VAN HET NIEUWE LICHT, ONDER DE V E R D I C H T E N A A M E N V A N ARNOLDKARELFREDR1KSFELD È N D O O R JOH. PHIL. HILDEBRAND,



Vergelijkbare documenten
FORMULIER. for DEN H. DOOP DER ÏÖNfift 'KINDEREN, /^V: IH?}^

Mag ik jou een vraag stellen?

Nieuw Oranje volks-lied

Een Steen des aanstoots en een Rots der ergernis voor de natuurlijke mens

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

- 1 - Werkelijk vrij. Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade.

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Wesleyaanse geloofsfundamenten voor de 21 e eeuw

Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini

Vijf redenen waarom dit waar is

EEN GROOT VERLIES WAT HEBBEN WE VERLOREN DOOR DE ZONDEVAL? 2/16

Wie is er nou blind? Het evangelie naar Johannes 9:

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

9 En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het

Zondag 28 gaat over het Heilig Avondmaal (1)

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

1 Korintiёrs 1:9. Marcus 10:45. Handelingen 4:12. Johannes 17:3. 1 Korintiёrs 3:16. Johannes 15:9,10. Psalm 32:8

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

VAN EENE ZELDZAAME NOG NIET BESCHREEVEN

De kern van het christelijk geloof

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Wat er in de Bijbel staat.en andere liederen

Wie kwaad smeden, komen zij niet op een dwaalweg? Wie goed doen, oogsten zij geen liefde en trouw?

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

De Bijbel open (22-06)

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

Romeinen 3: Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? 2 Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats [toch]

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Aandoenlyke geschiedenis, voorgevallen te Edenburg, in het Duitsche Ryk

Thema: Waar religie en wetenschap elkaar ontmoeten, deel 2: de Bijbel als medicijn.

10. Bijbel, Lucas 15. Vertaling L. ten Kate. Vertaling NBG/BBG, Haarlem/Brussel 1951.

In den naam Gods amen.

Den eersten van sprokkelmaand bron

Een klein vragenboekje voor kinderen

De rijkdom van het evangelie. Ik ervaar meer dood dan leven Gods Geest en het echte leven

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Wat zegt de Bijbel over het eeuwige leven? Hoopt u of weet u waar u de eeuwigheid zult doorbrengen?

De Bijbel zegt JHWH, de Vader, is de enige God!

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Toen God Adam en Eva schiep, bereikte de Schepping haar hoogste niveau: inderdaad, het was zeer goed. (v. 31).

Levend Water. (= de Heilige Geest) Hij zou u levend water hebben gegeven

Welke angst leefde bij Mozes toen hij alle wetten, regelingen en verordeningen had opgeschreven?

Bijbelteksten Feest van Genade

Maak genade tot een levensstijl. Het Evangelie van Christus is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft,

BIJBELSTUDIES VOOR JONGE GELOVIGEN LES 1. Les 1 - De oorsprong van de Bijbel. In deze bijbelstudies wordt gebruik gemaakt van de NBG-vertaling

Ik ben blij dat ik nu voor u lijd Ik ben blij dat ik voor mijn geloof mag lijden Ik ben blij dat ik mag lijden voor de Kerk van Jezus Christus

Werkelijk vrij. Zonde is overtreding van Gods wetten. Men moet dus weten, of iets zonde is of niet.

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

De bruiloft van het Lam

MENORAH BEELD VAN DE ZEVENVOUDIGE GEEST VAN GOD EXODUS 37 EXODUS 37:17-22

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VROUW BIJ DE PUT

Les 29. Behoudenis, zaligheid alleen in Jezus Christus.

De klagende en zugtende inwoners der aarde: treurende over de onenigheden, die van tyd tot tyd

Een nieuw lied, Op de onverwagte wederkomst van een minnaar by zyn beminde

NOACH EN DE ZONDVLOED

Stel jezelf niet onder de Wet!

Nieuwe geboorte in het koninkrijk. les 1 FOLLOW

Openluchtdienst! speelruimte om te leven!

Gebedsboek. voor dagelijks gebruik. Dinsdag

1. De God van Jakob. Lezen: Psalm 146

Jezus, het licht van de wereld

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

De Twaalf Artikelen des geloofs apostolische geloofsbelijdenis. 1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

Bij het gekozen thema: Het verlangen van God heb ik mij in de afgelopen dagen afgevraagd wat is mijn verlangen naar God?

Hoofdbedekking nog nodig vandaag?

6. Uitverkiezing. 6.1 Uitverkiezing is naar de voorkennis Gods

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

LEVITICUS 23:40. etrog en lulav

10 redenen voor de komst van de Heere Jezus


Welkom in deze dienst Voorganger is ds. K. Timmerman

assie voor het leven Noteer voor jezelf een aantal opmerkingen en kernwoorden Lees de tekst nog eens door en bespreek met elkaar als groep

Wat bepaalt in jouw leven wie en wat je bent en hoe je leeft?

Geloof Brengt Verandering Toets 1 - antwoorden

EEN PAAR BELANGRIJKE VRAGEN

Het nieuwe christelyk en geestelyk uur-slag

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

TOEN GOD ALLES MAAKTE

PERSOONLIJKE VORMING 1

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

NOACH EN DE ZONDVLOED

2 Petrus 1. Begin van de brief

De Heer Jezus Christus - Zijn Persoon

Doop van kinderen Orde II

HET ONTSTAAN VAN DE EERSTE GEMEENTE

!""# $ $ %!#% & $ !"# $ - ()*+ $! ' - 33##&# $ # 56$$% ;! <!!"()=# !" &>11. Jesaja 9:1-6 Jeremia 31:31-37 Hebr. 8:1-13

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september in deze dienst zal. Julia Brugge.

Doop van een kind vanaf zes jaar Orde I

Sexualiteit en de Bijbel

Orgelspel. Welkom en afkondigingen

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Geloof tegenover gevoelens

A. de Jager. Wees toch stil. Gedichtenbundel. Wees toch stil 1

De brief aan de Hebreeën. C. Noorlander

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON

Transcriptie:

A A N DE S C H R Y V E R S VAN HET NIEUWE LICHT, ONDER DE V E R D I C H T E N A A M E N JAN PAUL V A N NIELSEN, ARNOLDKARELFREDR1KSFELD È N MARTINUS D O O R FELS-, JOH. PHIL. HILDEBRAND, T E A M S T E L D A M, By A. J. VAN TOLL, Boekverkoopet, op de Haarlemmerdyk, tuffcben het Nieuwezyds Heeren Logement en Wieringerftraat, 17P3-

Wie niet met my is, die is tegen my, en wie niet met my vergadert) die verjlrooit. JESUS. Matth. XII, 30.

VOORBERICHT. -p.it klein Stukjen AAN DE SCHRYVERS VAN JD HET NIEUWE LICHT lag reeds voor de persfe gereed, toen in het laatst van het afgeloopen Jaar 1792. zeven myner medeleden in de di-, reftie onzer herflelde Lutherfche Gemeente, door het afneemen van myne flem in de Vergaderingen, my buiten Haat fielden, om voor het welzyn der : Gemeente langer te kunnen zorgen. Weinige dagen daarna, dit Stukjen aan mynen gewoonen Boekverkooper Ammeling ter uitgaave aanbiedende, verklaarde deeze goede man, het niet te durven uitgeeven, zonder vooraf daartoe de vergunning van den Heer J. J. LAMMERS gevraagd en verkreegen te hebben. Doch vermits ik my daaraan bezwaarlyk kon onderwerpen, zo verfchynt het by eenen anderen Boekverkooper. De Gemeente ondertusfchen Helle haar oordeel, over het geen met my gebeurd is, nog een oogenblikuit, en zy verzekerd, dat, aangezien ik, benevens nog negen der thans fungeerende Perfoonen, door haar in de direftie ben aangefteld, en dus, volgens het fundamenteel Plan van afzondering, agter de REDENEN &c. onder de Bylagen La. C. gedrukt, aan haar rekenfchap en verantwoording verfchuldigd ben; ik niet id gebreken A a zal

V O O R B E R I C H T. zal blyven, my van deezen onvermydelyken pligt naar behooren te kwyten. Dit klein Stukjen ftrekke voorloopig ten bewyze, dat ik, ondanks het gebeurde, onvermoeid zai voortgaan, om voor de Bybelwaarheden in de bresfe te ftaan, en dezelven tegen de daarmede ftrydende wangevoelens in de Lutherfche Kerk, zo veel in my is, te verdedigen; wel verzekerd, dat ook myn lot in de hand van het alweetcnd cn albeftuurend Opperwezen is. Al ware het dan ook, dat my niet dan vyanden omringden; zo God fiegts myn vriend is, dan kan zelfs de hel my niet fchaaden. AAN

A A N D E S C H R Y V E R S V A N HET NIEUWE LICHT. oudt gy, beruchte Schryvers! wel kunnen gelooven! Z iat ik dwaas genoeg zy, der waereld te willen diets maaien: niets meer te willen leezen, ten zy my door des kundigen verzekerd wierd, dat 'er iets tegen my gefchreeven zy, waarin meer blyken van kunde en waarheid liefde gebonden worden, dan tot dus verre ge- fchied is"? Dit kan flegts een Ds. STERK doen: > een Ds. BAUM flegts kan zich in eenen Steenrots herfcheppen. Zoude ik, wanneer ik zulke taal voerde, niet moeten verwachten, dat een ieder, die dit las, ooger.bliklyk daaruit oordeelde, dat, of myn verftand te bekrompen zy, om zeiven over de kunde en waarheid liefde van zodanige Schriften te kunnen oordeelen, dat ik myne zwakheid gevoelende, dit flegts voor een vygeblad gebruikte, om de naaktheid van myne onkunde te bedekken? Maar indien ik eens in de daad zo handelde, dat ik niets, van dien aait tegen my uitgekomen, las, dan enkel op aanraaden van des kundigen (zekerlyk dan van. des kundigeren,) zoude ik dan myne kundigheden, hoe groot of hoe klein ze ook zyn mogen, niet eerft geheel onder die van anderen moeten onderwerpen, en daardoor uit de oogen van anderen zien moeten: Ja, zoude ik my zeiven niet berooven van de mogelykheid om meerdere kundigheden te verkrygen, of in de geenen, die ik bezat, beveiligd te worden? Want hoe flegt ook een gefchrifr. tegen ons moge gefchreeven zyn, 'er is altoos nog A 3 of iets

C 6 ) iets gaeds uitte trekken, al ware het flegts., om in onze eigene gevoelens gefterkt te worden. Heilzaam derhalven is de les van den grooten Paulus, die een verwaande alleen uit het oog verliezen kan: beproeft alle ding, en behoudt het goede; I Thesf. V, 21. Ingevolge deeze les heb ik ook uwe gefchriften onder de verdichte Naamen van JÜ P. NIELSEN, A. K. FREDRIKSFELD en M. FELS ge- Jeezen; en ik h"b 'er dit voordeel uitgetrokken, dat ik in de beleedene waarheden te meer ben gefterkt, en onder het gevoel van liet grootfte medelyden over UL. te zekerer overtuigd ben geworden, dat een Moriaan tefchuuren vruchtloos werk is. Uwe twee eerfte gefchriften, ten naame van J. P. NIEL SEN en A. K. FREDRIKSFELD, zyn reeds lang uit myne handen, en het luft niy niet, dezelven thans weder op te zoeken. Misfchien zyn ze ook reeds verfcheurd; want in myne Boekery gedoog ik geene paskwillen, 't Geen ik thans ouder handen heb, is dat van M. FELS. Dit meesterftuk van fchelden,lafteren enraazen is UI. dubbel waardig, en ik zoude het reeds het zelfde lot, als de twee voorigèn, hebben doen ondergaan; ware het niet, datgyl.u daarin, met eene alle verbeelding te bovengaande trotschheid, van termen bediendet, die men anders in geene paskwillen verwachten zoude. Ik bedoel uwe fchaamtelooze verwytingen,die gyl. op bladz. 110 en volg,over uwe tegenfchryveren uitbraakt, om dat uwe gefchriften van J. P. NIELSEN en A. K. FREDRIKSFELD onbeantwoord gebleeven zyn ' Welk eene verregaande, en u zeiven voor degeheele waereld ten toon Hellende, brutaliteit! Wie toch zoude zich met duilterlingen inlaaten? Hebt gy niet in alle tegen ulieden uitgekomene Schriften geleezen, dat men de waarheden altoos verdedigen, doch naamlooze gefchriften nimmer eenig antwoord verwaardigen zal? En is dit niet tot heden toe heilig gehouden? Ik hoop immers niet, dat gyl. dwaas genoeg zyt, om J. P> NIELSEN,A. K. FRE- DRIKS-

( 7 ) DRIKSFELD en nu M. FELS boven den rang der naamlooze prullen te willen verheffen? Dit der waereld te willen diets maaken, daartoe zoude meerdere doorfleepenheid verëischt wordeu, dan om uwe wangevoelens te ver. dedigen. Gy zult misfchien inwerpen, dat Ch. van den Brinck ook een foortgelyke Schryver zy. Maar daarin zoudtgyl. u grootlyks belriegen. 't Is waar, de Schryver der JETSEN tegen Ds. BAUMS Rekenfchap,en tegen deszelfs Aanmerkingen en Byvoegfels was niet CH. VAN DEN BRINCK, maar fitldebrand, de Schildknaap van Ds. BOON, zo als gyl. in het-m. FELS my de eer aandoet, te noemen. Eeni. ge Schynvrienden hadden my des tyds tot het verzwygeri van mynen naam poogen te overreeden; doch, ziende, dat zy op my niets vermogten, de laage kunftgreep gebruikt, om myne waarde Echtgenoote ydele vrees aantejaagen; op welkers verzoek het dan ook gefchied is. Ondertusfchen heb ik i. daartoe een' naam gebruikt, die in wezen is, en waarop ik byzondere betrekking hebbe, 3. heb ik voor niemand den waaren Autheur verzweegen, en 3. heb ik mynen Boekverkooper als Uitgeever op den Tytel geplaatst; by gevolge heeft niemand den waaren Autheur behoeven te zoeken, en ik heb het in myn laatfte IETS ever de TOEGIFTE van Ds. BAÜM genoeg aan den dag gelegd. Maar, zo is het met Ulieder gefchriften niet gelegen ; want 1. uwe aangencomene Naamen zyn geheel verdicht en Verzonnen, 3. gyl. zeiven houdt u agter dezelven verborgen, zonder daarvoor te durven uitkomen, en 3. uw waare Uitgeever ligt onder de menigte Boekverkoopers, op uwe Tytels geplaatst, bedolven: zelfs zo, dat men niet, dan met groote moeite een Exemplaar bekomen kan. Uwe Schriften derhal ven zyn naamloos; ze zyn werken der duifternis, libellen, paskwillen, dié de aandacht van een verilandig en braaf man geheel onwaardig zyn. Evenwel raast gyl., dat men u niet antwoordt! Maar wien toch zal men onder uw Masker van A 4 NIEL-

(8) NIELSEN, van FREDRIKSFELD, van FELS zoeken? Is hee misfchien een letterheld, die, door anderen te toetfen, zich zeiven met zyn geheel Charafteriftiek Leerftelfel vertoetst en verlooren heeft? Is het misfchien een Phoenix in Taaien, die, op zyné Academie reize, in zyne groote vorderingen doordraavende, zich met Alpha, Bern, Gamma, Delta verluftigde? Of is het misfchien een onlangs geworden Berg Athos, die, in zyne wezens veranderingen voortgaande, dan ééns een NIELSEN, dan een FRE- DRIKSFELD, en nu eindelyk wederom een FELS (dat is een Steenrots) geworden is? Of is het misfchien... maar, waar blyf ik met alle misfchienen! Wie zal zich de moeite geeven, om duifterlingen op te zoeken? Wat gaat het my aan; al waren de Schryvers ook vertrouwelingen van eenen geleerden Jood ; zy zyn en blyven duifterlingen. Dit weet gyl. zeiven, en zyt daarom verzekerd, (en gy ' hebt recht) dat niemand zulke werken der duiftemis de eer zal aandoen, te beantwoorden, of te wederleggen; en dus meent gyl. daarin uwe zegenpraal te. vinden. ' Het kan zyn, dat gy uwe eenvoudige aanhangers daarmede de oogen verblinden kunt; maar verftandigen oordeelen 'er geheel anders over. Zy zien uwe droggronden: zy ontdekken de rampzalige bogten, waarin gyl. u wringt, om uwe waare bedoelingen te verbergen: en door uw meefterachtig fchelden, lasteren en raazen fpreidt gyl. uw wraakzuchtig Gharafter ten toon, en ligt vfcelven, tegen uw oogmerk het Masker af, agter het welk gyl. uwe wangevoelens hebt poogen uit te venten, ik meen dat van uwe fte'rk uitgebazuinde tolerantie. Deezs tolerantie, dit by UL. zo zeer bemind Wapentuig, is flegts een blinddoek op de oogen der éénvoudig*, daar gyl. toch wars zyt, om ze zeiven te beoefenen, dan alléén in fchyn; en daarom moeten uwe wraakfioolen onder verdichte naamea ovei uwe partyen uiigegooten worden. Welkeen gedrag. Hoe moet een hart gefteld zyn", 't welk zulke laage en verfoei-

Co) foeilvke middelen bezigen durft! Neen, vermomde Tol,. ifthaamt gyl. u uwer eigene naamen, dan moet T u oo^oosten, dat gy onder de duifterlingen ge, felnd word, wier Schriften alle aandacht geheel onwaar- ^ g y l - 't ondertusfchen met de waarheid wel: durft! nartven onbefchroomd voor de waereld, onder IZTZTen begeert gyl. U rondboog te verdedi- ÏÏ n w aanl treedt dan met uwe eigene Naamen ten foo'rfchyn, zo als van onzen kant gefchiedt, en gy zu t uwe Lty n tegen u zien uitkomen. Myne pen ten mins- Z \Z reeds gereed. En fchoon ik anders voorneemens Z om UL. f uwe duiftere hooien ongeftoord te laaten z o kan ik nogthans nietvoorby, by deeze gele- 'ethe d, uit uw gefchrift van M. FELS twee Staahjens op?f «even, uit welk eerfte blyken zal, hoe gebrekkiguwe Bvbelverklaaring is, en uit het tweede, hoe weinig gyl. in uwe onvoorzichtige Lafterzucht uwe eigene vrienden waardeert. Wat dan het eerfte ftaaltjen betreft, waaruit uwe gebrekkige Bybelverklaaring blykt, dit is te vinden in uw eefchrift van M. FELS op bladz. 89- onder en 90 boven aan, daar gyl. uwe ftelling, dat het derde Gebod der Godlyke zedewet afgefchaft zy, wilt ftaaven door een voorbeeld. In het Paradys" dus zyn uwe woorden, was het " vleesch eeten verbooden, Gen. I, i 9. vergel. Hoafd- ' lluk IX, 3- Volgt egter hieruit, dat dit verbod ons " ook aangaat? En even duidlyk, als dit verbod Gen. IX- " opgeheeven is, is ook het gebod van den Sabbath cp- " «heevencoi.il, 16. Rm-XIF, 5, 6. Gal. IV, 9-11." 'ik laat uw wanftaltig gevoelen over den Sabbath dit maal aan zyne plaatje; maar bepaal my flegu tot uw opgezocht verbod van 't vleesch eeten; en dit moet uit Gen. I, 29- blyken' De woorden aldaar lulden aldus: En God fprak: Mi ik heb U allerlei zaadhebbend kruid gegeeyen op de garf- A S S chs

C 10 ) fche aarde, en allerlei vruchtbare B Boenen en zaadhebbend, T m Wve f*>*<-» " * *e n uit dit vers een verbod van t vleesch eeten zal bewyzen, dan zoude men het gezegde van den Schepper zelve, i dit vers uitgedrukt voor eeriflclug gebod moeten houden: voor een zodanig gebod, het welk alles, wat geen zaadhebbend kruid is wat niet tot de vruchtbaare en zaadhebbende Boomen behoort uitfluit,- maar ook aan den anderen kant, al bet zaadhebbend Kruid enz. hoe verfchiüende van aart, en hoe tegenftrydig ook, zal moeten influiten. De Mensch dus moest voor den Zondvloed, ja zelfs voor den Val m het Paradys, naar uwe Helling in M. FELS, allerlei zaadhebbend Kruid, van allerlei vruchtbaare en zaadhebbende Boomen, zonder onderfcheid, eeten, en buiten dat, was 'er dan onder al het gefchapene niets, t welk hy tot fpyze gebruiken mogt, even zo min ais vleesch Dit moet gewis waar zyn, by aldien in dit vers een verbod voor den mensch zal gevonden worden, om geen vleesch te mogen eeten. Dit gebod nu is volgens u w e Helling opgeheeven in een nader gebod Gen. IX, 3. Al wat zich roert en leeft, dat zy uwe fpyze, gelyk bel groene kruid heb ik 't u alles gegeeven. In dit gébod dan is dat uit Gen. I, 20. opgeheeven, en dus, het geen in het eerhe gebod was gebooden in het tweede verbooden, en zo omgekeerd, 't geen in het eerfte verbooden was', in het tweede gebooden. In het eerfle gebod dan mogt de mensch flegts van zaadhebbend Kruid en Boomen eeten; maar geen vleesch of iets anders; maar in het tweede gebod daar en tegen flegts, 'wat zich roert en leeft, (datis vleesch) en groen Kruid; by gevolg geen zaadhebbend Kruid of vruchtbaare en zaadhebbende Boomen.. Het Opperwezen dan heefc het geheele Gebod omgekeerd, en Noach, met zyn Huisgezin, moest nu zyne geheele keuken veranderen! Ook met betrekking ut de dieren zal dan het Gebod wel veranderd zyn; want in Gen.

( II > Gen I 30. betreft het Gebod, om groen Kruid te eeten den' dieren, en in Hoofdft. IX, 3. den Menfchen. Maar nog meer : hoe moet men het Gebod in Gen. I, 28. (wanneer vs. 29. een Gebod is, dan moet vs. 28. ook een Gebod zyn) verftaan? daar het Opperwezen zegt : heerscht over de visfchen in de zee, en over de vogelen des Hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt. Op welke wyze moet deeze heerfchappy gefchieden? Welk voordeel toch kon de mensch uit deeze heerfchappy trekken, by aldien hem verbooden was, de dieren tot zyne fpyze te gebruiken? Van eenige dieren konde de Mensch tot zyn gemak en genoegen, by hun leven een.g gebruik matten', maar hoe van alle? hoe van de visfchen in de zee, hoe van de vogelen des Hemels? Wat toch betekent de geheele heerfchappy, indien den mensch mets van dit alles tot fpyze dienen mogt? Van waar ook de vellen, van welke God, volgens Gen. JU; M. Adam en Eva rokken maakte? Waren dit vellen van dieren, die God tot dat einde had geflagt? Of van dieren, die door ziekte of ouderdom geftorven waren? Of van dieren die de Mensch zelf tot zyn voedfel gebruikt had? Wat moet men eindlyk van de belofte Gods, aan het Volk van Israël gedaan, denken, dat Hy hetzelve brengen zal in een land, daarin MELK en HONING vloeit. Exod. III, 8- en op een menigte andere plaatfen? In de twee door u uitgevondene geboden is, ten minsten, noch Melk noch Hohing te leezen ; want geen van beiden behoort tot het Zaadhebbend Kruid, of Vruchtbaare en Zaadhebbende Boomen; zo min als tot hetgeen zich roert en leeft, of groen Kruid; en na dien tyd vind ik geen gebod, om melk en honing tot voedfel te gebruiken, (s dan nu in Gen I, 29. het yleescheeten verbooden, dan is ook het gebruik van melk e n honing verbooden, en in Gen. IX, 3. dit verbod met opgeheeven zynde, zal de geheele belofte van God, aan Israël gedaan, om het te brengen in een Land, waarin melk en honing vloeit, zeer weinig betekenen. In het kort,

C 12 ) kort, fchoon men niet ftelüg bewyzen kan, dat de menfchen voor den Zondvloed vleesch gegeeien hebben, zo ie het nogthans overvloedig zeker, dat uit de door UL. bygebragte plaatfen, Gen. I, 29 en IX, 3. nimmer een fchynbewys te haaien is, dat God het vleesch eeten gebooden of verbooden heeft. Zulke geboden en verboden kan het Oude Licht in den Bybel met vinden: het ziet zulke Woorden aan, als behoorende tot dien zegen, welken het Goedertieren Oppei wezen over den Mensch heeft uitgefprooken; waarby de Mensch de vplkomendlle vryheid behield, om uit dee^en zo overvloedig aan hem gefchonkenen zegen, dat geen tot zyne fpyze te gebruiken, het welk hy naar zyne vrye verkiezing het beste oordeelde. Zo ongelukkig is uwe Bybel i'erklaaring! gy vindt geboden, daar ze niet zyn ; en daar ze ftelüg gevonden worden, als die van de Godlyke Zedewet, daar kunt gy ze niet ontdekken! By aldien uw vindingryke Geest op den weg der groote vorderingen zo voortdraaft, dan zult gyl." wel haast beweeren kunnen, dat Cain in den doodflag van zynen Broeder A)el niet gezondigd heeft, om dat het verbod van den doojilag eerst, aan Noach gegeeven,geboekt ftaat. Ziet daar, een Staaltjen van uwe gebrekkige redeneerkunde en rampzalige Bybelverklaaring in uw gevonden verbod van 't Vleesch eeten. Maar nu nog een ander Staaltjen, hoe weinig gyl. in uwe onvoorzichtige zucht tot lafteren, uwe eigene vrienden waardeert. Dat gyl. uwe tegenfchryvers laftert, dit is eigenaartig aan uw Character; want die zich door geene bewyzen verdedigen kan, zoekt zich gewoonlyk door fchelden en lalferen te redden; maar dat deeze lafterzucht zich tot uwe aanhnngelmgen uitftrekt, dit is gewis zeer vreemd! (doch confuetudo eji altera natura.) Gyl. noemt op bladz. 104. van M. FELS den beruchten BAHRDT eenen openbaar naturalijlifchen en onmo- reelen BAIIRDT."! Hoe! is BAHRDT in uwe oogen nu zo verwerplyk geworden? Weet gyl. niet, dat hy ook

C Ï3 ) ook op uwen winkel gewelkt beeft? - Herinnert gyl. ft niet,dat UWPROFESSOR op blad/.. 36. zyner Aanmerkingenen Byvoegfels tot zyne Rekenfchap, zich zo meelterachtig van zyne taal bediend heeft, daar hy de plaats uit Matth XI, 28-30. Genoegzaam uit de pen van BAHRDT overneemt, en dezelve aldus verdraait: komt dus herwaarts tot my, neemt myn religie onderwys aan, leert van my, en laat u daor my onderrichten, zo zult gy rufie vinden voor uwe zielen." Dit is de taal van BAHRDT,en de taal van uwen PROFESSOR; waarom dan deezen lieveling niet gefpaard?waarónj hem niet liever eenen lof toegezwaaid? Ï9 het, om dat zyn OTÜIZOreei Charafter te veel in 't oog liep? om dathy indatopzicht in geen bellen reuk was? In het Leerftellige verdient hy toch uwen roem, uwe aankleevinge; waarom hem dan zyne moreele fouten niet gaarne toegegeeven? - Bedenkt doch, wanneer gyl. deezen BAHRDT zo zeer vernedert, wie kan dan achting voor de zulken hebben, die zyn Naturalismus omhelzen en zynen verdraaiden voordragt overneemen? 1 Neen! BAHRDT verdient van ulieden deezen naam niet, dien gyl. hem in M.>FELS geeft, of gy werkt tegen u zeiven. Waarom zoude toch de één Schriftverdraaijer flegter zyn, dan de ander? is zyn onmoreel Character daarvan alleen de oorzaak? Maar, van waar zal een naturalijl de bronnen van zyn moreel gedrag verwachte!? Misfchien uit zyn Temperament? Maar, dan is ook elk mensch moreel of onmoreel, naar maate zyn Temperament voor de regelen zyner Zedekunde vatbaar is. En, dit zo zynde, dan heeft miffchien het Temperament van BAHKDT over zyne NATURALISTISCHE ZEDEKUNDE gezegevierd; of met andere woorden: dan heeft miffchien het Temperament van BAHRDT hem de regelen eener verkeerde Zedekunde voorgefchreeven. En zoude dit niet wel het lot van veelen zyn, die BAHRDTS grondftellingen volgen? In den eigenlyken zin is een Naturaliflifche Moralifi een onding, eene-volllagene tegenftrydigheid, even zowel, als

C 14 3 als een gsloovige eiunomk of zedelooie. Van den eerften Zegt de heilige Paulus: Wat niet uit het geloof gefchiedt, dat is zonde, Rom. XIV, 23. en zonder geloof is het onmo gelyk, God te behaagen, Hebr. XI, 6, Van den laatften zegt onze Verloffer: Zy zullen niet alle, dit tot my zeggen - Bare, Heere, in het Hmelryk komen, maar die doen den wil myns Vaders in den Hemel. Matth. VII, 21. en Jaco- 'bus: wat helpt het, lieve Broeders, zo iemand zegt, dat hy het geloof heeft, en heeft nogthans de werken niet? Kan ook dat geloof hem zalig maken? Jac. II, 14. Welgelukzalig zy, die, tuffchen deeze twee -dlergevaarlykiie klippen, den rechten weg vinden! Waren dan de grondftel hingen Van BAHRDT Naturaliftiscli, dan was 'er reeds grond genoeg, om mmoreel of zedeloos te zyn. En daar gyl.niet fchroomt, voor eenige zyner grondftellingen uit te komen, gelyk uit het hier voor bygebragte voorbeeld blykt, zo is het ten minften zeer onvoorzichtig, om zulk eenen leidsman nog na zynen dood, in openbaare Schriften, tot uwe eigene fchande, zo onmededogend te gispen en te bevlekken, en daardoor uw eigen beeldtenis te fchetfen. Dit zy ondertultchen van uwe werken der duilternis thans genoeg gezegt; het overige zal ik fpaaren, totdat gy uw Masker geheel hebt afgeligt, en met uwe eigene naamen, zo als door ons gefchiedè, en gelyk het aan braave Schryveren betaamt, ten toneele treedt. Zyt als dan verzekerd, dat het geene agt maanden (zo als gy uwe partyen ftout verwyten durft!) duuren zal, UL. te antwoorden, en ons tegen u te verdedigen. Maar by aldien gyl. blyft aarzelen, met uwe eigene naamen ten voorfchyn te komen, gelyk wel te verwachten is, zo gelooft vry, dat gyl. daardoor uwe kwaade zaak nog meer verergert, en dat alle uwe Schriften, al wildet gyl. ook nog honderde andere naamen aanneemen, als werken der duifternis buiten alle aanmerking voor altoos blyven zullen. «Wanneer men dan in het vervolg aan uw NIELSEN,.FREDRIKSI.' LD,

C 15 ) en FELS en aan miffchien meer uwer duiftere gewrochten denken zal, zo zal men zich terftond eenen openbaar verklaarden Berg ATHOS, eenen voor het oog der waereld Jiomp gefckreevenen TOETSER, en zoortgelyke Kampvechters meer voorftèllen; en gy zult; hoe zeer gyl. ook met uwe nieuwmodifche nagtlamp de heldere middagzon poogt te tarten, ons de volkomene Zegenpraal niet kunnen betwilten, die wy met het GOOLYK BYEELLICHT over UL. bevochten hebben. Hoe het derhalven UL. ook belgen mogen, uw ftilzwygen onder uwe eigene naamen, onder voorwendfel, van tot antwoorden niet verpligt te zyn, in uw fchelden, lafteren en raazèh onder verdichte naamen, is flegts eene laage kunrtgreep, het levert eenallerfterkft bewys op van uwe verlegenheid, en fpreidt de naaktheid van uw volflagen onvermogen allerklaarst ten toon. Het blyft dus eene eeuwige waarheid, 't geen de Apoftel aan de geloovige Corinthiers zegt, I Brief I, 20 21. Waar zyn de vernuftigen? Waar zyn de Schriftgeleerden? Waar zyn de Waereldwyzenl Heeft God niet de wysheid deezer waereld tot dwaasheid gemaakt? Want, dewyl de waereld door haare wysheid, God in zyne wysheid niet kende, zo behaagde het Gode wel, door de dwaazs Prediking zalig te maaken, die daaraan gelooven.