Voedingscholesterol. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding 2015. Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

Vergelijkbare documenten
Water. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015 Aardappelen

Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015 Koffie

Alcoholhoudende dranken

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

De wetenschap achter de richtlijn voor vet

Wetenschappelijke onderbouwing Nederlandse voedingsrichtlijnen

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

Groente en fruit. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Nr. 2018/19. Samenvatting

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Alcohol en hersenontwikkeling bij jongeren. Nr. 2018/23, Den Haag, 17 december Samenvatting

Inzetbaarheid op hogere leeftijd

Eiwit. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

Kalium. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

Gezondheidsvoordelen

Gezondheidsrisico s door nachtwerk. Nr. 2017/17. Samenvatting

Inputparameters voor de kosteneffectiviteitanalyse

Dranken met toegevoegd suiker

Eieren. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

Gezondheidsvoordelen

WBO: onderzoek naar online leefstijladvies om het risico op dementie te verlagen. Nr. 2018, Den Haag 12 juni Samenvatting

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over vitamine- en

Voedingspatronen. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

MEMO. Bijdrage van voedingsmiddelengroepen aan de inneming van mono- en disachariden en energie. Resultaten van VCP

Alcohol. Achtergronddocument bij bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding 2015

Hoogspanningslijnen en gezondheid deel I: kanker bij kinderen. Nr. 2018/08. Samenvatting

Vaccinatie tegen gordelroos. Nr. 2019/12, Den Haag, 15 juli Samenvatting

Verzadigde, enkelvoudig en meervoudig onverzadigde (n-6) vetzuren

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over peulvruchten

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015 Alcohol

Nieuwe Richtlijnen Goede Voeding

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over alfa-linoleenzuur

Ingezonden commentaren op het openbare concept van het achtergronddocument Eieren

Gezond heidsraad. Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Transvetzuren. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Koolhydraten en de preventie van welvaartsziekten

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding 2015

MEMO: Inname van vitamine K door kinderen en volwassenen in Nederland. Resultaten van VCP

Vaccinatie tegen rotavirus. Nr. 2017/16. Samenvatting

Peulvruchten. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

De ouder-kindrelatie en jeugdtrauma s. Nr. 2018/11, Den Haag, 22 mei Samenvatting

Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede voeding 2015

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting

VETTEN EN GEZONDHEID INGEBORG A BROUWER, PHD HOOGLERAAR VOEDING VOOR GEZOND LEVEN VRIJE UNIVERSITEIT AMSTERDAM

Verteerbare koolhydraten

Beweegrichtlijnen 2017

Voedselconsumptie Vergeleken met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

Vaccinatie van ouderen tegen pneumokokken. Nr. 2018/05. Samenvatting

Eicosapentaeenzuur en docosahexaeenzuur

Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over zuivel

Vaccinatie tegen meningokokken. Nr. 2018/28, Den Haag 19 december Samenvatting

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding 2015

Geachte heer, Van Gool,

Ik onderschrijf het advies van de Commissie Bevolkingsonderzoek.

De richtlijnen zijn bedoeld voor de ogenschijnlijk gezonde bevolking

ALCOHOL & GEZONDHEID. De wetenschap. Dr. ir. Trudy Voortman

Vis. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen. Aandachtsgebieden

Role of nutrition in carcinogenesis and cancer prevention. Prof. dr. ir. Ellen Kampman Wageningen Universiteit & Academisch Medisch Centrum Nijmegen

Belangrijkste bevindingen

Leefstijlinterventies met stip op 1! Inhoud. Over de zgn. Preventieparadox. The Epidemiological Evidence. Edith Feskens,

Tussentijdse rapportage 1. Datum: 26 mei 2009

Inhoud. Leefstijlinterventies met stip op 1! Voorbeeld van de PP: het effect van bloeddrukverlaging op sterfte. Over de zgn.

Leefstijlinterventies met stip op 1!

Diewertje Sluik, Edith Feskens

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over transvetzuren

Volkoren & gezondheid een begrijpelijk overzicht van de wetenschappelijke literatuur

CONCEPT niet citeren of naar verwijzen. Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Ingezonden commentaren op het openbare concept van het achtergronddocument Vlees

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding 2015

Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Richtlijnen Goede Voeding

Kies gezond vet! Wetenschap en praktijk! Gerard Hornstra,"

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument over verteerbare koolhydraten

Achtergronddocument Richtlijnen goede voeding 2015

Ingezonden commentaren op het openbare concept van het achtergronddocument Alfalinoleenzuur

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

Consumptie van suikers in Nederland Deel 2: toegevoegde suikers

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Voedselconsumptiepeiling : De consumptie van voedingsmiddelen

Bloeddruk en hartfalen door geluid van weg- en railverkeer. Danny Houthuijs en Elise van Kempen

Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede

Geschat effect van lagere suikergehalten in voedingsmiddelen

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

Bijwerkingen van psychotrope geneesmiddelen. Nikkie Aarts

Reactie van de commissie Richtlijnen goede voeding op het achtergronddocument Granen en graanproducten

Gezondheidsvoordelen

Consumptie van suikers in Nederland Deel 2: toegevoegde suikers

Ingezonden commentaren op het openbare concept van het achtergronddocument Natrium

Factsheets alcohol & gezondheid

Alfa-linoleenzuur. Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding Gezondheidsraad. Gezondheidsraad. Adviezen.

matige alcohol consumptie gezondheid

Transcriptie:

Gezondheidsraad Gezondheidsraad Voedingscholesterol Adviezen De taak van de Ge z ond h eids r aad is mi n is t ers en parlement te advise r en over vraag s tukken op het gebied van de volksgezond heid. De meeste ad v ie z en die de Gezondheidsraad jaar lijks uit brengt worden ge s chre v en op verzoek van een van de bewinds lieden. Met enige regelmaat brengt de Gezondheidsraad ook ongevraag d e adviezen uit, die een signale r ende functie hebben. In sommige gevallen leidt een signalerend advies tot het verzoek van een minister om over dit onderwerp verder te adviseren. Aandachtsgebieden Optimale gezondheidszorg Wat is het optimale resultaat van zorg (cure en care) gezien de risico s en kansen? Preventie Met welke vormen van preventie valt er een aanzienlijke gezondheidswinst te behalen? Gezonde voedin Welke voedingsm bevorderen een g gezondheid en w brengen bepaald heidsri s ico s met Gezonde leefomgeving Welke invloeden uit het milieu kunnen een positief of negatief effect hebben op de gezondheid? Gezonde arbeids omstandigheden Hoe kunnen werk- nemers beschermd worden tegen arbeids omstandigheden die hun gezondheid mogelijk schaden? Innovatie en kennisinfrastruc Om kennis te kun oogsten op het ge van de gezondhei zorg moet er eers gezaaid worden. www.gezondheidsraad.nl

aan: de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de staatssecretaris van Economische Zaken Nr. A15/28, Den Haag, 4 november 2015

De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, is een adviesorgaan met als taak de regering en het parlement voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids-(zorg)onderzoek (art. 22 Gezondheidswet). De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Infrastructuur en Milieu; Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, en ontwikkelingen of trends signaleren die van belang zijn voor het overheidsbeleid. De adviezen van de Gezondheidsraad zijn openbaar en worden als regel opgesteld door multidisciplinaire commissies van op persoonlijke titel benoemde Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen. De Gezondheidsraad is lid van het European Science Advisory Network for Health (EuSANH), een Europees netwerk van wetenschappelijke adviesorganen. U kunt deze publicatie downloaden van www.gr.nl. Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald: Gezondheidsraad. Voedingscholesterol - Achtergronddocument bij Richtlijnen goede voeding 2015. Den Haag: Gezondheidsraad, 2015; publicatienr. A15/28. auteursrecht voorbehouden ISBN: 978-94-6281-048-8

Voedingscholesterol

Werkwijze in het kort a De commissie neemt effecten op drie causale risicofactoren voor ziekten in beschouwing: systolische bloeddruk, LDL-cholesterol en lichaamsgewicht. b De commissie evalueert de relatie met tien voedinggerelateerde chronische ziekten: coronaire hartziekten, beroerte, hartfalen, diabetes mellitus type 2, chronisch obstructieve longziekten, borstkanker, darmkanker, longkanker, dementie en cognitieve achteruitgang en depressie. Bij alcohol en voedingspatronen is ook het verband met het risico op sterfte ongeacht doodsoorzaak beschreven. c De commissie richt zich primair op gepoolde analyses, meta-analyses en systematische reviews. d RCT s naar effecten op ziekten zijn schaars. Vanwege het belang van deze onderzoeken voor uitspraken over causaliteit, beschrijft de commissie ten aanzien van deze uitkomstmaten alle beschikbare RCT s, ongeacht of meta-analyses en systematische reviews beschikbaar zijn. e De term cohortonderzoek wordt in dit advies gebruikt voor alle vormen van prospectief observationeel onderzoek. Conclusies in de achtergronddocumenten zijn gebaseerd op de hoeveelheid onderzoek, aanwijzingen voor heterogeniteit, de sterkte van het verband, deelnemerskarakteristieken en specifieke afwegingen die in de toelichting zijn beschreven. De conclusie kan luiden dat er grote of geringe bewijskracht is voor een effect of verband, dat een effect of verband onwaarschijnlijk of niet eenduidig is, of dat er te weinig onderzoek is om een uitspraak te doen over het effect of verband. Het achtergronddocument Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede voeding 2015 geeft een uitgebreide beschrijving en toelichting van de gehanteerde werkwijze. Pagina 2

Inhoud Werkwijze in het kort... 2 1 Inleiding... 4 1.1 Inname en bronnen van cholesterol... 4 1.2 Methodologische kanttekeningen bij cohortonderzoek... 5 1.3 Literatuuronderzoek... 6 2 Prospectieve cohortonderzoeken... 7 2.1 Coronaire hartziekten... 7 2.2 Beroerte... 8 2.3 Diabetes Mellitus type 2... 11 2.4 Conclusie... 11 3 Conclusies... 13 Literatuur... 14 A De commissie... 17 Pagina 3

1 Inleiding In dit document gaat de Commissie Richtlijnen goede voeding (bijlage A) in op het verband tussen voedingscholesterol en het risico op chronische ziekten *. Het gaat hierbij om een beschrijving van bevindingen uit cohortonderzoek. Interventieonderzoek naar het effect van (cholesterol uit) eieren op LDLcholesterol staat beschreven in het achtergronddocument over eieren. De commissie is niet op de hoogte van interventieonderzoek naar het effect van de inname van cholesterol op bloeddruk en gewicht. 1.1 Inname en bronnen van cholesterol De mediane inname van cholesterol ligt bij jongens op 176 mg per dag en bij meisjes op 154 mg per dag. Volwassen mannen hebben een mediane inname van 233 mg per dag en vrouwen van 185 mg per dag (tabel 1). 1 De belangrijkste bronnen van cholesterol zijn voor mannen en vrouwen vergelijkbaar (tabel 2). Vlees en vleesproducten leveren de grootste bijdrage aan de cholesterolinname van kinderen en volwassenen, gevolgd door melk- en melkproducten. Andere belangrijke bronnen van voedingscholesterol zijn eieren en snacks en in mindere mate vis en schelpdieren. Omdat in de voedselconsumptiepeiling alleen het gebruik van losse eieren is nagevraagd en niet van eieren verwerkt in producten, is de werkelijke inname van eieren en cholesterol hoger. 2 Tabel 1 Gebruikelijke inname van cholesterol in Nederland (mg/d) op basis van de gegevens van de Nederlandse voedselconsumptiepeiling 2007-2010 a. 1 P10 P50 P90 Jongens 7-18 jaar 113 176 261 Meisjes 7-18 jaar 103 154 223 Mannen 19-69 jaar 159 233 330 Vrouwen 19-69 jaar 126 185 264 a Gewogen voor sociaaldemografische factoren, seizoen en dag van de week. Tabel 2 Bijdrage (%) van voedingsmiddelengroepen aan de inname van cholesterol op basis van de gegevens van de Nederlandse voedselconsumptiepeiling 2007-2010. 2 Kinderen 7-18 jaar Volwassenen 19-69 jaar Vlees en vleesproducten 50 53 Melk en melkproducten 26 26 Eieren 12 15 Snacks 15 11 Vis en schelpdieren 3 5 * Zie voor een beschrijving van de gehanteerde werkwijze het achtergronddocument Werkwijze van de Commissie Richtlijnen goede voeding 2015. Pagina 4

1.2 Methodologische kanttekeningen bij cohortonderzoek Bij het schatten van de inname van cholesterol in cohortonderzoek zijn enkele methodologische kanttekeningen te plaatsen. In de meeste cohortonderzoeken is de inname van cholesterol nagevraagd met een voedselfrequentievragenlijst. Deze geven niet de volledige inname weer. Voedselfrequentievragenlijsten kunnen aanleiding zijn voor meetfouten in bijvoorbeeld gerapporteerde frequentie en portiegrootte. Ook kunnen er fouten optreden bij het groeperen van voedingsmiddelen in een vraag. Verder kan er verschil tussen onderzoeken bestaan in de afkappunten voor de definitie van een hoog en een laag gebruik. De kwaliteit van een voedselfrequentievragenlijst wordt bepaald door de reproduceerbaarheid en validiteit. Om een indruk te krijgen, wordt hier de reproduceerbaarheid in een tweetal Amerikaanse onderzoeken beschreven. In het EPIC-onderzoek zijn hierover geen gegevens gerapporteerd. 3 In de Nurses Health Study bedroeg de correlatiecoëfficiënt van de voedselfrequentievragenlijst na 1 jaar voor de inname van cholesterol 0,64. 4 In de Health Professionals Study lag de correlatiecoëfficiënt voor cholesterol op 0,60. 5 Naast reproduceerbaarheid is ook de validiteit van een voedselfrequentievragenlijst van belang. In de Nurses Health Study en Health Professionals Study is de voedselfrequentievragenlijst vergeleken met een voedingsopschrijfmethode die gedurende respectievelijk twee en drie keer een week is uitgevoerd. In beide onderzoeken werd de inname van cholesterol met een voedselfrequentievragenlijst (respectievelijk 291 en 305 mg per dag) onderschat ten opzichte van de voedingsopschrijfmethode (respectievelijk 311 en 342 mg per dag). 4,5 In sommige onderzoeken is de gebruikelijke voeding nagevraagd met een 24-uurs recall of is een meerdaagse opschrijfmethode gebruikt. Met het opschrijven van de voeding is een meer valide inzicht in de absolute inname van cholesterol te krijgen. Omdat het arbeidsintensief is, wordt de methode in de praktijk echter weinig toegepast. Het gebruik van uiteenlopende methoden om de inname van cholesterol te bepalen en de variatie bij de schatting zelf dragen dus bij aan de heterogeniteit tussen cohortonderzoeken. Hierdoor kunnen werkelijk bestaande verbanden worden versluierd. Een hoge inname van cholesterol hangt samen met een hoog gebruik van dierlijke producten en een laag gebruik van graanproducten, groente en fruit. Een relatie tussen de inname van cholesterol en het risico op ziekte kan dan ook mogelijk verklaard worden door een hoge inname van bijvoorbeeld verzadigde vetzuren of een lage inname van bijvoorbeeld voedingsvezel. 6,7 Dit betekent dat het van belang is in de onderzoeken na te gaan wat het effect is van adjusteren voor de inname van de verschillende vetzuren en voedingsvezel op het verband tussen cholesterol en ziekterisico. Zonder een dergelijke correctie bestaat de kans dat het verband in cohortonderzoek wordt overschat (residuele confounding). Er bestaat echter ook het risico op overcorrectie, waardoor een bestaand verband verdwijnt of van richting verandert. Omdat residuele confounding nooit volledig is uit te sluiten, dienen de Pagina 5

verbanden uit epidemiologisch onderzoek idealiter verder te worden onderzocht in interventieonderzoek bij mensen. 1.3 Literatuuronderzoek De volgende zoekstrategie diende als uitgangspunt bij het literatuuronderzoek naar voedingscholesterol en het risico op ziekte: Dietary cholesterol als Mesh-term; Zoekfilters: meta-analysis en systematic reviews. Verder heeft de commissie gezocht naar meta-analyses en (systematische) reviews met de zoektermen dietary cholesterol, cholesterol intake en cholesterol consumption. Omdat deze zoekstrategieën weinig meta-analyses en systematische reviews hebben opgeleverd, zijn beide zoekstrategieën uitgebreid met het zoekfilter reviews. Hieruit bleek dat er veel niet-systematische reviews zijn verschenen die zich vooral richten op de relatie tussen voedingscholesterol en het risico op hart- en vaatziekten. 6-10 Ten slotte is gezocht met specifieke opdrachten met dietary cholesterol als Meshterm en specifieke ziekten als Mesh-term, met als zoekfilter humans. Pagina 6

2 Prospectieve cohortonderzoeken In dit hoofdstuk wordt onderzoek naar de inname van cholesterol in relatie tot het risico op coronaire hartziekten, beroerte en diabetes mellitus type 2 besproken. Voor andere uitkomstmaten is er te weinig onderzoek om een conclusie te trekken: Het WCRF concludeert in 2007 dat er te weinig onderzoek is om een conclusie te trekken over de inname van cholesterol in relatie tot borst-, darm en longkanker. 11 Deze conclusie wordt bevestigd in latere updates van dit rapport. 12,13 Ten slotte heeft de commissie twee publicaties over het verband met het risico op dementie gevonden. Omdat de twee publicaties gebaseerd zijn op hetzelfde onderzoek (de Rotterdam Study), is dit eveneens te weinig om een conclusie te trekken. 14,15 De commissie heeft geen cohortonderzoeken gevonden naar het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op hartfalen, chronisch obstructieve longziekten of depressie. 2.1 Coronaire hartziekten Samenvatting bewijsvoering voor een verband tussen voedingscholesterol en het risico op coronaire hartziekten. Aspect Toelichting Beschikbare onderzoeken 1 meta-analyse uit 1986 met 4 cohorten en 5 cohorten na 1988 Heterogeniteit Nee (vergelijking risicoschattingen) Schatter verband RR=1,3 (1,1-1,5) bij hoge t.o.v. lage inname na correctie voor energie-inname. Latere onderzoeken vinden geen aanwijzingen voor een verband na correctie voor een groter aantal confounders. Onderzochte populatie Europa, Noord-Amerika Conclusie: Een verband tussen de inname van cholesterol en het risico op coronaire hartziekten is onwaarschijnlijk. Toelichting De commissie is op de hoogte van één meta-analyse uit 1988 16 naar het verband tussen voedingscholesterol en het risico op coronaire hartziekten en verschillende reviewartikelen.(onder andere 6-10,17 ) De reviewartikelen beschrijven verschillende cohortonderzoeken die sinds de meta-analyse zijn verschenen (tabel 3). In de metaanalyse wordt een verband gevonden tussen de inname van voedingscholesterol en een 30% hoger risico op coronaire hartziekten, na correctie voor energie-inname. 16 Deze schatting is niet gecorrigeerd voor andere confounders, zoals de inname van de verzadigde vetzuren of voedingsvezel. Daarom kent de commissie deze meta-analyse minder waarde toe dan de bevindingen in latere cohortonderzoeken. Latere cohortonderzoeken vinden geen aanwijzingen voor een verband tussen de inname van cholesterol en het risico op coronaire hartziekten. 18-22 Een verklaring hiervoor is dat in de meeste van deze onderzoeken voor meer potentiële confounders Pagina 7

is gecorrigeerd dan in de onderzoeken die zijn opgenomen in de meta-analyse. Slechts één cohortonderzoek heeft echter de analyses uitgevoerd met en zonder correctie voor de inname van verschillende vetzuren. Deze correctie leidde tot een afzwakking van het verband bij de groep met de hoogste cholesterolinname van een relatief risico van 1,25 (0,99-1,58) naar 1,17. 20 De commissie concludeert dat een verband tussen de inname van cholesterol en het risico op coronaire hartziekten onwaarschijnlijk is. Tabel 3 Cohortonderzoek naar een verband tussen voedingscholesterol en het risico op coronaire hartziekten. Blootstelling Aantal Follow up N N cases RR 95% b.i. a cohorten tijd (jaren) Meta-analyse Stamler 1988 16 300 mg/1.000 kcal 4 10-20 10.846 n.g. 1,3 1,1-1,5 Cohortonderzoek Health Professionals Follow up Study 1996 21 Lipid Research Clinics Prevalence Follow-up Study 1996 19 Alpha-Tocpherol Beta-Carotene Cancer Prevention Study 1997 22 Nurses Health Study 1997 20 290 t.o.v. 189 mg/d 422 t.o.v. 189 mg/d 6 43.757 mannen 734 0,98 1,03 0,76-1,25 0,81-1,32 10 mg per 5.000 kj 12 3.925 30-59 52 1,00 0,99-1,02 jaar 621 60-79 40 1,01 0,98-1,03 jaar 768 t.o.v. 390 mg/d 6 21.930 1.399 0,93 0,79-1,10 768 t.o.v. 390 mg/d 0,92 0,72-1,18 188 t.o.v. 132 mg/d 14 80.082 939 1,08 0,87-1,36 273 t.o.v. 132 mg/d vrouwen 1,17 0,92-1,50 a B.i., betrouwbaarheidsinterval. 2.2 Beroerte De meeste cohortonderzoeken naar voedingscholesterol en het risico op beroerte maken onderscheid tussen herseninfarcten en hersenbloedingen, of rapporteren over één van de twee vormen van beroerte. Daarom wordt in dit hoofdstuk eveneens dit onderscheid gemaakt. Pagina 8

Samenvatting bewijsvoering voor een verband tussen voedingscholesterol en het risico op herseninfarct. Aspect Toelichting Beschikbare onderzoeken 5 cohorten Heterogeniteit Ja (vergelijking risicoschattingen), mogelijk verklaard door verschillen in correctie voor confounders Schatter verband RR=0,36 (0,17-0,76) tot 1,29 (1,05-1,58) tot bij hoge t.o.v. lage inname Onderzochte populatie Europa, Noord-Amerika, Azië Conclusie: Het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op herseninfarct is niet eenduidig. De commissie heeft vijf cohortonderzoeken gevonden naar het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op een herseninfarct (tabel 4). Het Zweedse onderzoek vindt een hoger risico, het Japanse onderzoek vindt een lager risico en de Nurses Health, Health Professionals Follow-up and Women s Health Initiative Observational Studies vinden geen aanwijzingen voor een verband. 23-27 De mate van correctie voor potentiële confounders varieerde tussen de onderzoeken. In de Swedish Mammography Cohort studie, de Health Professionals Follow-up Study en de Women s Health Observational Study is voor de inname van vezel gecorrigeerd. 23,25,27 In de Health Professionals Study zijn de analyses verder met en zonder correctie voor de inname van verzadigde en andere vetzuren gerapporteerd. De correctie verlaagde op alle niveaus van inname de risicoschatting met circa 0,05 eenheden. 25 De commissie concludeert dat het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op herseninfarct niet eenduidig is. Tabel 4 Cohortonderzoek naar een verband tussen voedingscholesterol en het risico op herseninfarct. Blootstelling Follow up tijd (jaren) N N cases RR Cohortonderzoek 95% b.i. a Nurses Health Study 2001 26 Q3 t.o.v. Q1 14 85.764 385 0,78 0,56-1,08 Q5 t.o.v. Q1 0,96 0,70-1,31 Health Professionals Follow up 278 t.o.v. 189 mg/d 14 43.732 455 0,80 0,57-1,10 Study 2003 25 398 t.o.v. 189 mg/d 0,93 0,66-1,30 Adult Health Study 2004 24 624 t.o.v. 152 mg/d 14 3.731 60 0,36 0,17-0,76 Swedish Mammography 229 t.o.v. 168 mg/d 10 34.670 1.310 1,19 0,97-1,45 Cohort 2012 23 302 t.o.v. 168 mg/d 1,29 1,05-1,58 Women s Health Initiative 163 t.o.v. 133 mg/d 7 87.025 1.049 1,17 0,93-1,47 Observational Study 2012 27 311 t.o.v. 133 mg/d 1,14 0,90-1,44 B.i., betrouwbaarheidsinterval. a Pagina 9

Samenvatting bewijsvoering voor een verband tussen voedingscholesterol en het risico op hersenbloeding. Aspect Toelichting Beschikbare onderzoeken 4 cohorten Heterogeniteit Ja (vergelijking risicoschattingen), verklaard door verschillen in correctie voor confounders en een klein aantal cases in één Japans cohortonderzoek Schatter verband RR=0,71 (0,35-1,41) tot 1,68 (0,83-3,51) bij hoge t.o.v. lage inname Onderzochte populatie Europa, Noord-Amerika, Azië Conclusie: Er is te weinig onderzoek om een uitspraak te doen over het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op hersenbloeding. Toelichting De commissie heeft vier cohortonderzoeken gevonden naar het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op een hersenbloeding (tabel 5). Twee van de onderzoeken beperkten zich tot bloedingen in de hersenen *, mede waardoor het aantal cases kleiner is dan in de andere twee cohorten. De commissie weegt de bevindingen uit deze onderzoeken dan ook minder zwaar. 26,28 De twee onderzoeken met meer dan 100 cases leveren geen aanwijzingen voor een verband. 23,25 De mate van correctie voor confounders als de inname van vezel en verzadigde vetzuren varieerde tussen de onderzoeken. In de Swedish Mammography Cohort Study en de Health Professionals Follow-up Study is voor de inname van vezel gecorrigeerd. 23,25 In de Health Professionals Study zijn de analyses verder met en zonder correctie voor de inname van verzadigde en andere vetzuren gerapporteerd, waarbij de grootste verandering in risicoschatting optrad in de groep met de hoogste inname van cholesterol. Na correctie voor de verschillende vetzuren steeg het relatieve risico van 1,04 naar 1,16. 25 De commissie concludeert dat er te weinig onderzoek is om een uitspraak te doen over het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op hersenbloeding. Tabel 5 Cohortonderzoek naar een verband tussen voedingscholesterol en het risico op hersenbloeding. Blootstelling Follow up tijd (jaren) N N cases RR 95% b.i. a Cohortonderzoek Nurses Health Study 2001 26 322 t.o.v. 212 mg/d 14 85.764 74 b 1,68 0,83-3,51 465 t.o.v. 212 mg/d 1,04 0,46-2,38 Health Professionals Follow up 278 t.o.v. 189 mg/d 14 43.732 125 0,99 0,54-1,82 Study 2003 25 398 t.o.v. 189 mg/d 1,16 0,61-2,20 Japans cohort 2003 28 507 t.o.v. 98 mg/d 14 4.775 68 b 0,71 0,35-1,41 Swedish Mammography 229 t.o.v. 168 mg/d 10 34.670 233 1,09 0,69-1,71 Cohort 2012 23 302 t.o.v. 168 mg/d 0,96 0,58-1,58 a B.i., betrouwbaarheidsinterval. b Beperkt tot intraparenchymale bloedingen. * Intraparenchymateuze bloeding. Pagina 10

2.3 Diabetes Mellitus type 2 Samenvatting bewijsvoering voor een verband tussen voedingscholesterol en het risico op diabetes mellitus type 2. Aspect Toelichting Beschikbare onderzoeken 1 meta-analyse van 5 cohorten Heterogeniteit Nee Schatter verband RR=1,25 (1,16-1,36) bij hoge t.o.v. lage inname Onderzochte populatie Noord-Amerika Conclusie: De inname van circa 400 mg cholesterol per dag hangt samen met een 25% hoger risico op diabetes mellitus type 2 in Noord-Amerikaans onderzoek. Bewijskracht: groot. De commissie heeft een meta-analyse 29 gevonden naar het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op diabetes mellitus type 2 (tabel 6). Deze meta-analyse vindt op grond van vijf Amerikaanse cohortonderzoeken (6 strata) aanwijzingen voor een verband tussen een hoge inname van cholesterol en een 25% hoger risico op diabetes mellitus type 2. De cholesterolinname varieerde tussen de onderzoeken van 125 tot 185 mg per dag in de laagste categorie en van 273 tot 501 mg per dag in de hoogste categorie. Het relatieve risico bedroeg 1,11 per 100 mg cholesterol per dag. Bij de hoog-laag vergelijking was er sprake van weinig heterogeniteit. Bij de dosisrespons analyse was er echter sprake van aanzienlijke heterogeniteit, die door de auteurs niet verder is onderzocht. 29 Daarom kiest de commissie er voor de uitkomsten van de hoog-laag analyse bij haar conclusie centraal te stellen. De commissie concludeert dat een inname van circa 400 mg cholesterol per dag samenhangt met een 25% hoger risico op diabetes mellitus type 2 in Noord-Amerikaans onderzoek. De bewijskracht hiervoor is groot. Tabel 6 Cohortonderzoek naar het verband tussen voedingscholesterol en het risico op diabetes mellitus type 2. Blootstelling Aantal cohorten Follow up tijd (jaren) N N cases RR 95% b.i. a a b Meta-analyse 1,16-1,36 Tajima 2014 29 Hoog t.o.v. laag 5 9-14 203.903 7.589 1,25 Per 100 mg/d 1,11 b 1,06-1,15 B.i., betrouwbaarheidsinterval. Er waren aanwijzingen voor aanzienlijke heterogeniteit. 2.4 Conclusie De inname van cholesterol is vooral in relatie tot het risico op coronaire hartziekten, beroerte en diabetes mellitus type 2 onderzocht. De inname van circa 400 mg cholesterol per dag hangt samen met een 25% hoger risico op diabetes mellitus type 2 in Noord-Amerikaans onderzoek. De bewijskracht hiervoor is groot. Een verband tussen de inname van cholesterol en het risico op coronaire hartziekten is Pagina 11

onwaarschijnlijk. Het verbanden met het risico op herseninfarcten is niet eenduidig. Er is te weinig onderzoek om een uitspraak te doen over het verband tussen de inname van cholesterol en het risico op een hersenbloeding. Pagina 12

3 Conclusies Bij de afleiding van Richtlijnen goede voeding stelt de commissie effecten en verbanden met een grote bewijskracht centraal. Een verband met een grote bewijskracht is de volgende: een hoge inname van cholesterol hangt samen met een 25% hoger risico op diabetes mellitus type 2 in Noord-Amerikaans onderzoek. Het is onwaarschijnlijk dat er een verband is tussen: de inname van cholesterol en het risico op coronaire hartziekten. Pagina 13

Literatuur 1 Geurts M, Beukers M, Buurma-Rethans E, van Rossum C. Memo: Consumptie van een aantal voedingsmiddelengroepen en nutriënten door de Nederlandse bevolking. Resultaten van VCP 2007-2010. Bilthoven: RIVM; 2015. 2 Geurts M, Buurma-Rethans E, van der A D, van Rossum C. Memo: Aanvullende gegevens ter ondersteuning van de Richtlijnen goede voeding. Resultaten van VCP 2007-2010 en voedingsstatusonderzoek. Bilthoven: RIVM; 2015. 3 Ocké MC, Bueno-de-Mesquita HB, Pols MA, Smit HA, van Staveren WA, Kromhout D. The Dutch EPIC food frequency questionnaire. II. Relative validity and reproducibility for nutrients. Int J Epidemiol 1997; 26 Suppl 1: S49-S58. 4 Willett WC, Sampson L, Stampfer MJ, Rosner B, Bain C, Witschi J e.a. Reproducibility and validity of a semiquantitative food frequency questionnaire. Am J Epidemiol 1985; 122(1): 51-65. 5 Rimm EB, Giovannucci EL, Stampfer MJ, Colditz GA, Litin LB, Willett WC. Reproducibility and validity of an expanded self-administered semiquantitative food frequency questionnaire among male health professionals. Am J Epidemiol 1992; 135(10): 1114-1126. 6 McNamara DJ. Dietary cholesterol and atherosclerosis. Biochim Biophys Acta 2000; 1529(1-3): 310-320. 7 Lecerf JM, de Lorgeril M. Dietary cholesterol: from physiology to cardiovascular risk. Br J Nutr 2011; 106(1): 6-14. 8 Volk MG. An examination of the evidence supporting the association of dietary cholesterol and saturated fats with serum cholesterol and development of coronary heart disease. Altern Med Rev 2007; 12(3): 228-245. 9 Hu FB, Manson JE, Willett WC. Types of dietary fat and risk of coronary heart disease: a critical review. J Am Coll Nutr 2001; 20(1): 5-19. 10 Fernandez ML. Retthinking dietary cholesterol. Curr Opin Clin Nutr Metab Care 2012; 15: 117-121. 11 World Cancer Research Fund / American Institute for Cancer Research. Food, nutrition, physical activity, and the prevention of cancer: a global perspective. Washington D.C.: AICR; 2007. 12 Norat T, Chan D, Lau R, Aune D, Vieira R. WCRF/AIRC Systematic literature review continuous update project report. The associations between food, nutrition, physical activity and risk of colorectal cancer. http://www.dietandcancerreport.org/ geraadpleegd: 30-8-2012. Pagina 14

13 Norat T, Chan DS, Lau R, Vieira R, Thompson R. WCRF/AIRC Systematic literature review continuous update project report. The associations between food, nutrition, physical activity and risk of breast cancer. http://www.dietandcancerreport.org/ geraadpleegd: 30-8-2012. 14 Kalmijn S, Launer LJ, Ott A, Witteman JC, Hofman A, Breteler MM. Dietary fat intake and the risk of incident dementia in the Rotterdam Study. Ann Neurol 1997; 42(5): 776-782. 15 Engelhart MJ, Geerlings MI, Ruitenberg A, van Swieten JC, Hofman A, Witteman JC e.a. Diet and risk of dementia: Does fat matter?: The Rotterdam Study. Neurology 2002; 59(12): 1915-1921. 16 Stamler J, Shekelle R. Dietary cholesterol and human coronary heart disease. The epidemiologic evidence. Arch Pathol Lab Med 1988; 112(10): 1032-1040. 17 Djousse L, Gaziano JM. Dietary cholesterol and coronary artery disease: a systematic review. Curr Atheroscler Rep 2009; 11(6): 418-422. 18 Posner BM, Cobb JL, Belanger AJ, Cupples LA, D'Agostino RB, Stokes J, III. Dietary lipid predictors of coronary heart disease in men. The Framingham Study. Arch Intern Med 1991; 151(6): 1181-1187. 19 Esrey KL, Joseph L, Grover SA. Relationship between dietary intake and coronary heart disease mortality: lipid research clinics prevalence follow-up study. J Clin Epidemiol 1996; 49(2): 211-216. 20 Hu FB, Stampfer MJ, Manson JE, Rimm E, Colditz GA, Rosner BA e.a. Dietary fat intake and the risk of coronary heart disease in women. N Engl J Med 1997; 337(21): 1491-1499. 21 Ascherio A, Rimm EB, Giovannucci EL, Spiegelman D, Stampfer M, Willett WC. Dietary fat and risk of coronary heart disease in men: cohort follow up study in the United States. BMJ 1996; 313(7049): 84-90. 22 Pietinen P, Ascherio A, Korhonen P, Hartman AM, Willett WC, Albanes D e.a. Intake of fatty acids and risk of coronary heart disease in a cohort of Finnish men. The Alpha-Tocopherol, Beta- Carotene Cancer Prevention Study. Am J Epidemiol 1997; 145(10): 876-887. 23 Larsson SC, Virtamo J, Wolk A. Dietary fats and dietary cholesterol and risk of stroke in women. Atherosclerosis 2012; 221(1): 282-286. 24 Sauvaget C, Nagano J, Hayashi M, Yamada M. Animal protein, animal fat, and cholesterol intakes and risk of cerebral infarction mortality in the adult health study. Stroke 2004; 35(7): 1531-1537. 25 He K, Merchant A, Rimm EB, Rosner BA, Stampfer MJ, Willett WC e.a. Dietary fat intake and risk of stroke in male US healthcare professionals: 14 year prospective cohort study. BMJ 2003; 327(7418): 777-782. Pagina 15

26 Iso H, Stampfer MJ, Manson JE, Rexrode K, Hu F, Hennekens CH e.a. Prospective study of fat and protein intake and risk of intraparenchymal hemorrhage in women. Circulation 2001; 103(6): 856-863. 27 Yaemsiri S, Sen S, Tinker L, Rosamond W, Wassertheil-Smoller S, He K. Trans fat, aspirin, and ischemic stroke in postmenopausal women. Ann Neurol 2012; 72(5): 704-715. 28 Iso H, Sato S, Kitamura A, Naito Y, Shimamoto T, Komachi Y. Fat and protein intakes and risk of intraparenchymal hemorrhage among middle-aged Japanese. Am J Epidemiol 2003; 157(1): 32-39. 29 Tajima R, Kodama S, Hirata M, Horikawa C, Fujihara K, Yachi Y e.a. High cholesterol intake is associated with elevated risk of type 2 diabetes mellitus - A meta-analysis. Clin Nutr 2014; 33(6): 946-950. Pagina 16

A De commissie prof. dr. ir. D. Kromhout, vicevoorzitter Gezondheidsraad (tot 1 januari 2015), Den Haag, voorzitter prof. dr. ir. J. Brug, hoogleraar epidemiologie, VU medisch centrum, Amsterdam prof. dr. A.W. Hoes, hoogleraar klinische epidemiologie en huisartsgeneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht dr. J.A. Iestra, voedingskundige, Universitair Medisch Centrum Utrecht prof. dr. H. Pijl, hoogleraar diabetologie, Leids Universitair Medisch Centrum, lid (tot 1 april 2015), adviseur (vanaf 1 april 2015) prof. dr. J.A. Romijn, hoogleraar inwendige geneeskunde, Academisch Medisch Centrum, Amsterdam prof. dr. ir. J.C. Seidell, hoogleraar voeding en gezondheid, Vrije Universiteit, Amsterdam prof. dr. ir. P. van 't Veer, hoogleraar voeding, volksgezondheid en duurzaamheid, Wageningen Universiteit en Research Centrum, lid (tot 1 juni 2015), adviseur (vanaf 1 juni 2015) prof. dr. ir. M. Visser, hoogleraar gezond ouder worden, Vrije Universiteit en VU medisch centrum, Amsterdam prof. dr. J.M. Geleijnse, hoogleraar voeding en cardiovasculaire ziekten, Wageningen Universiteit en Research Centrum, adviseur prof. dr. J.B van Goudoever, hoogleraar kindergeneeskunde, VU medisch centrum en Academisch Medisch Centrum, Amsterdam, adviseur prof. dr. M.T.E. Hopman, hoogleraar integratieve fysiologie, Radboud universitair medisch centrum, Nijmegen, adviseur prof. dr. ir. R.P. Mensink, hoogleraar moleculaire voedingskunde, Universiteit Maastricht, adviseur prof. dr. ir. A.M.W.J. Schols, hoogleraar voeding en metabolisme bij chronische ziekten, Universiteit Maastricht, adviseur prof. dr. ir. M.H. Zwietering, hoogleraar levensmiddelenmicrobiologie, Wageningen Universiteit en Research Centrum, adviseur ir. C.A. Boot, ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, waarnemer dr. ir. J. de Goede, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. ir. C.J.K. Spaaij, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris dr. ir. R.M. Weggemans, Gezondheidsraad, Den Haag, secretaris Pagina 17

Gezondheidsraad Gezondheidsraad De taak van de Ge z ond h eids r aad is mi n is t ers en parlement te advise r en over vraag s tukken op het gebied van de volksgezond heid. De meeste ad v ie z en die de Gezondheidsraad jaar lijks uit brengt worden ge s chre v en op verzoek van een van de bewinds Titel Rugtitel Adviezen lieden. Met enige regelmaat brengt de Gezondheidsraad ook ongevraag d e adviezen uit, die een signale r ende functie hebben. In sommige gevallen leidt een signalerend advies tot het verzoek van een minister om over dit onderwerp verder te adviseren. Subtitel 1 Aandachtsgebieden Optimale gezondheidszorg Wat is het optimale resultaat van zorg (cure en care) gezien de risico s en kansen? Preventie Met welke vormen van preventie valt er een aanzienlijke gezondheidswinst te behalen? Gezonde voeding Welke voedingsmiddelen bevorderen een goede gezondheid en welke brengen bepaalde gezond heidsri s ico s met zich mee? Gezonde leefomgeving Welke invloeden uit het milieu kunnen een positief of negatief effect hebben op de gezondheid? Gezonde arbeids omstandigheden Hoe kunnen werk- nemers beschermd worden tegen arbeids omstandigheden die hun gezondheid mogelijk schaden? Innovatie en kennisinfrastructuur Om kennis te kunnen oogsten op het gebied van de gezondheids zorg moet er eerst gezaaid worden. Subtitel 2 Code Code www.gezondheidsraad.nl