VOORZORGSMAATREGELEN VOOR TANKER EN TERMINAL GEDURENDE OVERSLAGWERKZAAMHEDEN



Vergelijkbare documenten
Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 23 voor binnentankschepen en terminals. Hoofdstuk 23 AANMEREN

ZEEVAART* BINNENVAART*/ BINNENVAARTTANKER VEILIGHEIDSCHECKLIJST

VEILIGHEIDSCHECKLIJST VOOR HET BUNKEREN VAN ZEESCHEPEN (Hoofdstuk ISGOTT)

VERVOER EN OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 6 voor binnentankschepen en terminals. Hoofdstuk 6 BEVEILIGING

BINNENVAARTTANKER TERMINAL VEILIGHEIDSCHECKLIST

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 26. Hoofdstuk 26. Veiligheidsbeheer

DEEL 2 TANKER INFORMATIE

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 8. Hoofdstuk 8 SCHEEPSUITRUSTING

RICHTLIJNEN VOOR HET INVULLEN VAN DE VEILIGHEIDSCHECKLIJSTEN

DEEL 4 BEHEER VAN DE CONTACTEN TUSSEN TANKER EN TERMINAL

In ieder geïsoleerd verdeelsysteem moet een automatische aardfoutcontroleinrichting met een optisch en akoestisch alarm zijn ingebouwd.

Bunkerchecklist. In te vullen door binnenschip en truck. Informatie-uitwisseling met het GHA. Document control. Pagina 1 van 6

WERKZAAMHEDEN AAN BOORD

a) de navolgende, onder punt 3 genoemde vermeldingen worden na hoofdstuk 4 ingevoegd.

Vergadering water- en scheepvaartpolitiediensten. Vraag BE3 van de Belgische delegatie

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Artikel Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft.

Arbeidsomstandighedenregeling. Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen. Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 13. Hoofdstuk 13 MENSELIJKE FACTOREN

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

SYSTEMEN EN UITRUSTING VAN DE TERMINAL

Informatieblad. Omgang met afval van de lading. Stand: maart 2014

Toetsmatrijs. Opgesteld door: CCV. Examenonderdeel Code: n.v.t. Naam: Veiligheidsadviseur Modaliteitspecifiek deel Binnenvaart Toetsvorm: Schriftelijk

Toelichting RI&E Vragenlijst

Richtlijn voor Aannemers

Ladingoverdrachtapparatuur

TECHNISCHE HANDLEIDING

ALGEMENE GEVAREN VOOR TANKER EN TERMINAL

EVO PGS-15 Checklist

Taxonomie code: B Schriftelijk. B Schriftelijk. R Schriftelijk. R Schriftelijk. R Schriftelijk

VYNOVA VGMS VEREISTEN

Handleiding: Stroomgroep Benzine 2000 Watt

Internationale veiligheidsrichtlijnen Hoofdstuk 10 voor binnentankschepen en terminals. Hoofdstuk 10 BESLOTEN RUIMTEN

ATEX voor beginners ; explosiegevaar in vogelvlucht

5.5.2 Bijzondere bepalingen van toepassing op gegaste laadeenheden (UN 3359)

WAGAPARTS LY-128 CONVECTIE KACHEL

Deel 9 Constructievoorschriften HOOFDSTUK 9.2

a) het laadruim of de laadruimen (indien explosiebescherming wordt vereist, vergelijkbaar zone 1)

Safety Regulation. Lock Out Tag Out Mechanisch veiligstellen van leidingen, afsluiters en tanks

OPNAME-RAPPORT APK-KEURING GEBOUWEN. Opsteller. Namens. Datum onderzoek. Aanwezig Naam Namens. Naam bouwwerk. Straat. Gemeente. Bestemming bouwwerk

STEIGERCONDITIES VAN DE VERENIGING VAN TANKOPSLAGBEDRIJVEN (VOTOB)

Handboek van een vacuümunit type VHU-40-HE Type: VHU-3000-HE Gewicht: 145 kg

Zone B Zeevaart m tot kwetsbare objecten Verbod voor Totale hoeveelheid >1500 kg. > kg

VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ HET 1431 SCHILDEREN IN BESLOTEN RUIMTEN 1 januari 1995

L3G C.09 Heet Werk, Bijlage 5 Checklist voor heet werk

DEEL 3 INFORMATIE OVER DE TERMINAL

Onderhoud aan accu's. Algemene informatie over onderhoud aan accu's WAARSCHUWING!

LAST- MINUTE RISICOANALYSE

SCHRIFTELIJKE INSTRUCTIES VOLGENS HET ADN. Maatregelen in het geval van een ongeval of noodgeval

DEEL 1 ALGEMENE INFORMATIE

Belgisch Staatsblad dd

ISOPA PRODUCTBEHEERPROGRAMMA S. Walk the Talk DIVERSE CHEMICALIËN. Het lezen van het (e)sds van uw leverancier is een MUST, omdat dit informatie bevat

PROTOCOL 14. Besluit

1 Algemene bepalingen

AX-3010H. Multifunctionele schakelende voeding. Gebruiksaanwijzing

HOOFDSTUK 8.6 DOCUMENTEN. Bevoegde autoriteit: Ruimte gereserveerd voor het wapen en de naam van de staat

BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op

NNPC PUBLICATIE BALLASTWATER

Hoofdstuk Bijzondere bepalingen

Formulier Brandgevaarlijke werkzaamheden

Gebruiksaanwijzing. Gasbranders Gasbrander zonder vlambeveiliging Gasbranders met vlambeveiliging.

Brandrisico en schade met betrekking tot hete componenten

USER MANUAL BUS. Art. No Edition 2.1

OPGESTELD: HSEW Advisor W. Workum. GECONTROLEERD: Area Coordinator M. Scholten. GOEDGEKEURD: Execution Manager P. van der Ree

Aluchemie Rotterdam. Module Besloten ruimten. Jacques van Es / Leo van der Elst 17 april 2013

Welkom ATEX: is het explosieveiligheidsdocument nog actueel? ATEX ATEX= Atmosphères Explosibles

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

1. VOOR HET INSTALLEREN

Door een krachtafnemer aangedreven hydraulische systemen

Safety Regulations. Uitvoeren van gasmetingen

Wat is de gewenste situatie? Werken met een autoclaaf veroorzaakt geen ongevallen of gezondheidsklachten.

De inhoud van uw gascilinders. Veiligheidsboekje nr. 1

Havenreglement Maxima-centrale

VEILIGHEIDSINSTRUCTIES

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR DE HUUR- EN VERHUUR VAN LIGPLAATSEN

HP Power Distribution Rack

Belangrijke veiligheidskennisgeving

Toolbox-meeting. Besloten ruimten

Generatoren Vaste generatoren en noodgroepen

WERKEN IN BESLOTEN RUIMTEN BRON: ARBOUW

Handleiding. Easy Clean Cleanflows serie SECE,

Veiligheids- en controle-inrichtingen (type G)

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 3/2009 Bewaren a.u.b.!

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 4. Ruimten met risico s voor een explosieve atmosfeer

Montagehandleiding. Watertool Mesafsluiter. Geschikt voor PE waterleidingen DN 90 DN 200. Kleiss/Mesafsluiter/ Pagina 1 van 5

Korte Checklist. 1. Organisatorische aspecten Zorg voor een brandveilige bedrijfsvoering!

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.!

Harsh & Hazardous. Dé richtlijnen voor extreme omstandigheden EXPLOSIES

EXPLOSIEVEILIGHEIDSDOCUMENT Beoordeling van explosiegevaren door gas en damp van binnen arbeidsplaatsen

Vopak Fundamentals on Safety

Gereedschap voor autogeen lassen en Branden

HINDLE. Hindle Ultra-Seal kogelkranen Handleiding voor gebruik, installatie en onderhoud. Inhoud 1 Opslag/bescherming 1

Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/...apparatuur gebruiken. Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken

ISOPA PRODUCTBEHEERPROGRAMMA S. Walk the Talk DIVERSE CHEMICALIËN. Het lezen van het (e)sds van uw leverancier is een MUST, omdat dit informatie bevat

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL-F VITOSOL-T. voor de gebruiker van de installatie. Vlakke plaatcollectoren en vacuümbuiscollectoren

INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 1.1 Toepassingsgebied en toepasbaarheid Toepasbaarheid van andere reglementen Toepassing van normen

HAVENREGLEMENT. Het bestuur van de Stichting, de havenvertegenwoordiger van R.Y.C.B. en de havenmeester

Gebruikershandleiding

Transcriptie:

Hoofdstuk 24 VOORZORGSMAATREGELEN VOOR TANKER EN TERMINAL GEDURENDE OVERSLAGWERKZAAMHEDEN Dit hoofdstuk biedt een leidraad voor voorzorgsmaatregelen die in acht moeten worden genomen op zowel tankers als aan de wal bij overslagwerkzaamheden, ballasten, bunkeren, tankreiniging, ontgassen en zuiveringswerkzaamheden in de haven. Het elimineren van brand- en explosierisico is van groots belang. De gevaren door roken, kombuizen, elektrische apparatuur en andere potentiële ontstekingsbronnen worden in hoofdstuk 4 beschreven, welke moet worden geraadpleegd. Gedetailleerde informatie over uitrusting en werkzaamheden die voornamelijk betrekking hebben op de tanker of de terminal, komt in de delen 2 resp. 3 van deze leidraad aan bod. 24.1 Externe openingen in bemanningsverblijven en machinekamers Een tankeraccommodatie en machineruimten bevatten uitrustingen die niet geschikt zijn voor gebruik in een ontvlambare omgeving. Het is daarom belangrijk dat vluchtige ladingsdampen uit de buurt van deze ruimten worden gehouden. Tijdens het laden, lossen, ontgassen, reinigen van de tank en zuiveringswerkzaamheden, moeten alle buitendeuren, patrijspoorten en soortgelijke openingen op de tanker worden gesloten. Een hordeur kan niet worden beschouwd als een veilig alternatief voor een buitendeur. Extra deuren en patrijspoorten moeten onder bijzondere omstandigheden of vanwege structurele eigenschappen van de tanker eventueel worden gesloten. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 335

Als buitendeuren moeten worden geopend voor toegang, moeten ze na gebruik onmiddellijk worden gesloten. Waar mogelijk moet een enkele deur worden gebruikt als werktoegang. Deuren die gesloten moeten blijven, dienen duidelijk te worden gemarkeerd. Deuren moeten normaliter niet worden afgesloten. Er moeten uit veiligheidsoverwegingen echter maatregelen worden genomen om onbevoegde toegang te voorkomen en om er tegelijkertijd voor te zorgen dat er vluchtmogelijkheden zijn voor het personeel binnen. Hoewel het minder comfortabel kan zijn voor het personeel in de accommodatie die volledig gesloten is tijdens werkzaamheden met hoge temperaturen en luchtvochtigheid, moet dit ongemak in het belang van de veiligheid worden geaccepteerd. 24.2 Airconditioning en ventilatiesystemen Op tankers met airconditioningunits, is het essentieel dat de accommodatie op overdruk wordt gehouden om het binnenstromen van ladingsdampen te voorkomen. Luchtinlaten voor airconditioningsunits worden normaliter in een veilige omgeving geplaatst en dampen zullen onder normale omstandigheden niet worden aangezogen in de accomodaties. Een overdruk wordt uitsluitend gehandhaafd indien het airconditioningsysteem werkt met de open luchtinlaten en alle toegangsdeuren gesloten blijven, behalve voor tijdelijke ingang of uitgang. Het systeem mag niet worden bediend met volledig gesloten inlaten en 100% recirculatiemodus, omdat de werking van de afzuigventilatoren in de kombuizen en sanitaire inrichtingen de atmosferische druk in de accommodatie verlaagt tot minder dan de omgevingsdruk die buiten heerst. Het is bevorderlijk een gasdetectiesysteem en/of alarmsysteem op de inlaat van de airconditioning te hebben. In het geval dat koolwaterstofdampen aanwezig zijn op de inlaten, moet het ventilatiesysteem worden uitgeschakeld en de overdracht van lading opgeschort worden tot het moment dat de omringende atmosfeer vrij is van koolwaterstofdampen. Dezelfde principes van overdruk en gasdetectie zijn van toepassing op tankers die alternatieve airconditioningsystemen hebben of waar extra eenheden zijn aangebracht. De belangrijkste overweging in alle gevallen is dat koolwaterstofdampen niet in de accommodaties mogen binnendringen. Extern geplaatste airconditioningeenheden mogen niet worden gebruikt tijdens één van de genoemde handelingen in paragraaf 24.1, tenzij deze zich ofwel in veilige omgevingen bevinden of gecertificeerd zijn voor veilig gebruik bij ontvlambare dampen. Op tankers die afhankelijk zijn van natuurlijke ventilatie, moeten de ventilatiekokers getrimd blijven om het binnendringen van dampen te voorkomen. Als ventilatiekokers zo zijn geplaatst, dat dampen onafhankelijk van de richting waarin ze getrimd zijn kunnen binnendringen, moeten deze afgedekt, afgedicht of gesloten worden. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 336

24.3 Openingen in ladingtanks 24.3.1 Ladingtankluiken 1 Bij het behandelen van vluchtige producten en het laden van niet-vluchtige producten in tanks met koolwaterstofhoudende of chemische dampen, moeten alle ladingtankluiken worden gesloten en vastgezet. Ladingtankluiken of luikhoofden moet duidelijk worden gemerkt met een nummer en de locatie (bakboord, midden of stuurboord) van de desbetreffende tank. Tankopeningen van ladingtanks die niet gasvrij zijn moeten gesloten blijven, tenzij ontgassing en/of decompressie wordt uitgevoerd. 24.3.2 Inspectie- en ullagepoorten 1 Tijdens overslag- of ballastwerkzaamheden zoals bedoeld is in paragraaf 24.1, moeten inspectie- en ullagepoorten gesloten blijven, tenzij deze geopend moeten zijn voor meting en bemonstering en overeengekomen tussen de tanker en de terminal. Wanneer vanwege het systeemdesign inspectie- of ullagepoorten moeten worden geopend voor ventilatie, moeten de openingen worden beschermd door een vlamkerend rooster die voor korte tijd verwijderd/geopend kan worden tijdens de vrije ruimte meting, inspectie, peilmeting en bemonstering. Deze vlamkerende roosters moeten goed passen, schoon en in goede toestand worden gehouden. 24.3.3 Ladingtankventilatieopeningen 1 Het ladingtankventilatiesysteem moet op de desbetreffende werking worden afgesteld. Hogesnelheidsventilatieopeningen moeten worden afgesteld op werkingsstand om een hoge uittreedsnelheid van geventileerd gas mogelijk te maken. Wanneer vluchtige lading wordt geladen in tanks die aangesloten zijn op een ventilatiesysteem dat tevens wordt gebruikt voor tanks waarin niet-vluchtige lading wordt geladen, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de instelling van de over-/ onderdrukkleppen en het bijbehorende ventilatiesysteem, met inbegrip van elk inertgassysteem, om te voorkomen dat ontvlambare en/of giftige dampen in de tanks, die worden geladen met niet-vluchtige lading, terechtkomen. Wanneer tanks geïsoleerd zijn om onderlinge verontreiniging te voorkomen, moet er rekening worden gehouden dat er zuurstof in de tank kan komen als gevolg van drukvariaties bij overdracht en moeten er maatregelen worden gepland om de inerte toestand voorafgaand aan de overdracht te herstellen. 24.3.4 Tankreinigingsopeningen 1 Tijdens het reinigen of ontgassen van tanks, mogen tankreinigingsafdekplaten alleen worden verwijderd van de tanks waar de reinigingswerkzaamheden worden uitgevoerd en moeten onmiddellijk na de reiniging worden aangebracht. Alle openingen in het dek moeten worden afgedekt door roosters. Andere tankreinigingsafdekking kan ter voorbereiding worden losgemaakt, maar moet in een volledig gesloten stand worden gehouden. 1 De internationale of nationale wetgevingen voor gevaarlijke goederen moeten in acht worden genomen. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 337

24.4 Inspectie van ladingtanks van de tanker vóór belading 2 Inspectie van ladingtanks vóór belading moet in het algemeen zonder het betreden van de tanks worden uitgevoerd. Het kan soms nodig zijn om tankreinigingsafdekkingen te verwijderen om onderdelen van de tank die niet zichtbaar zijn via de ullage- en observatiepoorten te inspecteren, maar dit mag alleen worden gedaan als de tank gasvrij is. De afdekkingen moeten onmiddellijk weer worden aangebracht na de inspectie. De persoon die de inspectie uitvoert moet ervoor zorgen dat hij geen dampen of inert gas inademt bij het inspecteren van tanks die nog niet ontgast zijn. Atmosfeer in ladingtanks die inert gemaakt zijn of waren, moeten behoedzaam benaderd worden vanwege het risico op laag zuurstofgehalte. Inert gemaakte ladingtanks moeten worden gemarkeerd met de juiste waarschuwingsborden. Alvorens een inert gemaakte tank te betreden, moet deze ontgast worden voor toegang, tenzij alle tanks zijn ontgast en het inertgassysteem volledig geïsoleerd is, elke afzonderlijk te inspecteren tank moet geïsoleerd zijn van het inertgassysteem (zie paragrafen 7.1.6.12). Wanneer de inspecteur de tank moet betreden, omdat de lading die geladen moet worden een kritische specificatie heeft, moeten alle voorzorgsmaatregelen in paragraaf 10.5 in acht worden genomen. 24.5 Tankluiken van ballasttanks Tankluiken van ballasttanks kunnen worden geopend voordat er met het verplaatsen van de ballast wordt begonnen, zodat het oppervlak van de ballast gecontroleerd kan worden op bijv. vervuiling. Tankluiken van ballasttanks moeten normaliter gesloten blijven wanneer lading of ballast wordt behandeld, omdat petroleumhoudende of chemische dampen naar binnen getrokken kunnen worden. Tankluiken van ballasttanks moeten duidelijk worden gemerkt om de desbetreffende tank aan te duiden. 24.6 Ladingverbindingen tussen tanker en wal 24.6.1 Flensverbindingen Flenzen voor verbindingen tussen tanker en wal aan het eind van de terminalleidingen en de tankermanifold, moeten in overeenstemming zijn met internationale of nationale wetgeving. Flensvlakken, pakkingen en afdichtingen moeten schoon en in goede toestand zijn. Wanneer de flenzen worden opgeslagen moeten deze worden beschermd tegen corrosie/putcorrosie. Bij schroefverbindingen moeten alle boutgaten worden gebruikt. Let goed op bij het vastdraaien van bouten, omdat bouten die ongelijk of te vast worden vastgedraaid tot lekkage of breuk kunnen leiden. Geïmproviseerde voorzieningen met 'G'-klemmen of soortgelijke apparaten mogen niet voor flensverbindingen worden gebruikt. 2 De internationale of nationale wetgevingen voor gevaarlijke goederen moeten in acht worden genomen. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 338

24.6.2 Verwijdering van blindflenzen Elke flens van een tanker- en terminalmanifold moet een verwijderbare blindflens hebben die van staal of van een ander goedgekeurd materiaal is gemaakt, bijv. fenolharz, en bij voorkeur voorzien is van handgrepen. Voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat, vóór de verwijdering van blindflenzen van tanker- en terminalleidingen, het gedeelte tussen de laatste afsluiter en blindflens geen product bevat die onder druk staat. Voorzorgsmaatregelen moeten ook worden genomen om morsen te voorkomen. Blindflenzen moeten bestand zijn tegen de werkdruk van de leiding of het systeem waarop ze zijn aangesloten. Blindflenzen moeten normaliter een gelijke dikte hebben als de flensaansluiting waarop ze zijn aangebracht. 24.6.3 Verloop- en reductiestukken Verloop- en reductiestukken moeten worden gemaakt van staal en moeten op flenzen conform ANSI B16.5, klasse 150 of gelijkwaardig aangesloten worden. Gewoon gietijzer mag niet worden gebruikt. Er moet een uitwisseling van informatie tussen tanker en terminal plaatsvinden, wanneer manifoldverloop- of reductiestukken van ander materiaal dan staal zijn gemaakt, omdat bijzondere aandacht nodig is bij de productie, om een gelijkwaardige sterkte van staal te bereiken en om breuken te voorkomen. Manifoldmanometers moeten op de reductiestukken aan de buitenboordzijde van de manifoldafsluiters zijn aangebracht. 24.6.4 Verlichting In het donker moet er voor passende verlichting in het gebied van ladingverbindingen tussen tanker en wal en andere leidingvoorzieningen worden gezorgd, zodat de oorzaak voor aanpassing en eventueel lekken en morsen van het product goed en snel kan worden gevonden. 24.6.5 Noodlossysteem Een speciale noodlosvoorziening kan worden gebruikt voor het noodloskoppelen van laadslangen of -armen. Indien mogelijk moeten de slangen of armen worden geleegd, gezuiverd of geïsoleerd vóór het noodloskoppelen, zodat het morsen wordt geminimaliseerd (zie paragraaf 11.1.15.1). Periodieke controles moeten worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat alle veiligheidsvoorzieningen gebruiksgereed zijn. (Zie ook paragraaf 18.1.10 - Hydraulische noodloskoppelingen (PERCs).) Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 339

24.7 Onopzettelijke productmorsen en -lekkage 24.7.1 Algemeen 24.7.2 N.v.t. Tanker- en walpersoneel moeten goed op ontsnapping van het product letten bij het begin van het overladen en tijdens ladingoverdrachtoperaties. In het bijzonder moet erop worden gelet dat de leidingafsluiters en afvoerafsluiters gesloten zijn wanneer deze niet in gebruik zijn. De vrije ruimte van lading- of bunkertanks die afgevuld zijn, moeten van tijd tot tijd tijdens de resterende laadwerkzaamheden worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat er geen overstromingen optreden als gevolg van lekkende afsluiters of onjuiste handelingen. Bij dubbelwandige tankers moet er aandacht worden besteed aan de stabiliteit tijdens de ballast- en ladingoverslagwerkzaamheden. Zorg ervoor dat de dwarse metacenterhoogte (GM) niet wordt gereduceerd, want dit zou ertoe kunnen leiden dat de tanker plotseling sterk overhelt wanneer de dubbelbodemtanks van ballast worden geloosd nadat ladingtanks afgevuld werden, omdat dit een overvulling van de lading kan veroorzaken. (Zie paragraaf 11.2.) Indien lekkage aan een leiding, slang, afsluiter of laadarm optreedt, moeten de werkzaamheden worden gestopt, totdat de oorzaak is vastgesteld en het defect is verholpen. Wanneer een pijpleiding, slang of arm barst of als er een overloop of een andere lekkage aanwezig is, moeten alle ladingoverslagwerkzaamheden onmiddellijk worden gestopt en mogen deze niet worden hervat, totdat de storing is verholpen en alle gevaren van de vrijgekomen olie of chemicaliën zijn geëlimineerd. Als er een mogelijkheid bestaat dat vrijgekomen olie/chemicaliën of bijbehorende dampen in de machinekamer of accommodatieruimte terecht kunnen komen, moeten er snel passende preventieve maatregelen worden genomen. Er dienen voorzieningen aanwezig te zijn om datgene wat op het dek gemorst is snel te verwijderen. Iedere keer dat er olie gemorst is, moet dit worden gemeld aan de terminal en de havenautoriteiten en moet het relevante noodplan voor olievervuiling aan wal en op de tanker worden uitgevoerd. Havenautoriteiten en eventueel aangrenzende tanker- of walinstallaties moeten worden gewaarschuwd voor eventuele risico's veroorzaakt door de lekkage. 24.7.3 Spuigatafdichtingen Vóór overslagwerkzaamheden moeten alle dekspuigaten 3 en, indien aanwezig, aftapvoorzieningen aan de steiger op de juiste manier worden afgesloten om te voorkomen dat gelekte producten in het water rond de tanker of terminal terechtkomen. Accumulatie van water moet regelmatig worden geleegd en spuigatafdichtingen direct worden teruggeplaatst nadat het water is afgetapt. Met het product vervuild water moet worden overgebracht naar een tank voor vervuild water of naar een andere geschikte vergaarbak. De tankdruk moet indien nodig worden teruggebracht om het aftappen mogelijk te maken. 3 De internationale, nationale of plaatselijke wetgevingen moeten in acht worden genomen. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 340

24.7.4 Insluiting van morsingen Een vast ingebouwde lekbak voorzien van geschikte aftapvoorziening moet onder alle tanker- en walmanifoldaansluitingen worden gemonteerd. Als er geen vaste voorzieningen zijn, moeten draagbare lekbakken worden geplaatst onder elke gebruikte verbinding om lekkage op te vangen. Het gebruik van plastic moet worden vermeden, tenzij massaverbinding is gemaakt. 24.7.5 Niet gebruikte ladingleidingen tussen tanker en wal Het vastdraaien van afsluiters is geen maatregel om productlekkage te voorkomen. Alle walpijpleidingen, laadarmen en slangen die niet worden gebruikt, moeten goed worden afgedicht. Alle ladingleidingen van de tanker die niet worden gebruikt, moeten op de manifold worden afgedicht. 24.8 Brandbestrijdingsmiddelen Wanneer een tanker langszij een ligplaats ligt, dient brandblusapparatuur voor direct gebruik gereed te worden gehouden. Aan boord van de tanker wordt dit normaliter bereikt door brandslangen met sproei/straalstukken voor gebruik gereed te houden. Draagbare droge poederblussers in het ladinggebied zorgen voor extra beveiliging tegen kleine brandhaarden. Op de steiger moet brandblusapparatuur gereed zijn voor onmiddellijk gebruik. Omdat dit het afleggen van brandslangen niet mag beïnvloeden, moeten de voorbereidingen voor het gebruik van brandbestrijdingmiddelen gedaan zijn en aan de tanker worden meegedeeld. Overwogen moet worden om draagbare blustoestellen aanwezig te hebben in de nabijheid van het steigermanifoldgebied. 24.9 Aangrenzende andere schepen 24.9.1 Tanker op aangrenzende ligplaatsen Ontvlambare en/of toxische concentraties van productdampen kunnen optreden als een andere tanker aan een direct aangrenzende ligplaats met balast- of ladingoverdrachtwerkzaamheden of zuiverings-, tankreinigings- ontgassingswerkzaamheden bezig is. In dergelijke omstandigheden, moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen zoals beschreven is in paragraaf 24.1. 24.9.2 Stukgoedschepen op aangrenzende ligplaatsen Het is onwaarschijnlijk dat stukgoedschepen in staat zijn om op de zelfde wijze te voldoen aan tankers met veiligheidseisen met betrekking tot mogelijke ontstekingsbronnen, zoals roken, open licht, kookvoorzieningen en elektrische apparatuur. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 341

Daarom moet, wanneer een stukgoedschip op een ligplaats ligt in de buurt van een tanker die vluchtige petroleum laadt of lost of die niet-vluchtige producten in tanks met koolwaterstofdamp laadt of zuivert of ontgast na het lossen van vluchtige producten, de terminal een risicoanalyse uitvoeren en voorzorgsmaatregelen in aanvulling op die van dit hoofdstuk nemen. Deze voorzorgsmaatregelen moet het inspecteren van de gebruikelijke ladingtanker bevatten en de te nemen voorzorgsmaatregelen aan boord van deze tanker duidelijk beschrijven. 24.9.3 Tankerwerkzaamheden op stukgoedligplaatsen Daar waar de tankerwerkzaamheden worden uitgevoerd op stukgoedligplaatsen, is het onwaarschijnlijk dat het personeel op dergelijke ligplaatsen vertrouwd is met veiligheidseisen met betrekking tot mogelijke ontstekingsbronnen of dat kranen of andere apparatuur voldoen aan de eisen voor de constructie en installatie van elektrische apparatuur in gevarenzones. Daarom is het noodzakelijk dat de terminal voorzorgsmaatregelen neemt in aanvulling op die in dit hoofdstuk. Deze voorzorgsmaatregelen moeten beperkte toegang voor voertuigen inhouden, evenals verwijderbare barrières voor de toegang tot de ligplaats, extra brandbestrijdingsmiddelen en het beheer van ontstekingsbronnen en beperkingen voor het verkeer van goederen en apparatuur en het heffen van lasten. 24.9.4 Sleepboten en andere vaartuigen langszij Het aantal vaartuigen dat langszij komt en de duur van hun verblijf moeten tot een minimum beperkt of verboden worden. Onder voorbehoud van eventuele voorschriften van havenautoriteiten, mogen alleen geautoriseerde vaartuigen die toestemming van de schipper en indien van toepassing van de terminalvertegenwoordiger hebben langszij komen of langszij een tanker blijven gedurende de periode dat de tanker vluchtige producten behandelt of tanks met vluchtige producten aan het ballasten is. De schipper moet het personeel op het vaartuig instrueren dat roken en open licht niet zijn toegestaan op het vaartuig. In het geval van overtreding, moeten de werkzaamheden worden gestopt. Terminals moeten desbetreffende instructies voor de exploitanten van de geautoriseerde vaartuigen voor het gebruik van motoren en andere apparatuur en uitrusting hebben, zodat mogelijke ontstekingsbronnen worden voorkomen wanneer een tanker langszij een steiger ligt. Deze moeten, indien van toepassing, vonkenvangers voor uitlaten van motoren en instructies over de juiste fendering omvatten. Terminals moeten ook naar de desbetreffende kennisgevingen vragen die betrekking hebben op het schip, zodat personeel en passagiers geïnformeerd worden over de nodige veiligheidsvoorschriften die in acht moeten worden genomen. Als een onbevoegd vaartuig langszij komt of op een locatie ligt die gevaarlijk is voor werkzaamheden, moet dit worden gemeld aan de havenautoriteit en/of aan de terminalvertegenwoordiger en moeten de werkzaamheden zo nodig worden gestopt. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 342

24.10 Kennisgevingen 24.10.1 Kennisgevingen op de tanker Wanneer langszij een terminal, moet een tanker kennisgevingen zichtbaar aan twee kanten aan dek of op de loopbrug(gen) hebben volgens internationale (gevaarlijke goederen) wetgeving: 24.10.2 Kennisgevingen op de terminal Figuur 24.1 - Kennisgevingen op de tanker Permanente kennisgevingen en waarschuwingsborden die erop wijzen dat roken en open licht verboden zijn, moeten opvallend worden weergegeven op de steiger in de relevante talen. Soortgelijke permanente kennisgevingen en waarschuwingsborden moeten worden aangebracht bij de ingang van het terminalgebied of de waltoegangen naar de steiger. Figuur 24.2 - Kennisgevingen op de terminal Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 343

In gebouwen en andere wallocaties waar roken toegestaan is, moeten kennisgevingen hiervoor opvallend worden weergegeven. Vluchtwegen van de tankerligplaats naar veilige plaatsen aan wal moeten duidelijk worden aangegeven. 24.11 Eisen aan personeelsbezetting Een voldoende personeelsbezetting moet steeds aanwezig zijn om met noodsituaties om te gaan aan boord van de tanker en op walinstallaties tijdens het verblijf van de tanker op een terminal. Het bij de werkzaamheden betrokken personeel, moet vertrouwd zijn met de risico's bij het behandelen van de producten en moet opgeleid zijn om met een noodsituatie om te gaan. 24.12 Controle over open vuur en andere mogelijke ontstekingsbronnen De gevaren door roken, kombuizen, elektrische apparatuur en andere potentiële ontstekingsbronnen worden beschreven in hoofdstuk 4. 24.13 Controle over voertuigen en andere uitrusting 24.14 N.v.t. Het gebruik van voertuigen en uitrusting moet worden gecontroleerd, met name in gevarenzones. Routes van en naar werkplekken en parkeerplaatsen moeten duidelijk worden aangegeven. Waar nodig moeten barrières of hekken worden voorzien om onbevoegde toegang te voorkomen. Editie 1-2010 CCR/OCIMF 2010 Pagina 344