De Steenbakker Knikkers bakken Elk jaar opnieuw was het in het voorjaar knikkertijd. Zo maar ineens bracht iemand z n knikkers mee naar school en daarna zag je iedereen knikkeren. De knikkers waren van glas, maar er waren ook wel stenen knikkers. Deze waren van gebakken klei. Knikkers waren duur en je had er nooit genoeg. Het zou handig zijn als je ze zelf zou kunnen maken! En zo probeerden we op een dag knikkers te bakken. Van klei maakten we ronde bolletjes die we eerst een beetje lieten drogen. Bij dat drogen kwamen er scheurtjes in, maar die smeerden we weer een beetje dicht. Toen stookten we een vuurtje en tussen de brandende takken legden we de kleibolletjes. Zou het lukken? Het resultaat viel tegen. Een paar bolletjes waren uit elkaar gevallen, sommigen waren gescheurd. En de knikkers die wel gelukt waren? Die waren niet rond ; we hebben er nooit mee geknikkerd! Wel hadden we wat geleerd: hoe moeilijk het is om van klei iets te bakken. Hoe deden die mensen dat vroeger als ze in de steenfabrieken langs de IJssel de gele IJsselsteentjes bakten? Dat moeten echte kunstenaars geweest zijn. Het begint met klei Maquette van een steenplaats Er waren vroeger heel wat steenplaatsen langs de Hollandse IJssel. De meeste lagen aan de kant van de Krimpenerwaard, vanaf de Stormpolder tot aan Gouderak. Ook verderop tot aan Montfoort waren er steenplaatsen. Enkele van die steenfabrieken lagen aan de noordkant van de rivier, onder andere in Nieuwerkerk aan den IJssel. Huizen en andere gebouwen in ons land worden al heel lang gebouwd van baksteen : gebakken steen. Die stenen worden gemaakt van klei en de steenbakkers haalden die klei uit de IJssel. Oorspronkelijk werd de klei van de bodem van de rivier opgebaggerd. De schipper deed dat met een baggerbeugel: aan een lange stok was een ronde ring bevestigd, waaraan een net hing. Met de ring schraapte hij over de bodem om de klei te verzamelen. Omdat er veel vraag naar klei was, moesten de stokken van de baggerbeugels steeds langer worden. Het werken ermee werd steeds moeilijker. Baggerbeugel 1
Gelukkig vonden ze daar wat op. Langs de oever van de IJssel lagen de zellingen. Dat zijn ondiepe plaatsen waar riet groeide. Als het riet eraf gestoken werd, kwam daaronder klei vrij die gebruikt kon worden voor het maken van stenen. Maar wat belangrijker was: elke keer als de zelling bij vloed onderliep, kwam er een dun laagje klei op de bodem. Als het water weer zakte, bleef de klei achter. Zo kon er elk jaar opnieuw uit de zellingen klei gehaald worden. Zellingen aan de rivieroever De slikdam ligt aan het water Vervoer slib met kruiwagen Per schip werd de klei naar de slikdam van de steenfabriek gebracht. Daarvandaan werd de klei in kruiwagens de steenplaats op gereden. Bij de voormaalder en de kleipers De steenplaatsarbeiders reden de klei naar de voormaalder. Dat was een soort ronde ijzeren ton waarin een paar messen rond draaiden. De messen werden aangedreven door een stoommachine en later door een elektromotor. Door die messen werd de klei fijn gemalen en zacht gemaakt. Zo kon de vormer er goed mee aan het werk. Voormaalder ( kleimolen) 2
De vormer was de man die de stenen vormde. Hij vulde onder de voormaalder, in de kleipers, de bakjes van een steenvorm met klei. De steenvorm was een houten bakje, dat weer verdeeld was in acht kleinere bakjes. De vormer met zijn helpers (die helpers waren meestal jongens) moesten hard doorwerken. Meer dan drieduizend stenen per uur werden bij de voormaalder gevormd. Steenvormen Werk voor vrouwen en kinderen Met de vormenkar naar het afplakveld De vormenkar De karrenvoerder, een jongen van een jaar of twaalf, reed op een vormenkar de gevulde steenvormen naar het afplakveld. Een vormenkar had twee verdiepingen zoals je goed hierboven kunt zien. Op het afplakveld werden de steenvormen afgeslagen, zodat er telkens acht rauwe stenen op een rijtje kwamen te liggen. Omdat bij de voormaalder in een hoog tempo werd gewerkt moest er op het afplakveld ook hard doorgewerkt worden. Op het afplakveld Dat afplakveld was het terrein van de vrouwen en de meisjes. Als de kleivormen een paar dagen door zon en wind gedroogd waren, moesten ze op hun kant worden gezet om verder te kunnen drogen. Voor dat werk waren meisjes van zeven tot elf jaar prima geschikt, vonden de steenplaatseigenaren. Die meisjes hadden kleine handjes en smalle voetjes. Ze konden dus gemakkelijk tussen al die rauwe (ongebakken) stenen doorlopen zonder ze stuk te trappen. Het leek geen zwaar werk: elke keer gebukt een stukje klei op z n kant zetten. Toch moeten de meisjes na een lange dag werken hun rug goed gevoeld hebben. 3
Weer een paar dagen later werden de stenen op hagen gestapeld. Op houten planken kwam dan een rij rauwe stenen te staan. De stenen waren zo gestapeld dat de wind er goed tussendoor kon, zodat het drogen nog beter ging. De stenen worden op hagen gezet Er kon tijdens dat drogen heel wat mis gaan. Als de zon te fel scheen, zouden de stenen te hard drogen en gaan scheuren. Als het regende, zouden de stenen nat worden en uit elkaar vallen. Daarom stonden er schuin tegen de hagen altijd rietmatten. Bij goed weer waren ze opgerold, maar als het nodig was, werden ze uitgerold om de stenen te beschermen. De rauwe stenen worden beschermd door rietmatten Honderdduizend ijsselsteentjes tegelijk bakken Lege steenoven. De dijk voor de oven is in de tekening weggelaten Zo zie je de oven van de andere kant. Achteraan de dijk De rauwe stenen stonden, afhankelijk van het weer, ongeveer twee of drie weken op hagen, daarna waren ze klaar voor de oven. De ovens in de Krimpenerwaard waren meestal tegen de dijk gebouwd. Zo n oven was in feite niet meer dan vier dikke en hoge muren: een in de dijk, twee haaks op de dijk, en aan het einde een verbindingsmuur daartussen. In de muren haaks op de dijk zat bij de grond een rij openingen die op poortjes leken. Dat waren de vuurmonden. Aan de andere kant van die vuurmonden was de turfschuur. Daar werd de brandstof (turf) bewaard. In de andere muur zat een grote poort waardoor je de oven binnen kwam. 4
Rauwkar Het vullen van de oven De vrouwen van de steenplaats vulden de oven. Op een rauwkar werden de rauwe stenen via de grote poort de oven ingereden en daar opgestapeld. Het vullen van de oven was een kunst. Voor de vuurmonden, van de ene kant van de oven naar de andere kant, moesten in de steenmassa gangen open blijven. Die vuurgangen waren ongeveer een meter hoog en liepen van de ene vuurmond naar de andere. Bovenop de rauwe stenen kwam een laag deksteen: oude afgekeurde stenen die de oven van boven afsloten. Turfschuur Ovenwand met vuurmonden Vuurgang In een kleine oven gingen ongeveer honderdduizend rauwe stenen. In de grootste ovens konden er wel een miljoen. Wanneer de stenen allemaal met de hand waren opgestapeld, werd de oven aangestoken. Via de vuurmonden werden turven in de gangen gegooid die in brand gestoken werden. Dat was het werk van de stoker. Hij was de belangrijkste arbeider van de steenplaats. Als hij zijn werk niet goed deed, was het resultaat van weken lang werken mislukt. In de vier tot zes weken dat de oven brandde, was de stoker steeds paraat. Vaak sliep hij in de turfschuur naast de oven. De eerste week werd voorzichtig het vocht uit de klei gestookt. Witte rook hing dan in grote wolken boven de oven. Dan werd het vuur verder opgestookt tot ongeveer 1000 graden Celsius. De stenen werden door de warmte kleiner en de oven zakte van boven wat in elkaar. De stoker kon de oven regelen door de vuurmonden met een soort schuifdeurtjes open of dicht te zetten. Soms maakte hij ook bovenop de oven een schoorsteen om de oven beter te laten trekken. 5
Stenen rapen Het leegkruien van de oven Kruiwagen met stenen De oven had een week nodig om af te koelen. Dan begon het rapen : het leeghalen van de oven. Weer waren het meestal de vrouwen die dit werk deden. In het midden van de oven waren de stenen nog warm, en daarom droegen ze leren lappen over hun handen die met riempjes waren vastgemaakt. Bij het leeghalen werden de stenen tegelijk gesorteerd. Door twee stenen tegen elkaar aan te tikken hoorden de vrouwen of het harde of zachte stenen waren. De hardste stenen werden gebruikt om keldermuren te metselen. De minder harde waren goed als straatklinkers, daarna kwamen allerlei soorten stenen die voor het metselen van muren werden gebruikt. De stenen worden per schip vervoerd Bij de rivier werden de kantenklare stenen opgestapeld. Vandaar werden ze per schip vervoerd. 6
Alles nog eens samengevat in een oude schoolplaat Schoolplaat Op de steenplaats (Cpyright Wolters-Noordhoff bv). Waarschijnlijk is dit de steenplaats van W. van Vliet Gouderak In het begin van de vorige eeuw werden veel schoolplaten gemaakt. Je hebt er vast wel eens eerder een schoolplaat gezien. Deze hingen in de schoollokalen en de meester kon met behulp van zulke platen een heleboel uitleggen. Wanneer je goed kijkt kun je het volgende zien op deze plaat : de voormaalder bij de schoorsteen het afplakken de vormenkar het op hagen zetten het uitruimen van de oven de stenen die afgedekt zijn met rietmatten de rivier op de achtergrond 7
Hard werken voor het hele gezin Directeurshuis steenplaats IJsselzicht Gouderak Arbeidershuisjes steenplaats De Korte Snelle in Gouderak In Krimpen aan den IJssel, Ouderkerk aan den IJssel en Gouderak zie je soms aan de IJsseldijk van die grote, oude huizen staan. Grote kans dat het een huis van een steenbakker geweest is: de eigenaar van een steenplaats die daar ooit was. Een enkele keer vind je in de buurt van zo n groot huis een rijtje kleine, lage huisjes. Eén verdieping met een pannendak. Het zijn de huisjes van de arbeiders op de steenplaats. Als een steenplaatseigenaar een arbeider zocht, zette hij een advertentie waarin een arbeidersgezin gevraagd werd. Meestal nam hij alleen een arbeider aan met een vrouw en niet te kleine kinderen: die konden dan allemaal op de steenplaats werken. Voor de arbeiders was er geen andere mogelijkheid: de vader verdiende te weinig om van te leven. Het loon van de moeder en de kinderen was hard nodig. Overigens verdienden vrouwen en kinderen wel veel minder dan mannen. Handen van een twaalfjarig Afghaans kind dat in een steenfabriek werkt Vooral van april tot oktober moest het hele gezin paraat zijn. In die maanden werden de stenen gebakken. s Morgens om vijf uur begon de werkdag, die duurde op z n minst tot zes uur s avonds, maar soms ook langer. Tussen de middag hadden de arbeiders een uur om thuis te gaan eten. Als er s nachts een onweersbui losbarstte, werd de hele steenplaats gealarmeerd. Iedereen moest uit bed om de rietmatten uit te rollen over de steenhagen. s Winters hadden alleen de mannen werk, als het tenminste niet vroor. Geen werk betekende ook geen geld. En zo werden er elke winter weer schulden gemaakt bij de eigenaar van de steenplaats. Die schulden werden in de zomer van het loon afgetrokken. De kleine huisjes waarin de arbeiders woonden, hoorden bij de steenplaats. Dat maakte de arbeiders extra afhankelijk van hun baas. Als ze ander werk zochten, moesten ze ook meteen hun huis uit. Als een van de dochters een goed baantje als dienstbode kon krijgen, ging dat meestal niet door. Het hele gezin moest meewerken. De boeren langs de dijk en de mensen die op het dorp woonden keken neer op de plaatsers. In de winter zagen ze de bewoners van de steenplaatsen naar de kerk komen om geld te vragen aan de diakenen. s Winters deelden de armmeesters turf en bonen uit en ook daarvoor kwamen de plaatsers naar het dorp. Ruw volk, zeiden ze op het dorp. Die van de steenplaats deugen meestal niet. Als je een vriend of vriendin zocht, kon je maar beter niet met een steenplaatskind aankomen. Die kon niet deugen zeiden ze thuis. 8
Wat is er van over? Eeuwen- en eeuwenlang zijn er langs de IJssel stenen gebakken. Toen er in 1380 een kasteel bij Gouda werd gebouwd, gebruikten ze daarvoor al ijsselstenen. De kleine gele steentjes werden ook gebruikt voor het bouwen van de steden die in de zeventiende eeuw begonnen te groeien. In diezelfde tijd namen de VOC-schepen de ijsselstenen als ballast mee naar Indië en Curaçao. Ook daar werd gebouwd met ijsselstenen. De steenplaats van W.van Vliet Deel steenplaats van W. van Vliet nu woning In de twintigste eeuw ging het steeds slechter met de steenbakkerijen langs de IJssel. Door vervuiling werd de kwaliteit van de klei, en dus van de stenen, minder. De woningwet schreef voor dat huizen van grotere stenen gebouwd moesten worden. Maar de ijsselstenen konden niet groter gemaakt worden. Na de tweede wereldoorlog waren er nog maar een paar steenplaatsen in gebruik. Kort na 1960 stopte men op de laatste steenplaats in Gouderak het bakken van ijsselsteentjes. Wat er nog van de steenplaats van van Vliet over is zie je hieronder. Er is een huis van gemaakt. Als je in de Krimpenerwaard een oud gebouw ziet, dat gemetseld is van kleine gele steentjes, weet je bijna zeker dat die stenen gebakken zijn van klei uit de Hollandse IJssel. Het bekendst zijn waarschijnlijk het gemaal Reinier Blok in Krimpen aan den IJssel en de watertoren op de grens van Krimpen en Ouderkerk aan den IJssel. Maar er zijn er veel meer. Kijk maar om je heen. Wil je meer weten? Bezoek het Streekmuseum Crimpenerhof in Krimpen aan den IJssel Krimpenerwaardig een boekje van het Streekmuseum Crimpenerhof Crimpenerhof Streekmuseum Info nr.11 De Steenplaats J.Ligthart en H.Scheepstra De wereld in ( 5 De Steenbakkerijen) C. van Someren Hollandse IJselboek HEK (Historische Encyclopedie Krimpenerwaard) diverse artikelen www.hist-kring-krimpen.myweb.nl www.ambachtengereedschap.nl http://nieuwwerkerk.net/hvn (voor interview met steenbakker) Colofon Tekst : Henk Vermeulen Illustraties : Streekmuseum Crimpenerhof nummers 1,2,4,5,7,10 t/m13,15,17,18,19,22 t/m25 Dirk van Dam nummers 26, 27,30 J. Bonte nummers 9.16.20 Ligthart en Scheepstra nummers 3,6,8,14,21 HEK nummer29 NRC/Handelsblad nummer 28 Redactie en samenvoeging illustraties en tekst : Johan Knoester Uitgave: Erfgoedhuis Zuid-Holland 9