Leerlijnen Peuters. Registratie observatiegegevens



Vergelijkbare documenten
Doelen groep 1 augustus tot januari

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) versie juli Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Leerlijnen peuters en jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie mei Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Leerlijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam kind. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Taal Beginnende geletterdheid. Beginnende geletterdheid-fase 5

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie aug Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Rekenen Tellen en getalbegrip

De sociaal emotionele ontwikkeling van het jonge kind

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Aanpassingen Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind SEO

Leerlijnen jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie november Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie mei Naam leerling. Motoriek Grote motoriek. Grote motoriek-stap 1

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Taal Beginnende geletterdheid

De motorische ontwikkeling van het jonge kind

Leerlijnenpakket Leerlijnen peuters (DE)

Tussendoelen Ontluikende gecijferdheid (inclusief logisch denken vanaf 3;6 jaar)

Leerlijnen Jonge Kind. Registratie observatiegegevens

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip-stap 1

herkent dagelijkse routines en weet dat er een activiteit volgt (bijv. het zien van de slaapzak: het is tijd om te slapen, pakt de knuffel)

toont enthousiasme (lacht, kirt, trappelt met de beentjes)

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Taalontwikkeling: woordenschat en woordgebruik passieve woordenschat

Tussendoelen Cognitieve ontwikkeling

maakt (kirrende) geluidjes of brabbelt (tegen personen en speelgoed) begint steeds meer woorden te herhalen en (na) te zeggen

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Peuters BP MP EP. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (peuters)

Tussendoelen domein SOCIAAL EMOTIONELE ontwikkeling. Zelfbeeld. *bron: SLO ;6 4 4;6 5 5;6 6 6,6 7

Leer- en ontwikkelingslijnen 2-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Omgaan met zichzelf, 2-4;6 jaar

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar - versie november Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Tussendoelen Taal: Spraak- Taalontwikkeling

ZML SO Leerlijn Sociale en emotionele ontwikkeling: zelfbeeld en sociaal gedrag

Betrokkenheid. Competentie. De behoefte aan competentie wordt vervuld.

Leerlijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip - 0

Van observatie naar overdracht

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling: Omgaan met zichzelf

Getallen: omgaan met de telrij

Het Bas overdrachtsformulier

- Leerlijn Leren leren - CED groep. Leerlijn Leren leren CED groep

Het Bas overdrachtsformulier

Peuterestafette. Gegevens peuterspeelzaal / kinderdagverblijf. Kindgegevens. Peuterspeelzaal/kinderdagverblijf. Adres. Telefoon

De taalontwikkeling van het jonge kind. De taalontwikkeling van het jonge kind

Leerlijn/ontwikkelingslijn Leren leren cluster 4

Peuterestafette. Peuterestafette

Leerlijnenpakket Leerlijnen peuters en jonge kind (DE)

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Hoe gaat het in groep 1/2 b

Leerlijnenpakket Leerlijnen jonge kind (DE)

graait naar een speeltje dat in het gezichtsveld wordt gehouden pakt speeltjes aan met beide handen en kijkt ernaar

Observatielijst Mini Mars rekenen Naam:

ZML SO Leerlijn Sociale en emotionele ontwikkeling: zelfbeeld en sociaal gedrag

Curriculum Leerroute 4 en 5 Sociale en emotionele ontwikkeling

KIJK! Lijst van: Schooljaar: Groep: Leraar: Datum gesprek 1e rapport: Datum gesprek 2e rapport: KIJK! 1-2 Bazalt Educatieve Uitgaven

Aanpassingen Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (4-7 jaar)

Leerjaar 4, 8 jaar. Leerjaar 5, 9 Jaar

SOCIALE EN EMOTIONELE ONTWIKKELING: ZELFBEELD EN SOCIAAL GEDRAG

Arrangementen dagbesteding VSO Oriëntatiefase Verdiepingsfase Integratiefase Leerjaar 1 (de

Tussendoelen ontwikkeling van de geletterdheid

Peuters Groep 1 Groep 2 Groep 3 BP MP EP M1 E1 M2 E2 M3

LEREN LEREN: WERKHOUDING EN AANPAK GEDRAG

maken de kinderen vogelnestjes die zij in de dierenhoek kunnen gebruiken.

TAAL IS LEUK. Adviezen om de taalontwikkeling te stimuleren

Ontwikkelschema Rekenen Groep 1

Gezinssituatie: - woont bij... - broers... - zussen...

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie augustus Naam kind. Motoriek Grote motoriek

Gaat naar kinderopvang/peuterspeelzaal

Leeswijzer individueel rapport KIJK! 0-4 jaar voor ouders

LEREN LEREN: WERKHOUDING EN AANPAKGEDRAG

Leerlijn Sociaal-emotionele ontwikkeling

1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving

VSO Leerlijn Sociale competentie

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Spreektaal thuis: :.

SLO PILOT VVE/PO Utrecht

Tussendoelen ontwikkeling van het logisch denken

Rapport Lotje H. Naam Lotje H. Geboortedatum School/Locatie Boogschutter 0-7. Schooljaar Aanmaakdatum

Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

Gastouderbureau MijnGastouderopvang

1. Ziet de kleine verschillen. tussen letters/cijfers. 2. Herkent hetzelfde woord in een. 5. Kent en kan de namen van

(naam/plaats school) Achternaam : Roepnaam : Geboortedatum: :. Nationaliteit : Adres (straat/nr) :. Postcode:. Telefoonnummer : Telefoonnummer 2:.

Observatielijst groep 1: Sociaal-emotioneel

Leerlijn leren leren. Vakoverstijgend

Leer- en ontwikkelingslijnen 0-7 jaar (ZONDER extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Motoriek Grote motoriek

Oriëntatiefase Verdiepingsfase Integratiefase. Leerjaar 3, 15 Jaar. Leerjaar 4, 16 jaar

LESBRIEF. Grote Anna leert lezen en rekenen. Digibordles lezen : Digibordles rekenen : Wij maken kinderdromen waar

Leerlijn/ ontwikkelingslijn Sociaal-emotionele ontwikkeling cluster 4

Bijlage 1. Dagritmekaarten. Eten en drinken aan tafel. Zelfstandig lezen tot iedereen klaar is met eten.

Wat is een normale ontwikkeling?

Beste ouder(s)/verzorger(s),

Transcriptie:

Leerlijnen Peuters Registratie observatiegegevens

1. Rekenen Tellen en getalbegrip Beh. niveau Zegt samen met de PM-er en andere kinderen de telrij tot en met 3 op, bijv. in de context van een telliedje Stap 1 Benoemt de begrippen meer en minder op basaal niveau (ik wil meer koekjes) Stap 1 Kan zeggen hoe oud hij is Stap 2 Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen Stap 3 naar een handeling Telt hardop (akoestisch tellen) Stap 3 Weet binnen een context wat bedoeld wordt met begrippen als niets-alles (allemaal), veel-weinig, meer-minder, evenveel, samen Stap 3 Kan met de vingers aangeven hoe oud hij is Stap 3 Vergelijkt kleine hoeveelheden op het eerste gezicht op meer, minder, meeste, minste, evenveel, Stap 4 Herkent groepjes van twee en drie zonder te tellen Stap 4 Kan voorwerpen eerlijk verdelen over verschillende kinderen/bakjes of in groepjes Stap 4 Zegt de telrij tot 10 op Telt voorwerpen tot en met 5; synchroon. Praat over getallen en hoeveelheden in betekenisvolle situaties Telt voorwerpen tot en met 10; synchroon Vergelijkt en ordent hoeveelheden tot tenminste 5 door het leggen van 1-1 relatie op meer, minder, evenveel, meeste, minste 1a 1a 1a Naam en chronologische 2

Naam en chronologische 3

1. Rekenen Meten Beh. niveau Stapelt blokjes en maakt deze hoger of lager Stap 1 Legt rijen blokjes en maakt deze langer of korter Stap 1 Maakt kennis met begrippen als kopen en betalen Stap 1 Oriënteert zich op eenvoudige groottebegrippen ( groot-klein, warm-koud ) Stap 2 Vergelijkt twee lengtes met een groot verschil op het eerste gezicht Stap 2 Speelt met vormen en water/zand: vormen vullen, overgieten, vol maken, leeg maken Stap 2 Wijst het juiste voorwerp aan bij begrippen als groot-klein, lang-kort, hoog-laag, dik-dun Stap 3 Herkent situaties waarin vergelijken op inhoud voorkomt: wie heeft meer limonade, welke doos is groter? In welke vaas zit meer water? Stap 3 Tilt en weegt verschillende voorwerpen en vergelijkt wat zwaarder is en wat lichter is Stap 3 Speelt situaties na waarin kopen en betalen voorkomt (zoals winkeltje spelen) Stap 3 Verkent de indeling en het verloop van de dag en de namen die we voor de verschillende momenten gebruiken: ochtend, middag, avond, nacht Wijst binnen een context aan wat bedoeld wordt met groot-groter-grootst, klein-kleiner-kleinst, langlanger-langst, kort-korter-kortst, hoog-hoger-hoogst, dik-dikker-dikst, dun-dunner-dunst Meet zijn eigen lengte, bijvoorbeeld met behulp van een ander, met streepjes op de muur of met één of meerdere strook/stroken Stap 3 Stap 4 Stap 4 Herkent en gebruikt begrippen als vol, leeg, in, uit, veel, weinig Stap 4 Begrijpt in betekenisvolle context begrippen als kopen, betalen, geld, duur Stap 4 Benoemt de begrippen kort, lang, even, snel, nu, straks, vroeg, laat Stap 4 Kan een paar voorwerpen op basis van één eigenschap (vorm, kleur) of functie Stap 4 Vergelijkt op lengte en oppervlakte: wie/wat is groter of langer, welke schoen is kleiner, welke tekening of Stap 4 puzzel is groter, welke toren is hoger? Vergelijkt op inhoud: waar zit het meeste/minste in? Stap 4 Kent het dagritme: ochtend, middag, avond, nacht. Ordent voorwerpen van kort naar lang; van licht naar zwaar en inhoud van minder naar meer. 1a Naam en chronologische 4

Naam en chronologische 5

1. Rekenen Meetkunde Beh. niveau Bouwt een toren van blokken Stap 1 Kijkt naar zichzelf in de spiegel Stap 1 Kan een eenvoudig bouwwerk maken met bouw- en constructiemateriaal (duplo, blokken, rails, kapla, etc.) Stap 2 Kijkt in de spiegel en onderzoekt wat hij kan zien Stap 2 Kan op platen aanwijzen wat waar te zien is Stap 2 Kan voorwerpen in de ruime met de ogen open aanwijzen Stap 2 Benoemt de basiskleuren rood, blauw, groen en geel Stap 3 Speelt met kralen en mozaïek Stap 3 Leert meetkundige begrippen kennen in relatie tot zijn eigen lichaam, zoals voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver Stap 3 Kan voorwerpen in de ruimte met ogen dicht aanwijzen Stap 3 Luistert naar en denkt na over meetkundige begrippen als: voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver (bijvoorbeeld in voorleesverhalen en prentenboeken) Luistert naar en denkt na over meetkundige begrippen in relatie tot zichzelf en ten opzichte van zichzelf (het eigen lichaam) Stap 4 Stap 4 Kent de basiskleuren rood, blauw, groen en geel Stap 4 Weet waar iets zich bevind ten opzichte van het eigen lichaam ( voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver ) Kent de basiskleuren rood, blauw, groen, geel. Herkent basisvormen als driehoek, rondjes (cirkels) en vierkant Benoemt waar iets zich bevindt door middel van voor, achter, naast, in, op, boven, onder, dichtbij, ver. Stap 4 1a 1a Naam en chronologische 6

Naam en chronologische 7

2. Taal Beginnende geletterdheid Beh. niveau BOEKORIËNTATIE: Herkent een boek en weet dat er een verhaal in staat Stap 1 BOEKORIËNTATIE:Slaat de bladzijden van een boek één voor één om Stap 1 VERHAALBEGRIP: Bekijkt prenten in boekjes samen met de PM'er Stap 1 VERHAALBEGRIP: Wijst genoemde woorden aan op plaatjes in een boek Stap 2 VERHAALBEGRIP: Luistert geboeid naar een voorleesverhaal in een één op één situatie Stap 2 TAALBEWUSTZIJN: Zingt of praat mee bij het zingen van liedjes en het opzeggen van rijmpjes Stap 2 VERHAALBEGRIP: Luistert geboeid naar een voorleesverhaal in een groepje Stap 3 TAALFUNCTIES: Gebruikt de begrippen: 'verhaal'/ 'boek lezen' Stap 3 TAALBEWUSTZIJN: Zingt liedjes of zegt versjes op waarbij de woorden herkenbaar zijn Stap 3 BOEKORIËNTATIE: Bladert door (prenten)boeken en speelt alsof hij eigen en andermans teksten kan lezen Stap 4 VERHAALBEGRIP: Vertelt een verhaal na aan de hand van de plaatjes in een boek Stap 4 TAALFUNCTIES: Ervaart dat dingen die je zegt, opgeschreven kunnen worden Stap 4 TAALBEWUSTZIJN: Benoemt symbolen (bijv. picto van wc, kaartje in de kast waar bepaalde spullen moeten opgeruimd worden) BOEKORIENTATIE: Weet dat de boekomslag iets laat zien van het verhaal. Stap 4 1a VERHAALBEGRIP: Vertelt een kort voorgelezen verhaal na met behulp van plaatjes en eenvoudige waarnemingsvragen. BOEKORIENTATIE: Weet dat je een verhaal globaal kunt voorspellen aan de hand van een boekomslag. TAALFUNCTIES: Herkent tekensystemen zoals pictogrammen, gebarentaal en mimiek. TAALFUNCTIES: Herkent letters van zijn eigen naam. TAALBEWUSTZIJN: Onderscheidt woorden in zinnen. TAALBEWUSTZIJN: Herkent een klank in reeks losse klanken. TAALBEWUSTZIJN: Verdeelt woorden in lettergrepen, zoals kin-der-wa-gen. 1a Naam en chronologische 8

Naam en chronologische 9

2. Taal Interactief taalgebruik Beh. niveau Benoemt zijn eigen naam Stap 1 Kijkt gericht naar de PM er als deze vertelt wat ze gaan doen. Stap 1 Benoemt en wijst mamma, pappa, broer en zus, opa en oma aan op een afbeelding Stap 1 Begrijpt eenvoudige opdrachten en voert deze uit (bijvoorbeeld pak je jas maar, zet de beker op tafel ) Stap 1 Gebruikt tweewoordzinnen (Tom drinke, Sanne spelen) Stap 1 Gebruikt zelfstandige naamwoorden en werkwoorden Stap 2 Benoemt de namen van enkele groepsgenoten Stap 2 Begrijpt dubbele, bij elkaar horende, opdrachten (bijvoorbeeld pak je jas en trek hem aan ) Stap 2 Gebruikt de ontkenning "niet" Stap 2 Maakt driewoord-zinnen in tegenwoordige tijd met onderwerp en werkwoord (hoeft nog niet altijd correct) (Erik spelen niet) Stap 3 Reageert op begrippen die de PM er aanleert (zeg: rode auto en het kind rijdt de rode auto in de garage) Stap 3 Geeft antwoord als een ander kind iets aan hem vraagt Stap 3 Verzint nieuwe woorden voor woorden die hij nog niet kent (bijv. waterschieter of brommerboot ) Stap 3 Geeft antwoord op een vraag als die direct aan hem gesteld wordt Stap 3 Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden (kleine, rode) Stap 4 Vertelt wat hij die dag heeft gedaan (Ïk heeft buitenspeelt"of "Kijk eens wat ik heb gemaakt") Stap 4 Voert een gesprekje met een ander kind ("Heb jij ook een jas? "Welke jas is dat?") Stap 4 Maakt vierwoord-zinnen Stap 4 Gebruikt de persoonlijke voornaamwoorden 'ik' en 'jij' Stap 4 Houdt zich aan gespreksregels, zoals afwachten, uit laten spreken, stil zijn, de ander aankijken en blijft bij het onderwerp van het gesprek. Voert een gesprekje met de leerkracht en/ of een ander kind; met behulp van gesloten en open vragen. Luistert naar een ander en reageert op een ander en kijkt de ander aan. 1a Naam en chronologische 10

Naam en chronologische 11

3. Motoriek Grote motoriek Beh. niveau SPRINGEN: Springt met twee voeten tegelijk op van de vloer Stap 1 GOOIEN EN VANGEN: Rolt een bal met 1 hand Stap 1 BALANCEREN : Staat op de tenen, gesteund of kortdurend zonder steun, bijvoorbeeld om iets hoog uit de kast te pakken Stap 1 RENNEN: Rent met het lichaam licht naar voren gebogen. Mogen nog dribbelpasjes zijn Stap 1 KLIMMEN EN KLAUTEREN: Loopt een trap op en af, mag nog met twee voeten op één trede Stap 2 GOOIEN EN VANGEN: Kan een kleine bal bovenhands met één hand in een bepaalde richting gooien Stap 2 BALANCEREN: Loopt in beide richtingen om bijvoorbeeld een speeltoestel (linksom en rechtsom) Stap 2 RENNEN: Maakt bochten links- en rechtsom tijdens het rennen Stap 2 SPRINGEN: Maakt twee sprongen voorwaarts op één of beide voeten Stap 3 KLIMMEN EN KLAUTEREN: Loopt een trap afwisselend met rechter- en linkervoet op en af, met steun aan leuning of hand(en) van pedagogisch medewerker BALANCEREN: Legt een voorwerp boven zijn eigen hoofd weg in bijvoorbeeld de kast of op het aanrecht Stap 3 Stap 3 RENNEN: Vermindert vaart of versnelt tijdens het rennen Stap 3 SPRINGEN: Maakt meerdere sprongen achter elkaar voorwaarts en op de plek met twee voeten tegelijk Stap 4 BALANCEREN: Loopt over een bank Stap 4 RENNEN: Verandert tijdens snel rennen van richting Stap 4 SPRINGEN: Landt op zijn voeten en kan meteen weer verder gaan. GOOIEN EN VANGEN: Vangt een grote, zachte bal. BALANCEREN: Loopt over de bank waarbij hij over een hindernis van 10 cm hoog kan stappen. ROLLEN: Maakt een koprol met hulp. SPRINGEN: Springt met aaneengesloten voeten een paar maal achter elkaar op een kleutertrampoline. SPRINGEN: Hinkelt enkele sprongen. BALANCEREN: Staat op één been, zowel links als rechts. 1a 1a 1a 1a Naam en chronologische 12

Naam en chronologische 13

3. Motoriek Kleine Motoriek Beh. niveau Stapelt twee voorwerpen, bijvoorbeeld blokken Stap 1 Pakt kleine voorwerpen tussen duim en wijsvinger beet Stap 1 Houdt tijdens het tekenen het potlood met de volle hand vast in het midden van het potlood Stap 1 Beide handen werken goed samen om kleine opdrachten uit te voeren Stap 2 Plaatst een stukje in een knoppenpuzzel Stap 2 Houdt tijdens het tekenen het potlood vlak boven het papier vast met de vingertoppen Stap 2 Bouwt een toren van acht blokken Stap 3 Maakt een puzzel van 4 stukjes Stap 3 Kan preciezere bewegingen maken met handen en vingers, bijvoorbeeld met kleine blokjes spelen Stap 3 Bouwt een hoge toren van verschillende vormen blokjes Stap 4 Kan papier scheuren met twee handen Stap 4 Gebruikt een enkele vinger voor diverse handelingen, zoals kleine knoppen indrukken (telefoon, toetsenbord, deurbel) Plaatst duim tegen de vingers, bijv. een brilletje maken.(opponeren) Oefent daardoor om het potlood vast te houden met een driepuntsgreep. Stap 4 1a Rijgt grote kralen aan een koord Maakt een open guirlande en open arcade ( zgn. schrijfpatronen) als ontspannen oefening in het vrije vlak. Scheurt kleine stukken papier 1a Naam en chronologische 14

Naam en chronologische 15

4. Spel Spel Beh. niveau Kijkt met interesse naar het spel van een ander kind of speelt naast een ander kind hetzelfde spel Stap 1 Speelt onder begeleiding samen met een ander kind een eenvoudig spelletje, bijvoorbeeld de bal naar elkaar toerollen, blokjes stapelen Speel met één of twee andere kinderen grof-motorische spelletjes met elkaar nadoen, bijvoorbeeld achter elkaar door de kruiptunnel, van de glijbaan, één op de kar en de ander duwt, elkaar aan het lachen maken door 'kiekeboe' of 'gek doen'. Stap 1 Stap 2 Probeert met andere kinderen te spelen, meestal doen-alsof-spelletjes Stap 3 Speelt onder begeleiding met andere kinderen een eenvoudig beurtspelletje (bijvoorbeeld kleurenlotto, memorie) Stap 4 Speelt samen met een ander kind of in een klein groepje Stap 4 Maakt vriendjes met kinderen die van hetzelfde soort spel houden Stap 4 Losse rolgebonden handelingen, rollendialoog, rollenspel, bijv. doet alsof het kookt en het eten opeet. De handelingen worden veelvuldig herhaald. Speelt naast andere leerlingen zijn eigen rol. Doet uit zichzelf mee met het spel van anderen. Neemt meer initiatief tot samenspelen in een rollenspel. 1a 1a Naam en chronologische 16

Naam en chronologische 17

5. Sociaal-emotioneel Betrokkenheid Beh. niveau Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Stap 4 Zet door, blijft het een tijdje proberen als iets niet direct lukt, bijvoorbeeld bij een moeilijke puzzel Stap 4 Werkt rustig voor een kortdurende periode Stap 4 Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie Voert een simpele enkelvoudige taak uit Voert een korte, voorgestructureerde opdracht uit en maakt die af zonder te stoppen Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan Naam en chronologische 18

Naam en chronologische 19

5. Sociaal-emotioneel Taakgerichtheid en zelfstandigheid Kan een bekende opdracht die duidelijk is zelfstandig uitvoeren, bijvoorbeeld bakjes fruit uitdelen Beh. niveau Stap 2 Heeft plezier in het leren van nieuwe dingen Stap 2 Kan zich grotendeels zelf aankleden en gaat (eventueel onder begeleiding) naar de wc Stap 4 Zet door, blijft het een tijdje proberen als iets niet direct lukt, bijvoorbeeld bij een moeilijke puzzel Stap 4 Werkt rustig voor een kortdurende periode Stap 4 Wijst aan waar hij moet beginnen Luistert en kijkt naar de uitleg van een opdracht in een één op één situatie. Voert een simpele enkelvoudige taak tot het einde uit Pakt en ruimt zijn materialen op Voert onder begeleiding met een ander kind een opdracht uit Naam en chronologische 20

Naam en chronologische 21

5. Sociaal-emotioneel Welbevinden Beh. niveau Doet mee in een klein groepje (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Stap 4 Doet mee in de kring (vertelt iets, geeft antwoord, laat iets zien of gaat iets pakken) Stap 4 Weet dat het niet alles even goed kan Stap 4 Durft te experimenteren Stap 4 Probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken Stap 4 Toont trots Toont gevoelens van blijdschap, angst, boosheid en verdriet Is trots op een taak die hij heeft afgerond Geeft aan welke taken hij moeilijk vond en welke makkelijk Naam en chronologische 22

Naam en chronologische 23

5. Sociaal-emotioneel Sociaal initiatief Weet wat hij (niet) leuk vindt en kan dit vertellen, bijvoorbeeld ik houd (niet) van spelen met de auto s Beh. niveau Stap 2 Probeert met andere kinderen te spelen, meestal doen-alsof-spelletjes Stap 2 Voert een gesprekje met de pedagogisch medewerker Stap 2 Vraagt soms om hulp als iets hem alleen niet lukt (aan en uitkleden) Stap 4 Speelt samen met een ander kind of in een klein groepje Stap 4 Durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken Stap 4 Vraagt in de klas op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leerkracht lopen) Vraagt om hulp als iets hem alleen niet lukt Vraagt aan een medeleerling of hij mee mag doen met een spel Vertelt in de kring over iets dat hij zojuist op school heeft meegemaakt Vraagt aan een ander of hij een voorwerp van hem mag gebruiken Vraagt hulp aan verschillende volwassenen Hanteert de afgesproken regel om hulp te vragen Voert met een medeleerling een opdracht uit Vertelt wat hij die ochtend/middag heeft gedaan Praat met een ander kind over iets dat ze net samen hebben meegemaakt of over iets wat om hen heen gebeurt, wat ze allebei zien Naam en chronologische 24

Naam en chronologische 25

5. Sociaal-emotioneel Sociale flexibiliteit Beh. niveau Weet dat nee zeggen een reactie oplevert van de ander Stap 2 Is (op verzoek van de pedagogisch medewerker) tijdens het oplossen van een conflict stil, zodat het andere kind kan praten Kan van tijd tot tijd op zijn beurt wachten, legt zich er gemakkelijk bij neer als hij op zijn beurt moet wachten of speelgoed moet delen of afstaan Kan soms al met andere kinderen iets delen, bijvoorbeeld speelgoed. Neemt een afwachtende houding aan bij het samenspel Reageert bij boosheid op de aanwijzing/correctie van de leerkracht Voert met een medeleerling een opdracht uit Deelt materiaal met andere kinderen Ervaart dat er door tegenstrijdige belangen conflicten kunnen ontstaan die je samen kunt oplossen, bijvoorbeeld allebei op de kar willen: pedagogisch medewerker laat hen om de beurt een rondje rijden, beide kinderen zijn tevreden?? Luistert tijdens het oplossen van een conflict, onder toezicht van de pedagogisch medewerker, naar de ander Stap 4 Stap 4 Stap 4 Naam en chronologische 26

Naam en chronologische 27

5. Sociaal-emotioneel Sociale autonomie Leert ervaren wat hij al kan en wat hij nog niet kan, is bijvoorbeeld trots als hij een puzzel heeft gemaakt, maar merkt dat hij nog niet zonder zijwieltjes kan fietsen Gaat in tegen een verzoek van een ander en toont zijn eigen wil, bijvoorbeeld zeggen dat hij de boterham niet opeet omdat hij geen pindakaas lust Beh. niveau Stap 2 Stap 2 Probeert zelf problemen op te lossen tijdens het werken, bijvoorbeeld punt (laten) slijpen Stap 2 Kiest zelf, zonder hulp, bijvoorbeeld waarmee hij wil spelen of wat hij wil eten of drinken Stap 4 Durft te experimenteren/ probeert nieuwe dingen uit om grenzen te ontdekken. Stap 4 Maakt aan een ander kind duidelijk wat hij wel/ niet wil Stap 4 Toont non-verbaal eigen gevoelens Stap 4 Toont trots Kiest tussen twee of drie aangeboden voorwerpen Kiest wat hij wil doen op basis van eigen voorkeuren Geeft aan wat hij leuk/lekker/mooi/interessant vindt Toont teleurstelling Geeft tijdens een activiteit aan dat hij het (te) moeilijk vindt Denkt na voor hij een keuze maakt, bijvoorbeeld niet gelijk hetzelfde kiezen als zijn vriend als die iets gaat doen wat hij niet zo leuk vindt Zegt nee als het iets niet wil Zegt er iets van als iemand onaardig tegen hem doet Naam en chronologische 28

Naam en chronologische 29

5. Sociaal-emotioneel Impulsbeheersing Beh. niveau Is stil als iemand iets vertelt Stap 2 Is (op verzoek van de pedagogisch medewerker) tijdens het oplossen van een conflict stil, zodat het andere kind kan praten. Wacht op zijn beurt (in de kring, bij een werkje) Vraagt in de klas op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leerkracht lopen) Loopt weg als een ander onaardig tegen hem doet Reageert bij boosheid op de aanwijzing/correctie van de leerkracht Gaat zorgvuldig met materialen om Blijft rustig als hij een fout maakt Hanteert de afgesproken regel om hulp te vragen Wacht rustig enkele minuten op hulp wanneer de leerkracht heeft aangegeven dat hij zo komt Wacht rustig totdat de leerkacht aangeeft dat hij aan de beurt is Weet dat er afspraken en regels zijn Vraagt aan een ander of hij een voorwerp van hem mag gebruiken (pakt het niet af) Benoemt manieren om rustig te blijven als hij boos is (diep ademhalen, weglopen) Benoemt dat hij een ander geen pijn mag doen Stap 4 Naam en chronologische 30

Naam en chronologische 31

5. Sociaal-emotioneel Inlevingsvermogen Beh. niveau Zorgt voor andere kinderen, bijvoorbeeld aaien over het hoofdje van een baby Stap 2 Weet dat een ander iets anders leuk kan vinden dan jij Stap 2 Kan anderen al een beetje helpen en vindt dat ook fijn om te doen Stap 2 Weet dat een ander zich anders kan voelen dan jij Stap 2 Toont belangstelling en sympathie voor andere kinderen Stap 4 Helpt actief mee met het opruimen van de gebruikte materialen, zet de spullen terug als hij klaar is met een taak en helpt andere kinderen daarbij Stap 4 Geeft een complimentje over het uiterlijk of een werkje (mooie jas, mooie tekening) Stap 4 Kan eenvoudige gevoelens bij anderen waarnemen (inschatten), bijvoorbeeld hij huilt, hij zal wel verdrietig zijn Troost iemand die gevallen is Zegt sorry als er door hem per ongeluk iets misgaat Zegt dankjewel als reactie op het woord alsjeblieft Luistert als iemand iets vertelt Benoemt dat hij een ander geen pijn mag doen Helpt een ander als die daar om vraagt. Kan gevoelens onder woorden brengen, bijvoorbeeld ben je boos? Weet hoe een ander zich kan voelen in een bekende situatie Kent meerdere manieren om iemand te troosten (stil maar, arm omslaan, zakdoek halen) Vertoont spijt en maakt het goed met een ander Stap 4 Naam en chronologische 32

Naam en chronologische 33

34