Op zoek naar de schaarse werknemer



Vergelijkbare documenten
Op zoek naar de schaarse werknemer

Een halve eeuw arbeidsmarkt. 14 december 2018 Paul de Beer, Wieteke Conen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Monitor Economie 2018

Bijstandsuitkeringen in veel OESO-landen gedaald

Europese feestdagen 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Europese feestdagen 2017

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Europese feestdagen 2019

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Samenvatting Twente Index 2016

Beroepsbevolking 2005

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STAND VAN ZAKEN EURO PLUS-PACT

Regionale arbeidsmarktprognose

Zekerheden over een onzeker land

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Duiding Arbeidsmarktontwikkelingen juni 2017

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Dordrecht in de Atlas 2013

Mei Economische Barometer Weerterland en Cranendonck. Verwachting voor 2010 en 2011

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Eindexamen vwo economie 2014-I

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Meer ouderen langer werkzaam

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Amersfoort

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Naar een inclusieve regio

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Gorinchem

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Armoede en Arbeidsmarkt

Zorg in perspectief. Nieuwe Zorg Bijeenkomst Haga Ziekenhuis 26 september Albert van der Horst

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

de wereld van werk trends en ontwikkelingen Ton Hopmans Managing Director Yacht

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Regionale arbeidsmarktprognose

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Werkgelegenheidsrapportage Haarlemmermeer Inleiding

Het Nederlandse groeirecept raakt uitgewerkt

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

1 Werkgelegenheid en lonen per uur

Kortetermijnontwikkeling

14 BIJLAGE INTERNATIONALE KERNGEGEVENS BBP per hoofd van de bevolking

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 4 e editie. Opzet en inhoud

CPB Notitie 8 mei Actualiteit WLO scenario s

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Onderzoeksflits. Atlas voor gemeenten 2015 Erfgoed positie van Utrecht uitgelicht. IB Onderzoek, 29 mei Utrecht.nl/onderzoek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

Regionaal-Economische Barometer

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

6 Betaald werk en zorgtaken

CPB Memorandum. Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2050

Research NL. Economic outlook 3e kwartaal 2010 Nederland

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Is de Nederlandse economie klaar voor de volgende generatie? Jaap van Duijn Grip op je Vermogen 5 oktober 2018

Mei Economische Barometer Valkenswaard en Waalre. Verwachting voor 2010 en 2011

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Werken of vrije tijd?

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Vrouwen op de arbeidsmarkt

De toekomst van de welvaartsstaat. Frank Vandenbroucke Kortrijk 18 maart 2015

Naar een inclusieve arbeidsmarkt

Highlights Regio in Beeld Arbeidsmarktregio Zuid-Kennemerland en IJmond

Economische monitor. Voorne PutteN 5 GEMEENTEN. 7 e editie. Opzet en inhoud

Diagnose van de Belgische arbeidsmarkt vanuit Flexicurityperspectief

UIT de arbeidsmarkt

Een Werkende Arbeidsmarkt

Arbeidsmarkttrends en de toekomst van de sociale zekerheid

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Statistisch Bulletin. Jaargang

Inkomensongelijkheid naar migratieachtergrond

Regionale economische prognoses 2016

Arbeid = arbeiders = mensen

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Economische Barometer 2017 Bergen op Zoom en Roosendaal. Kernuitkomsten vergeleken, februari >

Economische outlook Nederlandse regio s 2 e kwartaal 2011

Crisismonitor Drechtsteden februari 2010 (cijfers tot en met december 2009)

in het kort OFED Arbeidsmarktmonitor elektrotechnische detailhandel 2013

Meer werk door meer mobiliteit

Transcriptie:

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer Hans Stegeman H.W.Stegeman@rn.rabobank.nl 3-213147 Op zoek naar de schaarse werknemer Veranderingen op de arbeidsmarkt hangen natuurlijk sterk samen met ontwikkelingen op andere gebieden, zoals demografie, sociale zekerheid en technologie. In deze trendbeschrijving kijken we vooral naar wat er gebeurt aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt: de (verwachte) ontwikkeling van het aantal werknemers, hun kennisniveau en hun inkomen. 1 Ontwikkelingen op de (Nederlandse) arbeidsmarkt zijn sterk bepalend voor (of het gevolg van): (1) de economische groei, (2) regionale verschillen, (3) technologische ontwikkelingen, (4) inkomensongelijkheid en () sociaal-maatschappelijke trends. Zowel de werknemer verandert, het werk dat hij of zij doet, en ook waar dat werk wordt gedaan, ontwikkelingen die de komende twintig jaar in veel opzichten het wonen, het werken en de economie gaan bepalen. Naar een moderne arbeidsmarkt In de afgelopen twintig jaar heeft de Nederlandse arbeidsmarkt een metamorfose ondergaan. Van een structureel hoge werkloosheid (in vergelijking met veel andere landen) heeft Nederland op dit moment een van de laagste werkloosheidspercentages van Europa. De arbeidsparticipatie, vooral van vrouwen, is de afgelopen twintig jaar aanzienlijk toegenomen. De arbeidsproductiviteit is in Nederland nog steeds relatief hoog. De structuur van de werkgelegenheid is verder verschoven naar diensten en internationale handel is daarbij veel belangrijker geworden. Arbeidsrelaties zijn de afgelopen jaren veel flexibeler geworden, zonder dat dat is gebaseerd op verandering in bijvoorbeeld ontslagrecht. Een (in internationaal perspectief) opmerkelijk kenmerk van de Nederlandse arbeidsmarkt is dat Nederlanders heel vaak in deeltijd werken. Sterke groei van de werkgelegenheid De werkgelegenheid is de afgelopen twintig jaar aanzienlijk gegroeid. Dit geldt voor nagenoeg alle landen ter wereld. Maar in Nederland is de ontwikkeling wel opmerkelijk, in vergelijking met andere westerse landen. In totaal groeide de werkgelegenheidsgraad (het aantal mensen dat werkt in de leeftijd 1-6) met meer dan 13%-punt (figuur 1). Het aantal werkzame personen groeide in twintig jaar met meer dan 2%, waardoor 1,8 miljoen meer mensen zijn gaan werken. Voor wat betreft de toename van de werkgelegenheid ten opzichte van de beroepsbevolking is Nederland de afgelopen twintig jaar koploper in vergelijking met alle andere OESO-landen. 2 Als gevolg hiervan is de werkloosheid in Nederland aanzienlijk gedaald. Zowel de feitelijke als de structurele werkloosheid (gecorrigeerd voor conjuncturele effecten) zijn in de afgelopen twintig jaar in Nederland aanzienlijk 1 In een andere trendstudie (Technologie, globalisering en productiviteit) gaan we vooral in op de wijzigingen in de vraag naar arbeid en arbeidsproductiviteit. 1

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer afgenomen (figuur 2). Niet voor niets is de werkloosheid in Nederland op dit moment een van de laagste van de hele westerse wereld. De stijging van de werkgelegenheid heeft er voor gezorgd dat steeds meer mensen behorend tot de potentiële beroepsbevolking (iedereen tussen de 1 en 64 jaar) zich hebben aangeboden op de arbeidsmarkt Figuur 1: Groei werkgelegenheid en (arbeidsaanbod, figuur 4). arbeidsparticipatie, 199-29 % verandering tov 199 % verandering tov 199 2 2 De potentiële beroepsbevolking nam in Nederland niet eens zo sterk toe; de groei van het arbeidsaanbod op grond van demografische ontwikkelingen (inclusief migratie) was slechts 7,%. Het is vooral 1 1 de toegenomen participatie van met name vrouwen 1 - werkgelegenheid arbeidsparticipatie 1 - geweest die tot die, in vergelijking met andere landen, relatief grote stijging van het arbeidsaanbod heeft geleid (figuur 4). In 199 lag de participatie van hen dan ook op een beduidend lager niveau dan in veel andere landen. Ter vergelijking: in de VS nam het arbeidsaanbod evenveel toe als in Nederland, -1-1 maar dat kwam vooral door een sterke groei van de potentiële beroepsbevolking, terwijl er per saldo juist Bron: OECD minder mensen participeerden. In een land als Japan nam de potentiële beroepsbevolking juist af. Alleen door een toename van de participatie zijn in Japan in de afgelopen twintig jaar ongeveer evenveel mensen zich blijven aanbieden op de arbeidsmarkt. 2 Dat wil niet zeggen dat in Nederland ook de meeste banen zijn gecreëerd. Andere landen kenden een grotere stijging van het arbeidsaanbod. Figuur 2: Verandering werkloosheid in twintig jaar verandering in % punten 6 4 2-2 -4-6 -8-1 Bron: OECD verandering structurele werkloosheid verandering werkloosheid verandering in % punten 6 4 2-2 -4-6 -8-1 Figuur 3: Uitsplitsing arbeidsaanbod % % 3 3 2 2 2 2 1 1 1 1 - - -1-1 NL US BE FR GB DE JP demografie/migratie participatie Bron: OECD, Rabobank 2

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer maar per persoon werken we nog steeds weinig Een verdere stijging van het arbeidsaanbod door een verdere toename van de participatie van personen zal in de komende twintig jaar lastig worden. Inmiddels is Nederland binnen de OESO een van de landen met de hoogste arbeidsparticipatie (figuur 4). Alleen in Zwitserland, IJsland, Denemarken en Japan werken er meer mensen als percentage van het aantal personen tussen de 1 en 6 jaar. De participatie van personen is in Nederland dus relatief hoog. De ontwikkeling ziet er anders uit als we naar het aantal uren kijken dat Nederlanders werken. In geen enkel land in de wereld worden zo weinig uren per jaar gewerkt als in Nederland. Dit komt door het grote aantal deeltijders, maar ook doordat voltijders relatief kort werken. Nederland is de absolute koploper in deeltijdwerk, waarbij ook opvalt dat dit niet alleen geldt voor vrouwen, maar ook voor mannen. Van alle vrouwen werkt bijna tweederde in deeltijd, van de mannen ongeveer 2%. In de afgelopen twintig jaar is dit aandeel zowel onder mannen als onder vrouwen flink gestegen. Deeltijdwerk is dus belangrijk in Nederland. Het heeft er ook voor gezorgd dat de arbeidsparticipatie van met name vrouwen de afgelopen jaren fors heeft kunnen toenemen, iets wat op zijn beurt weer stevig heeft bijgedragen aan de economische groei. De meerderheid van de werkenden in Nederland werkt (nog) voltijd. In vergelijking met andere landen zou je dit echter ook deeltijdwerk kunnen noemen: de werkweek, met gemiddeld nog geen 39 uur, is relatief kort. Vooral in sectoren waar men een 36-urige werkweek heeft afgesproken, zijn werkgevers er aan gewend dat veel werknemers minstens een dag in de week niet op kantoor zijn. Hierdoor vervaagt het verschil tussen voltijd- en deeltijdwerk en zijn organisaties ingespeeld op de afwezigheid van een deel van het personeel. Daarnaast werken voltijders eigenlijk maar een relatief kort deel van het jaar écht: deeljaararbeid dus. Van de 2 weken per jaar werkt de Nederlandse werknemer er gemiddeld iets meer dan 38, twee weken minder dan het Europese gemiddelde. De rest van de tijd gaat op aan vakantie- en feestdagen, ziekte en andere verlofregelingen waardoor men niet aan het werk hoeft. Alles bij elkaar leidt dit ertoe dat de Nederlandse werknemer gemiddeld 1.223 uur per jaar Figuur 4: Ontwikkeling arbeidsparticipatie Figuur : Nederlanders werken weinig % potentiële beroepsbevolking % potentiële beroepsbevolking 9 9 8 8 7 7 6 6 4 4 3 3 2 2 1 1-1 -1 % % verschil ten opzichte van Europese gemiddelde,2,1,1,, -, -,1 -,1 -,2 deeltijdeffect voltijdeffect deel jaareffect %,2,1,1,, -, -,1 -,1 -,2 Participatie 199 verandering 199-21 Bron: OECD Bron: OECD, berekeningen Rabobank 3

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer aan het werk is, 2% minder dan het Europese gemiddelde (figuur ). Met de Amerikanen moeten we Nederland maar helemaal niet vergelijken. maar wel steeds flexibeler Een deel van de verklaring voor de lagere structurele werkloosheid is het flexibeler worden van de Nederlandse arbeidsmarkt. Voor een deel is dat toe te schrijven aan soepeler ontslagbescherming (figuur 6). Op basis van de samengestelde indicator van de OECD die de mate van ontslagbescherming weergeeft, is Nederland een van de dalers op dit terrein. Nog steeds is de ontslagbescherming relatief hoog naar internationale maatstaven en heeft Nederland nog niet zo n flexibele arbeidsmarkt als de Angelsaksische landen. Wel is er een opmerkelijk verschil in Nederland tussen de ontslagbescherming voor werknemers met een vast contract en flexibele arbeidskrachten. De belangrijkste reden dat Nederland zo hoog scoort bij de ontslagbescherming van vast personeel is omdat de uitkering bij ontslag nog steeds in sterke mate afhangt van leeftijd en het aantal dienstjaren. De hoeveelheid geld die mensen dan meekrijgen, is naar internationale maatstaven vrij groot. Hierdoor is het niet verwonderlijk dat de verdere flexibiliteit van de Nederlandse arbeidsmarkt voor een belangrijk deel is gezocht in de uitbreiding van het aantal werknemers met een flexibeler contract. Nederland heeft een relatief grote uitzendsector en ook het aantal zelfstandigen zonder personeel is aanzienlijk toegenomen in de afgelopen twintig jaar. Het aandeel van werknemers met een flexibel contract (tijdelijk contract of uitzendconstructie) is na Spanje en Portugal het hoogst van alle OESO-landen (figuur 7). Daarnaast is deeltijdwerk vaak ook een vorm van flexibeler omgaan met het personeel dan voltijdwerk; werknemers zijn gedurende de week of het jaar flexibeler in te zetten. Het aantal ZZP ers is de afgelopen jaren ook aanzienlijk toegenomen, vooral in Nederland (figuur 8). Op dit moment werkt in ons land ongeveer 13,% van de beroepsbevolking als zelfstandige. In historisch perspectief is het aandeel van zelfstandig ondernemers op dit moment niet eens zo extreem; maar iets hoger dan begin jaren zeventig. De stijging is echter niet te verklaren vanuit conjunctuur, sectorstructuur en huishoudenssamenstelling (Van Es en Van Vuuren, 21). Er lijkt sinds begin deze eeuw een meer structurele verandering te zijn ingezet, waarbij mensen een Figuur 6: Ontslagbescherming Figuur 7: Aandeel tijdelijk werk Index Index 4, 4, 4, samengestelde index ontslagbescherming, 6 = maximum 4, 3, 3, 3, 3, 2, 2, 2, 2, 1, 1, 1, 1,,,,, US GB CH ZA NZ SK HU IT PL AT CZ EE BE CN NO IN ES MX TR 199 28 % % 3 3 2 2 1 1 - -1 ES PT NL SE FI DE JP FR CH CA IT GR TR IS NO AT DK IE CZ HU BE LU GB SK 2 verschil 29-2 29 3 3 2 2 1 1 - -1 Bron: OECD 4 Bron: OECD

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer lossere relatie met de arbeidsmarkt willen en meer eigen verantwoordelijkheid. Figuur 8: Ontwikkeling aantal zelfstandigen % beroepsbevolking % beroepsbevolking 14% 14% 13% 13% 12% 12% 11% 11% 1% 1% 9% 9% 8% 8% 7% 7% 6% 6% 72 76 8 84 88 92 96 4 8 NL US BE DE GB Bron: Entrepreneurs International, Compendia en steeds meer in de dienstverlening In de afgelopen twintig jaar is de trend naar verdere verdienstelijking van de economie doorgegaan. Een hoger inkomen per hoofd leidt tot meer vraag naar diensten. Er is ook sprake van een toenemende vermarkting van traditioneel huishoudelijk werk. Denk aan buiten de deur eten of de inkoop van schoonmaakhulp of zorg. Daarnaast resulteert verdergaande mondiale arbeidsdeling in een groter aandeel van de dienstensector in de westerse wereld. Onder meer outsourcing, specialisatie en een toename van de wereldhandel zorgen hiervoor. In de afgelopen twintig jaar is de omvang van de Nederlandse industrie qua aandeel in de Nederlandse economie met 4%-punt afgenomen. Dat valt nog wel mee. Maar afgemeten aan het aantal werknemers is de afname van de industrie groter: was in 199 nog bijna 2% van de Nederlandse beroepsbevolking werkzaam in de industrie, in 29 was dit gedaald tot 12%. Dat deze daling in werknemers groter is dan in productie, komt vooral doordat de arbeidsproductiviteit in de industrie sterker is gestegen dan gemiddeld. De grote stijging van de werkgelegenheid heeft plaatsgevonden in de dienstensector. Met 1,2 miljoen extra banen is de commerciële dienstensector in absolute aantallen de grootste banenmotor geweest. In vergelijking tot twintig jaar geleden werken nu meer dan tweemaal zoveel mensen in de commerciële dienstverlening. De groei van een andere dienstensector, de zorg, is nog spectaculairder. In totaal werken er nu meer dan 6. personen meer in de zorg dan in 199, een stijging van 68%. 3 Figuur 9: Verschuiving in beroepen, mannen Top tien beroepen bij mannen 29 1993 1 1 vrachtwagenchauffeur 2 8 ict-ontwerper 3 4 lader, losser, magazijnknecht 4 7 verkoper - ict-beheerder 6 - vertegenwoordiger 7 6 handelaar 8 - productieplanner 9 3 detailhandelaar 1 9 timmerman, vloerenlegger Figuur 1: Verschuiving in beroepen, vrouwen Top tien beroepen bij vrouwen 29 1993 1 1 verkoopster 2 3 docent 3 4 huishoudelijk werkster 4 2 verzorgende (creche, bejaarden) 9 ziekenverzorgende 6 secretaresse 7 - receptionist 8 6 boekhouder 9 - maatschappelijk werk 1 7 verpleegkundige Bron: CBS Bron: CBS

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer Deze ontwikkeling is ook te zien in de meest voorkomende beroepen van Nederlanders en de verschuiving daarin (figuur 9 en 1). Zowel in 1993 als 29 is vrachtwagenchauffeur bij Nederlandse werknemers het meest voorkomende beroep. Alleen de nummer 1 (gedaald van 9) betreft een beroep waarbij echt iets wordt gemaakt; bij de overige beroepen worden alleen diensten geleverd. Bij de vrouwenberoepen geldt dat voor alle beroepen. Daarnaast valt (bij mannen) de opmars op van ICTgerelateerde beroepen. Bij vrouwen betreft de helft van de beroepen dienstverlening in de publieke sector: docente, verzorgende, ziekenverzorgende, maatschappelijk werkster of verpleegkundige. Dit is in lijn met de verschuiving van de werkgelegenheid naar sector, zoals hiervoor beschreven. Wel hoger opgeleid, maar met grotere en kleinere inkomensverschillen In de afgelopen twintig jaar is het opleidingsniveau in alle landen verder gestegen (figuur 11). In opkomende economieën sneller dan in ontwikkelde economieën; de wet van de remmende voorsprong. Nederland is bijvoorbeeld, voor zover het OECD-landen betreft, in de afgelopen tien jaar twee treden gedaald; Ierland, Zwitserland en het VK zijn Nederland voorbij gegaan met betrekking tot het aantal mensen met een tertiaire opleiding, terwijl Nederland alleen de Zweden voorbij is gegaan. Langzaam maar zeker glijdt Nederland wat verder af van dit trapje; als we kijken naar de jongeren (2-34 jaar) dan is de beroepsbevolking van bijvoorbeeld ook Finland beter opgeleid. Daarnaast worden de verschillen met opkomende economieën steeds kleiner, ook voor jongeren. Ook voor wat betreft de kwaliteit van universiteiten is Nederland aan het zakken. Op basis van de Academic Ranking of World Universities 21 4 staan Nederlandse universiteiten gemiddeld als tiende. De VS heeft veruit de beste universiteiten; de top 2 bestaat uit zeventien Amerikaanse universiteiten (en daarnaast Cambridge (), Oxford (1) en de Universiteit van Tokyo (2)). De eerste Nederlandse universiteit (Utrecht) is te vinden op plaats, de tweede (Leiden) op plek 7. Dit zijn nu ook de enige Nederlandse universiteiten in de top 1. In 23 stond Groningen 3 In arbeidsjaren (dus gecorrigeerd voor deeltijders) zijn deze cijfers iets minder hoog. Figuur 11: Stijgend opleidingsniveau % 4 4 3 3 2 2 1 1 als percentage van volwassenen tussen 2 en 64 jaar CA JP USNZ FI KR AUDK IE CHGB BE NL SE IS ES LU FR DEGR PL HU AT MXSK CZ IT PT TR groei 1998-28 tertiair onderwijs, 1998 % 4 4 3 3 2 2 1 1 Figuur 12: en dalende mondiale inkomensongelijkheid bbp per hoofd 4 3 3 2 2 1 1 1 11 21 31 41 1 61 71 81 91 US NL CN IN JP ID 199 28 bbp per hoofd 4 3 3 2 2 1 1 Bron:OECD Bron: World Development Indicators, Rabobank 6

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer daar ook nog bij en was Utrecht terug te vinden op plek 4. In zeven jaar tijd is dit dus een aanzienlijke achteruitgang. Het mondiale hogere opleidingsniveau heeft er samen met de verdergaande globalisering wel toe geleid dat de mondiale inkomensongelijkheid is afgenomen in de afgelopen dertig jaar, zoals te zien is in figuur 12 (Sala-i-Martin, 26). Dit is vooral toe te schrijven aan Aziatische landen; veel van deze landen zijn de afgelopen jaren hard gegroeid, wat gepaard is gegaan met een behoorlijke stijging van het inkomen per hoofd van de bevolking. China, bijvoorbeeld, realiseerde in de afgelopen twintig jaar een vertienvoudiging. Afrika is de enige uitzondering. Zowel inkomensongelijkheid als armoede is daar juist toegenomen. Een bewijs dat economische groei de sterkste bijdrage kan leveren aan het verminderen van armoede. Binnen de meeste westerse landen (waaronder ook Nederland) is de afgelopen twintig jaar juist een tegengestelde ontwikkeling aan de gang (figuur 13). Een belangrijke verklaring hiervoor is de zogenaamde Skill-Biased technical change (zie bijvoorbeeld Katz en Autor (1999), Lemieux (26), CPB (28)). Met name voor hogere inkomens is het voor zowel de VS als Nederland een verklaring voor de toename van lonen en de grote verschillen. Voor lagere inkomens zijn de verklaringen vooral institutioneel: een verlaging of bevriezing van minimumlonen en versobering van sociale zekerheid (Lee, 1999). Dus een stijgend opleidingsniveau leidt bij verdergaande globalisering op mondiaal niveau tot verdere inkomensgelijkheid en minder armoede, terwijl het in hoger ontwikkelde economieën juist tot een toename van inkomensverschillen kan leiden. Uitdagingen en onzekerheden Het aantal beschikbare mensen, de kwaliteit van die mensen (opleidingsniveau) en hoeveel ze willen werken vormen de ingrediënten voor de arbeidsmarkt. Het vraagstuk hoe productief ze zijn, laten we Figuur 13: maar ook stijgende inkomensongelijkheid Gini-coëfficiënt,,4,3,2,1, -,1 Gini-coëfficiënt, MX TR PT US IT NZ GB IE GR JP ES CA DE HU NO NL BE FR FI CZ AT LU SE DK mid-198s verschil,4,3,2,1, -,1 Figuur 14: Stijging inkomen en opleiding hand in hand stijging opleidingsniveau 199-28 8 7 6 4 3 2 Polen China 1 India -2-1 3 8 BBP per hoofd 199-28 -2 Bron: OECD Bron: World Development Indicators, Rabobank 7

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer voor de andere trendstudie. Voor de komende jaren betekent dit dat er grote uitdagingen liggen op de arbeidsmarkt. We gaan alle factoren die tot nu toe de revue zijn gepasseerd af: demografische ontwikkelingen, participatie, migratie, opleidingsniveau en inkomensongelijkheid. Groeien wordt voor Nederland lastiger, maar we zijn in goed gezelschap Over de hele wereld zijn er nog meer dan genoeg handen beschikbaar om al het werk te doen. Vooral in Azië is een toenemend aandeel van de bevolking hoger opgeleid dat concurreert met de westerse hoger opgeleiden (figuur 14). In hoeverre dat relevant wordt voor de Nederlandse werknemer hangt af van mondiale ontwikkelingen, zoals technologie en globalisering. Wél bevindt de Nederlandse arbeidsmarkt zich exact op dit moment op een keerpunt. Sinds het laatste kwartaal van 21 neemt de potentiële beroepsbevolking in Nederland naar verwachting niet meer toe, maar voor het eerst af (figuur 1). Dit zal de komende jaren doorzetten. Bij ongewijzigd beleid betreft het een daling van in totaal circa 6% tot en met 23. Dit betekent dat elke stijging van de beroepsbevolking moet komen van (1) een stijgende participatie, (2) een toename van de migratie of (3) meer uren werken. Uitgaande van de prognoses van de bevolking zoals in Nederland gemaakt door het CBS, en aannames zoals een herstel van de crisis, met weer gezonde overheidsfinanciën en geen additioneel beleid komt de OECD in een recente rapportage (OESO, 21b) er op uit dat in bijna de hele westerse wereld het arbeidsaanbod tot en met 22 niet tot nauwelijks stijgt (figuur 16). Belangrijke uitzonderingen daarop zijn Australië en de VS, die de groei vooral te danken hebben aan een positief migratiesaldo. Nederland bevindt zich in de middenmoot met een nagenoeg ongewijzigd arbeidsaanbod. Dit is het saldo van een stijgende arbeidsparticipatie en een met,2%-punt per jaar dalende beroepsbevolking. De stijging van de arbeidsparticipatie wordt vooral veroorzaakt doordat oudere cohorten, met een gemiddeld lagere arbeidsparticipatie, van de arbeidsmarkt verdwijnen. Deze worden vervangen door cohorten met een aanmerkelijk hogere participatie (CPB, 29). Hierbij wordt geen rekening gehouden 4 Zie www.arwu.org Figuur 1: Een dalende beroepsbevolking? x 1 personen x 1 personen 12 4 11 4 11 3 1 3 2 1 2 9 1 9 1 8 8 91 94 97 3 6 9 12 1 18 21 24 27 3 Figuur 16: Stijging arbeidsaanbod in westen beperkt % % 1, 1, 1,,, -, -1, -1, 1,,, -, -1, -1, potentiële beroepsbevolking (l-as) 6+ ers (r-as) participatie werkzame beroepsbevolking Bron:CBS, Rabobank 8 Bron: OECD

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer met wijzigingen in beleid, zoals het verhogen van de AOW-leeftijd, versobering van de sociale zekerheid, versoepeling van het ontslagrecht en een ander immigratiebeleid. Vanzelfsprekend kunnen deze factoren bijdragen aan een stijgende beroepsbevolking. Bijvoorbeeld een verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar leidt tot een toename van het arbeidsaanbod met enkele tienden van de beroepsbevolking, afhankelijk van de exacte vormgeving. Daarnaast kunnen andere hervormingen op het gebied van sociale zekerheid bijdragen aan extra arbeidsaanbod. Een andere mogelijke manier om het arbeidsaanbod te laten stijgen, is meer werknemers toe te laten in Nederland. In de CBS-raming wordt uitgegaan van een stabiel vestigingsoverschot van 13. personen per jaar. Dit kan ook aanmerkelijk hoger uitpakken; in 28 was bijvoorbeeld alleen al het migratiesaldo binnen Europa ruim het dubbele (figuur 17). Vooral bij een verdergaande Europese integratie kan dit een bron zijn van groei. De laatste optie voor meer arbeid -meer uren werken- zal een lastige blijven. Het lijkt er op dat dit op dit moment in behoorlijke mate aansluit bij de voorkeuren van werkenden (Stegeman, 28). Ook de groepen die meer participeren, hebben juist een voorkeur om dat voor minder uren te doen (Euwals en Folmer, 29). maar de uitdagingen zijn daarbij groot Onomkeerbaar staat vast dat de Nederlandse beroepsbevolking in toenemende mate in de zorg werkzaam zal zijn. Daarnaast lijkt de trend naar meer dienstverlening ook welhaast onontkoombaar. Dit vraagt andere eigenschappen dan productiewerk. Het legt ook in hogere mate een beslag op juist hoger gekwalificeerd personeel. Ook worden werknemers gemiddeld genomen ouder. In de afgelopen vijftien jaar is de gemiddelde leeftijd van werknemers al met drie jaar gestegen. Vooral in de collectieve sector (onderwijs, openbaar bestuur) slaat de vergrijzing de komende jaren stevig toe (figuur 18). Dit zet zich de komende jaren voort en stelt andere eisen aan scholing, om ook de kennis van oudere werknemers niet te laten slijten en hen zo relevant te houden voor het arbeidsproces. Zie de trendstudie Globalisering, technologie en productiviteit 9

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer Verdergaande globalisering zal de tendens van de afgelopen twintig jaar qua inkomensongelijkheid grosso modo laten voortduren. Afhankelijk van de snelheid van de ontwikkelingen en het overheidsbeleid kan de ongelijkheid mondiaal kleiner worden, waarbij de kans dat dit ook voor Afrika geldt niet al te optimistisch moet worden ingeschat. Voor Nederland is, in zo n verder globaliserende wereld, de kans groot dat vooral hoger opgeleiden hun inkomen zien stijgen en, afhankelijk van het overheidsbeleid, lager opgeleiden in meer of mindere mate achterblijven. Om te kunnen blijven concurreren in een verder globaliserende arbeidsmarkt zijn de uitdagingen groot. Investeren in scholing lijkt in ieder geval hoogst noodzakelijk, wil Nederland kunnen blijven concurreren met opkomende Aziatische economieën. Daarnaast is vergroting van het arbeidsaanbod meer dan ooit gewenst. Een krimpende potentiële beroepsbevolking en werknemers die in Nederland gewend zijn om relatief weinig uren te werken, maken dat meer dan eens noodzakelijk. Wil Nederland aantrekkelijk blijven voor bedrijven, dan moet er in ieder geval voor worden gezorgd dat we genoeg mensen hebben om het werk te doen. Wordt de arbeidsmarkt te krap, dan prijst Nederland zich al snel uit de markt door te hoge lonen. Voor de toekomst zijn er dus uitdagingen genoeg. Figuur 17: Migratiesaldo Nederland naar continent personen personen 7. 7. 6. 6... 4. 4. 3. 3. 2. 2. 1. 1. -1. -1. -2. -2. 96 97 98 99 1 2 3 4 6 7 8 Totaal Afrika Totaal Amerika Totaal Azië Totaal Europa Totaal Oceanië Figuur 18: Gemiddelde leeftijd per sector Horeca Reparatie Landbouw Onroerend goed Bouw Gezondheidszorg Financiele Vervoer Industrie Delfstoffenwinning Openbaar bestuur Onderwijs 2 3 3 4 4 Gemiddelde leeftijd werknemers Bron: CBS Bron: CBS 1

IN23 Trendstudie: Op zoek naar de schaarse werknemer Literatuur Centraal Planbureau (28), Loonongelijkheid in Nederland, in: Centraal Economisch Plan 28, blz. 83-96. Deelen, A., E. jongen en S. Visser (26), Employment protection Legislation; Lessons from theoretical and empirical studies for the Dutch case, CPB Document nr. 13. Es, F. En D. Van Vuuren (21), Een decompositie van de groei van het aandeel zelfstandigen in de beroepsbevolking, TPE digitaal 4(3). Euwals, R. en C. Folmer (29), Arbeidsaanbod en gewerkte uren tot 2, CPB memorandum 22. Euwals, R., R. de Mooij en D. van Vuuren (29), Rethinking retirement; from participation towards allocation, bijzondere publicatie nr. 8. Katz, L.F. en D.H. Autor (1999), Changes in the wage structure and earnings inequality. In: O. Ashenfelter en D. Card (eds) The Handbook of Labor Economics, Volume 3 Lee, D.S. (1999), Wage inequality in the U.S. during the 198s: rising dispersion of falling minimum wage?, Quarterly Jounal of Economics, V114, blz. 941-123. Lemieux, T. (26), Increasing wage inequality: Composition effects, noisy data, or rising demand for skills?, American Economic Review, vol. 96, blz.461-498. OESO (21a), Economic Outlook May, OECD, Parijs OESO (21b), Economic Outlook November, OECD, Parijs OESO (21c), Economic Survey Netherlands, OECD, Parijs Rabobank (21), Demografische krimp: De nieuwe realiteit in perspectief, Rabobank, Utrecht Sala-i-Martin, X., (26), The World distribution of income: Falling poverty and convergence, period, Quarterly Journal of Economics, vol. 121, no. 2, pp. 1639-1666 Stegeman, H., De deeltijdeconomie is een feit: en nu? Themabericht 28/8 11