleg van een MEGA-park (2000MW) gelegen in een uiterst actieve navigatiezone en bepaalde aspecten van het ongevalspotentieel zijn niet doorgrond. Geluid Windturbines mogen geen geluidsoverlast veroorzaken voor kustbewoners. Biodiversiteit/ benthos/ vissen Vogelmigratie kan belangrijke schadeaantasting ondervinden, gezien de zuidelijke Noordzee bekend staat als trek- en pleistergebied. Energie Het nagestreefde globale KYOTO-objectief van een 5% reductie aan broeikasgas emissies in 2012 t.o.v. 1990 vergt in hoofdzake beantwoording door zware industrie (chemie, cement, staal) en door verkeer. De maatregelen op Federaal, op Vlaams en Waals vlak inzake hernieuwbare energie worden op incoherente wijze genomen en een vooruitziend energiebeleid ontbreekt. Er is geen coördinatie tussen de gewestregeringen en het federaal beleidsniveau (voorlopig onbestaand), en het is niet Stad Brugge Rijkswaterstaat W.Vinck BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 7
Argument Stad Brugge Rijkswaterstaat W.Vinck duidelijk of de kernenergie-uitstap zal behouden blijven. Windturbineprojecten worden in een geheel dat onsamenhangend is naar voor geschoven. De werkelijke kostprijs van windenergie ligt tussen 1,5 en 2,5 hoger dan conventionele energiebronnen, en deze kostprijs wordt gesubventioneerd ten koste van de gemiddelde belastingbetaler en de elektriciteitsconsument. Windenergie betreft een instabiele energievoorziening, met mogelijkheden tot blackouts en overbelasting van het net op bepaalde plaatsen. BMM-UGMM-MUMM Afdeling 15 8
COLOPHON This report was issued by MUMM in december 2007. Status draft final version revised version of document confidential Available in English Dutch French If you have any questions or wish to receive additional copies of this document, please send an e-mail to info@mumm.ac.be, quoting the reference, or write to: MUMM 100 Gulledelle B 1200 Brussels Belgium Phone: +32 2 773 2111 Fa: +32 2 770 6972 http://www.mumm.ac.be/ MANAGEMENT UNIT OF THE NORTH SEA MATHEMATICAL MODELS SECTION 15