gelet op de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015 en het besluit maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2015;



Vergelijkbare documenten
Wmo-voorzieningen 1. Algemene voorzieningen 1.1 Hulp bij het huishouden namens zo-net 1.2 Taxivervoer 1.3 Scootmobiel- en/of rolstoelpool

Nadere regel Wmo 2015 Gemeente Ede. Inhoud Inhoud 1. Hoofdstuk 1 - Inleiding 2. Hoofdstuk 2 - Persoonsgebonden budget (pgb) 2. Artikel 1.

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING MAASSLUIS VLAARDINGEN SCHIEDAM 2015

De nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Arnhem 2015

Nadere regel Wmo Gemeente Ede

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sint Anthonis 2014

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Productbeschrijving Wmo contract 2016

Beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Bergen (L)

Zorgloket Bladel. De wegwijzer op het gebied van welzijn & zorg!

Doelgroepenbeleid Zorgvilla Huize Dahme

Complexiteit Intensiteit Bandbreedte Licht Midden Zwaar Intensiteit I 0-1,5 uur

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal 2015

I n f o r m a t I e f o l d e r

de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Beleidsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning Leusden 2015

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2017; Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2018

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 juli 2018 met nummer: ;

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lopik 2017

Nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2015

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Houten;

Wet maatschappelijke ondersteuning januari 2015

Beleidsregels. maatschappelijke ondersteuning

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hollands Kroon 2015

Zorgloket Bergeijk. De wegwijzer op het gebied van welzijn & zorg!

Bijlage 1. Criteria ondersteuning, dagactiviteiten, kortdurend verblijf

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 9. Kortdurend Verblijf

Gemeente Utrechtse Heuvelrug. Financieel Besluit. Behorende bij de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013

UITVOERING WMO. Gemeente Eersel

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING MAASSLUIS VLAARDINGEN SCHIEDAM 2016

Prijzen voor te leveren diensten

Welkom WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Liesbeth Verhoeven Arie Sax

Besluit maatschappelijke ondersteuning

FINANCIEEL BESLUIT. maatschappelijke ondersteuning Zoeterwoude

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hollands Kroon 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2016

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015 GEMEENTE EPE

Toelichting Regeling individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente DenHaag

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE IJSSELSTEIN 2017

WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Wierden 2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Achtkarspelen 2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Samen leven in de gemeente Best

Vastgestelde beleidsregels - Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Zoeterwoude

Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2016

Hoofdstuk 1 Bedragen persoonsgebonden budget

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Artikel 1 Begripsbepalingen

Gelet op artikel 5b, tweede en derde lid van de Verordening Jeugdhulp gemeente Berkelland 2015;

Verordening tot wijziging Verordening maatschappelijke ondersteuning. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 september 2017;

BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Súdwest-Fryslân

Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

b e s l u i t: Vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Oegstgeest 2017

Nadere regels voor de algemene vervoersvoorzieningen en de individuele voorzieningen uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Beleidsregel Maatwerkvoorzieningen Wmo gemeente Elburg. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg,

Non-Professional. Artikel 2. Bedragen persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorziening Begeleiding Individueel

Hoofdstuk 1 Bedragen persoonsgebonden budget

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2012 (FINANCIEEL BESLUIT)

Besluit maatschappelijke ondersteuning

NADERE TOELICHTING AFWEGINGSKADER PER DOMEIN

Beleidsregels. maatschappelijke ondersteuning. Versie december 2014

a. op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

besluit van het college

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Ondersteuning voor mensen die beperkingen ondervinden in het dagelijks leven

BELEIDSREGELS MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst 2016

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oud-Beijerland,

FINANCIEEL BESLUIT maatschappelijke ondersteuning 2015 Zoeterwoude

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 3. Gebruikelijke zorg

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2016

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel,

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Montferland Ingangsdatum 1 januari 2014

besluiten vast te stellen het volgende BESLUIT MAATSCHAPPELIJK ONDERSTEUNING GEMEENTE MARUM 2015

Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014

Toelichting op Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Slochteren.

Begeleiding individueel (laag)

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Grootegast 2015

Overzicht aanpassingen Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Waalwijk > 2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

Besluit maatschappelijke ondersteuning citeertitel: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Scherpenzeel vastgesteld bij besluit van

Hoofdstuk 1 Bedragen persoonsgebonden budget

Meest gestelde vragen en antwoorden Van AWBZ naar WMO

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

Nadere regels Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heemskerk 2015

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Besluit: Vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen Wmo gemeente Waterland 2013.

1 Algemene bepalingen

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 6. Begeleiding

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint-Oedenrode 2015, versie 3

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikelsgewijze toelichting bij Besluit maatschappelijke ondersteuning Putten 2016

Transcriptie:

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2015 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen (L); gelet op de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015 en het besluit maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2015; besluit vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Bergen (L) 2015. Hoofdstuk 1. Inleiding Deze beleidsregels zijn de gemeentelijke richtlijnen ten behoeve van het leveren van ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De beleidsregels worden vastgesteld door het college van B&W en zijn een uitwerking van de door de Raad vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeenten Bergen (L) 2015. De beleidsregels kunnen jaarlijks op basis van een beleidswijziging opnieuw worden vastgesteld. Uitgangspunt voor de beleidsregels vormt de onderstaande tekst uit de Wmo 2015. Burgers dragen een eigen verantwoordelijkheid voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven waarbij van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar naar vermogen daarin bijstaan. Het is tevens wenselijk nieuwe regels te stellen om de rechten en plichten van de burger meer met elkaar in evenwicht te brengen Burgers die zelf dan wel samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, moeten een beroep kunnen doen op door de overheid georganiseerde ondersteuning. De ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, moet erop gericht zijn dat burgers zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Het ligt in de rede de overheidsverantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie zo dicht mogelijk bij de burger te beleggen en het daarom wenselijk is nieuwe regels te stellen inzake de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van personen met een beperking en personen met psychische of psychosociale problemen. Het is voorts wenselijk dat daarbij zorg wordt gedragen voor een goede toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen me een beperking. 1

Hoofdstuk 2. Criteria voor een maatwerkvoorziening Artikel 2.1 Hoofdverblijf Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is een hoofdverblijf in de gemeente Bergen L en daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven. Als iemand kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente Bergen komt wonen, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in de gemeente Bergen geregeld moet zijn. Artikel 2.2 Algemene voorzieningen Wanneer blijkt dat belanghebbende niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, gaan we na of er algemene voorzieningen zijn die de problemen van belanghebbende oplossen. Algemene voorzieningen zijn voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen commerciële diensten zijn zoals een wasserette/stomerij of een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals een rolstoelpool en ontmoetingsruimten in de dorpen. Afstemming met van andere wet- of regelgeving Indien een cliënt in aanmerking komt voor een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), ziektekostenverzekering of het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), zal er op grond van de Wmo in principe geen voorziening/dienst worden verstrekt. Via de ziektekostenverzekeraar kan men bijvoorbeeld tijdelijk gebruik maken van krukken, een rolstoel en andere hulpmiddelen Vanuit de UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk. Vanuit de Wlz worden woningaanpassingen en diensten in een Wlz-instelling gefinancierd. Artikel 2.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria: Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking; Het is verkrijgbaar in de reguliere handel; Het kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon. Een fiets met lage instap of met elektrische trapondersteuning is een goed voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening. Een dergelijke fiets wordt ook gebruikt door mensen zonder beperkingen (bijvoorbeeld door mensen die een lange afstand naar hun werk of school moeten fietsen) en is gewoon bij de fietsenwinkel te koop. Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden niet verstrekt. 2

Artikel 2.4 Goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening Een maatwerkvoorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst compenserende oplossing. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven geschikt en de goedkoopste is. Een voorziening kan ook bestaan uit een tegemoetkoming voor meerkosten als gevolg van de beperking ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken. Voorbeelden hiervan is een auto of fiets met (specifiek vanwege de handicap noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed. 3

Hoofdstuk 3. Regels voor een persoonsgebonden budget (PGB) bij een maatwerkvoorziening Een PGB kan de zorgvrager de mogelijkheid bieden om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Een PGB is geschikt voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente vindt het belangrijk dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten. Het is van belang dat belanghebbenden vooraf goed weten wat het PGB inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Tijdens het onderzoek, maar ook later tijdens de aanvraagprocedure, zal belanghebbende hierover worden geïnformeerd. Daarnaast verzorgt het servicecentrum PGB van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders. Voor het PGB heeft de gemeente Bergen (L) met de SVB een aantal proceskeuzes gemaakt: - Bemiddelingskosten mogen niet uit het PGB worden betaald; - Administratiekosten mogen niet uit het PGB worden betaald; - Een eenmalige uitkering mag uit het PGB worden betaald; - Een feestdagenuitkering mag uit het PGB worden betaald; - Budgethouders mogen wél vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen tussen vast maandloon, declaratie of factuur; - Budgethouders mogen de reiskosten van hun zorgverlener(s) uit hun PGB betalen; - De gemeente keurt elke zorgovereenkomst afzonderlijk goed. In de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bergen (L) 2015 staat in artikel 12, lid 4 bepaald: Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. De gemeente Bergen (L) hanteert bij dit lid een smalle definitie van sociaal netwerk en beperkt het tot ouders, kinderen, kleinkinderen, broers en zussen. Artikel 3.1 PGB bij rolstoelen, losse woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen Programma van eisen Wanneer belanghebbende kiest voor een PGB krijgt hij na indicatie bij de beschikking een Programma van Eisen (PvE) waar de voorziening aan moet voldoen. De belanghebbende kan op basis van dit programma van eisen zelf de voorziening aanschaffen. Als belanghebbende een andere voorziening wil, kan hij daarvoor kiezen onder de voorwaarde dat de voorziening geen (andere) belemmeringen oproept. De voorziening die de belanghebbende aanschaft moet geschikt zijn om de beperking te compenseren en niet slechts een deel van het probleem oplossen. 4

Duur van de toekenning De voorziening in de vorm van PGB wordt toegekend voor een periode van 7 jaar of 5 jaar indien er sprake is van een verstrekking bedoeld voor kinderen (tenzij anders beschreven in de beschikking). Als de voorziening tussentijds niet blijkt te voldoen en er geen sprake is van veranderde omstandigheden, kan geen beroep worden gedaan op een vervangende voorziening. De situatie van de belanghebbende kan verslechteren. Als wordt verwacht dat de belanghebbende achteruit zal gaan, wordt dit ook opgenomen in het PvE. Indien nodig moet belanghebbende meewerken aan een medisch onderzoek of een passing. Omzetting PGB in voorziening in natura Een omzetting van het PGB in een voorziening in natura is niet meer mogelijk nadat het PGB is besteed aan een zaak. De belanghebbende moet dan ten minste 5 jaar wachten met het doen van een nieuwe aanvraag. Een voorziening of een PGB voor een voorziening wordt maar eenmaal per 5 jaar verstrekt. Artikel 3.2 Overgangsrecht In de Wmo 2015 is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een PGB. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op de huidige voorziening, maar niet per definitie van de hoogte van het bedrag. Met andere woorden: het aantal uren en dagdelen blijft gelijk, maar de hoogte van het tarief kan anders zijn. De hoogte van het bedrag is gebaseerd op het laagste tarief voor de voorziening in natura. 5

Hoofdstuk 4. Bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen De duur van de eigen bijdrage: Voor alle maatvoorzieningen, behalve rolstoelen, geldt dat de eigen bijdrage is verschuldigd gedurende de periode van de dienstverlening of conform de afschrijvingsperiode. De eigen bijdrage is echter niet hoger dan de werkelijke kosten van de voorziening. Afschrijvingstermijnen Hulpmiddelen voor volwassenen 7 jaar Hulpmiddelen voor kinderen 5 jaar Autoaanpassingen 5 jaar Trapliften 10 jaar Woningaanpassingen 15 jaar 6

Hoofdstuk 5. Ondersteuning bij het voeren van een huishouden en zelfstandig blijven wonen in de eigen leefomgeving Paragraaf 5.1.Ondersteuning bij huishoudelijk werk Het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop een ieder (anders wellicht dan bij hulpmiddelen) eigen normen en waarden hanteert. Om de tijd die nodig is om het huis op orde te houden te bepalen zijn er normtijden ontwikkeld. Deze normtijden worden sinds een aantal jaren toegepast en zijn hiermee algemeen aanvaard. De gemeente houdt bij het gebruik van de normtijden wel rekening met de specifieke persoonskenmerken van de aanvrager. Artikel 5.1.1 Vormen van ondersteuning In Bergen bestaat er vanaf 2015 nog maar één type ondersteuning bij huishoudelijk werk. De ondersteuning bestaat uit het overnemen van schoonmaakwerkzaamheden in huis en het overnemen van de textielverzorging. De taken organisatie van het huishouden en het aanleren en activeren van huishoudelijke taken, zoals eerder opgenomen in huishoudelijk werk 2 zijn vanaf 2015 onderdeel van het product begeleiding De ondersteuning bij het huishouden bestaat uit het overnemen van: Licht huishoudelijke taken; Zwaar huishoudelijke taken; Textielverzorging; De voorziening is beperkt tot een aanvulling op de eigen mogelijkheden. Het inzetten van particuliere hulp kan onderdeel zijn van de eigen mogelijkheden. Bij de beoordeling van de noodzaak en de hoeveelheid hulp wordt uitgegaan van de specifieke persoonskenmerken van de cliënt, zijn situatie met huisgenoten en de sociale omgeving. Om richting te geven aan de beoordeling wordt gebruik gemaakt van richtlijnen. Deze geven aan wat van een cliënt en zijn sociale omgeving wordt verwacht om zelf op te pakken en waar een beroep op algemene voorzieningen kan worden gedaan. Hoeveel tijd nodig is om onder normale omstandigheden huishoudelijke taken uit te voeren is uitgewerkt in bijlage 1. Richtlijnen ondersteuning bij huishoudelijk werk. 7

Artikel 5.1.2. Meerhulp Bij bepaalde problematiek zoals incontinentie of COPD kan extra tijd worden toegekend. Dit gebeurt alleen wanneer op grond van medisch advies de noodzaak is vastgesteld. Bij jonge kinderen kan voor bepaalde taken ook extra hulp worden geïndiceerd. Voor de richttijden meerhulp zie bijlage 1. Artikel 5.1.3 Verwijzing Voordat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet kijken we eerst of andere voorzieningen een oplossing bieden. Dit kunnen algemene technische hulpmiddelen zoals een vaatwasser, wasmachine of wasdroger. Algemene voorzieningen zoals een boodschappenbezorgdienst, maaltijdservice, vriesversmaaltijden, was en strijkservice, alarmering, glazenwasser, kinderopvang kunnen ook een oplossing zijn of de inzet van een maatwerkvoorziening beperken. Artikel 5.1.4 Gebruikelijke hulp Indien de cliënt huisgenoten heeft (partner, kind, familielid) die wel in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden Iedere volwassene wordt geacht ook naast een baan of gezin een huishouden te voeren. Van kinderen in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar wordt ook een bijdrage in het huishouden verwacht. Voor huisgenoten die geen huishoudelijke taken over kunnen nemen omdat ze niet weten hoe dit moet en dit nog nooit hebben gedaan, kan korte tijd ondersteuning worden ingezet om de kans te krijgen vaardigheden aan te leren. Artikel 5.1.5 Overbelasting Wanneer een huisgenoot overbelast is door de zorg voor cliënt, kan tijdelijk ondersteuning bij het huishouden worden ingezet. Tenzij de situatie duidelijk is moet de overbelasting worden vastgesteld door een medisch adviseur. Van cliënt en huisgenoot verwachten wij dat zij (eventueel met ondersteuning van de mantelzorgconsulent of andere cliëntondersteuner) onderzoeken op welke wijze de overbelasting verminderd kan worden, zodat de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Alleen wanneer het echt niet mogelijk is om de overbelasting te verminderen zal langdurig ondersteuning worden ingezet. Artikel 5.1.6 Voorzetten hulp na overlijden huisgenoot Wanneer cliënt overlijdt en een huisgenoot met beperkingen achterblijft, zal de hulp bij het huishouden gedurende 3 weken worden voortgezet. Zo heeft de achterblijvende huisgenoot 3 weken de tijd om de hulp op een andere manier te organiseren. 8

Artikel 5.1.7 Invloed van de woning of woonvorm op de hulp bij het huishouden Een grotere woning leidt niet tot meer hulp. Wij gaan uit van het niveau van sociale woningbouw. Bij kamerverhuur wordt de huurder van de betreffende ruimte niet als een huisgenoot gezien van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht. Kamerhuur moet met een huurovereenkomst worden aangetoond. Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimte delen wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door een andere bewoner. In vakantiewoningen, tweede woningen, hotels/pensions en kamerhuur wordt geen hulp verstrekt. Paragraaf 5.2 Rolstoelvoorziening Een rolstoel stelt iemand met beperkingen in staat zich te verplaatsen is daarom essentieel bij zelfredzaamheid en participatie. Aanpassingen die niet standaard op een rolstoel zitten (zoals comfort beensteunen of een werkblad), maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt zijn onderdeel van de voorziening. Accessoires die niet noodzakelijk zijn, zoals een boodschappenmand worden niet vergoed. Voor handbewogen rolstoelen geldt dat voor incidenteel gebruik we zullen verwijzen naar de uitleenservice. Bewoners van een instelling kunnen voor een rolstoel beroep doen op de Wet langdurige zorg (Wlz). Artikel 5.2.1 Sportrolstoel Sport kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sportrolstoel niet mogelijk is om een sport te beoefenen, zijn de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de voor een persoon zonder beperkingen voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport. In dat geval kan eventueel een sportrolstoel worden verstrekt. Wij verstekken hiervoor maximaal eens per drie jaar een PGB. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening en de aanvrager moet zelf een deel van de kosten dragen. Paragraaf 5.3 Woonvoorzieningen Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving (dat kan de eigen woning zijn of een geschiktere woning in dezelfde omgeving) bestaan er veel voorzieningen. In deze paragraaf een toelichting op verschillende soorten woonvoorzieningen en een aantal begrippen, dat bij de beoordeling van de noodzaak van een voorziening een rol spelen. Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen: Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel); Bouwkundige woonvoorziening: nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een traplift) Verhuiskostenvergoeding 9

Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via de Medipoint winkel. Losse voorzieningen kunnen meestal snel worden ingezet, kunnen vaak voor meerdere doeleinden worden gebruikt en meegenomen worden bij een verhuizing. Losse voorzieningen verdienen daarom meestal de voorkeur boven bouwkundige woonvoorzieningen Relatief goedkope hulpmiddelen (waarvan de kosten van transport en reiniging voor herverstrekking niet opwegen tegen de kosten van een nieuw hulpmiddel), worden niet in bruikleen maar in eigendom verstrekt. Artikel 5.3.1 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen Veel woonvoorzieningen zijn in de reguliere handel te koop en worden ook door mensen zonder beperkingen gebruikt. Deze zijn hiermee algemeen gebruikelijk. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn: Verhoogde toiletpotten Eenvoudige wandbeugels Douchestoelen Drempelhulpen Hendelmengkranen en thermostaat kranen Antislipbehandeling badkamervloer Keramische kookplaat Kosten die verband houden met de renovatie van badkamer, toilet of keuken na de gebruikelijke afschrijvingstermijn vergoeden wij niet. Alleen de meerkosten van de aanpassingen die noodzakelijk zijn in verband met de beperking worden vergoed, niet de renovatiekosten. Artikel 5.3.2 Normaal gebruik van de woning Een woningaanpassing heeft als doel normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Dit houdt in dat het volgende mogelijk moet zijn slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Er worden daarom geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel. Artikel 5.3.3 Bezoekbaar Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. Voor het bezoekbaar maken wordt een bedrag van maximaal 2.500 verstrekt. 10

Artikel 5.3.4 Grote woningaanpassingen versus verhuizen Het onderzoek naar de persoonskenmerken en de mate waarin de aanvrager de noodzaak tot hulp of voorzieningen had kunnen voorzien is van belang bij de beoordeling van de hulpvraag. Als een maatwerkvoorziening nodig is wordt de goedkoopst compenserende voorziening verstrekt. Bij grote woningaanpassingen wordt de afweging gemaakt of verhuizen de goedkoopst compenserende oplossing is. Als de kosten voor de aanpassing hoger zijn dan 7.500,- en er geen sprake is van zwaarwegende redenen waardoor aanpassen toch de voorkeur heeft, wordt de cliënt geadviseerd te verhuizen. Wij bieden dan ondersteuning bij het vinden van geschikte woonruimte, door het afgeven van een medische urgentie. Artikel 5.3.5 Verhuiskosten Een Nederlander verhuist in zijn leven gemiddeld 7 keer. Een verhuizing die samen hangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen zijn algemeen gebruikelijk en hiervoor wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt. Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd kan mogelijk wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt. De hoogte van de verhuiskostenvergoeding wordt afgestemd op de financiële mogelijkheden van de aanvrager. Het betreft een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting en is niet kostendekkend. Een verhuiskostenvergoeding wordt ook verstrekt als iemand een aangepaste woning, op verzoek van de gemeente verlaat. Dit zijn situaties waarbij de persoon voor wie de woning was aangepast is verhuisd naar bijvoorbeeld een instelling of wanneer degene waarvoor de woningaanpassing noodzakelijk was is overleden. In uitzonderlijke situaties kan een vergoeding worden geboden voor tijdelijke dubbele woonlasten (maximaal 3 maanden) bijvoorbeeld wanneer cliënt gedurende de uitvoering van de woningaanpassing niet in de eigen woning kan wonen. Artikel 5.3.6 Bijzondere bepalingen persoonsgeboden budget voor woonvoorzieningen Indien een bouwkundige of technische woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend moet de woningeigenaar de voltooiing van de werkzaamheden uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het persoonsgebonden aan het college melden. Gedurende een periode van 10 jaar moeten alle rekeningen en betalingsbewijzen ter controle beschikbaar zijn. 11

Artikel 5.3.7 Verkoop van een woning met een woonvoorziening De eigenaar van en woning waarin een woonvoorziening is aangebracht in het kader van de Wmo, dient de verkoop van de woning binnen 10 jaar na het aanbrengen van de voorziening te melden aan het college. Het college kan besluiten dat de woonvoorziening wordt terugbetaald. Het terug te betalen bedrag voor de aangebrachte aanpassing is gebaseerd op het versterkte persoonsgeboden budget of de waarde van de versterkte woonvoorziening in natura. Het terug te betalen bedrag is 100% van de kosten hiervan in het eerste jaar na het voltooien van de aanpassing en wordt met 10% per jaar verminderd. 10 jaar na het voltooien van de voorziening is de terugbetalingsverplichting vervallen. 12

Hoofdstuk 6. Ondersteuning bij maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid De Wmo heeft als doel mensen te laten participeren in de samenleving. Vervoer speelt hierbij een belangrijke rol. Wanneer iemand problemen ervaart op het gebied van vervoer onderzoeken wij of en welke beperkingen cliënt heeft en wat zijn vervoersbehoefte is. Wij gaan na in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: door het bezitten van een auto), gebruik kan maken van het openbaar vervoer en hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: meerijden met iemand). Aanvullend hierop kan een collectieve of individuele maatwerkvoorziening worden verstrekt. Om te kunnen participeren, moet iemand de mogelijkheid hebben om jaarlijks lokaal en regionaal (tot zo n 15 tot 20 km afstand vanaf de woning) 1500 tot 2000 km te reizen. Alle buitenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Hiervoor is Valys bestemd. Om Valys aan te vragen moet men wel een indicatie hebben voor een vervoersvoorziening. Paragraaf 6.1 Regiotaxi tegen gereduceerd tarief De Regiotaxi Noord en Midden Limburg is een collectief vervoerssysteem met (rolstoel)busjes en taxi s dat vervoer van deur tot deur verzorgt voor mensen met een beperking. Gebruikers kunnen een loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen in het vervoer. Ook kan een medereiziger (tegen een hoger kostendekkend tarief) of een begeleider (gratis, mits medisch gezien noodzakelijk) meereizen. Voor gratis begeleiding moet een indicatie worden gesteld. Als men een indicatie voor begeleiding heeft mag men niet meer zonder begeleiding reizen. Iemand kan in aanmerking komen voor gebruik van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief als hij geen 800 meter (eventueel met hulpmiddel) zelfstandig kan afleggen en/of het openbaar vervoer niet in kan komen. Als iemand problemen op het gebied van vervoer niet zelf of met hulp van zijn sociale omgeving kan oplossen beoordelen wij of de Regiotaxi een geschikte oplossing is. Een pasje voor de Regiotaxi geeft het recht te reizen tegen een gereduceerd tarief. De toekenning van het aantal goedkope zones wordt afgestemd op het reisgedrag van de persoon. Wij kennen afhankelijk van de vervoersbehoefte, maximaal 590 goedkope zones per jaar toe. Hiermee kan men circa 2000 km reizen. Het gebruik van andere verstrekte voorzieningen zoals een scootmobiel wordt hierbij meegewogen. Wanneer collectief vervoer geen compenserende oplossing is (bijvoorbeeld in geval van onbeheersbare incontinentie of ernstige gedragsproblemen) kan een beschikking worden afgeven voor individueel vervoer. Paragraaf 6.2 Individuele vervoersmiddelen voor mensen met een beperking Vervoersmiddelen voor mensen met een beperking worden steeds meer rechtsreeks in de markt aangeboden (zie bijvoorbeeld alle advertenties in de media voor scootmobielen). Ook het aanbod van gebruikte vervoersmiddelen en huurmogelijkheden groeit. Goed advies over waar op te letten bij aanschaf en het wijzen op de mogelijkheden van rijles e.d. blijft een taak van de gemeente. 13

Artikel 6.2.1 Aangepaste fietsen Fietsen zoals de driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht kunnen worden verstrekt op basis van de Wmo. Een fiets met lage instap of elektrische fiets zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking, worden in de reguliere handel verkocht en zijn daarom algemeen gebruikelijk. Artikel 6.2.2 Scootmobiel Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer op de korte en middellange afstanden en kan ook worden gebruikt als aanvulling op het collectief vervoer. Scootmobielen worden steeds meer in de reguliere handel aangeboden daarom verwachten wij dat deze op termijn als algemene voorziening zal worden beschouwd ( vergelijkbaar met de ontwikkeling rond de rollator). Een deel van de scootmobielgebruikers maakt niet frequent of alleen in de zomermaanden gebruik van de scootmobiel. Voor hen is een scootmobiel een dure voorziening. Het huren van een scootmobiel gedurende een gedeelte van het jaar kan voor deze gebruikers een goed alternatief zijn. Artikel 6.3.3 Auto-aanpassingen Als iemand zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto, kunnen eventueel autoaanpassingen worden verstrekt. Het betreft specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen (dus geen stuurbekrachtiging of cruise controle). Wij houden rekening met de persoonskenmerken van de aanvrager en gaan wij uit van een levensduur van minimaal 5 jaar van de aanpassingen. De aanvrager moet daarom aantonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 5 jaar mee kan). 14

Hoofdstuk 7. Ondersteuning bij dagelijkse activiteiten en het brengen van structuur in de dagbesteding Nieuw in de Wmo 2015 zijn de producten begeleiding en kortdurend verblijf. Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden. Het betreft activiteiten gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en tot voorkoming van opname of verwaarlozing van de cliënt. Wij onderscheiden dagbesteding en individuele begeleiding en kortdurend verblijf. Paragraaf 7.1 Terreinen afstemmen op leefdomeinen We onderscheiden de volgende terreinen waarop beperkingen worden gemeten: - Zelfredzaamheid (in staat tot bewegen en verplaatsen, communicatie, het nemen van besluiten, oplossen van problemen, dagelijkse routine kunnen organiseren, geld beheren, administratie etc.) - Gedragsproblemen (destructief gedrag, dwangmatig gedrag, lichamelijk e/of verbaal agressief, seksueel overschrijdend gedrag etc.) - Psychisch functioneren (concentratie, geheugen en denken, perceptie van de omgeving) - Oriëntatie stoornissen ( oriëntatie in tijd, plaats en persoon) Zelfredzaamheid (waaronder ook bewegen en verplaatsen) - Er is sprake van lichte beperkingen als: de cliënt heeft lichte problemen met de dagelijkse routine en het uitvoeren van vooral complexere activiteiten. Het aangaan en onderhouden van sociale relaties op het werk, op school of met het sociale netwerk is met praten bij te sturen. De cliënt kan zelf niet meer fietsen of autorijden en buitenshuis kan de cliënt zich niet meer zonder hulpmiddel voortbewegen. De cliënt kan geen zware voorwerpen tillen. - Er is sprake van matige beperkingen als: het zelfstandig nemen van besluiten niet vanzelfsprekend is. De cliënt niet zelfstandig zijn dagelijkse bezigheden kan regelen en routine en structuur kan aanbrengen. De cliënt begrijpt niet goed wat anderen zeggen en kan zich zelf niet voldoende begrijpelijk maken. - Er is sprake van zware beperkingen als: complexe taken moeten worden overgenomen, uitvoeren van eenvoudige taken moeilijk gaat, de cliënt niet in staat is zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten te nemen, moeite heeft met communiceren en afhankelijk is van regie van anderen voor het voeren van de regie Gedragsproblemen - Er is sprake van lichte beperkingen als: de cliënt lichte gedragsproblemen vertoont die bijsturing wensen, maar geen directe of acute belemmering vormen voor de zelfredzaamheid. - Er is sprake van matige beperkingen als: er bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken vereist is, omdat de situatie anders verslechtert en de eigen omgeving van de cliënt slechts gedeeltelijk in bijsturing kan voorzien. - Er is sprake van zware beperkingen als: er ernstige problemen zijn waardoor de veiligheid van cliënt en/of zijn omgeving in gevaar zijn. 15

Psychisch functioneren - Er is sprake van lichte beperkingen als: de cliënt problemen heeft met concentreren, geheugen en denken. De concentratie of capaciteit tot informatieverwerking laat af en toe te wensen over. - Er is sprake van matige beperkingen als: er problemen zijn met concentratie en informatieverwerking. - Er is sprake van zware beperkingen als: er sprake is van ernstige problemen met concentratie, denken, geheugen en waarneming van de omgeving. Oriëntatie en geheugen - Er is sprake van lichte beperkingen als: de cliënt lichte problemen heeft met het besef van tijd of plaats. Het herkennen van personen en omgeving levert geen problemen op. - Er is sprake van matige beperkingen: als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, en men moeite heeft met het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. - Er is sprake van zware beperkingen: als er ernstige problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, als de cliënt gedesoriënteerd is, taken moeten worden overgenomen en er ondersteuning nodig is bij de dagstructurering. Paragraaf 7.2 Verwijzingen Artikel 7.2.1 Behandeling Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst behandeling wordt ingezet. Het is uiteraard niet aan de Wmo consulent om dit te bepalen. Hiervoor wordt de medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reumacentrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek. Anders dan in de AWBZ is de diagnose niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contraproductief is). Begeleiding kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten. Soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet; dan neemt de begeleiding de taak tijdelijk over, totdat deze tijdens behandeling is aangeleerd. Uiteraard dient er hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden. Artikel 7.2.2 (Wettelijke) voorzieningen. Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening begeleiding wordt overwogen: 16

Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding zijn geïndiceerd. Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan is sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden. Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA, Wajong en WSW zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen. Artikel 7.2.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp Wanneer mensen een beperking hebben wordt bij activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding vaak gedacht aan Begeleiding waar algemeen beschikbare oplossingen mogelijk zijn of het gewoon de verantwoordelijkheid is van de cliënt of zijn huisgenoten. Er zijn veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden (die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen). Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen: - Activiteiten zoals computercursus of taalles - Alarmering - Pictogrammenbord of domotica in huis - Gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger - Kinderopvang Net als bij hulp bij het huishouden hanteren wij bij Begeleiding het begrip: gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die normaal wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Begeleiding door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd: In kortdurende situaties (max. 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat begeleiding daarna niet meer nodig zal zijn. In langdurige situaties; - bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek huisarts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes); - hulp bij overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie; - het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met cliënt - ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van bovengebruikelijke hulp en kan Begeleiding worden ingezet. 17

Paragraaf 7.3 Omvang begeleiding Begeleiding maakt vaak deel uit van een heel pakket van zorg van Behandeling en Persoonlijke verzorging. De omvang van de hulp wordt hierdoor sterk bepaald. In de AWBZ werd deze functies veelal samengevoegd in een integraal pakket. In de Wmo is dit niet meer mogelijk maar zullen de indicaties voor Behandeling en Persoonlijke verzorging wel meegewogen worden bij het toekennen van begeleiding en zal de hulp met behandelaars en thuiszorg (persoonlijke verzorging) worden afgestemd. Verder zoeken wij naar mogelijke combinaties van de maatwerkvoorziening Begeleiding met (algemene) voorzieningen op het gebied van welzijn. Paragraaf 7.4. Dagbesteding/ begeleiding groep Dagbesteding speelt een belangrijke rol bij het langer leven in de eigen omgeving. In een omgeving waarin burgers, maatschappelijke partners en overheid samen de sociale cohesie versterken, heeft een dag voorziening een belangrijke functie. De dagvoorzieningen zijn een buffer tussen thuis wonen en langdurige zorg en daarmee een belangrijk instrument in de Wmo. In het totale aanbod van dagbesteding gaan we vanaf 1 januari 2015 een onderscheid maken tussen: 1. Inloop / huiskamer: deze voorziening is vrij toegankelijk waarbij voor bijzondere doelgroepen nadere aandacht wordt gevraagd; 2. Integrale laagdrempelige dagbesteding: deze is alleen toegankelijk door middel van een leefplan; 3. Geregisseerde dagbesteding: deze is alleen toegankelijk door middel van een leefplan. Artikel 7.4.1.Integrale laagdrempelige dagbesteding in de vorm van een maatwerkvoorziening. Voor deze vorm van dagbesteding biedt een leefplan de toegang. In dit plan is de mate van begeleiding bepaald. Laagdrempelige dagbesteding wordt aangeboden in het dorp, buurt en wijk en wordt (zoveel mogelijk) beheerd door vrijwilligers. Een beroepskracht begeleidt vrijwilligers in de ondersteuning van de deelnemers. Hebben deelnemers meer hulp en zorg nodig dan wordt deze op maat geleverd door de thuiszorg. De deelnemer ontvangt deze thuiszorg normaal gesproken thuis. De thuiszorgmedewerker volgt de deelnemer als het ware naar de dag voorziening waar de persoon ondersteuning krijgt. Laagdrempelige integrale dagbesteding heeft een preventieve functie en wordt gezien als een verlenging van de thuissituatie. Verder kunnen signalen in een vroeg stadium worden opgepakt en actief worden doorgeleid. De activiteiten leveren een positieve bijdrage aan de dag invulling en het welbevinden van de deelnemers/bezoekers. Deelnemers aan laagdrempelige dagbesteding: zijn in staat om in een groepsproces te functioneren; hebben geen grote fysieke zorgbehoefte; 18

hebben geen of weinig noodzaak tot structuur en regelmaat. hebben in beperkte mate of geen beroepsmatige begeleiding nodig; kunnen gebruik maken van standaard toegankelijke locaties. doen iets voor elkaar en voor de samenleving, ieder naar vermogen Activiteiten: De activiteiten worden op basis van de vraag, behoefte, initiatief van de deelnemers/bezoekers georganiseerd. De activiteiten kunnen divers van aard zijn waarbij een aantal dagbestedingsactiviteiten heel gestructureerd zijn en anderen activiteiten minder organisatie en structuur vergen. Afhankelijk van de behoeftes van de deelnemers zullen per dagdeel een of meerdere gestructureerde activiteiten plaatsvinden. Begeleiding: De begeleiding van deelnemers tijdens de activiteiten wordt door de vrijwilligers gedaan, de vrijwilligers worden ondersteund door de beroepskracht Artikel 7.4.2.Maatwerkvoorzieningen in de vorm van geregisseerde dagbesteding Bij deze maatwerkvoorzieningen maken wij onderscheid tussen de dagbesteding voor mensen met zware problematiek zoals zware lichamelijke en, of verstandelijke beperkingen en mensen uit de bijzondere doelgroepen, de GGZ-doelgroep. Dagbesteding als maatwerkvoorziening voor mensen met zware problematiek Deelname aan deze dagbesteding is mogelijk op basis van een beschikking gebaseerd op een leefplan. In het leefplan wordt de mate van begeleiding bepaald. Voor deze maatwerkvoorzieningen geldt dat continuïteit in het aanbod van begeleiding voorop staat. Voor 2015 betekent dit dat er weinig zal veranderen ten opzichte van 2014. Uiterlijk tot 31 december 2015 behouden alle huidige AWBZ-geïndiceerden hun oude indicatie. In 2015 (of op een vroeger moment als de AWBZ-indicatie eerder eindigt) krijgen alle cliënten een gesprek dat leidt tot een leefplan met mogelijk een nieuw arrangement. Voor alle nieuwe meldingen vanaf 1 januari 2015 leefplan opgesteld en zonodig regisseur benoemd. Groep Bij deze deelnemers is er sprake van zware problematiek die maatwerk vereist in de begeleiding en afgestemd is op de behoefte van het individu. De problematiek bij de individuen vertoont wel overeenkomsten. Deelnemers aan deze dagbesteding: hebben vaak een grote fysieke zorgbehoefte; 19

kunnen een grote noodzaak tot structuur en regelmaat hebben, hebben professionele begeleiding nodig; kunnen in een aantal gevallen geen gebruik maken van standaard toegankelijke locaties Activiteiten Activiteiten kunnen individueel of collectief aangeboden worden en sluiten aan bij de mogelijkheden en beperkingen van de deelnemers. De activiteiten dragen bij aan de kwaliteit van de dag invulling van de deelnemer waarbij de beleving van de deelnemer en eventuele mantelzorger een graadmeter is. Maatwerk voorziening dagbesteding voor mensen uit de GGZ-doelgroep Doel: het motiveren en activeren van mensen uit deze bijzondere doelgroep om hun kennis en vaardigheden te versterken of te vergroten, met zicht op maatschappelijke participatie en daar waar mogelijk re-integratie op de arbeidsmarkt. Het aanbod stimuleert dat inwoners actief leven en nuttig bezig zijn, biedt dagritme en voorkomt/bestrijdt eenzaamheid. Het aanbod appelleert hierbij aan de eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht en eigen regie van cliënten en ondersteunt hen bij het versterken hiervan. Het aanbod is ontwikkelingsgericht en stimuleert groei en doorstroming, waarbij behoud van zelfredzaamheid of begeleiding bij verslechtering soms het hoogst haalbare is. Verandering in de ontwikkeling wordt gesignaleerd en teruggekoppeld aan de regisseur. Waar nodig is specialistisch aanbod beschikbaar, bijvoorbeeld als mensen heel kwetsbaar zijn of gevaarlijk voor zichzelf of hun omgeving. Het aanbod aan activiteiten is gevarieerd en gericht op emancipatie van het individu en past bij de eigen specifieke mogelijkheden. Artikel 7.4.3.Vervoer bij dagbesteding Zorgaanbieders organiseren in de huidige situatie het vervoer voor sommige cliënten aan wie zij zorg verlenen op grond van de AWBZ (dagbesteding). Voor 2015 gaan wij ervan uit dat de aanbieders, het vervoer op de huidige wijze blijven voortzetten (status quo) voor tenminste de periode tot 1 januari 2017. Zorgaanbieders borgen daarmee de continuïteit van het huidige vervoer totdat gemeenten op een andere wijze vorm en inhoud hebben gegeven aan de organisatie van dit zogenaamde doelgroepenvervoer. Tussentijdse evaluaties en bijstellingen kunnen hierbij aan de orde zijn. Artikel 7.4.4.Omvang begeleiding groep Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van: - de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of algemene voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.) - de mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?) 20

- het doel dat begeleiding voor deze specifieke cliënt heeft - de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn. Het aantal dagdelen begeleiding dat wij inzetten baseren wij voorlopig op de historische gegevens. De inzet wordt beperkt door de indicatie vanuit de AWBZ. Het blijkt dat voor het overgrote deel van de huidige cliënten de inzet van 4 dagdelen per week voldoende ondersteuning biedt. In die gevallen dat de groepsbeleiding wordt ingezet voor ondersteuning van de mantelzorger of er sprake van een lichte ondersteuning streven wij naar een inzet van maximaal 2 dagdelen per week. Paragraaf 7.5. Individuele begeleiding Individuele Begeleiding kent vele vormen: toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden; ondersteuning bij het aanbrengen van structuur / het voeren van regie; oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag; ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc.) ; dan wordt het vaak thuisbegeleiding genoemd. Begeleiding individueel ligt in veel gevallen dicht bij Hulp bij het huishouden en Persoonlijke verzorging. Wij zoeken daarom naar combinaties om de hulp zo efficiënt mogelijk in te zetten. Begeleiding individueel kan in sommige situaties ook in een groep gegeven worden bijvoorbeeld bij activiteiten als thuisadministratie of geldbeheer. De begeleider kan dan een paar cliënten in het buurthuis ontvangen in plaats van iedere cliënt apart thuis te bezoeken. Artikel 7.5.1. Beoordeling ondersteuning in de vorm van begeleiding In de Wmo kennen we geen grondslagen zoals in de AWBZ maar vormt het gesprek (het onderzoek )de basis voor de indicatiestelling. Hoe individueel deze maatwerkvoorzieningen ook worden benaderd, er is toch behoefte aan instrumenten om de hulpvraag te objectiveren en hierdoor richting geven aan de indicatiestelling. Als een diagnose ontbreekt omdat de cliënt zorg mijdt kan begeleiding worden ingezet bij een sterk vermoeden van. De begeleiding heeft dan tot doel om de situatie te stabiliseren of in ieder geval niet te laten verergeren en is er op gericht de cliënt te bewegen om behandeling te aanvaarden. 21

Artikel 7.5.2.Beperkingen Bij de functie begeleiding onderscheiden we de mate ( zwaarte ) van de beperkingen. Op basis daarvan bepalen we wat binnen eigen netwerk, wat met algemene voorzieningen, en wat met maatwerkvoorzieningen kan worden opgelost. Want: zo zwaar als nodig, zo licht als mogelijk 1. Lichte beperkingen (stimuleren van het zelf uitvoeren van taken) 2. Matige beperkingen (helpen bij taken) 3. Zware beperkingen (taken en/of regie moeten worden overgenomen) In de Wmo is het uitgangspunt dat in alle gevallen eerst de mogelijkheden van eigen netwerk en algemene voorzieningen wordt onderzocht. De verwachting is dat vooral bij matige en zware beperkingen maatwerkvoorzieningen zullen worden ingezet. Artikel 7.5.3. Omvang Individuele Begeleiding Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Dus welke activiteiten zijn nodig, hoeveel tijd kosten deze activiteiten, hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar of is er ook vaak toezicht nodig? De inzet van individuele begeleiding baseren wij voorlopig op de historische gegevens. De inzet wordt beperkt door de indicatie vanuit de AWBZ. Het sociaal team zal een bijdrage leveren aan de basisondersteuning. Deze inzet is nieuw ten opzichte van de huidige situatie waarin het CIZ alleen een indicatie afgeeft. Met de inzet van deze basisondersteuning gaan wij ervan uit de inzet individuele begeleiding met ca. 10% kan verminderen. Paragraaf 7.6. Kortdurend verblijf Bij kortdurend verblijf logeert iemand in een andere omgeving dan het eigen woonadres. Bijvoorbeeld in een logeerhuis, zorgboerderij gehandicapteninstelling of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorger ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is of als de cliënt zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn. Het kan ook gaan om constante zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen; bijvoorbeeld voor iemand met een ernstige hartaandoening of dementie. Er zijn meer manieren om de mantelzorg te ontlasten bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg over te nemen en ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorzieningen niet voldoen kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd 22

De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van AWBZ/Wlz moet worden gesteld. Op het logeeradres waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is hiervoor apart een indicatie op grond van de AWBZ/Wlz noodzakelijk. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf. De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar het logeeradres. 23

Hoofdstuk 8 Beschermd/begeleid wonen en maatschappelijke opvang De gemeente Venlo realiseert voor de regio de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Cliënten die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat die gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijks activiteiten wonen vaak in een woonvorm voor beschermd wonen. Dit is vaak een cluster gewone woningen waar op kleine schaal cliënten uit een bepaalde doelgroep (psychiatrie, verstandelijke beperking, ouderen) bij elkaar wonen. Soms is er sprake van een eigen leefeenheid, soms alleen van een eigen slaapkamer. Er zijn gemeenschappelijke ruimte, waar de cliënten elkaar en de aanwezige begeleiders ontmoeten. Cliënten krijgen begeleiding bij het structureren van hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende daginvulling. Voor een deel van de cliënten is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen. Voor beschermd wonen was een indicatie op grond van de AWBZ noodzakelijk maar deze taak is (zonder bezuinigingsdoelstelling) overgeheveld naar de Wmo. Het is een taak voor de centrumgemeente, die hiervoor ook het budget ontvangt. In samenspraak met de gemeente Venlo moeten indicatiecriteria voor beschermd wonen worden opgesteld en afspraken over toewijzing worden gemaakt. Ook over de uitstroom (als een cliënt vanuit de beschermde woonvorm naar een zelfstandige woning gaat) worden werkafspraken gemaakt met Venlo. De volgende bijzondere criteria voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang zijn gecreëerd: Artikel 8.1 Wonen in een beschermde omgeving met 24 uurs begeleiding 1. Er kan een maatwerkvoorziening voor wonen in een beschermde omgeving worden toegekend gekoppeld aan 24 uurs begeleiding, die tot doel heeft om toezicht en ondersteuning te bieden aan inwoners die in een instelling wonen, maar daarnaast zo spoedig mogelijk en voor zover haalbaar naar een lichtere vorm van begeleiding of wonen kunnen worden toegeleid. 2. Een cliënt kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen als: a. hij een psychische aandoening heeft, b. er voor hem sprake is van noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, c. hij afhankelijk is van anderen om zich staande te houden in het dagelijks bestaan, d. hij niet of niet altijd in staat is om wanneer nodig zelfstandig hulp in te roepen, of e. hij niet beschikt over andere mogelijkheden dan beschermd wonen om zichzelf op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 24