Plaats van de jongere in het Nederlandse recht



Vergelijkbare documenten
Plaats van de jongere in het Nederlandse recht

Minderjarigheid in het recht

Gezagsdragers hebben (anders dan pleegouders) de plicht te voorzien in het levensonderhoud van het kind waarover zij het gezag uitoefenen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat is gezag? De ouder Gezag en erfrecht Wie heeft het gezag? de NOTARIS en. Gezag. en voogdij

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LVAK, najaar 2017 Mr. Lydia Janssen. Beschrijft juridische banden tussen ouders en kinderen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gezag, omgang en informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gezag, omgang en informatie. Ministerie van Justitie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gezag, omgang en informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBNHO:2013:10520

Burgerlijk Wetboek Boek 1, Personen- en familierecht

Afstamming heeft alles te maken met welke bloedband je hebt met je voorouders (je ouders, grootouders, overgrootouders,...). Je afstamming bepaalt

Is een prenatale aantekening in het gezagsregister van gezamenlijk gezag van ongehuwde ongeregistreerde ouders mogelijk?

Protocol Informatieverstrekking. november 2017

Gezag, omgang en informatie

Werkstuk Maatschappijleer Curatele, mentorschap en bewindvoerschap

Ouderschap, gezag en scheiding

Training complexe echtscheidingen. 1 Regio Gooi en Vechtstreek

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Het huwelijk van twee mannen of twee vrouwen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op is ingekomen ter griffie van de rechtbank te dit verzoek, ingediend door Verzoeker I. Verzoeker II

PUBLICATIEBLAD. LANDSVERORDENING van de 8'*^mei 2010 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek^ (Landsverordening herziening namenrecht)

Compendium van het personenen familierecht

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

Voor de RBCZ Sectoren Medisch Sociaal Psychosociaal

MENTORSCHAP TEN BEHOEVE VAN MEERDERJARIGEN ARTIKELEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming plaats hebben.

Cliënt Onder een cliënt verstaan we de jeugdige, zijn (stief)ouders of wettelijk vertegenwoordigers.

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

Vermoeden meemoederschap De persoon die als moeder in de ten opzichte van. ten opzichte van geboorteakte is vermeld de echtgenoot van de moeder

Gezag, omgang en informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Inleiding tot de burgerlijke stand

8 Kind en scheiding. mr. MJ.C. Koens. 2e gewijzigde druk

A 2011 N 57 PUBLICATIEBLAD

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Afstamming. U hebt vragen over uw afstamming of over de afstamming van uw kind

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

Compendium van het personenen familierecht

OUDERSCHAPSPLAN II. juli 2011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBDHA:2017:6614

Informatie over bewindvoering

HOMOSEKSUEEL OUDERSCHAP - De juridische aspecten -

7 Inleiding / 11 8 Verkrijging, verlening, verlies en vaststelling van het Nederlanderschap / 12 9 Nationaliteit en internationaal privaatrecht / 16

Schoolbeleid

INHOUD. Voorwoord / 5. 1 Burgerlijk Wetboek Boek 1 (uittreksel) / 17. Titel 1 Algemene bepalingen / 17. Titel 2 Het recht op de naam / 17

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

Eerste Kamer der Staten Generaal

Adoptie van een kind in Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

lnleiding /1 I. Ontwikkeling van het personen- en familierecht / 2 II. EVRM / 8 HI. Europeanisering / 23 IV. Literatuur / 28

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepaling. Artikel 1. HOOFDSTUK 2 Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2

De keuze van de achternaam. Ministerie van Justitie

Verlies van een partner - Verwerking - Kinderen

Als ouders niet meer samen zijn

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Het conceptwetsvoorstel lesbisch ouderschap onder de loep

Als ouders niet meer samen zijn

Als ouders niet meer samen zijn

MEMORIE VAN TOELICHTING

ZITTING

Het hedendaagse personen en familierecht

Verzoek tot ondercuratelestelling in plaats van bewind en/of mentorschap

Verzoek tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over een minderjarige

De in de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding vergeten voogden en het voogdijplan

Protocol Gezag en omgang na scheiding. Datum 30 januari 2013

Verzoek tot ondercuratelestelling

Protocol School en echtscheiding

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

Als ouders niet meer samen zijn Informatie over de rechten en plichten van gescheiden ouders bij hulpverlening aan kinderen

Mevrouw mr M.I. Loof, notaris bij Westvest Netwerk Notarissen, Westvest 38, 2611 AZ Delft, telefoon ,

Verzoek tot ondercuratelestelling in plaats van bewind en/of mentorschap

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBASS:2011:BP3458

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

Definities van de gehanteerde termen:

Schuingedrukte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op pagina 4.

VOORJAARSWIJZIGINGEN FAMILIERECHT mr. L.H.M. Zonnenberg

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

Verzoek tot ondercuratelestelling

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling

INHOUD. INLEIDING... 1 A. De wet... 3 B. De rechtspraak C. De rechtsleer D. De gewoonte E. De algemene rechtsbeginselen...

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TESTAMENT HERROEPING ERFGENAMEN WETTELIJKE VERDELING OPVULLEGAAT

Echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, kunnen om een ontbinding van het huwelijk verzoeken.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Voogdijmaatregel Informatie voor ouders over voogdij

Transcriptie:

Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 2 2.1 Inleiding kinderrechten De plaats van de jongere in het Nederlandse recht wordt vooral bepaald door regels die direct of indirect betrekking op hem hebben. Deze regels zijn niet overzichtelijk gerangschikt in wetten opgenomen en er bestaat dus geen algemene jeugdwet. Dikwijls zijn de geldende regels slechts met moeite te vinden, omdat ze zijn geformuleerd in rechten en plichten van ouders en andere opvoeders. Zo vloeit uit de plicht van de ouders tot verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen het recht voor de jongeren voort om te worden verzorgd en opgevoed. Op 20 november 1989 is door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het Verdrag inzake de rechten van het kind aangenomen. Nederland heeft dit verdrag in 1990 ondertekend en in 1995 geratificeerd, dat wil zeggen; dat het verdrag sindsdien ook voor Nederland geldt. De tekst van de geautoriseerde Nederlandse vertaling is achter in dit boek als bijlage opgenomen. In het verdrag staat onder meer dat de opgenomen rechten voor alle kinderen gelden, zonder enige uitzondering. De overheid heeft de plicht om het kind te beschermen tegen elke vorm van discriminatie, zij mag geen enkel recht schenden en heeft de plicht de rechten juist te bevorderen. Het belang van het kind moet ten grondslag liggen aan alle maatregelen die het kind betreffen. De overheid heeft de plicht het kind te beschermen als ouders of verantwoordelijke instellingen daarin tekortschieten. In het jeugdrecht nemen familierechtelijke betrekkingen een belangrijke plaats in. Vrijwel iedere jongere wordt immers in een familie, in een gezin grootgebracht. De kwaliteit van de relaties binnen het gezin bepaalt in belangrijke mate de groeikansen van de jongere. In dit hoofdstuk staan de regels die de voorwaarden moeten bieden BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 040

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 41 om recht te doen aan de positie van de jongere in het gezin en in de samenleving. Na afstamming en minderjarigheid komen ouderlijk gezag en voogdij aan de orde, gevolgd door de woonplaats en de wegloopproblematiek. Het levensonderhoud, de naam en naamswijziging, nationaliteit en naturalisatie sluiten daarbij aan. Ten slotte volgen de burgerlijke stand, het hoorrecht en de geneeskundige behandeling. 2.2 Afstamming Afstamming is de betrekking tussen ouders en kinderen die ontstaat door de bloedbanden die tussen hen bestaan. Biologisch gezien heeft iedereen een vader en een moeder. Maar zijn deze biologische ouders ook juridische ouders? Voor de vrouw is dat in het Nederlandse recht nagenoeg steeds het geval. De biologische vader is echter niet altijd de juridische vader. Zijn rol kan beperkt zijn tot zaaddonor of (daadwerkelijke) verwekker. Heeft het kind een juridische moeder en een juridische vader, dan staat het in familierechtelijke betrekking tot beide ouders en hun familie. Dat geldt voor kinderen die geboren worden uit een huwelijk én voor kinderen die buiten een huwelijk geboren worden en door de vader erkend worden. Is de moeder bij de geboorte van een kind ongehuwd en wordt het kind niet erkend door de vader, dan staat het alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder en haar familie. Vader van een kind is ook de man van wie het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of die het kind heeft geadopteerd. Door afstamming ontstaat bloedverwantschap. Door het huwelijk ontstaat aanverwantschap tussen de ene echtgenoot en de bloedverwanten van de andere. Bovenstaande regels gelden ook wanneer het kind is verwekt met behulp van moderne voortplantingstechnieken; bijvoorbeeld wanneer het genetische materiaal afkomstig is van een donorman (zaadcel) en een donorvrouw (eicel). Wanneer er vervolgens in-vitrofertilisatie (reageerbuismethode) en embryotransfer waarbij het embryo in een draagmoeder is geïmplanteerd en het kind eventueel aan wensouders is gegeven heeft plaatsgehad, dan is toch de vrouw die het kind heeft gebaard voor de wet de moeder. Indien zij is gehuwd, is haar echtgenoot voor de wet de vader. Wensouders kunnen slechts via adoptie de juridische ouders worden van het kind. Daartoe moeten de draagmoeder en haar eventuele echtgenoot ontheven worden van het ouderlijk gezag. In de praktijk is men hiermee zeer terughoudend, omdat dit een oneigenlijk gebruik is van de betreffende kinderbeschermingsmaatregel. bloedbanden BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 041

42 Jeugd en recht de gevolgen van de geboorte als de vader de vader niet is 2.2.1 geboorte Het gebruikelijkst is uiteraard de afstamming door geboorte. Het kind dat uit het huwelijk van zijn ouders geboren wordt, heeft de man tot vader en de vrouw tot moeder. Dit geldt ook indien dit kind niet door de man is verwekt. De wetgever heeft dit zo bepaald. Door het enkele feit van de geboorte komt het kind in familierechtelijke betrekkingen te staan tot beide ouders. De ouders kunnen kiezen welke geslachtsnaam het kind krijgt: die van de vader of die van de moeder. Dit alles geldt in beginsel ook voor het kind dat binnen 306 dagen na de ontbinding van het huwelijk door de dood van de vader is geboren. Het heeft de vroegere echtgenoot tot vader, ook als de moeder is hertrouwd na het overlijden van haar man. Alleen wanneer zij en haar echtgenoot sinds de 306de dag voor de geboorte van het kind gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind voor de ambtenaar van de burgerlijke stand het vaderschap van haar overleden echtgenoot ontkennen. Als de moeder niet gehuwd is, komt het kind van rechtswege alleen tot haar en haar familie in familierechtelijke betrekkingen te staan. Het draagt dan de geslachtsnaam van de moeder. Ontkenning van het huwelijkse vaderschap Beide (ex-)echtgenoten én het kind kunnen het huwelijkse vaderschap ontkennen als de man niet de biologische vader van het kind is. Dit betekent dat zij ontkennen dat de man het kind heeft verwekt. Zij moeten in dit geval de rechter verzoeken de ontkenning van het vaderschap gegrond te verklaren. Voor de moeder geldt dat zij dit verzoek binnen een jaar na de geboorte van het kind moet indienen, voor de vader dat hij dit moet doen binnen een jaar nadat hij vernomen heeft dat hij vermoedelijk niet de biologische vader van het kind is. Het kind zelf moet binnen drie jaar nadat het heeft gehoord dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is, dit verzoek indienen. Hoort het dit tijdens zijn minderjarigheid, dan kan het verzoek tot uiterlijk drie jaar na het bereiken van de meerderjarigheid worden ingediend. Als (een van) zijn ouders het vaderschap ontken(t)nen, is het kind belanghebbende in het rechtsgeding. De rechter benoemt dan een bijzondere curator om de belangen van het minderjarige kind te behartigen. Biologisch vaderschap kan met behulp van bloed- of DNA-onderzoek bijna met 100% zekerheid worden vastgesteld. Ontkenning kan in beginsel niet als de man eerder instemde met bijvoorbeeld kunstmatige donorinseminatie, met in-vitrofertilisatie met donorzaad of indien hij voordat hij huwde reeds wist dat de vrouw van een ander zwanger was. Alleen wanneer de vrouw hem heeft bedrogen omtrent de verwekker, kan BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 042

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 43 de man het vaderschap ontkennen. In beide gevallen heeft het kind zonder meer het recht om het vaderschap te ontkennen. Alleen de rechter kan op verzoek van de betrokkenen de ontkenning van het vaderschap vaststellen. 2.2.2 erkenning Een erkenning is de verklaring van een man dat hij een kind als het zijne erkent. In juridische zin is het een rechtshandeling waardoor de man het vaderschap aanvaardt. Met toestemming van de ongehuwde moeder kan hij een kind als het zijne erkennen. Deze man hoeft niet de biologische vader van het kind te zijn. Door de erkenning ontstaan familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en deze man en zijn familie. Er ontstaat over en weer erfgenaamschap. De man krijgt echter door de erkenning niet het gezag over het kind. Daarvoor zou hij moeten trouwen met de moeder, met haar een geregistreerd partnerschap aangaan of beide ouders moeten aan de griffie van de rechtbank gezamenlijk ouderlijk gezag vragen. Het kind kan wel de geslachtsnaam van de man krijgen als beide ouders dat willen en het heeft het recht door hem onderhouden te worden. Voor erkenning van minderjarigen onder de zestien jaar is voorafgaand schriftelijke toestemming van de moeder vereist. Minderjarigen van twaalf jaar en ouder moeten zelf ook voorafgaand schriftelijke toestemming geven. De rechter kan de vader echter in beide gevallen op verzoek van de vader plaatsvervangend toestemming geven als die de verwekker van het kind is en de erkenning geen schadelijke invloed heeft op het kind of op de relatie tussen moeder en kind. Erkenning kan plaatsvinden: door het laten opmaken van een akte van erkenning door de ambtenaar van de burgerlijke stand; bij de notaris, die van de erkenning een notariële akte dit kan een testament zijn opmaakt. De notaris zendt meteen een afschrift of uittreksel van de akte van erkenning aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de geboorteakte van het kind in het register werd opgenomen. vrijwillige aanvaarding van het vaderschap Erkenning kan reeds plaatsvinden voor de geboorte van het kind. Daardoor bestaan vanaf de geboorte familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn verwekker. Erkenning heeft doorgaans geen terugwerkende kracht, dus erkenning na de geboorte werkt pas vanaf het tijdstip waarop zij is gedaan. Een kind kan slechts eenmaal door een man erkend worden. Erkenning is (in beginsel) niet mogelijk: BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 043

44 Jeugd en recht door een man met wie de moeder van het kind geen huwelijk zou mogen sluiten; door een minderjarige onder de zestien jaar; zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder; zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minderjarige van twaalf jaar of ouder; door een met een andere vrouw gehuwde man, tenzij er sprake is (geweest) van een nauwe band tussen de man en de moeder of tussen de man en het kind; als er al twee (juridische) ouders zijn; door een man die wegens een geestelijke stoornis onder curatele staat, zonder uitdrukkelijke toestemming van de sector kanton van de rechtbank (voorheen: kantonrechter, zoals deze in het spraakgebruik nog steeds wordt aangeduid). Onder bepaalde omstandigheden kan de rechtbank de erkenning vernietigen op verzoek van het kind, de erkenner zelf, de moeder of de officier van justitie. Dit kan bijvoorbeeld indien sprake is van een wilsgebrek. Hierbij kan gedacht worden aan bedreiging of misbruik van omstandigheden. Dit kan alleen als de erkenner niet de biologische vader van het kind is. Bij vernietiging van de erkenning vervallen de door de erkenning in het leven geroepen rechtsgevolgen. door de rechter opgelegd vaderschap 2.2.3 gerechtelijke vaststelling van het vaderschap Wanneer een verwekker zijn kind niet wil erkennen of dat na overlijden niet meer kan, kan door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap toch een familierechtelijke betrekking tussen hem en het kind totstandkomen. Dit kan dus ook nog na het overlijden van de verwekker. Het gevolg van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is verder dat er een wederzijdse onderhoudsplicht ontstaat tussen vader en kind en dat over en weer erfrechtelijke aanspraken ontstaan. Evenmin als bij de erkenning ontstaat gezag. Het kind behoudt de geslachtsnaam van de moeder, tenzij beide ouders verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Het kind zelf en de moeder van kinderen onder de zestien jaar kunnen de gerechtelijke vaststelling vragen. Vaststelling van het vaderschap is niet mogelijk als het kind al een juridische vader heeft, als er huwelijksbeletselen bestaan tussen de man en de moeder, of als de man jonger is dan zestien jaar. Mocht een verwekker die nog geen zestien jaar was, zijn overleden, dan is gerechtelijke vaststelling wel mogelijk. BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 044

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 45 De moeder kan het verzoek doen binnen vijf jaar na de geboorte van het kind of binnen vijf jaar na het bekend worden van de identiteit en/of de verblijfplaats van de man. De vaststelling van het vaderschap werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. 2.2.4 vaderschapsactie Van geheel andere orde is de vaderschapsactie. Bij erkenning en gerechtelijke vaststelling van het vaderschap ontstaan tussen het kind en de man en zijn familie familierechtelijke betrekkingen. Daaruit vloeit ook een onderhoudsverplichting voor de man voort. Het is ook mogelijk om zonder erkenning of gerechtelijke vaststelling van het vaderschap de verwekker van een kind dat alleen een juridische moeder heeft, te verplichten tot het betalen van een onderhoudsbijdrage. Dit betekent dat de man moet voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind tot achttien jaar en in de kosten van levensonderhoud en studie van het kind van achttien tot en met twintig jaar. Deze onderhoudsplicht geldt voor de verwekker als ware hij de juridische vader. Mocht nadien een andere man het kind erkennen, dan vervalt in beginsel de onderhoudsplicht van de verwekker. Eenzelfde onderhoudsplicht als voor de verwekker is van toepassing op de levensgezel van de moeder die heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Dit kan duiden op geslachtsgemeenschap van de vrouw met een andere man of op kunstmatige donorinseminatie of in-vitrofertilisatie. 2.2.5 adoptie Als laatste afstammingsvorm geldt sinds 1956 de adoptie. Adoptie is het aannemen van kinderen. Het gaat hier om de juridische bevestiging van een reeds bestaande feitelijke relatie tussen al dan niet gehuwde pleegouders en het kind of een alleenstaande pleegouder en het kind. De adoptie wordt uitgesproken door de kinderrechter op verzoek van het betreffende (echt)paar of van de alleenstaande. Door de adoptie verkrijgt het kind de status van kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de adoptiefouder(s). Hierdoor gaat het over in de familie van de adoptant(en). De familierechtelijke betrekkingen tussen het geadopteerde kind en zijn oorspronkelijke bloed- en aanverwanten houden op te bestaan. Het kind krijgt nu de geslachtsnaam van een van de adoptiefouders (zie hoofdstuk 3). Ook twee mensen van hetzelfde geslacht kunnen een kind adopteren. onderhoudsbijdrage aanneming van kinderen BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 045

46 Jeugd en recht 2.3 Minderjarigheid Evenals dat in andere landen van Europa en in veel landen daarbuiten het geval is, onderscheidt de Nederlandse wet meerderjarigheid en minderjarigheid. Het begrip minderjarigheid is ontstaan met het oog op de bescherming van kinderen en jongeren. Deze bescherming komt in de eerste plaats voor rekening van de ouders. Zij hebben de plicht tot verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Minderjarigen zijn handelingsonbekwaam, dat wil zeggen; dat zij in beginsel niet zelfstandig niet-vernietigbare rechtshandelingen kunnen verrichten. onder de achttien 2.3.1 inhoud van het begrip minderjarigheid Minderjarigheid is een juridisch begrip. Het hoeft op zichzelf niets te zeggen over de psychosociale fase waarin een jongere zich bevindt. Minderjarigheid begint bij de geboorte en duurt in verreweg de meeste gevallen tot de leeftijd van achttien jaar. Met het einde van de minderjarigheid begint de meerderjarigheid. De minderjarigheid kan ook eindigen voor het achttiende jaar, namelijk door het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap (zie hoofdstuk 4). Ook indien voor het achttiende jaar het huwelijk of het partnerschap ontbonden wordt, behoudt de betrokkene de status van meerderjarigheid. Een minderjarige heeft wel toestemming nodig van zijn ouders om te kunnen huwen. Een andere uitzondering op de duur van de minderjarigheid betreft de mogelijkheid van de kinderrechter om minderjarige moeders van zestien en zeventien jaar meerderjarig te verklaren. Zij kunnen dan zelf het gezag over hun kind krijgen. De minderjarigheid heeft zowel betrekking op de persoon van de minderjarige als op diens vermogen. In het eerste geval is het belangrijkste kenmerk dat de jongere onder het gezag staat van ouders of voogd(en), in het laatste geval dat hij niet zonder meer handelingsbekwaam is. 2.3.2 consequenties van minderjarigheid Ouders of voogd(en) zijn verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen. Zij treden op als wettelijk vertegenwoordiger. Minderjarigen staan onder hun gezag. Zij zijn nog niet volledig zelfstandig voor het recht. De ouders hebben de plicht hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. Dat houdt onder meer in dat zij verplicht zijn om in het levensonderhoud van hun kinderen te voorzien. De ouders zijn ook verplicht om te voorzien in de kosten BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 046

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 47 van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die nog geen eenentwintig jaar zijn en niet gehuwd of geregistreerd (geweest) zijn. Dit geldt ook voor de vader van een niet-erkend kind en voor de stiefouder. Volgens de wet geldt overigens ook dat meerderjarige kinderen hun (schoon)ouders moeten onderhouden indien deze behoeftig zijn. In de praktijk wordt daarvan nagenoeg geen gebruikgemaakt, omdat mensen een beroep kunnen doen op het sociale verzekeringsstelsel. Aansprakelijkheid voor onrechtmatige daden van minderjarigen Onrechtmatige daden van kinderen onder de veertien jaar kunnen niet aan hen worden toegerekend; daarvoor zijn de ouders of voogden aansprakelijk. De ouders van jongeren van veertien en vijftien jaar zijn daarvoor ook aansprakelijk, tenzij hen niet kan worden verweten dat zij de gedraging van het kind niet hebben belet. Jongeren van zestien jaar en ouder zijn zelf aansprakelijk voor gedragingen waardoor schade aan een ander wordt toegebracht. Handelings(on)bekwaamheid Minderjarigen zijn bekwaam tot het verrichten van rechtshandelingen, mits zij met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s) handelen, althans voor zover de wet niet anders bepaalt. Deze zin behoeft enige verduidelijking. In het recht worden de personen die aan het rechtsverkeer deelnemen globaal in twee groepen verdeeld: bekwamen en onbekwamen. Soms gebruikt men nog wel eens de oudere termen mondigen en onmondigen. De bedoeling van de wetgever van dit onderscheid is zowel de minderjarige als de samenleving in het algemeen te vrijwaren van misbruik van de leeftijd van jongeren of van onverstandig handelen van de jongere zelf. Hoewel de wet minderjarigen zij het met een toestemmingsclausule handelingsbekwaam noemt, zijn zij feitelijk niet zonder meer handelingsbekwaam, omdat zij voor een groot aantal handelingen de toestemming van hun ouders of voogd nodig hebben. Rechtshandelingen zijn handelingen die verricht worden met de bedoeling bepaalde rechtsgevolgen in het leven te roepen. Zo is bijvoorbeeld het beoogde rechtsgevolg van het kopen van een ipod, dat de winkelier deze ook werkelijk levert. Als de minderjarige zelfstandig rechtshandelingen verricht, kan de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige deze achteraf vernietigen of ter vernietiging aan de rechter voorleggen. Zo kan een ouder tegen de handelaar zeggen dat de zaak niet doorgaat. Als de koop al heeft plaatsgevonden, kan hij deze alsnog ongedaan maken. Feitelijk is de handelingsbekwaam of handelingsonbekwaam BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 047

48 Jeugd en recht minderjarige dus niet zonder meer handelingsbekwaam. Dit is hoofdzakelijk van belang wanneer het gaat om vermogensrechtelijke aangelegenheden; de praktijk gaat veelal uit van de bekwaamheid van de oudere minderjarige om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten. Minderjarigen kunnen geen ouderlijk gezag of voogdij uitoefenen. Een minderjarige ongehuwde moeder van zestien of zeventien jaar kan echter zelfstandig aan de kinderrechter vragen haar meerderjarig te verklaren. Zij kan eveneens zelf tegen de betreffende uitspraak van deze rechter in beroep gaan. Dit is opmerkelijk, daar minderjarigen in principe niet zelfstandig kunnen optreden als procespartij in burgerrechtelijke zaken. Wel moet de rechter jongeren van twaalf jaar en ouder in een aantal familierechtelijke zaken in de gelegenheid stellen door hem gehoord te worden. Kinderen onder de twaalf jaar kan hij daartoe in de gelegenheid stellen. 2.3.3 uitzonderingen Een uitzondering op de handelingsonbekwaamheid die alleen slaat op vermogensrechtelijke aspecten van de minderjarigheid, betreft de handlichting. Door handlichting kunnen aan minderjarigen van zestien en zeventien jaar bepaalde bevoegdheden worden toegekend die anders alleen aan de meerderjarigheid zijn verbonden. De handlichting wordt door de sector kanton van de rechtbank (kantonrechter) op verzoek van de minderjarige verleend. De ouders moeten het hiermee eens zijn, anders kan het volgens de wet niet. De kantonrechter wijkt hiervan wel eens af indien de ouders geen redelijke motieven hebben om het verlenen van de handlichting te belemmeren. De rechter bepaalt bij het verlenen van de handlichting uitdrukkelijk welke bevoegdheden van een meerderjarige hij aan de minderjarige toekent. Hierbij kan gedacht worden aan het uitoefenen van een beroep of bedrijf. Dit geschiedt bijvoorbeeld als een minderjarige een winkel overneemt van een ouder die arbeidsongeschikt raakt of overlijdt. De minderjarige die handlichting heeft gekregen, mag alle overeenkomsten sluiten die voor het uitoefenen van zijn zaak nodig zijn. Behalve voor de zaak waarvoor de handlichting is verleend, blijft de betrokkene dus minderjarig. De handlichting kan worden ingetrokken door de rechtbank. Dat kan indien de jongere misbruik maakt of dreigt te maken van de handlichting. Het verlenen en intrekken van handlichting moet worden bekendgemaakt in de Staatscourant en in twee door de kantonrechter aan te wijzen dagbladen. Deze openbaarmaking dient ter bescherming van derden. Vanaf hun zestiende jaar kunnen minderjarigen een testament marechten van kinderen BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 048

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 49 ken. Dit kan echter niet ten gunste van een voogd, niet ten gunste van leermeesters of gouverneurs die met hen in hetzelfde huis wonen, en niet ten gunste van onderwijzers bij wie zij in de kost zijn. Minderjarigen onder de zestien jaar kunnen alleen met een mondelinge of schriftelijke machtiging van hun wettelijke vertegenwoordiger een arbeidsovereenkomst aangaan. Jongeren van zestien en zeventien jaar zijn bekwaam om zelf een arbeidsovereenkomst aan te gaan; zij mogen zelf in deze zaken in rechte optreden. De hoofdregel is dat jongeren onder de zestien jaar niet mogen werken. Op dit verbod van kinderarbeid bestaan de volgende uitzonderingen: Jongeren van twaalf jaar en ouder mogen werken in het kader van een Halt-afdoening of taakstraf (buiten schooltijd). Jongeren van dertien jaar en ouder mogen buiten schooltijd nietindustriële arbeid van lichte aard verrichten. Jongeren van veertien jaar en ouder mogen werken naast en in samenhang met het onderwijs (bijvoorbeeld in het kader van het leerlingstelsel). Jongeren van vijftien jaar en ouder mogen buiten schooltijd ochtendkranten bezorgen. Verder kan een werkgever vrijstelling vragen voor het verbod op kinderarbeid voor het verlenen van medewerking aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, aan modeshows en visuele en audio-opnamen en daarmee vergelijkbare niet-industriële arbeid van lichte aard. Naast de ouders of voogden is de werkgever verantwoordelijk voor de naleving van de regels. Als de hierboven genoemde uitzonderingen van kracht zijn, zijn de daarbijbehorende rechtshandelingen niet vernietigbaar. De minderjarige is in die gevallen dus wel gebonden. Ongehuwde moeders van zestien en zeventien jaar die zelf het ouderlijk gezag wensen over hun kind, kunnen de kinderrechter verzoeken ze meerderjarig te verklaren. Ook de Raad voor de Kinderbescherming kan namens deze moeders dit verzoek doen. Het verzoek kan reeds voor de bevalling worden gedaan, ook als de vrouw pas omstreeks het tijdstip van haar bevalling zestien jaar zal zijn. In dat geval kan de kinderrechter pas een beslissing nemen na de bevalling of nadat zij zestien jaar is geworden. De kinderrechter wijst het verzoek alleen toe als hij dit in het belang van de moeder én van het kind wenselijk vindt. Als de kinderrechter het verzoek afwijst, kan de minderjarige vrouw zelf hoger beroep tegen de uit- BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 049

50 Jeugd en recht spraak instellen. Als de minderjarige moeder naar de rechter stapt, heeft zij wel de verplichte bijstand van een advocaat nodig. 2.4 Gezag Het gezag over minderjarigen wordt in verreweg de meeste gevallen uitgeoefend door de ouders. De ouders zijn verplicht hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. De wet geeft niet of nauwelijks aan hoe dit moet geschieden en al even weinig wat het moet inhouden. Het recht laat de ouders zodoende vrij in de wijze waarop ze hun ouderplichten willen vervullen, zij het dat de wetgever in die vrijheid wel enige beperkingen heeft aangebracht. Er is door de bewindslieden van het ministerie van Justitie destijds een voorstel gedaan om het begrip ouderlijk gezag wel een nadere invulling te geven. Volgens de bewindslieden is onder opvoeding begrepen: De zorg voor het lichamelijke en geestelijke welzijn en de gezondheid van het kind en voorts het bevorderen van de ontwikkeling van diens persoonlijkheid. Ouders dienen, zo zou het Burgerlijk Wetboek kunnen bepalen, rekening te houden met de mening van het kind, zeker waar dit een hem aangaande aangelegenheid betreft welke van enig belang is. In het algemeen dienen zij aangelegenheden die bij de uitoefening van het ouderlijk gezag aan de orde komen, met het kind te bespreken en ernaar te streven dat hun beslissing het kind niet wordt opgedrongen. Het spreekt daarbij vanzelf dat zodanige verplichtingen van ouders nader worden bepaald, vooral ook verdergaand van strekking zijn, in de mate waarin de persoonlijkheid van het kind is gerijpt. Ouders dienen dit zou eveneens met zoveel woorden uit de wet kunnen blijken ook rekening te houden met de klimmende behoefte van hun kind zich overeenkomstig eigen inzicht te ontplooien. Zij dienen in beginsel wederom afhankelijk van de ontwikkeling van de persoonlijkheid van het kind het toe te staan zijn leven naar eigen inzicht in te richten. De wetgever heeft de invulling van het ouderlijk gezag in de wet beperkt tot de zinsnede dat het de plicht en het recht van de ouders omvat hun minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden. Dat betreft in elk geval de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van het kind en het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Dit geldt ook voor de voogd en voor pleegouders die een minderjarige verzorgen en opvoeden BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 050

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 51 zonder dat zij het gezag hebben. Tegenover de rechten en plichten van ouders staat de plicht van de minderjarige rekening te houden met de bevoegdheden van de ouders of voogd en met de belangen van de overige leden van het gezin waartoe hij behoort. Verder vereist de wet dat de ouders in de verzorging en opvoeding van het kind geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toepassen. In de volksmond betekent dit dat ouders en andere opvoeders geen zogenaamde pedagogische tik mogen uitdelen. Het slaan van kinderen is in Nederland dus niet toegestaan. Ouderlijk gezag omvat ook de plicht van de ene ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen. Dit speelt met name wanneer de ouders hun relatie al dan niet door echtscheiding hebben verbroken. Een kind heeft na de scheiding van zijn ouders het recht op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders, althans indien beide ouders het gezag over het kind hebben. Belemmeringen in dit verband moeten in een overeenkomst of ouderschapsplan worden beschreven (zie hoofdstuk 4). Ouders van een kind oefenen het ouderlijk gezag uit. Dit betreft meestal gehuwde ouders, maar ook niet-gehuwde ouders kunnen het ouderlijk gezag uitoefenen. Als anderen dan ouders het gezag over een minderjarige uitoefenen, noemt de wet dit voogdij. Bij de rechtbanken berusten openbare registers, gezagsregisters, waarin aantekening plaatsvindt van rechtsfeiten die betrekking hebben op het over minderjarigen uitgeoefende gezag, met inbegrip van de voogdij. Dit betreft bijvoorbeeld de inschrijving van gezamenlijk gezag, de meerderjarigverklaring van de zestien- of zeventienjarige moeder, de kinderbeschermingsmaatregelen en de adoptie. Omdat de registers openbaar zijn, kan iedereen ze raadplegen. Er zijn dus twee vormen van gezag over minderjarigen: ouderlijk gezag en voogdij. Het ouderlijk gezag wordt meestal door de beide ouders van de minderjarige samen, en anders door één ouder uitgeoefend. Voogdij kan door een of twee ander(en) dan een ouder worden uitgeoefend. Ouderlijk gezag en voogdij zijn van toepassing op de persoon van de minderjarige, het bewind over zijn vermogen en zijn vertegenwoordiging in burgerlijke handelingen. Hoewel de wet een onderscheid maakt tussen deze drie aspecten van het gezag, hangen zij in het dagelijks leven onderling nauw samen. 2.4.1 ouderlijk gezag Ouders die in een afstammingsrelatie tot hun kind staan, oefenen het gezag uit over hun minderjarige kinderen. De wet noemt dit BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 051

52 ouderlijk gezag huwelijk geregistreerd partnerschap kinderrechter Jeugd en recht ouderlijk gezag. Het gezag wordt onder meer uitgeoefend over uit het huwelijk of tijdens een geregistreerd partnerschap geboren minderjarige kinderen en over geadopteerde minderjarigen. Als de ouders het niet met elkaar eens zijn, kan het geschil op verzoek van beiden of van een van hen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De wet onderscheidt de volgende situaties waarbinnen ouders het ouderlijke gezag kunnen uitoefenen: het gezamenlijke ouderlijk gezag van ouders binnen het huwelijk; het gezamenlijke ouderlijk gezag van ouders buiten het huwelijk; het gezamenlijke gezag van een ouder en een ander dan een ouder; het gezag van één ouder na scheiding; het gezag van één ouder, anders dan na scheiding; het gezag na meerderjarigverklaring. Gehuwde ouders Zolang ouders gehuwd zijn, oefenen zij samen het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen uit. Dit gezag begint bij de geboorte van een kind; meestal duurt het tot aan diens meerderjarigheid. Als een ouder echter overlijdt, oefent de langstlevende ouder voortaan het gezag alleen uit. Als het huwelijk ontbonden wordt door echtscheiding blijven in beginsel beide ouders het gezag uitoefenen over hun kinderen. Indien zij dit niet willen, moeten zij samen of moet een van hen een verzoek tot de rechter richten. Als er meer kinderen zijn, hoeft dit niet te betekenen dat nu één ouder het gezag over alle kinderen uit het gezin krijgt. De rechter kan het ene kind aan de moeder toewijzen en het andere aan de vader. Ook na scheiding van tafel en bed kan de rechter in plaats van gezamenlijk ouderlijk gezag (de uitoefening van) het gezag aan een der ouders opdragen (zie hoofdstuk 4). Ongehuwde ouders Ouders die niet met elkaar gehuwd zijn, kunnen samen het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen. Het moet dan wel om ongehuwde ouders gaan die ook niet met elkaar gehuwd zijn geweest en die niet eerder het gezag over hun minderjarige kinderen hebben uitgeoefend. Dit gaat niet vanzelf, de ouders moeten er samen om vragen. Zij verzoeken dan aan de griffier van de rechtbank om de aantekening van het gezag in het gezagsregister. De griffier moet daarbij nagaan of: de ouders wel bevoegd zijn tot het gezag; BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 052

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 53 wellicht een van de ouders is ontheven van of ontzet uit het gezag en de andere ouder het gezag reeds uitoefent; reeds aan een voogd het gezag over het kind is opgedragen; de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken. Als tijdens het verzoek een van deze feiten geldt, weigert de griffier de aantekening. Is dit het geval op grond van onbevoegdheid van een of beide ouders, dan kunnen zij in beroep bij de rechter. Deze kan de griffier opdragen de aantekening te doen, tenzij er gegronde vrees bestaat dat dit niet in het belang van het kind is. Gezamenlijk gezag van een ouder en een ander dan een ouder Als het gezag over een kind bij één ouder berust, kan de rechter op gezamenlijk verzoek van deze ouder en een ander dan de ouder, hen samen met het gezag over het kind belasten. Omdat het hier slechts één ouder betreft, wordt dit geen gezamenlijk ouderlijk gezag genoemd, maar gezamenlijk gezag. De ouder en de ander behoeven niet van verschillend geslacht te zijn. Voorwaarden zijn dat: de ander in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat; de ander niet zelf ouder van het kind is; het verzoek gezamenlijk door de ouder en de ander wordt gedaan; de ouder alleen het gezag uitoefent; er geen gegronde vrees is dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd; als er een tweede juridische ouder is (die dus geen gezag over het kind heeft), de ouder met gezag dit gedurende drie aaneengesloten jaren alleen heeft uitgeoefend; de ouder en zijn partner reeds ten minste één jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek, samen voor het kind hebben gezorgd. Bij de beoordeling van het verzoek worden ook de belangen van de niet met het gezag belaste ouder betrokken. Jongeren van twaalf jaar en ouder krijgen de gelegenheid door de rechter gehoord te worden. Indien de relatie tussen de ouder en de ander verbroken wordt door dood of scheiding en de ander het gezag over het kind houdt, verandert ouderlijk gezag in voogdij. gezamenlijk gezag ouderlijk gezag Ouderlijk gezag uitgeoefend door één ouder, anders dan na echtscheiding Het ouderlijk gezag kan ook uitgeoefend worden door één ouder. Dikwijls betreft dit de moeder, bijvoorbeeld als van een kind alleen vaststaat wie de moeder is, of wanneer de ouders van een kind niet BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 053

54 Jeugd en recht eenoudergezag met elkaar gehuwd zijn (geweest) en zij niet samen het gezag uitoefenen. De moeder oefent in deze gevallen alleen het gezag over het kind uit. Als zij bij de bevalling onbevoegd is tot het ouderlijk gezag, bijvoorbeeld omdat zij nog minderjarig is, kan zij als zij daartoe wel bevoegd wordt, wel het gezag verkrijgen. Dat gaat vanzelf, tenzij op dat moment iemand anders het gezag over het kind heeft. Mocht dit het geval zijn, dan kan zij de rechter verzoeken haar het ouderlijk gezag over haar kind te geven. De rechter is steeds een lid van de familiesector van de rechtbank. Als echter de vader het gezag reeds uitoefent, kan de rechter het verzoek van de moeder alleen inwilligen als dit uitdrukkelijk in het belang van het kind is. Mocht het gezag door een voogd worden uitgeoefend, dan wijst de rechter het verzoek alleen af als hij bang is dat toekenning van het verzoek van de moeder in strijd is met het belang van het kind. Behalve de moeder van het kind kan ook de vader die niet samen met de moeder het gezag heeft uitgeoefend, de rechter vragen hem het ouderlijk gezag te geven. Hij moet wel tot het gezag bevoegd zijn. Heeft de moeder het gezag, dan kan de rechter het verzoek alleen toewijzen als hij dit in het belang van het kind vindt. Als een voogd het gezag uitoefent of als helemaal niet in het gezag is voorzien, wijst de rechter het verzoek van de vader alleen af als hij vreest dat toewijzing het belang van het kind schaadt. Als het ouderlijk gezag van de moeder komt te ontbreken, kan zowel de moeder als de vader aan de rechter om het ouderlijk gezag over het kind vragen. Zij kunnen in zo n geval ook om het gezamenlijk gezag vragen. Dit kan alleen als de moeder en/of de vader bevoegd is tot het gezag. De familierechter kan het verzoek alleen afwijzen als er vrees bestaat dat bij toekenning het belang van het kind wordt verwaarloosd. Als beide ouders afzonderlijk om het gezag vragen, wijst de rechter dat toe aan de ouder van wie hij dat het meest in het belang van het kind vindt. Het komt voor dat een van de ouders om het gezag vraagt en ondertussen, voordat de rechter een beslissing neemt, de andere ouder van rechtswege het gezag over het kind verkrijgt. In dat geval willigt de rechter het verzoek alleen maar in als hij dat in het belang van het kind vindt. Wanneer in een van bovenstaande gevallen de rechter een verzoek om ouderlijk gezag aan één ouder inwilligt, terwijl tot dan toe de andere ouder het gezag uitoefende, verliest de laatste zijn of haar gezag. BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 054

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 55 Ouderlijk gezag na overlijden van een ouder Wanneer beide ouders het ouderlijk gezag uitoefenen en een van hen overlijdt, oefent de andere ouder daarna alleen het gezag over het kind uit. Dat gaat vanzelf, dus zonder dat er iets geregeld hoeft te worden. Dit geldt alleen als de langstlevende ouder op het tijdstip van het overlijden het gezag uitoefent. Wanneer een van de ouders alleen het ouderlijk gezag uitoefent en overlijdt, moet de rechter in het gezag voorzien. Hij doet dit ambtshalve of op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming of van de langstlevende ouder. Hoewel de rechter het gezag zowel aan de langstlevende ouder als aan een derde kan toewijzen, wijst hij het verzoek van de ouder om het ouderlijk gezag alleen maar af, als er gevaar bestaat dat bij inwilliging van het verzoek het belang van het kind wordt verwaarloosd. Hetzelfde geldt bij testamentaire voogdij: als de overleden ouder bij testament een voogd had aangewezen, kan de rechter toch op het verzoek van de andere ouder ingaan. De rechter kan dus de laatste wil van de overleden ouder passeren, namelijk als met het toewijzen van het verzoek van de overlevende ouder er geen reden is ervan uit te gaan dat daarmee het belang van het kind zou worden verwaarloosd. Mocht het zo zijn dat de rechter na het overlijden van een ouder een voogd heeft benoemd, dan kan hij te allen tijde zijn beslissing wijzigen en de langstlevende ouder alsnog met het gezag belasten. Het is daarbij van belang dat de ouder daartoe wel de bevoegdheid heeft en zelf om gezagswijziging vraagt, omdat er sprake is van veranderingen die zijn opgetreden na de aanvankelijke beslissing. Hetzelfde is mogelijk als de eerdere beslissing is genomen op grond van onjuiste of onvolledige gegevens. Ouderlijk gezag na meerderjarigverklaring Zoals hierboven is vermeld, kunnen ongehuwde, minderjarige moeders van zestien en zeventien jaar door de kinderrechter meerderjarig worden verklaard. Zonder deze meerderjarigverklaring kunnen deze moeders geen ouderlijk gezag uitoefenen over hun kind. Deze minderjarigen zijn bevoegd om zelf via een procureur (een advocaat) het verzoekschrift in te dienen en tegen de beschikking van de rechter in beroep te gaan. De kinderrechter kan het verzoek alleen toewijzen als hij dat zowel in het belang van de moeder als van het kind vindt. Hij moet daarom de vraag of deze moeder in staat is het juridische gezag over haar kind uit te oefenen inhoudelijk beoordelen. Om dat op een verantwoorde manier te kunnen doen, zal hij de Raad voor de Kinderbescherming vragen van samen naar alleen opvoeden van minderjarig naar meerderjarig BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 055

56 Jeugd en recht een onderzoek in te stellen en tevens met de ouders van de jonge (aanstaande) moeder spreken. Ook de Raad voor de Kinderbescherming kan voor de vrouw het verzoek indienen. Dat kan alleen als zij de raad schriftelijk toestemming geeft; de vrouw kan haar toestemming intrekken totdat de kinderrechter zijn (eind)beschikking geeft. Bij intrekking vervalt het verzoek. Het voordeel van het indienen van een verzoek door de raad is naast de inbreng van zijn deskundigheid dat de vrouw geen advocaatkosten hoeft te betalen. Het verzoek kan overigens reeds voorafgaand aan de bevalling worden gedaan; ook in dat geval echter wordt pas na de bevalling op het verzoek beslist. Het kan zelfs worden ingediend voordat de vrouw zestien jaar is, als omstreeks het tijdstip van de bevalling die leeftijd maar bereikt is. De kinderrechter neemt de beslissing dan zo spoedig mogelijk na de zestiende verjaardag. Met de meerderjarigverklaring krijgt de jonge moeder enerzijds alle bevoegdheden en verplichtingen die bij de meerderjarigheid horen. Anderzijds krijgt zij het ouderlijk gezag, inclusief alle bevoegdheden en verplichtingen die voortvloeien uit het gezag, zoals dat wordt uitgeoefend door één ouder. Zou zij bijvoorbeeld voor haar achttiende jaar een huwelijk willen aangaan, dan heeft zij geen toestemming van haar ouders nodig; zij is immers reeds meerderjarig. De beschikking van de kinderrechter tot meerderjarigverklaring wordt aangetekend in het gezagsregister. gevolgen gezagsvoorziening Regels die zowel gelden voor gezamenlijk ouderlijk gezag als voor de gezagsuitoefening door een van hen Als ouders die samen na scheiding of na een aantekening in het gezagsregister het ouderlijk gezag uitoefenen, dat niet langer samen willen, moeten zij gezamenlijk of moet een van hen een rechterlijke beslissing vragen aan de rechtbank. De rechter bepaalt vervolgens wie van de ouders voortaan het gezag over de kinderen heeft. Dit kan voorkomen als er gewijzigde omstandigheden zijn, waardoor gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind is. Als de ouders het daarover niet eens kunnen worden, kan de rechtbank tegelijkertijd een omgangsregeling treffen (zie paragraaf 4.3.4). De rechtbank kan eenzelfde gezagsvoorziening treffen als een ouder het gezag alleen uitoefent, daartoe vervolgens de bevoegdheid verliest bijvoorbeeld omdat hij of zij onder curatele wordt gesteld en de rechter het gezag opdraagt aan de andere ouder. Vervolgens vervalt de onbevoegdheid en de niet met elkaar gehuwde ouders worden samen met het gezag belast. Als in dit geval gewijzigde BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 056

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 57 omstandigheden optreden of als de rechter van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, kan de rechtbank het gezamenlijke gezag wijzigen en een van de ouders met het gezag belasten. Hetzelfde kan zich voordoen als een niet gehuwde ouder wordt ontzet of ontheven, de andere ouder met het gezag wordt belast en later de ontzette of ontheven ouder weer in het gezag wordt hersteld. De rechtbank kan ook beslissingen wijzigen waarin een ouder alleen met het gezag is belast. Dat kan op verzoek van een of van beide ouders op grond van later gewijzigde omstandigheden of als bij het nemen van de oorspronkelijke beslissing is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. Een verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag kan zowel door beide ouders als door een van hen gedaan worden. Deze regel kan bijvoorbeeld worden toegepast als de uitoefening van het gezag door één ouder na scheiding plaatsvindt. Ook in het geval van het op verzoek niet toekennen van gezamenlijk ouderlijk gezag buiten huwelijk door de weigering van aantekening in het gezagsregister, is dit het geval. Andere bevoegdheden van ouders De ouders moeten naar draagkracht voorzien in de kosten van de verzorging en opvoeding. Zij moeten hun verantwoordelijkheid in deze waarmaken. Het ouderlijk gezag kent onder meer de bevoegdheid om te bepalen waar het kind zal wonen, welk onderwijs het zal volgen en welke medische hulp het zal ontvangen. Het ligt voor de hand dat de ouders hun kinderen bij het ouder worden steeds meer zullen betrekken bij hun opvoedingsactiviteiten. Het doel van de opvoeding is immers dat de kinderen op een gegeven moment zelfstandig en weloverwogen hun beslissingen kunnen nemen. De ouders moeten hun kinderen hiertoe stimuleren en voor een passende begeleiding zorgen. Daarbij komt dat minderjarigen een steeds sterkere stem hebben in het bepalen van de personen met wie zij omgaan, in het aangaan van het lidmaatschap van een kerk of een vereniging of in de schoolkeuze. Het ouderlijk gezag wordt beperkt door een aantal wettelijke bepalingen. Of de ouders het ermee eens zijn of niet, op grond van de Leerplichtwet moeten alle kinderen, vanaf hun vijfde tot aan het einde van het schooljaar waarin zij zestien jaar worden, verplicht naar school. De keerzijde van de leerplicht is dat kinderarbeid is verboden. Pas als jongeren dertien jaar worden, mogen zij met instemming van hun ouders of voogd buiten schooltijd maar niet op schooldagen en niet op zondag tegen betaling ten hoogste zes uur lichte, niet-industriële werkzaamheden verrichten, zoals vakken rechten en plichten van ouders BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 057

58 Jeugd en recht vullen in supermarkten. Op schooldagen mogen dertien- en veertienjarigen buiten schooltijd maximaal twee uur oppassen, auto s wassen, folders rondbrengen, in de huishouding werken of helpen op een kinderboerderij. Vijftienjarigen mogen op schooldagen maximaal twee uur bijvoorbeeld vakken vullen in een supermarkt. Vanaf zestien jaar mogen jongeren gewoon werken (zie echter paragraaf 2.3.3). Wanneer ouders de verzorging en opvoeding van hun kind aan een pleeggezin uitbesteden, kunnen zij, wanneer dit een jaar heeft geduurd, niet meer zonder toestemming van de pleegouders hun kind terughalen, omdat dan het blokkaderecht geldt (zie paragraaf 9.5.4). Ouders die het gezag hebben over hun kinderen zorgen samen voor het vermogen van de minderjarige en zij vertegenwoordigen hem in burgerlijke handelingen. Een ouder alleen heeft deze bevoegdheid ook als de andere ouder daarvoor toestemming geeft. Bij verschil van mening kan de (vermogens)kwestie aan de kantonrechter worden voorgelegd. De ouders hebben het vruchtgenot van het vermogen van hun kinderen. Dit betekent dat bijvoorbeeld de rente uit dat vermogen aan hen toekomt. Het hangt van de ouders zelf af of zij van dat recht gebruik willen maken. Inkomsten uit arbeid van de minderjarige komen niet aan de ouders toe. Alleen indien een jongere bij de ouders inwoont, kunnen zij hun kind verplichten om naar draagkracht een bijdrage te leveren in de kosten van de huishouding van het gezin. voogdij 2.4.2 voogdij De voogdij is het gezag over minderjarige kinderen door meerderjarige personen die niet in een afstammingsrelatie tot het kind staan. Er bestaan dus in beginsel geen familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en zijn voogden. Dit is alleen anders indien bijvoorbeeld de grootouders van het kind tot voogd benoemd worden. De rechter kan een of twee personen tot voogd benoemen. Bij twee personen wordt er dan gesproken van gezamenlijke. Dit kunnen personen van verschillend of van hetzelfde geslacht zijn. Er is voogdij als beide ouders zijn overleden of als de alleenstaande ouder is overleden. Het gaat in dit geval dus om de voogdij over wezen. Ook over vondelingen wordt een voogd benoemd. Ten slotte benoemt de rechtbank een voogd als een alleenstaande ouder of beide ouders worden ontheven van of ontzet uit het gezag. Er is niet in de wet geregeld wie voor de voogdij in aanmerking komt. In de praktijk wordt, als beide ouders zijn overleden, vaak een familielid of een BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 058

2 Plaats van de jongere in het Nederlandse recht 59 andere goede bekende van de ouder(s) tot voogd benoemd. Als de rechtbank een ontheffing of ontzetting uitspreekt, is de benoeming van een instelling Bureau Jeugdzorg tot voogd gebruikelijk. Voogdij is dus het gezag waaronder een minderjarige staat wanneer hij niet onder ouderlijk gezag staat. Er zijn twee soorten voogdij: de door de rechter opgedragen voogdij, ook datieve voogdij genoemd en de testamentaire voogdij. De rechter kan iemand slechts tot voogd benoemen als de betrokkene zich daartoe bereid heeft verklaard. Dit betreft zowel de natuurlijke persoon als de rechtspersoon. De voogd kan de rechter ook verzoeken hem te ontslaan uit de voogdij indien een lichamelijk of geestelijk gebrek de uitoefening van de voogdij onmogelijk maakt en indien de voogd de 65-jarige leeftijd bereikt. Tevens moet een andere bevoegde persoon zich schriftelijk bereid hebben verklaard de voogdij over te nemen. Als een reeds benoemde voogd onbevoegd wordt tot de voogdij, ontslaat de rechter hem en vervangt hem door een andere voogd. Hij doet dit op verzoek van de voogd of van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, van schuldeisers of andere belanghebbenden. De voogdij begint voor de datieve (door de rechter benoemde) voogd op de dag waarop de beschikking die de benoeming inhoudt in werking treedt. Voor de testamentaire voogd is dat op het tijdstip waarop hij of zij zich na het overlijden van de ouder die hem of haar heeft benoemd bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De (gezamenlijke) voogdij eindigt: door de dood van de minderjarige; door diens meerderjarigheid; door de dood van de voogd(en); als de rechter de voogd of een van de voogden ontslaat of ontzet uit de voogdij; als de rechter het gezag aan een of beide ouders opdraagt; als de rechter de voogdij opdraagt aan de pleegouder(s) of aan (een) andere voogd(en). geen ouder maar voogd Voorwaarden om tot voogd benoemd te kunnen worden Er gelden voorwaarden om tot voogd benoemd te kunnen worden. Natuurlijke personen moeten daarvoor meerderjarig zijn, niet onder curatele staan en niet langdurig lijden aan een psychiatrische stoornis. Ook rechtspersonen kunnen benoemd worden tot voogd. Zij moeten daartoe op grond van de Wet op de jeugdzorg door de minister van Justitie zijn erkend als voogdij-instelling en worden gesubsidieerd. Sinds 1 januari 2005 kunnen alleen de Bureaus BSL - ALG_BK_1KMM - 003_jeugd_en_recht 059